Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heumen 2023

De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen op 8 juni 2023;

gelezen het voorstel van het Presidium van 6 juni 2023;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

 

Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heumen 2023

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • b.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • c.

    initiatiefvoorstel: voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • d.

    interpellatie: vragen om inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de raadsagenda, teneinde hier vervolgens een debat over te kunnen voeren;

  • e.

    interruptie: een korte verduidelijkende vraag of korte inhoudelijke reactie;

  • f.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • g.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • h.

    voorzitter: de voorzitter van de gemeenteraad of diens vervanger;

  • i.

    wet: Gemeentewet.

 

Artikel 2 Het presidium

  • 1.

    Er is een presidium dat bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. Elk lid heeft één stem, bij staken van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 2.

    Fractievoorzitters wijzen elk een raadslid aan dat hen bij afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 3.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 4.

    Het presidium doet aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies.

  • 5.

    De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar. Raadsleden zijn welkom als toehoorder.

 

Artikel 3 De agendacommissie en het vaststellen van vergaderingen

  • 1.

    Het presidium fungeert als agendacommissie.

  • 2.

    Het heeft als zodanig in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      het voorbereiden en vaststellen van voorlopige agenda’s van raadsavonden, raadscommissie en raadsvergaderingen;

    • b.

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en de raadscommissies;

    • c.

      het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet,

  • 3.

    In aanvulling op de raadscommissievergaderingen als bedoeld in het tweede lid, onder b, vergadert een raadscommissie voorts als haar voorzitter het nodig acht of als ten minste twee fracties schriftelijk, met opgaaf van redenen, daarom verzoeken.

 

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie wordt bijgestaan door de griffier. Bij tussentijdse benoeming wordt voor deze commissie geen lid aangewezen die tot de fractie van het nieuw benoemde lid hoort.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden.

  • 3.

    Een uit het midden aangewezen lid brengt vervolgens verslag van haar bevindingen uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit verslag.

  • 4.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 5.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 5 Benoeming (kandidaat) wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de voorzitter een commissie in overeenkomstig artikel 4, lid 1.

  • 2.

    De commissie onderzoekt of benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • Met het oog op een goede vervulling van de taak van de commissie zoals opgenomen in het derde lid overlegt de (kandidaat) wethouder aan de raad;

    • a.

      Een ondertekende verklaring omtrent alle (neven)functies die hij bekleedt;

    • b.

      Een ondertekende verklaring omtrent financiële belangen;

    • c.

      Een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens omtrent woonplaats, geboorteplaats en geboortedatum;

    • d.

      Indien de benoemde geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is, gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in artikel 36a juncto artikel 10 Gemeentewet.

  • 3.

    De commissie doet verslag van haar bevindingen aan de raad over de benoeming tot wethouder. Indien van toepassing wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in het verslag.

  • 4.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht geven om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en de eindconclusies zijn niet openbaar.

  • 5.

    Het vereiste van ingezetenschap van de (kandidaat) wethouder is vastgelegd in artikel 36a, eerste lid, van de Gemeentewet. De raad kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen, telkens met een periode van ten hoogste een jaar (tweede lid). De raad bepaalt of er sprake is van een bijzonder geval dat de afwijking rechtvaardigt van de wettelijke norm van het vereiste van ingezetenschap.

 

Artikel 6 Raadsfracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als:

    • a.

      Een fractie op een andere manier aangeduid wil worden;

    • b.

      Eén of meer leden van een fractie zich afsplitsen en als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • c.

      Eén of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    • d.

      Twee of meer fracties als één fractie gaan optreden,

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter en het presidium.

  • 5.

    De in lid 4 bedoelde fractienaam bestaat in het geval van :

    • a.

      Een afsplitsing, uit de aanduiding “Groep” gevolgd door de achternaam van de fractievoorzitter

    • b.

      Een samenvoeging van twee of meer fracties, uit de aanduiding die boven de kandidatenlijst van één van de samenvoegende fracties was geplaatst of uit de aanduiding “Groep” gevolgd door de achternaam van de fractievoorzitter

    • c.

      Een fractie die op een andere manier aangeduid wil worden, uit een verkorte versie of afkorting van de aanduiding die boven de kandidatenlijst stond of uit de aanduiding “Groep” gevolgd door de achternaam van de fractievoorzitter.

      Het presidium kan besluiten de in lid 4 bedoelde naam te weigeren indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel G3, vierde lid Kieswet.

  • 6.

    Met de in lid 4 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na mededeling van de naamswijziging.

 

Artikel 7 Commissieleden

  • 1.

    Fracties kunnen maximaal 6 personen van buiten de raad voordragen als commissielid.

  • 2.

    Commissieleden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd. Zij moeten voldoen aan de eisen die de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 89 van de Gemeentewet en artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht aan de raadsleden stelt.

  • 3.

    Overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet legt een commissielid na benoeming door de raad in de raadsvergadering de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af.

  • 4.

    Wijzigingen in de door een commissielid beklede betrekkingen en nevenfuncties, die na de benoeming optreden, deelt het desbetreffende commissielid terstond schriftelijk mee aan de griffier.

  • 5.

    Het commissielidmaatschap eindigt:

    • a.

      Bij schriftelijke opzegging door het commissielid;

    • b.

      Bij schriftelijke opzegging door de voorzitter van de fractie die het commissielid heeft voorgedragen;

    • c.

      Bij installatie van een nieuwe gemeenteraad na verkiezingen;

    • d.

      Indien een fractie niet langer is vertegenwoordigd in de raad;

    • e.

      Bij het niet meer voldoen aan de eisen zoals bedoeld in lid 2.

 

Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

 

Artikel 8 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1.

    De vergaderingen vinden plaats in de regel op donderdag, beginnen om 20.00 uur en worden gehouden in de raadszaal van het gemeentehuis. In overleg met het presidium kan de raadsvoorzitter een andere dag en/of aanvangsuur bepalen of andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 2.

    Als de raadsvergadering niet vóór 23.00 uur kan worden afgerond, bepaalt de voorzitter in overleg met de raad dag, aanvangsuur en plaats van de vergadering waarop de resterende agendapunten worden behandeld. Aangewezen uitloopdag is maandag. Ook kan de raad beslissen om de resterende agendapunten aan te houden en te agenderen voor de eerstvolgende reguliere vergadering.

 

Artikel 9 Oproep en voorlopige agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen vóór een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van een oproep een aanvullende agenda opstellen na voorlegging aan het Presidium. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 3.

    Op de stukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 11, tweede lid, van toepassing.

 

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting dienen van de onderwerpen of voorstellen op een openbare voorlopige agenda worden digitaal beschikbaar gesteld en op de website van de gemeente geplaatst.

  • 2.

    Informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

 

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden door aankondiging digitaal op de website van de gemeente en in het gemeentelijke informatieblad openbaar gemaakt.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering net als de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

  • 3.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

 

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

 

Artikel 12 de voorzitter

  • 1.

    De raadsvoorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde in de vergadering;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde van de gemeenteraad;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet hem verder opdraagt.

  • 2.

    De raad wijst uit zijn midden een waarnemend voorzitter en een tweede waarnemend voorzitter aan.

  • 3.

    Als de voorzitter in de hoedanigheid van burgemeester, portefeuillehouder dan wel collegevoorzitter deelneemt aan het debat, wordt het voorzitterschap vervuld door de waarnemend raadsvoorzitter, tenzij de raad anders beslist.

 

Artikel 13 de griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het presidium en kan aanwezig zijn in raadscommissievergaderingen. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 2.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

 

Artikel 14 Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de voorzitter en de griffier door ondertekening wordt vastgesteld.

 

Artikel 15 zitplaatsen

  • 1.

    De raadsvoorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats.

  • 2.

    Bij aanvang van de zittingsperiode van de raad wijst de voorzitter na overleg met het presidium aan betrokkenen een plaats toe.

  • 3.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 4.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en overige personen die ter vergadering zijn uitgenodigd.

 

Artikel 16 Orde van de vergadering

  • 1.

    Nadat de voorzitter de mededelingen heeft gedaan, wordt overgegaan tot vaststelling van de agenda.

  • 2.

    De raadsvoorzitter en ieder raadslid kunnen bij vaststelling van de agenda en tijdens de vergaderingen mondeling een ordevoorstel doen. Een ordevoorstel wordt direct behandeld. Bij het staken van de stemmen is het ordevoorstel verworpen.

  • 3.

    Een ordevoorstel kan slechts betrekking hebben op:

    • a.

      Het aan de agenda toevoegen van een motie of een interpellatie:

    • b.

      Het wijzigen van de volgorde van de te behandelen agendapunten;

    • c.

      Het afvoeren van een bepaald agendapunt;

    • d.

      Het uitstellen van de behandeling van een agendapunt tot een nader te bepalen tijdstip

    • e.

      Het schorsen van de vergadering voor een bepaalde tijd.

  • 4.

    Na vaststelling van de agenda wordt door middel van loting bepaald welk raadslid het debat opent.

  • 5.

    Wanneer een amendement of motie is ingediend, word in afwijking van lid 4 het debat geopend door de indiener.

 

Artikel 17 Spreekrecht

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die relevant zijn voor de gemeente Heumen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt niet ingesproken over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter open staat of heeft open gestaan.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde personen die van het spreekrecht gebruik willen maken melden dit met opgave van onderwerp uiterlijk vier uur voor de vergadering bij de griffier. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten.

  • 4.

    Zij die zich als sprekers hebben aangemeld krijgen van de voorzitter maximaal 5 minuten het woord. Inspreken gebeurt voor aanvang van de beraadslaging van het betreffende agendapunt.

  • 5.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6.

    De voorzitter kan aan raadsleden het woord verlenen om een verhelderende vraag te stellen aan de vragensteller. De raad kan er in bijzondere gevallen voor kiezen om een hoorzitting te houden die in de plaats komt van het spreekrecht.

 

Artikel 18 Voeren van het woord

  • 1.

    Een lid van de raad voert alleen het woord na het van de voorzitter gekregen te hebben.

  • 2.

    Nadat alle fracties het woord hebben gekregen, wordt het college of de burgemeester in gelegenheid gesteld om te reageren.

  • 3.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of vanaf het spreekgestoelte.

 

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. De raad kan op voorstel van de voorzitter regels stellen omtrent spreektijd.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel. Naast hen mag de fractievoorzitter het woord voeren over het onderwerp.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een amendement, een subamendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging daarover.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

 

Artikel 20 Handhaving orde, schorsing

  • 1.

    Een spreker mag niet in zijn betoog worden gestoord, tenzij:

    • a.

      De voorzitter het nodig oordeelt het lid aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

    • b.

      Een raadslid de spreker interrumpeert. Tijdens de eerste termijn mag elk raadslid de spreker ten hoogste tweemaal interrumperen. Tijdens de tweede termijn zijn interrupties ongelimiteerd toegestaan.)De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Op voorstel van een lid kan de vergadering voor een door de voorzitter te bepalen tijd geschorst worden.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

 

Paragraaf 3 Stemmingen

 

Artikel 22 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder raadslid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

 

Artikel 23 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen de stemming plaats over het voorstel zoals het dan in zijn geheel luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

 

Artikel 24 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de wet niet aan de stemming hebben deelgenomen.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad en wordt er gestemd door middel van handopsteking.

  • 4.

    Als een raadslid uitdrukkelijk om hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter bij loting door stemcijfer de raadsleden op alfabetische volgorde van de presentielijst bij naam op hun stem uit te brengen.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, die zicht niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelname aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door ‘voor’ of ‘tegen’ te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

 

Artikel 25 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op een eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

 

Artikel 26 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden, die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelname aan stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden, dat verplicht en bevoegd is zijn stem uit te brengen. Als de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes ongeopend vernietigd en vervolgens wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Een stem wordt uitgebracht door middel van doorhaling op het stembriefje van het woord “voor” of “tegen”. Als bij keuze door middel van doorhaling uit meerdere kandidaten bij alle personen “voor “ wordt doorgehaald, wordt dit aangemerkt als een geldig uitgebrachte stem tegen alle kandidaten.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

  • 7.

    De stembriefjes worden onmiddellijk na vaststelling van de uitslag door de griffier vernietigd.

 

Artikel 27 Herstemming over personen

  • 1.

    Als bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Als ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de wet, worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, de leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      Een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      Een ondertekend stembriefje;

    • c.

      Een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      Een stembriefje waarbij, als het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd, die niet is voorgedragen;

    • e.

      Een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 4.

    Als bij een tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

 

Artikel 28 Beslissing door het lot

  • 1.

    Als het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembus gestopt en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembus en degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

 

Paragraaf 4 Verslaglegging en ingekomen stukken

 

Artikel 29 besluitenlijst en (geluids) opname

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor een besluitenlijst van de raadsvergadering.

  • 2.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering, maar in ieder geval gelijktijdig met de schriftelijke oproep openbaar gemaakt op de gemeentelijke website.

  • 3.

    De besluitenlijst van de vorige vergadering wordt bij het begin van de vergadering vastgesteld. Voorstellen tot verandering dienen voor aanvang bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst bevat tenminste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de raadsleden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een aantekening van welke raadsleden afwezig waren;

    • c.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest met de tekst van de genomen besluiten hierover;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

  • 5.

    De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze wordt ondertekend door de voorzitter en griffier.

  • 6.

    Van de raadsvergaderingen worden (geluids)opnamen gemaakt, die op de website van de gemeente worden geplaatst.

 

Artikel 30 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken en raadsmededelingen van het college worden op een lijst geplaatst. De lijst is vast agendapunt van de raadsvergadering en wordt gepubliceerd op de website;

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3.

    De raadsleden kunnen bij de behandeling van de lijst ingekomen stukken toelichtende vragen stellen en stukken voor behandeling doorverwijzen naar een commissievergadering of de eerstvolgende raadsvergadering. De doorverwezen stukken zijn dan niet vastgesteld. Over de inhoud van de stukken vindt geen beraadslaging plaats.

 

Paragraaf 5 Besloten raadsvergaderingen

 

Artikel 31 Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten vergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dit niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 32 Verslag besloten vergadering

  • 1.

    De conceptbesluitenlijsten van besloten vergaderingen worden niet gepubliceerd, maar liggen uitsluitend voor de raadsleden ter inzage bij de griffier.

  • 2.

    De besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op de vastgestelde besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 33 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89 vierde lid van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

Hoofdstuk 3 Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

 

 

Artikel 34 Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Ieder raadslid kan amendementen en subamendementen indienen bij de voorzitter tot het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben. Dit gebeurt schriftelijk, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst hebben getekend.

  • 3.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

 

Artikel 35 Moties

  • 1.

    Ieder raadslid kan in de raadsvergadering schriftelijk een motie indienen bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft. Uitgezonderd de behandeling van een motie vreemd aan de orde van de dag.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

 

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Ieder raadslid kan initiatiefvoorstellen indienen. Een initiatiefvoorstel wordt in behandeling genomen, als het schriftelijk, met een ontwerpbesluit en duidelijk geformuleerd bij de griffier wordt ingediend. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2.

    Het college kan voor de behandeling in de commissie, binnen twee weken, nadat het schriftelijk ter kennis is gesteld wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen. Dit kan ofwel schriftelijk van te voren of mondeling in de vergadering.

  • 3.

    Het presidium plaatst het voorstel, als het voldoet aan de criteria van het eerste lid, op de agenda voor de eerstvolgende reguliere vergadering, of als de agenda voor die vergadering al verzonden is, op de agenda van de daaropvolgende reguliere vergadering.

  • 4.

    Het initiatiefvoorstel wordt voor behandeling in de raad eerst voor advies behandeld in de functionele raadscommissie.

  • 5.

    De raad neemt een initiatiefvoorstel niet in behandeling als het in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening.

  • 6.

    Intrekking door de indiener(s) van het initiatiefvoorstel is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 37 Collegevoorstel

  • 1.

    Aanleveren van stukken voor de raad moet 5 werkdagen voor de vergadering van het presidium aan de griffier. Als dit niet lukt, doet de indiener van het stuk een gemotiveerd schriftelijk verzoek voor latere aanlevering.

  • 2.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering, wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 3.

    Als het presidium van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt het presidium binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

 

Artikel 38 Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval een duidelijke omschrijving van het onderwerp en de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Over verzoeken die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende vergadering bij vaststelling van de agenda gestemd. In andere gevallen tijdens de daarop volgende raadsvergadering.

  • 4.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

 

Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stuurt het verantwoordelijk collegelid de vragensteller een gemotiveerd tussenbericht via de griffier, met de termijn waarbinnen beantwoording plaatsvindt. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 6.

    Als een raadslid nader inlichtingen wenst over de beantwoording verloopt dit via de procedure ingekomen stukken zoals geregeld in artikel 30 van dit reglement.

 

Artikel 40 vragenhalfuur

  • 1.

    Direct na opening vindt het vragenhalfuur plaats, tenzij bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur eindigt.

  • 2.

    Raadsleden die tijdens het vragenhalfuur vragen willen stellen, melden dit onder aanduiding van het onderwerp en de vragen ten minste 24 uur voor het begin van de vergadering bij de griffier. Deze stelt de voorzitter en het college daarvan in kennis.

  • 3.

    De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen, als het onderwerp niet voldoende nauwkeurig is aangegeven, het onderwerp in diezelfde raadsvergadering aan de orde komt of niet actueel is.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde en per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, het college, de burgemeester en de overige leden van de raad.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om het zij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

 

Artikel 41 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, lid3 en 180, lid 3 van de wet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen drie weken nadat het verzoek is ingediend.

 

Hoofdstuk 4 Burgerinitiatief

 

 

Artikel 42 Omschrijving burgerinitiatief

In dit reglement wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde ter plaatsing op de agenda van de vergadering van de raad.

 

Artikel 43 Eisen aan het verzoek

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Geldig is het verzoek dat door ten minste 10 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund.

 

Artikel 44 Initiatiefgerechtigden

  • 1.

    Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad. Ook ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad, zijn initiatiefgerechtigd.

  • 2.

    Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

 

Artikel 45 Uitsluitingen

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of;

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan 1 jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

 

Artikel 46 Indiening van het verzoek

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de griffier.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en;

    • d.

      een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3.

    Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het door de griffier te verstrekken model.

 

Artikel 47 Behandeling en besluitvorming van het verzoek

  • 1.

    Het presidium beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raadcommissie en de raad wordt geplaatst.

  • 2.

    Indien het presidium het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 44, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Indien het presidium het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende raadscommissie en vergadering van de raad.

  • 4.

    De griffier nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergaderingen de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling toe te lichten.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit via het huis-aan-huisblad en de website van de gemeente.

  • 6.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan indiener.

 

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

 

 

Artikel 48 verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, doet schriftelijk verslag aan de raad over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2.

    Ieder raadslid kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing;

  • 3.

    Wanneer een raadslid een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het houden van een interpellatie ex artikel 39, zijn van overeenkomstige toepassing;

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris heeft benoemd.

 

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

 

 

Artikel 49 Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare raadsvergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

 

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen of die van de griffier.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

 

Artikel 51 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het

reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

 

Artikel 52 Intrekken oude reglement

Het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heumen 2021 wordt ingetrokken.

 

Artikel 53 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit Reglement treedt in werking met ingang van 8 juni 2023.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heumen 2023.

 

 

 

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Heumen in zijn openbare vergadering van 8 juni 2023,

 

DE RAAD VOORNOEMD

 

de griffier,

 

de voorzitter,

 

 

 

drs. M.J.H.N. Collombon

 

mr. J.W.M.S. Minses

 

 

 

 

Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de wet kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

 

Naar boven