Gemeenteblad van Brummen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brummen | Gemeenteblad 2023, 345256 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brummen | Gemeenteblad 2023, 345256 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
NOTA INVESTERINGS- EN AFSCHRIJVINGSBELEID 2023, GEMEENTE BRUMMEN
Voor u ligt de ‘Nota investerings- en afschrijvingsbeleid 2023’. Deze nota is een nadere uitwerking van het kader rondom investeren zoals dat is opgenomen in de financiële verordening en vervangt de nota investerings- en afschrijvingsbeleid 2018. Deze actualisering van het investeringsbeleid is noodzakelijk vanwege nieuwe ontwikkelingen in het Besluit Begroting en Verantwoording, die in 2020 van kracht zijn geworden.
Deze nota geeft verder inzicht in de uitgangspunten om bepaalde investeringen te activeren (op de balans te presenteren) en de termijn waarop deze investeringen worden afgeschreven. Een groot deel van het gemeentelijk investeringsbeleid is vastgelegd in de externe wetgeving. Echter op bepaalde punten is sprake van enige beleidsvrijheid voor een gemeente. Daarnaast zijn de afschrijvingstermijnen aangepast aan de actualiteit. Hieruit vloeien naar verwachting geen financiële consequenties uit voort.
Overzicht van de gemeentelijke beleidskeuzes: deze zijn aangepast aan de meest recente regelgeving van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording)
Voor u ligt de nota investerings- en afschrijvingsbeleid.
De regels voor investeren en afschrijven staan in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
De gemeente kan aanvullende regels stellen en doet dit ook, namelijk in de Financiële verordening en de nota investerings- en afschrijvingsbeleid.
De nota geeft het kader weer voor het aangaan, activeren, waarderen en afschrijven van activa. De huidige nota investerings- en afschrijvingsbeleid dateert van 2018 |(kenmerk Z003597 / INT18.3327) en wordt geactualiseerd met deze nota. De nota investerings- en afschrijvingsbeleid treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2022. De nota investerings- en afschrijvingsbeleid uit 2018 wordt ingetrokken.
De meest relevante doorgevoerde wijziging in de uitgangspunten in deze versie betreft een verhoogde drempelwaarde voor investeringen welke niet geactiveerd worden van € 12.500 naar € 25.000.
De doelstelling van deze nota is het (her-)formuleren van beleid en vastlegging van uniforme regels voor:
Deze nota is een nadere uitwerking van het kader zoals dat is weergegeven in de financiële verordening van de gemeente Brummen. De uitgangspunten van deze nota worden onder andere toegepast bij het opstellen van de begroting en de jaarstukken.
De doelstelling van deze nota is daarnaast het actualiseren van de afschrijvingstabel en het meenemen in het beleid van de meeste recente stellige uitspraken van de Commissie BBV.
In deze nota worden uitgangspunten weergegeven in omkaderde vakken. In de tekst voorafgaand aan de uitgangspunten wordt de onderbouwing gegeven van het betreffende uitgangspunt.
In Hoofdstuk V van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn de wettelijke regels voor waarderen, activeren en afschrijven opgenomen.
In januari 2020 heeft de commissie BBV de notitie Materiele Vaste Activa uitgebracht. De notitie geeft met stellige uitspraken een interpretatie van de regelgeving in het BBV. In Brummen wordt hiermee rekening gehouden. Voor een overzicht van deze uitspraken zie bijlage 2.
Verder bevat de notitie een aanbeveling om de wijze waarop investeringen en afschrijvingen wordt omgegaan vast te leggen. In Brummen wordt dit via deze nota gedaan.
De nota geldt voor alle investeringen, behalve voor investeringen binnen de grondexploitatie (MPG).
Voor investeringen in grond geldt de Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken van de Commissie BBV.
Aan de keuzes die in deze nota worden gemaakt, liggen verschillende uitgangspunten ten grondslag.
In de financiële verordening van de gemeente Brummen wordt verwezen naar het bestaan van deze nota, met daarbij een aantal randvoorwaarden. De verordening geeft aan dat de nota investerings-en afschrijvingsbeleid wordt geactualiseerd als dat nodig is.
Plaats binnen beheersinstrumentarium
De nota investerings- en afschrijvingsbeleid is een instrument dat zorgt voor het eenduidig omgaan met gemeentelijke investeringen. De nota bakent de formele kaders af waarbinnen het college van burgemeester en wethouders en het ambtelijk apparaat moeten omgaan met investeringen en afschrijvingen.
Deze nota vervult een ondersteunende rol in het beleidsproces. Elementen van de nota zullen terug te vinden zijn in de overige plannings- en controldocumenten als de Programmabegroting, de bestuursrapportages en de Jaarstukken.
Aan de keuzes die in deze nota worden gemaakt, liggen verschillende uitgangspunten ten grondslag. Die uitgangspunten zijn:
Niet elke uitgave die de gemeente doet, wordt tot de investeringen gerekend. Een investering is een uitgave van bepaalde omvang (zie adviespunt 8), waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. Het is dan ook logisch dat ook de lasten (de kapitaallasten) gespreid worden over een langere periode.
Jaarlijks terugkerende uitgaven komen regulier ten laste van de exploitatiebudgetten in de
2.2 Inpassing in de planning en controlcyclus
Investeringen nemen een positie in binnen de planning- en controlcyclus. Het investeringsprogramma maakt onderdeel uit van de programmabegroting. Daarnaast komt (de stand van zaken van) de investeringen aan de orde in alle producten van de planning- en controlcyclus. Hiermee maken zij deel uit van de cyclus van plannen, begroten en verantwoorden. Onderstaand wordt aangegeven hoe de investeringen in de diverse planning- en controldocumenten aan de orde komen.
De jaarlijkse cyclus begint bij de perspectiefnota. In de perspectiefnota worden de investeringen in het komende begrotingsjaar opgenomen en in beeld gebracht.
In de programmabegroting worden de investeringen opgenomen. Middels vaststelling van de programmabegroting autoriseert de raad de budgetten voor de programma’s en de geplande investeringen. Het college kan vervolgens uitvoering geven aan het realiseren van de investeringen. Door vaststelling van de begroting ontstaat ook de opdracht om de geplande investeringen binnen de afgesproken periode en met de beschikbaar gestelde middelen te realiseren.
In de bestuursrapportages worden afwijkingen rondom de in uitvoering zijnde investeringsprojecten toegelicht aan de raad. Waar nodig kan worden bijgestuurd op de financiële of inhoudelijke planning.
In de Jaarstukken legt het college verantwoording af over de realisatie van de in de begroting opgenomen investeringen. In de toelichting op de balans bij de jaarstukken wordt een financieel overzicht verstrekt van de lopende kredieten en de af te sluiten kredieten.
Bij investeringsbevoegdheden kunnen de volgende stappen worden onderscheiden:
A.) Vasstellen van investeringskredieten
Kredieten worden vastgesteld door de gemeenteraad. Dit gebeurt door hiervoor een bedrag in de programmabegroting (of in een begrotingswijziging) op te nemen. Bij de noodzaak tot doorschuiven van investeringskredieten langer dan 2 jaar wordt hiervoor een beslispunt bij de Jaarstukken opgenomen. (zie E)
De raad neemt soms “principebesluiten”. Dit zijn besluiten waarbij door de raad wordt ingestemd met een ontwikkeling, waarbij uitgangspunten worden vastgesteld of waarbij een grensbedrag voor een investering wordt bepaald. Principebesluiten hebben in het kader van het investeringsbeleid echter geen status. Pas na een aanvullende onderbouwing van het College kan de Raad overgaan tot het vaststellen van een investeringskrediet (apart besluit).
B.) Vrijgeven van investeringskredieten
Het is goed mogelijk, dat de raad meer “ invloed” wil hebben op het vrijgeven van kredieten, vooral als het gaat om uitbreidingsinvesteringen of investeringen die een bepaald bedrag te boven gaan. In de programmabegroting worden alle investeringen in één overzicht gemaakt. Uit dit overzicht blijkt ook welke investering nog nadere besluitvorming vereist.
C.) Uitvoeren van investeringskredieten
Het college van B&W is belast met de uitvoering van de programmabegroting en beschikt daarvoor over een productenraming. Over de resultaten van de uitvoering legt het college verantwoording af aan de raad, in de regel in de jaarstukken.
D.) Aanwenden van investeringskredieten
Op ambtelijk niveau is de bevoegdheid tot het aanwenden van investeringskredieten neergelegd bij de budgethouders.
E.) Doorschuiven van investeringskredieten
De budgethouder geeft in het jaarverslag onderbouwd aan om niet bestede investeringskredieten wel of niet door te schuiven naar het volgende jaar. Kredieten mogen maximaal 2 jaren doorgeschoven worden. (Startjaar + 2 jaar voor restant).
F.) Afsluiten van investeringskredieten
Kredieten worden afgesloten uiterlijk op de einddatum die is afgesproken bij autorisatie van het krediet. Kredieten kunnen op elk moment worden afgesloten, waarbij de verantwoordelijk budgethouder verantwoording aflegt over de inhoudelijke en financiële afronding (overschrijding altijd melden/onderschrijding 10%, minimaal € 10.000) van het krediet.
Indien het krediet niet binnen de inhoudelijke en/of financiële afspraken kan worden afgesloten, moet de budgethouder toelichten wat daarvan de oorzaak is en hoe het knelpunt wordt opgelost. Indien het knelpunt en/ of de oplossing buiten de bevoegdheid van het college valt dan moet een voorstel voor kredietafsluiting aan de raad worden voorgelegd.
Op de balans worden de activa onderscheiden in de vaste en de vlottende activa. Investeringen worden verantwoord onder de vaste activa. Het BBV hanteert de volgende soorten vaste activa:
3.1.1 Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa bestaan volgens artikel 34 van het BBV uit:
Kosten verbonden aan het afsluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio
Kosten worden niet geactiveerd, maar ineens als last in het actuele jaar verantwoord. Het zijn kosten waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. Agio en disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.
De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio worden niet geactiveerd. |
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief
Kosten van onderzoek en ontwikkeling moeten in maximaal 5 jaar worden afgeschreven en er moet zijn
voldaan aan de voorwaarden in artikel 60 van het BBV, te weten:
Bijdrage in activa in eigendom van derden
In het BBV worden voorwaarden gesteld aan het mogen activeren van bijdragen aan activa in eigendom van derden. Indien aan één of meerdere van deze voorwaarden niet wordt voldaan, mag niet geactiveerd worden.
In Brummen wordt ervoor gekozen om activa van derden niet te activeren.
Volgens artikel 35 van het BBV bestaan er drie soorten materiële vaste activa:
investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Deze investeringen moeten volgens artikel 59 lid 1 van het BBV worden geactiveerd en herkenbaar worden opgenomen op de balans van de gemeente. Een uitzondering wordt gemaakt voor kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde, zoals een schilderij van een beroemd kunstenaar. Deze worden niet geactiveerd volgens artikel 59 lid 2 van het BBV.
Het vernieuwde BBV heeft in het kader van de uniformiteit, transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten, het zogenaamde netto activeren verplicht gesteld. Dit houdt in dat eventuele bijdragen van derden in aftrek moeten worden gebracht op de investering. Het verrekenen van bijdragen uit reserves is met ingang van 2017 niet meer toegestaan. Reserves mogen alleen worden ingezet ter dekking van de afschrijvingslasten.
Kosten voor voorbereiding investeringen
Dat betreft kosten voor planvorming, tekeningen, et cetera. Deze kunnen worden meegenomen in de investering wanneer deze kosten volledig daaraan kunnen worden toegerekend.
Investeringen met economisch nut
Dit zijn de investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/ of verhandelbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn investeringen in gebouwen, vervoermiddelen, installaties, automatisering en ook investeringen in afvalstoffenverzameling en riolering. Deze laatste investeringen vallen onder de categorie investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
Het gaat bij economisch nut nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. De gemeente kan er zelf voor kiezen om ergens geen of geen kostendekkend tarief te rekenen, maar die keuze is niet van invloed op de vraag of het actief economisch nut heeft en moet worden geactiveerd. Eenzelfde redenering geldt voor de verhandelbaarheid. Voor panden in eigendom van de gemeente geldt dat de boekwaarde niet hoger mag zijn dan de woz-waarde. In voorkomende gevallen wordt de boekwaarde extra afgeschreven.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappeli j k nut
Dit betreft investeringen in de openbare ruimte, zoals wegen, bruggen en openbaar groen. Deze investeringen genereren geen middelen en er is geen markt voor. Het vernieuwde BBV bepaalt in artikel 59 lid 1 dat er geen keuze meer is om deze investeringen wel of niet te activeren. Ook investeringen met een maatschappelijk nut moeten derhalve worden geactiveerd.
In de staat van activa komen enkele leningen aan derden voor. De aflossing hiervan wordt jaarlijks in mindering gebracht op de restantschuld.
Bij aandelen die bij de gemeente in bezit zijn (o.a. BNG) mag worden verwacht dat in de loop van de tijd geen waardevermindering optreedt. In verband hiermee vindt geen afschrijving op aandelen plaats, tenzij de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs. In dat geval wordt de marktwaarde gehanteerd (minimumwaarderingsregel)
3.2 Criteria voor het activeren van activa
Het is niet praktisch om alle investeringen die in aanmerking komen om geactiveerd te worden ook daadwerkelijk te activeren. De commissie BBV doet in haar notitie rondom verkrijging en vervaardiging van kapitaalgoederen vanuit efficiency-oogpunt de aanbeveling om een minimale omvang voor het activeren van vaste activa te hanteren. Hierdoor wordt de staat van activa niet belast met veel kleine investerings- en afschrijvingsbedragen. Tevens worden extra administratieve handelingen voorkomen. Investeringen welke niet worden geactiveerd, worden in één keer als last genomen in de exploitatie.
Voorgesteld wordt, conform de huidige werkwijze, voor de rioolrenovaties, groot onderhoud aan wegen en gebouwen een uitzondering te maken op de afschrijvingsregels. De huidige systematiek is dat op basis van onderhoudsplannen jaarlijks ten laste van de exploitatie een storting in een reserve of voorziening plaatsvindt. De renovaties, het groot onderhoud of de vervangingen zelf worden vervolgens in een keer ten laste van de voorziening gedekt. D.m.v. de onderhouds- en investeringsplannen en het actualiseren (door de Raad) daarvan is gewaarborgd dat de jaarlijkse lasten van de investeringen tijdig in de begroting worden verwerkt. Deze systematiek kan ook binnen het BBV gecontinueerd worden.
Verder vormt de categorie gronden en terreinen een uitzondering. Volgens het BBV worden deze altijd geactiveerd, maar er wordt niet op afgeschreven.
Voorgesteld wordt om de volgende (minimum-)uitgangspunten te hanteren om te bepalen of een investering wordt geactiveerd:
Activa met een exploitatieduur van 2 jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht. |
De activa die op de balans van de gemeente worden opgenomen vertegenwoordigen een bepaalde waarde. De gekozen systematiek voor de waardering is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die worden behaald. Het BBV geeft strikte regels voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat financiële resultaten kunnen worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat financiële gegevens in de loop der tijd vergelijkbaar blijven.
De hoofdregel voor waardering van activa is opgenomen in artikel 63 van het BBV: activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Bij onze gemeente worden activa gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, exclusief toegerekende uren (uren x uurtarief zonder verdere opslag) en overige indirecte kosten (overhead), rente wordt niet geactiveerd. Voorgesteld wordt dit uitgangspunt te continueren.
Extra aandacht moet worden besteed aan de BTW. Er wordt geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel of verrekenbaar is. Compensabele BTW wordt niet als last beschouwd. Niet compensabele BTW of niet verrekenbare BTW verhoogt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en daarmee ook de waardering van het actief.
In de loop der tijd kan de reële waarde van een activum veranderen ten opzichte van de waarde die op de balans is opgenomen. Die reële waarde kan zowel hoger als lager zijn. Het kan dan nodig zijn om een correctie te maken op de balans. Opwaardering vindt, rekening houdend met de andere BBV regels, niet plaats. Een duurzame waardevermindering moet wel worden verwerkt in de balans middels een extra afschrijving. In artikel 65 van het BBV is bepaald dat deze afwaardering moet plaatsvinden onafhankelijk van het resultaat. Daarnaast is bepaald dat een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buiten gebruikstelling.
Op het moment dat een desinvestering plaatsvindt, wordt de boekwinst of het boekverlies in het resultaat van het betreffende jaar verwerkt en niet verrekend met de verkrijgingsprijs van een nieuw actief. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV.
De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.
De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:
Gebouw: afschrijving in 40 jaar;
Technische installaties (bijvoorbeeld verwarming): afschrijving in 15 jaar;
Kantoorinventaris: afschrijving in 10 jaar.
De componentenregeling wordt vanaf 2018 toegepast bij nieuwe investeringen in gebouwen.
De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdelingafzonderlijk geactiveerd en afgeschreven.
De commissie BBV doet overigens de aanbeveling om de componentenregeling alleen toe te passen voor investeringen met een economisch nut. Hierbij moet met name gedacht worden aan gebouwen en rioleringen.
Het gebruik van vaste activa strekt zich uit over meerdere jaren. Door technische slijtage of economische veroudering daalt de waarde. Het zichtbaar maken van de waardevermindering in de jaarlijkse exploitatie wordt afschrijven genoemd. Bij het bepalen van de juiste afschrijving moeten de economische gebruiksduur en de wijze van afschrijven in ogenschouw worden genomen.
Er bestaan verschillende methoden voor afschrijving. Het BBV laat de gemeenten vrij in de keuze van een methode. De meest voorkomende methoden bij gemeenten zijn:
Bij de lineaire afschrijvingsmethode wordt jaarlijks een vast percentage van de
aanschafwaarde (verminderd met eventuele restwaarde) afgeschreven. Hierdoor daalt de boekwaarde van het actief jaarlijks met eenzelfde bedrag. De rentelasten dalen bij toepassing van deze methode naarmate de jaren verstrijken, door de jaarlijkse afname van de boekwaarde van het actief. Bij de annuïteitenmethode blijft de jaarlijkse kapitaallast (= afschrijving + rente) gelijk. De rentelast is gedurende een langere periode de grootste component van de kapitaallast en daalt in de loop van de gebruiksperiode steeds sneller,
waardoor het gedeelte voor afschrijving omgekeerd evenredig stijgt.
In Brummen wordt de lineaire methode gebruikt.
Bij dit systeem wordt elke investering gedurende de gehele looptijd belast met een vast bedrag aan afschrijving, aangevuld met een wisselend (dalend) bedrag aan rente, op basis van een gemiddeld rentepercentage. Een systeem dat praktisch en hanteerbaar is en voldoet aan de begrotingsvoorschriften. Verder houdt de lineaire methode beter rekening met de relatief sterke waardedaling in de eerste jaren van de gebruiksperiode en de stijgende onderhoudslasten bij veroudering.
De restwaarde van een actief aan het eind van de gebruiksperiode is van tevoren vaak lastig in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Wel zal worden onderzocht of er mogelijkheden zijn rondom het toepassen van restwaarden. De Raad bepaalt of er een restwaarde wordt gehanteerd in specifieke situaties.
Voor de hierna genoemde kantoorpanden en onderwijs-/welzijnsgebouwen wordt een uitzondering gemaakt. Voor deze gebouwen geldt een restwaarde van 25% van de WOZ-waarde en wordt als basis uitgegaan van de WOZ waarde per 1-1-2018 van al in gebruik genomen gebouwen. Voor nieuwe gebouwen wordt uitgegaan van de WOZ waarde per 1 januari van het jaar van ingebruikname.
Bij de volgende gebouwen wordt gerekend met een restwaarde van 25% van de WOZ-waarde per 1-1-2018.
Gemeentehuis Engelenburgerlaan 31, Gemeentewerf Brummen Oude Eerbeekseweg 40, Servicepunt Eerbeek Stuyvenburchstraat 66,
MFC Troelstralaan 45-49, MFC Meengatstraat 23-25A, MFC Beethovenstraat 18-20A, MFC Illinckstraat 15-21 en Kinderopvang
Voor MFC aan de Lorentzstraat rekening houden met een restwaarde van 25% van de WOZ-waarde per 1-1-2019
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur moet volgens artikel 64 lid 3 BBV worden afgeschreven. De gebruiksduur wordt bepaald door de technische en economische levensduur. Op grond wordt niet afgeschreven. De afschrijvingstermijnen moeten consistent worden toegepast en mogen alleen bij gegronde reden worden aangepast. In bijlage 2 zijn de bij de gemeente Brummen gehanteerde afschrijvingstermijnen opgenomen, welke vanaf het moment van vaststelling van deze nota gelden.
5.5 Ingangsmoment van de afschrijvingen
De commissie BBV doet de aanbeveling om vast te leggen vanaf welk moment wordt begonnen met afschrijven. Hierbij zijn diverse alternatieven denkbaar, zoals:
De gemeente Brummen sluit aan bij de laatste keuze: de afschrijvingslasten starten op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt.
In het kader van de uniformiteit, transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten is het vanaf 2018 verplicht de toe te rekenen rente aan investeringen te berekenen op basis van een jaarlijks vast te stellen “rente-omslag”.
De omslagrente wordt bij de begroting berekend door de werkelijk aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De omslagrente moet vervolgens op consistente en eenduidige wijze worden toegerekend aan de individuele activa. Het is niet toegestaan om per investering of taakveld te differentiëren in het toe te rekenen rentepercentage.
Conform de richtlijnen van de BBV mag het begrote rentepercentage niet meer dan 0,5% afwijken van het werkelijke omslagpercentage.
Indien de werkelijke rentelasten die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast afwijken van de rentelasten die op basis van de voorgecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, kan de gemeente besluiten tot correctie. Zo’n correctie wordt verplicht gesteld indien deze afwijking groter is dan 25%.
Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit financiering van de investering. De combinatie van rente en afschrijving vormen de kapitaallasten die zowel in de begroting als in de jaarrekening ten laste van de exploitatie worden gebracht.
Conform hetgeen gesteld in de financiële verordening wordt de aan activa toegerekende rente berekend op basis van de renteomslag. Dit betekent dat periodiek de geraamde rentekosten van de gemeente worden berekend.
De rente wordt als volgt toegerekend:
De gevolgen van de diverse adviezen:
De hiervoor genoemde adviezen hebben directe financiële gevolgen voor het jaarlijks vast te stellen resultaat. In de samenvatting op pagina 3 is dit zichtbaar gemaakt.
Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 23 maart 2023.
De gemeente raad van gemeente Brummen,
Voorzitter A.J. van Hedel
Griffier D.D. Balduk
De bezittingen van een gemeente. Activa worden verdeeld in vaste en vlottende activa.
Het opnemen van investeringen op de balans van de gemeente.
Afschrijven is het boekhoudkundig laten zien dat de waarde van activa in de loop van de tijd afneemt. Deze waarde afname wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische veroudering. Het afschrijvingsbedrag hangt af van de gebruiksduur en restwaarde van de investering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de jaarlijkse afschrijvingslasten.
Agio c.q. disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.
Annuïtaire afschrijvingsmethode:
Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt de verhouding andersom.
Raadsbesluit met regels voor financieel beheer en administratie.
Afkorting voor “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten”.
De waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.
Activa slijten op twee manieren. Aan de ene kant door het gebruik, de zogeheten technische slijtage. Aan de andere kant doordat ze verouderen: er komen bijvoorbeeld nieuwe machines op de markt waarin de nieuwste technische kennis is verwerkt. Deze veroudering wordt economische slijtage genoemd.
Is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen zoals bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen.
Immateriële vaste activa onderscheiden zich van materiële vaste activa doordat ze geen tastbare vorm hebben en dus onzichtbaar zijn. Ze hebben met materiële vaste activa echter gemeen, dat ze langdurig bruikbaar zijn.
Het aanschaffen of zelf produceren van activa. Hierbij is het de bedoeling de bedrijfsmiddelen meerdere jaren te gebruiken.
Investeringen met economisch nut:
Activa die geld kunnen opleveren of die verhandelbaar zijn (er is een markt voor), zoals gebouwen; deze moeten worden geactiveerd.
Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut:
Activa in de openbare ruimte die een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d.. Deze moeten tevens worden geactiveerd.
Bedrag dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor het doen van een investering.
Goederen die meerdere jaren nut geven; denk aan wegen, gebouwen, riolen.
De jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.
Lineaire afschrijvingsmethode:
Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. De afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van de daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.
Dit zijn investeringsuitgaven waar bezittingen tegenover staan van stoffelijke aard, waarvan de
gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast.
Uitvoering van preventieve dan wel correctieve maatregelen om een object in goede staat (op een vooraf bepaald kwaliteitsniveau) te houden of te brengen.
Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente.
Dit is de geschatte waarde dat een actief vermoedelijk nog zal hebben op het moment dat je hem niet meer kunt gebruiken c.q. de afschrijving loopt.
Het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voordat het technisch versleten is.
De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verdeeld in immateriële, materiële en financiële vaste activa.
Het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen; dit betreft zowel de inkoopprijs als de bijkomende kosten.
De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.
De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld.
Voorbeelden hiervan zijn voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).
BIJLAGE 2: Stellige uitspraken commissie BBV
Deze stellige uitspraken zijn ontleend aan de Notitie Materiële Vaste Activa van de commissie BBV, verschenen in november 2019.
Onder recent beheerplan wordt een beheerplan verstaan van maximaal 5 jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Deze 5 jaar dient te worden gehanteerd als richttermijn waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een gemotiveerde afwijking houdt in dat deze motivatie is geautoriseerd door de raad en verantwoord is in de paragraaf “onderhoud kapitaallasten” van de begroting en de jaarstukken;
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-345256.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.