Verkeersbesluit aanduiden fietsstroken en deels verwijderen parkeerverbod Leidsevaart

Nr. 2022/1771629

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem,

gelet op de Wegenwet, de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990), het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: BABW) en de Uitvoeringsvoorschriften van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (hierna: Uitvoeringsvoorschriften BABW).

Overwegende:

dat de Leidsevaart gelegen is binnen de bebouwde kom van Haarlem;

dat de Leidsevaart in beheer is bij de gemeente Haarlem;

dat de Leidsevaart een weg is als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de WVW 1994;

dat gelet op bovengenoemd artikel het college van burgemeester en wethouders van Haarlem bevoegd is verkeersbesluiten te nemen voor deze weg;

dat de bevoegdheid voor het nemen van verkeersbesluiten door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem is gemandateerd aan het afdelingshoofd Beheer en Beleid Openbare Ruimte;

dat de gemeentelijke wegencategorisering van Haarlem is opgenomen in de Structuurvisie Openbare Ruimte (hierna: SOR);

dat deze categorisering aansluit op de categorisering, zoals bedoeld in het landelijke beleid Duurzaam Veilig;

dat de Leidsevaart gecategoriseerd is als een gebiedsontsluitingsweg;

dat op een gebiedsontsluitingsweg de verkeersfunctie belangrijker is dan de verblijfsfunctie;

dat de Leidsevaart een voorrangsweg is en een snelheidsregime kent van 50 kilometer per uur met aan weerszijden van de rijbaan parkeerverboden;

dat de Leidsevaart in de SOR benoemd is als onderdeel van het fietsnetwerk en van de recreatieroutes voor voetgangers en fietsers;

dat, behoudens korte stukjes suggestiestrook, op of langs de rijbaan van de Leidsevaart geen aparte fietsvoorzieningen zijn aangelegd;

dat fietsers op de rijbaan moeten rijden;

dat de Leidsevaart een lange rechtstand kent, waardoor de gereden snelheden op de weg relatief hoog zijn;

dat door herverdeling van de beschikbare ruimte op de rijbaan bereikt wordt dat meer ruimte voor de fietser ontstaat en de snelheid van het overige verkeer kan worden getemperd;

dat het gewenst is om op de rijbaan van de Leidsevaart fietsstroken aan te leggen;

dat het inrichten van de Leidsevaart met fietsstroken bijdraagt aan het beschermen van de fietsers op de rijbaan;

dat fietsstroken in principe niet gebruikt mogen worden door andere bestuurders dan fietsers en snorfietsers;

dat daarmee de bestuurders van andere voertuigen gedwongen worden om de fietsstrook vrij te laten voor die fietsers en snorfietsers;

dat daarmee meer ruimte ontstaat tussen auto’s en actieve mobiliteit;

dat binnen het vastgestelde mobiliteitsbeleid de belangen van de voetganger en fietser prevaleren;

dat daarom de keuze is gemaakt om de fietsstroken ruim aan te leggen en de rijloper meer te versmallen;

dat de keuze is gemaakt voor een dwarsprofiel waarbij de fietsstroken aan de oostzijde een breedte krijgen van 2,0 meter en de fietsstroken aan de westzijde een breedte van 1,8 meter;

dat tussen de fietsstroken en de rijloper aan beide zijden van de rijloper een onderbroken markering van 0,1 meter wordt aangebracht, waardoor een breedte van de rijloper resteert van 4,8 meter;

dat uit recente tellingen is gebleken dat het aandeel middelzwaar en zwaar verkeer erg laag is en dat gemotoriseerd verkeer daarom nauwelijks hoeft uit te wijken over de fietsstrook bij een breedte van de rijloper van 4,8 meter;

dat met dit ontwerp voldoende vrije ruimte op de rijloper overblijft voor automobilisten;

dat de onderbroken asmarkering op de rijloper komt te vervallen;

dat door het scheiden van de verschillende soorten verkeersdeelnemers de ongevalsrisico's afnemen;

dat de fietser daardoor kan rekenen op een vrij en veilig gebruik van de fietsstrook;

dat dit ontwerp is voorgelegd aan, en besproken is met de Fietsersbond en de wijkraad Leidsebuurt;

dat de Fietsersbond en de wijkraad Leidsebuurt instemt met bovengenoemde keuzes en het voorgelegde ontwerp;

dat om bovenstaande redenen op de rijbaan van de Leidsevaart, tussen het kruispunt met de Brouwersvaart en het kruispunt met de Westergracht op weerszijden van de rijbaan fietsstroken worden gemarkeerd;

dat dit gebeurt door middel van het aanbrengen van een witte onderbroken streep en het aanbrengen van fietssymbolen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

dat in artikel 23 lid 1b van het RVV 1990 is bepaald dat de bestuurder zijn voertuig niet mag laten stilstaan op een fietsstrook, of op de rijbaan langs een fietsstrook;

dat in de huidige situatie aan de westzijde van de Leidsevaart, tussen de Rollandstraat en de Westergracht, een parkeerverbod aanwezig is door middel van de verkeersborden E1 van bijlage 1 van het RVV 1990;

dat in verband met de realisatie van de fietsstroken de geplaatste borden E1 van het RVV 1990 overbodig zijn en worden verwijderd;

dat aan de westzijde van de Leidsevaart, tussen de Brouwersvaart en de Rollandstraat, meerdere autobedrijven gevestigd zijn;

dat de bevoorrading van deze autobedrijven niet anders kan geschieden dan door middel van vrachtauto’s in de vorm van autotransporters;

dat er voor dergelijke vrachtauto’s onvoldoende manoeuvreerruimte is op het eigen terrein van deze autobedrijven;

dat deze bevoorrading derhalve alleen op de rijbaan kan plaatsvinden;

dat in verband daarmee ter hoogte van deze autobedrijven slechts suggestiestroken worden aangelegd;

dat in verband met het halteren van de bus de fietsstrook wordt onderbroken aan de oostzijde van de Leidsevaart, ter hoogte van de bushalte Boterplein;

dat gelet op artikel 12 van het BABW voor het aanbrengen van het verkeersteken ‘fietsstrook’ en het verwijderen van het bord E1 van de bijlage 1 van het RVV 1990 een verkeersbesluit is vereist;

dat gelet op artikel 2 van de WVW 1994 de verkeersmaatregelen strekken tot het verzekeren van de veiligheid op de weg en het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

dat gelet op artikel 2 van het WVW 1994 het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer in het geding komt bij realisatie van de verkeersmaatregelen;

dat gelet op voorgaande overwegingen het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer van ondergeschikt belang wordt geacht;

dat gelet op artikel 24 van het BABW overleg is gevoerd met de gemandateerde van de politie;

dat de politie heeft ingestemd met de hierna genoemde verkeersmaatregelen.

Het besluit:

Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem besluit:

- door middel van het aanbrengen van een witte onderbroken streep en fietssymbolen een daardoor gemarkeerd gedeelte van de rijbaan van de Leidsevaart, tussen de Brouwersvaart en de Westergracht aan te duiden als fietsstrook in beide richtingen, als bedoeld in artikel 1 van het RVV1990, met dien verstande dat geen fietsstrook wordt gemarkeerd aan de westelijke zijde van de Leidsevaart, tussen de Brouwersvaart en de Prins Hendrikbrug ter zijde van de autobedrijven en ter hoogte van bushalte Boterplein aan de oostzijde tussen de Prins Hendrikbrug en de Oranjestraat;

- door middel van het verwijderen van de verkeersborden E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 het parkeerverbod aan de westzijde van de Leidsevaart tussen de Rollandstraat en de Westergracht op te heffen;

Situatieschets:

Aldus vastgesteld te Haarlem

Namens het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,

Dilshad Jabar

Hoofd afdeling Beheer en Beleid Openbare Ruimte

Dit besluit treedt in werking na bekendmaking in het Gemeenteblad. Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na publicatie van dit besluit in het Gemeenteblad bezwaar maken bij burgemeester en wethouders van Haarlem, Postbus 511, 2003 PB te Haarlem. Het bezwaarschrift moet de naam en het adres vermelden van degene die bezwaar maakt, zijn ondertekend en de datum vermelden waarop het is opgesteld. Daarnaast verzoeken wij u om ook uw telefoonnummer en/of e-mailadres te vermelden. Dit maakt het makkelijker om contact met u op te nemen over uw bezwaarschrift. In het bezwaarschrift moet ook worden aangegeven tegen welk besluit bezwaar wordt gemaakt en waarom het bezwaar wordt gemaakt. Door het indienen van het bezwaarschrift wordt dit besluit niet opgeschort. Bij een spoedeisend belang kan degene die een bezwaarschrift heeft ingediend een voorlopige voorziening vragen aan de voorzieningenrechter van de rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 1621, 2003 BR te Haarlem. Bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening moeten griffierechten worden betaald.

Naar boven