Gemeenteblad van Maasdriel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasdriel | Gemeenteblad 2023, 342919 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasdriel | Gemeenteblad 2023, 342919 | beleidsregel |
Beleidsvisie externe veiligheid Zaltbommel en Maasdriel 2023 – 2027
Externe veiligheid: waar gaat het over?
Externe veiligheid (EV) in deze beleidsvisie gaat over het beschermen van personen tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op alles wat te maken heeft met de veiligheid rondom opslag, productie, gebruik, vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het bevoegd gezag kan binnen de kaders van de Omgevingswet en het omgevingsveiligheidsbeleid eigen afwegingen maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. De wetgever stelt hieraan voor een deel harde voorwaarden of grenzen. De wet laat echter ook bestuurlijke afwegingsruimte aan het lokale bestuur. De voorliggende beleidsvisie geeft concreet invulling aan die bestuurlijke afwegingsruimte door middel van ambities.
Aanleiding en doel beleidsvisie externe veiligheid
De directe aanleiding voor het opstellen van deze beleidsvisie is de invoering van de Omgevingswet.
Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Bovendien moet de huidige visie van gemeente Zaltbommel geactualiseerd worden (gemeente Maasdriel heeft op dit moment nog geen beleidsvisie). Een deel van de huidige regels rondom externe veiligheid blijft bestaan onder de Omgevingswet. Daarnaast heeft de wetgever ook een aantal veranderingen doorgevoerd. Deze zijn beschreven in paragraaf 1.7 van de beleidsvisie.
De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Zaltbommel en Maasdriel’ is opgesteld met als primair doel om een goede bouwsteen te hebben voor de Omgevingsvisie (2.0 versie) en het Omgevingsplan. Daarnaast bevat de beleidsvisie een beoordelingskader om bepaalde taken door de gemeente en ODR (namens gemeente) sneller, uniformer en beter uit te kunnen voeren. Het gaat dan met name om de beoordeling van:
De belangrijkste verschillen in de regelgeving voor wat betreft externe veiligheid als gevolg van de Omgevingswet zijn:
Hoe de gemeenten daarmee om willen gaan, komt in hoofdstuk 2 van de beleidsvisie aan bod.
Op grond van het voorafgaande hebben de gemeenten samen met de ODR en de veiligheidsregio (VRGZ) een beleidsvisie opgesteld, waarin verschillende ambities worden geformuleerd. Met deze ambities wordt concreet invulling gegeven aan de bestuurlijke afwegingsruimte. Bestuurlijke afwegingsruimte biedt het bevoegd gezag (het decentrale bestuur) ruimte om regelgeving toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities.
1. Ambities voor bestaande situaties
Doel is om een goed en zorgvuldig extern veiligheidsbeleid te voeren voor bestaande risicovolle activiteiten en situaties in de Bommelerwaard. Het gaat hier om toezicht en handhaving, actualisering en intrekken van vergunningen, verzameling, registratie en ontsluiting van relevante gegevens en het communiceren met inwoners over aanwezige risico’s.
De hier geformuleerde ambities voor bestaande situaties (activiteiten die er nu al zijn) zijn onder de nieuwe wetgeving niet anders dan onder de huidige wetgeving. Een uitzondering geldt voor het verzamelen, registreren en ontsluiten van andere relevante gegevens over activiteiten met EV-risico’s. Dit is een uitbreiding van een wettelijke taak, die door de ODR namens gemeenten wordt uitgevoerd (zie § 2.3 van de beleidsvisie).
2. Ambities voor nieuwe situaties
De organisatorische ambities voor nieuwe situaties geven aan hoe wij als gemeenten willen handelen bij het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving van aanwezige activiteiten met EV-risico’s en het toelaten/uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met EV-risico’s. De gemeente verplicht zichzelf hier om in dat soort situaties altijd vroeg in overleg te gaan met de specialisten externe veiligheid van de veiligheidsregio en omgevingsdienst. Dit om tijdig de veiligheidsrisico’s in beeld te hebben en die zorgvuldig in het proces van ruimtelijke afweging te kunnen betrekken. Tot slot wordt het college of een verantwoordelijk wethouder in ieder geval actief betrokken bij (zie § 2.4.1 van de beleidsvisie):
Bij de objectgerichte ambities wordt in de beleidsvisie naar het bedrijf Sachem verwezen (zie § 2.4.2 van de beleidsvisie). Dit is een voortzetting van het huidige beleid onder de nieuwe wetgeving.
Daarnaast wordt het spoortraject Meteren-Boxtel als een EV-relevante transportroute beschouwd.
Binnen de brand- en explosieaandachtsgebieden geldt een maatwerkaanpak. Het gaat hierbij om het afwegen van beschermende maatregelen voor mensen die in dat gebied wonen, werken of recreëren. Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving en/of het toelaten van (nieuwe of uitbreiding van bestaande) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden de volgende opeenvolgende principes (maatregelen), die elkaar opvolgen als treden van een ladder:
Binnen een gifwolkaandachtsgebied en attentiegebied gelden de volgende principes:
In aanvulling op alle bovengenoemde principes gelden voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten met (middelgrote of grote) externe veiligheidsrisico’s de volgende principes:
De relevante contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) moet zijn gelegen binnen de begrenzing van de locatie waarop de activiteit plaatsvindt of binnen gronden van derden met de bestemming verkeer, groen en/of water. Indien deze contour vanwege de vergunde situatie hieraan niet voldoet, mag deze niet worden vergroot;
In de beleidsvisie worden voor de toepassing van de gebiedsgerichte ambities een viertal gebiedstypen onderscheiden. De gebieden die worden onderscheiden zijn:
De ambities voor ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn opgenomen in paragraaf 2.4.3 onder ambitie 14 en 15.
Beleidsstandpunt “Aanwijzing voorschriftengebieden”
Gemeenten zijn verplicht om locaties met onbenutte bouwmogelijkheden voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen binnen een brand- of explosieaandachtsgebied als voorschriftengebied aan te wijzen (zie hoofdstuk 3 van de beleidsvisie). Daarom zullen deze locaties worden geïnventariseerd en op een (signalerings)kaart worden aangegeven. Na deze inventarisatie zal worden onderzocht of het mogelijk is:
Voor nieuwbouw van "(beperkt) kwetsbare gebouwen" geldt geen verplichting tot aanwijzing van brand- of explosieaandachtsgebieden als voorschriftengebieden. De uitvoering van de extra bouwvoorschriften brengt hoge kosten met zich mee en deze voorschriften bieden niet altijd de gewenste bescherming. Om die reden zal ten aanzien van de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten terughoudend worden omgegaan met de aanwijzing van voorschriftengebieden. Dit betekent dat in de toekomst, in het kader van de vaststelling van het omgevingsplan, per situatie nut en noodzaak van de aanwijzing van een voorschriftengebied zal worden afgewogen.
Na vaststelling door de gemeenteraad van de Beleidsvisie EV, passen wij tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgangspunten en ambities uit deze visie toe bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Dit doen we uiteraard naast het in acht nemen van de wettelijke regels.
Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben we andere instrumenten tot onze beschikking waarmee de uitgangspunten en ambities uit deze visie kunnen worden geborgd. De belangrijkste instrumenten zijn:
In hoofdstuk 4 van de beleidsvisie is uitgewerkt hoe we om willen gaan met deze instrumenten.
1.1 Externe veiligheid: waar gaat het over?
De Bommelerwaard wil een gezonde en veilige leefomgeving bieden voor haar inwoners. Gezondheid en veiligheid zijn dan ook belangrijke uitgangspunten bij nieuwe ontwikkelingen. Externe veiligheid (EV) in deze beleidsvisie gaat over het beschermen van personen tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op alles wat te maken heeft met de veiligheid rondom opslag, productie, gebruik, vervoer van gevaarlijke stoffen. Onder ‘gevaarlijke stoffen’ worden, brandbare, giftige en/of explosieve stoffen verstaan, zoals bijvoorbeeld ammoniak, LPG en vuurwerk. Vervoer van dergelijke stoffen vindt plaats door buisleidingen en via weg, spoor en water. Opslag van gevaarlijke stoffen vindt plaats bij en in bedrijven, maar soms ook op particuliere terreinen (denk aan propaantanks bij particulieren in het buitengebied).
Het EV-aspect speelt een rol bij het voldoende beschermen van inwoners tegen brand, explosie of gifwolk met gevaarlijke stoffen. Dit heeft consequenties voor het toelaten van nieuwe kwetsbare functies nabij risicovolle activiteiten én het toelaten of uitbreiden van risicovolle activiteiten. Een samenleving is nooit zonder risico’s en ‘totale veiligheid’ kan de overheid niet garanderen. De regelgeving rondom externe veiligheid is er echter wel op gericht om:
Het beleid is deels gebaseerd op de kernwaarden in het document "Kernwaarden Veiligheidsregio's" (IFV) en het “Instrument Ruimtelijke Veiligheid 2021” van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ)1. De beoordelingsprincipes volgen elkaar als treden van een ladder op: Is voorkomen/beperken van de risico’s niet mogelijk, dan is het belangrijk de afstand tot de bron te vergroten. Is dat niet mogelijk, dan is een gebied of gebouw zodanig ingericht dat het bescherming biedt. Vervolgens is van belang om te kijken naar de benodigde communicatie om mensen zelfredzaam te maken en handelingsperspectieven te bieden.
1.2 Afbakening visie externe veiligheid
De beleidsvisie beperkt zich tot risico’s vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat risico’s welke samenhangen met mast- en wiekbreuk bij windturbines2, overstromingen en natuurbranden niet in deze visie worden meegenomen.
1.3 Bestuurlijke afwegingsruimte
Het bevoegd gezag kan binnen de kaders van de Omgevingswet en het omgevingsveiligheidsbeleid eigen afwegingen maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. De wetgever stelt hieraan voor een deel harde voorwaarden of grenzen. De wet laat echter ook bestuurlijke afwegingsruimte aan het lokale bestuur. De voorliggende beleidsvisie geeft concreet invulling aan die bestuurlijke afwegingsruimte door middel van ambities, namelijk:
De ambities in de visie zijn naast de wettelijke regels met name van toepassing bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven.
De directe aanleiding voor het opstellen van deze beleidsvisie is de invoering van de Omgevingswet.
Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Externe veiligheid (EV) krijgt daarom een belangrijke plaats in de omgevingsvisie en het omgevingsplan. Daarnaast beschikt gemeente Zaltbommel over een Beleidsvisie externe veiligheid (EV), maar de looptijd hiervan (2014 – 2018) is inmiddels verstreken. Er is aanleiding om bepaalde ambities net iets anders te formuleren. Gemeente Maasdriel beschikt momenteel niet over een beleidsvisie externe veiligheid3. Omdat beide gemeenten nadrukkelijker met elkaar optrekken richting de naderende inwerkingtreding van de Omgevingswet, is besloten om het actualiseren c.q. het introduceren van de beleidsvisie EV samen te doen. In het kader van de Omgevingswet wordt uiteindelijk een integrale omgevingsvisie opgesteld (2.0 versie), waarin het aspect externe veiligheid een onderdeel zal zijn.
Ter voorbereiding van het opstellen van de beleidsvisie:
1.5 Doel van een beleidsvisie externe veiligheid
De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Zaltbommel en Maasdriel’ is opgesteld met als primair doel om een goede bouwsteen te hebben voor de Omgevingsvisie (2.0 versie) en het Omgevingsplan. Daarnaast bevat de beleidsvisie een beoordelingskader om bepaalde taken door de gemeente en ODR (namens gemeente) sneller, uniformer en beter uit te kunnen voeren dan zonder een dergelijk kader. Hiermee worden ad hoc besluiten zo veel mogelijk voorkomen. Het gaat dan met name om de beoordeling van:
In gemeente Zaltbommel is al meerdere jaren met een beleidsvisie externe veiligheid gewerkt. Hieruit is gebleken dat:
Hierdoor konden ontwikkelingen geen doorgang vinden terwijl de EV-risico's relatief klein waren of moesten er, om de vestiging van een BEVI-bedrijf mogelijk te maken, zwaardere procedures worden doorlopen.
Verder heeft gemeente Maasdriel nog niet gewerkt met een EV-visie. Door het ontbreken van richtinggevende ambities zijn in enkele situaties ad-hoc-beslissingen genomen om kwetsbare functies nabij risicobronnen (onder voorwaarden) toe te staan. Een EV-beleid met ambities had meer richting kunnen geven aan de besluitvorming.
1.7 Modernisering omgevingsveiligheid
Landelijke ervaringen met het externe veiligheidsbeleid zijn aanleiding geweest voor accentverschuivingen, die verwerkt zijn in de Omgevingswet. Eén van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige fysieke leefomgeving.
Figuur 1. Integrale beschouwing leefomgeving
De Omgevingswet gaat over het zoeken van de balans tussen aspecten in de leefomgeving (zoals omgevingsveiligheid) en andere belangen en belanghebbenden (zoals inwoners en initiatiefnemers). Het bevoegd gezag bepaalt volgens de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) of en wanneer mensen voldoende zijn beschermd tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit wordt gerealiseerd door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het veilig inrichten en gebruiken van de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van publieke en private partijen en niet enkel een taak van de overheid.
In de omgevingsvisie geeft het bevoegd gezag een integrale langetermijnvisie (10-15 jaar) op noodzakelijke en gewenste ontwikkelingen binnen haar grondgebied met de omgevingskwaliteit die daarbij gewenst is. Externe Veiligheid (EV) is een relevant aspect van de gewenste leefomgevingskwaliteit. Het is daarom van belang dat het bevoegd gezag een keuze maakt over het gewenste beschermingsniveau in relatie tot de gevaren van een brand, explosie of gifwolk.
In het omgevingsplan vindt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties plaats. Daarnaast worden hierin de beschermingsdoelstellingen verder uitgewerkt. Het bevoegd gezag heeft hierbij de bestuurlijke afwegingsruimte om regels toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities. De beschermingsdoelstellingen worden in het omgevingsplan geformuleerd aan de hand van planregels. Hierbij kan gedacht worden aan regels over de te bereiken doelen, omgevingswaarden, open of gesloten normen en beoordelingsregels.
De Omgevingswet treedt naar verwachting in werking op 1 januari 2024. Vanaf dat moment is de toepassing van het gemoderniseerde omgevingsveiligheidsbeleid juridisch verplicht. Overheden hoeven echter niet te wachten met het toepassen van het beleid. Zij kunnen nu al voorsorteren op de Omgevingswet en het nieuwe omgevingsveiligheidsbeleid.
1.8 Wijzigingen in EV-regelgeving
In deze paragraaf worden de belangrijkste wijzigingen in de externe veiligheid regelgeving ten gevolge van de Omgevingswet behandeld. Achtereenvolgens komen aan de orde: de aandachtsgebieden, het beschermen van zeer kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties, het aanwijzen van voorschriftengebieden en de aanscherping van de regels voor het toelaten van milieubelastende activiteiten. Hoe de gemeenten daarmee om willen gaan, komt in hoofdstuk 2 “Ambities” aan bod.
1.8.1 Aandachtsgebieden in plaats van groepsrisico
Onder de oude wetgeving werd het ‘groepsrisico’ gehanteerd als instrument om risico’s in beeld te brengen rondom activiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit groepsrisico werd als een technisch en abstract begrip ervaren en was moeilijk uit te leggen aan bestuurders en burgers. Daarom is onder de Omgevingswet besloten hiervoor een toegankelijker en begrijpelijker model te ontwikkelen: de aandachtsgebieden. In de wet worden drie soorten aandachtsgebieden onderscheiden. Deze aandachtsgebieden vormen samen 'schillen' met verschillende afstanden tot de risicobron:
Dit zijn de gebieden rondom een activiteit met EV-risico’s waarin mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen, onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Figuur 2. Aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk
De aandachtsgebieden maken inzichtelijk in welk gebied zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Het gaat hier om het resterend risico van risicovolle activiteit. Binnen het aandachtsgebied moet worden nagedacht over het ontwerpen van een veilige omgeving. Deze aandachtsgebieden zijn in een aantal gevallen kleiner (zie bijlage 2) dan "invloedsgebieden", waarbinnen op grond van de huidige EV-regelgeving een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. In hoofdstuk 2 is uitgewerkt hoe de gemeente in de toekomst met ontwikkelingen binnen de aandachtsgebieden om wil gaan.
In bijlagen 2 en 3 en op de online EV-signaleringskaart is aangegeven welke risicobronnen relevant zijn en welke externe veiligheidszones van toepassing zijn op grond van de huidige en nieuwe regelgeving. Daarnaast zijn daar de consequenties van de nieuwe regelgeving en van de nieuwe ambities van deze beleidsvisie beschreven.
Opgemerkt wordt dat bepaalde zaken in het nieuwe omgevingsveiligheidsbeleid vrijwel ongewijzigd zijn gebleven. Dit betreft onder meer de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6/jaar). Deze norm geldt ter plaatse van (zeer) kwetsbare gebouwen/locaties als grenswaarde en moet zodoende in acht moet worden genomen. Ter plaatse van beperkt kwetsbare gebouwen en locaties geldt deze norm als richtwaarde of standaardwaarde. De online EV-signaleringskaart is vooralsnog niet openbaar en uitsluitend toegankelijk voor medewerkers van de deelnemende gemeenten, omgevingsdienst en veiligheidsregio. Een groot deel van de kaartbeelden in de online EV-signaleringskaart is voor een ieder te raadplegen via https://www.risicokaart.nl/kaarten/openbare-risicokaart.
1.8.2 Het beschermen van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen of locaties
De te beschermen personen kunnen zich volgens de definities uit het BKL bevinden in zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare gebouwen/locaties. De indeling in kwetsbaarheid wordt met name bepaald door de mate van zelfredzaamheid van de personen. Waar in de gemeenten welke objecten zijn toegestaan kan worden vastgelegd in bestemmingsplannen of het omgevingsplan.
De zeer kwetsbare gebouwen vormen in het omgevingsveiligheidsbeleid een nieuwe categorie ten opzichte van de huidige EV-regelgeving. In de huidige EV-visie van Zaltbommel zijn echter al wel ambities voor deze zeer kwetsbare objecten opgenomen. Het gaat hierbij om gebouwen waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld basisscholen, ziekenhuizen of kinderdagverblijven.
1.8.3 Het beschermen van mensen op (beperkt) kwetsbare locaties binnen attentiegebieden
In de Omgevingswet ontbreekt een afwegingskader voor mogelijke maatregelen om de veiligheid voor mensen op buitenlocaties te verhogen, zowel voor kleine als grote incidenten met gevaarlijke stoffen. Mensen op buitenlocaties, bijvoorbeeld op campings, sportvelden en evenemententerreinen, zijn niet beschermd door een gebouw en worden daarom blootgesteld aan meer warmtestraling, overdruk en hogere concentraties giftige stoffen. Bovendien kunnen mensen, door de mogelijke afwezigheid van bebouwing, ook buiten de aandachtsgebieden onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren van brand, explosie en/of een gifwolk. In veel gevallen kunnen zij zich niet in veiligheid brengen. Aandachtsgebieden zijn meestal te klein om het gesprek over voldoende bescherming of risicoacceptatie voor mensen op locaties buiten op gang te brengen, terwijl de Omgevingswet wel vereist rekening te houden met relevante aspecten van branden, rampen en crises op kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties. Om inzichtelijk te maken in welk gebied zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties kunnen voordoen is in de handreiking “Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties” het begrip attentiegebieden geïntroduceerd. Binnen deze gebieden kunnen zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties voordoen. Ook kan in specifieke situaties hulpverlening niet plaatsvinden binnen dit gebied, omdat de warmtestraling daar te hoog voor is. Binnen een attentiegebied moeten mensen die zich in de buitenlucht bevinden snel in staat zijn te vluchten of te schuilen. Daarom wordt door veiligheidsregio’s geadviseerd om ambities voor het toelaten van kwetsbare locaties binnen attentiegebieden in visies, programma’s en plannen op te nemen. Bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare locatie binnen attentiegebieden moeten dan extra maatregelen overwogen worden. De ambities voor het toelaten van buitenlocaties binnen attentie- brand-, explosie en gifwolkaandachtsgebieden zijn in § 2.4.3 “ambities voor nieuwe situaties” uitgewerkt.
1.8.4 Het aanwijzen van voorschriftengebieden
De gemeente kan ervoor kiezen om in een omgevingsplan een brand- en/of explosieaandachtsgebied aan te wijzen als brand- en/of explosievoorschriftengebied. In zo’n voorschriftengebied gelden op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna BBL) dan extra bouwvoorschriften (of gelijkwaardige maatregelen) gericht op bescherming tegen een brand en/of explosie. Deze voorschriften gelden echter alleen bij nieuwbouw! De gemeente kan er ook voor kiezen om een kleiner of geen brand- of explosievoorschriftengebied aan te wijzen. Alleen voor locaties voor nieuwe “zeer kwetsbare gebouwen” gelegen binnen een brand- of explosieaandachtsgebied geldt dat deze verplicht als voorschriftengebied moeten worden aangewezen. Een gifwolkaandachtsgebied daarentegen kan niet worden aangewezen als voorschriftengebied. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overigens wel voor alle nieuwbouw dat een mechanisch ventilatiesysteem centraal afschakelbaar moet zijn. Het beleid ten aanzien van het aanwijzen van voorschriftengebieden is uitgewerkt in hoofdstuk 3 van deze visie.
1.8.5 Aanscherping regels voor toelaten milieubelastende activiteit met EV-risico's
De regels voor het toelaten van nieuwe meldingsplichtige milieubelastende activiteiten met veiligheidsafstanden, zoals nieuwe propaantanks, zijn aangescherpt. De hoofdregel is dat de veiligheidsafstand blijft binnen de begrenzing, waarbinnen de activiteit wordt verricht. Over het algemeen betreft dit het perceel waarop de onderneming is gevestigd. Van deze hoofdregel kan relatief eenvoudig worden afgeweken als voldaan wordt aan (één van de) voorwaarden die genoemd zijn in het Besluit Activiteiten Leefomgeving.
1.8.6 Register Externe Veiligheidsrisico’s
Onder de Omgevingswet gebeurt het verzamelen en beheren van gegevens over externe veiligheidsrisico's met het Register Externe Veiligheidsrisico's door de ODR. Eenieder kan de informatie uit het Register Externe Veiligheidsrisico's (REV) bekijken op een kaart via de Atlas Leefomgeving. Zo kan een beeld worden verkregen van de risico's in een betreffende leefomgeving. Het register is ook van belang voor het bevoegd gezag, die de informatie gebruikt in de besluitvorming over omgevingsvergunningen en omgevingsplannen.
2 Ambities gemeenten Zaltbommel en Maasdriel
Om in een vroeg stadium helder te krijgen wat op het gebied van externe veiligheid wettelijk moet en waar afwegingsruimte zit, is deze beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Deze visie is gebaseerd op de Omgevingswet versie november 2022. Bij het toelaten van nieuwe kwetsbare functies nabij risicovolle activiteiten én het toelaten of uitbreiden van risicovolle activiteiten zijn de wettelijke regels van toepassing en daarnaast ook de ambities die in dit hoofdstuk zijn uitgewerkt.
In onderstaande ambities is onderscheid gemaakt in ambities voor bestaande situaties (§ 2.3) en ambities voor nieuwe situaties (§ 2.4). Daarnaast is het gewenst om per te onderscheiden gebiedstype ambities te hanteren, deze zijn uitgewerkt in § 2.4.3. Tot slot is voor de directe omgeving van het bedrijf Sachem een objectgerichte ambitie geformuleerd4 (zie § 2.4.2.).
De ambities hebben in veel gevallen betrekking op (de omgeving van) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in de bijlagen VII tot en met X van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) en vuurwerkverkooppunten.
De ambities kunnen op grond van zowel de huidige regelgeving als Omgevingswet worden gebruikt. Daarnaast kan deze visie, voor wat betreft het aspect externe veiligheid, worden gebruikt als input c.q. inspiratiedocument voor de Omgevingsvisie 2.0 versie, Programma en/of Omgevingsplan.
2.2 Bestuurlijke afwegingsruimte
De Omgevingswet en het gemoderniseerde omgevingsveiligheidsbeleid bieden ruimte voor het bevoegd gezag om binnen kaders eigen afwegingen te maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. Bestuurlijke afwegingsruimte biedt het bevoegd gezag (het decentrale bestuur) ruimte om regelgeving toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities.
In deze EV-visie is daaraan voor nieuwe situaties invulling aangegeven door het opnemen van:
Voor de bestaande situatie is aan de bestuurlijke afwegingsruimte in deze EV-visie invulling gegeven door het opnemen van:
2.3 Ambities voor bestaande situaties
De gemeenten hanteren de onderstaande ambities bij bestaande situaties van activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.
Bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s worden geaccepteerd, maar in bepaalde situaties wordt gestreefd naar het reduceren van relevante risico's. Dit geldt in ieder geval voor situaties, waarbij personen in zeer kwetsbare gebouwen of een groot aantal personen in kwetsbare gebouwen/locaties binnen het meest relevante deel van een brand- of een explosieaandachtsgebied onvoldoende zijn beschermd. De gemeenten laten onderzoeken waar deze situatie aan de orde is, en welke zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn. Ter voorkoming of beperking van veiligheidsrisico’s worden de volgende rangorde van maatregelen worden aangehouden:
Bij beëindiging van een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, waarbij niet wordt voldaan aan de ambities voor nieuwe situaties, zal de relevante vergunning en het relevante bestemmings- c.q. omgevingsplan zo spoedig mogelijk worden aangepast zodat die activiteiten daarna daar niet meer kunnen plaatsvinden.
De gemeenten5 zorgen voor adequaat toezicht op activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.
De gemeenten zorgen voor een adequate verzameling, registratie en ontsluiting van alle relevante gegevens over externe veiligheidsrisico's (waarbij de gemeenten het bevoegd gezag zijn conform de bepalingen in hoofdstuk 10 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) door deze taken uit te besteden aan Omgevingsdienst Rivierenland.
2.4 Ambities voor nieuwe situaties
2.4.1 Organisatorische ambities
In samenwerking met de veiligheidsregio, omgevingsdienst en overige partners draagt de gemeente zorg voor een ruimtelijk ordeningsproces waarin veiligheidsrisico’s vroegtijdig, vanaf de eerste initiatieven, worden onderkend en meegewogen bij de inrichting en het gebruik van de ruimte (en de bouwwerken daarbinnen).
Een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, die volgens de Omgevingswet6 niet als zodanig is aangewezen, wordt op een gelijke wijze behandeld als een activiteit, die volgens de Omgevingswet wel als zodanig is aangewezen. Vergelijkbare risicovolle activiteiten zijn bijvoorbeeld: het langdurig (> 24 uur) parkeren van tankwagens met gevaarlijke stoffen, buurtbatterijen, tankstations en vuurwerkverkooppunten en routes gevaarlijke stoffen.
Een specialist omgevingsveiligheid (van Omgevingsdienst Rivierenland en Veiligheidsregio Gelderland-Zuid) worden vanaf de initiatieffase betrokken bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied dat ligt binnen:
de grootste EV-zone7 van een stationaire risicovolle activiteit.
De betreffende risicobronnen en de relevante zones zijn aangegeven op een EV-signaleringskaart.
Een standaard verantwoordingstekst, waarbij beknopt wordt ingegaan op de verplichte verantwoordingselementen, mag worden gebruikt bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied, waarbij de gevolgen op een zwaar ongeval zeer gering zijn en/of de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid/bestrijdbaarheid redelijk tot goed zijn. Hiervan is sprake indien:
binnen het invloedsgebied geen zeer kwetsbaar gebouw of (beperkt) kwetsbare locatie wordt toegelaten8.
Een specialist externe veiligheid (van de Omgevingsdienst Rivierenland en zo nodig de Veiligheidsregio) worden vanaf de initiatieffase betrokken bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit op grond waarvan een nieuwe activiteit met externe veiligheidsrisico’s wordt toegelaten.
Bij het toelaten van activiteiten met EV-risico’s, waarbij de gemeente niet het bevoegd gezag is (zoals het verhogen van risicoplafonds voor het vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor Meteren-Den Bosch of de vergunningverlening voor een BRZO-bedrijf), zal de gemeente in een vroeg stadium in overleg treden met het relevante bevoegde gezag. De gemeente zal in goed overleg invloed uitoefenen en belangen afwegen.
Het college of een verantwoordelijk wethouder wordt in ieder geval actief betrokken bij:
Voor (de omgeving van) het bedrijf Sachem geldt dat:
Met betrekking tot de beoordeling van externe veiligheidsrisico’s vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de volgende ambities van toepassing:
Naast de aangewezen basisnetroutes voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het spoortraject Meteren-Boxtel beschouwd als een EV-relevante transportroute. Dit spoortraject is onder het Basisnet nog niet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het is echter nu al duidelijk dat wanneer het traject gereed is, er structureel transport van gevaarlijke stoffen plaats zal vinden. Provinciale en gemeentelijke wegen worden niet als EV-relevante transportroute.
2.4.3 Gebiedsgerichte ambities en beoordelingsprincipes
Binnen een brand- of explosieaandachtsgebied9 geldt een maatwerk aanpak. Dit betekent dat maatregelen (van licht tot zwaar) worden overwogen en toegepast ter bescherming van personen in gebouwen en op locaties, waarbij de kans op relevante scenario's en de hoogte van het risico wordt meegewogen. Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving en/of het toelaten van (nieuwe of uitbreiding van bestaande) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden de volgende opeenvolgende principes, die elkaar opvolgen als treden van een ladder:
Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase
Initiatiefnemer geeft vorm aan een participatieproces waarbij belanghebbenden zoals omwonenden, de ODR en de VRGZ vroegtijdig worden geïnformeerd over het initiatief, de EV-risico’s en mogelijke maatregelen. De belangen en visie van de belanghebbenden worden in de uitwerking van het initiatief meegenomen.
Houd afstand tot de risicobron:
Ter bescherming van personen in een (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouw of locatie binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt onderzocht in hoeverre de afstand tot de risicobron kan worden vergroot. Het aanhouden van een relatief grote afstand is vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen, locaties met veel personen en woongebieden. Als zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen.
Beperk de (toename) omvang en dichtheid van de bevolking:
Onderzocht wordt in hoeverre zinvolle maatregelen kunnen worden getroffen om het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in (zeer) kwetsbare gebouwen of locaties kunnen worden beperkt. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Als het groepsrisico verwaarloosbaar is, is onderzoek naar maatregelen niet zinvol.
Ontwerp bouwwerken en omgeving die bescherming bieden en snel te verlaten zijn:
Ter bescherming van personen in (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt onderzocht in hoeverre zinvolle omgevingsmaatregelen (zoals een grindbed, greppel of aarden wal) kunnen worden getroffen. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre gebouwen en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Binnen nader te bepalen zones of contouren binnen de aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de 100% letaalzones van een fakkelbrand bij breuk van een aardgasleiding, is van groot belang dat een nieuw zeer kwetsbaar gebouw zodanig wordt uitgevoerd dat er geen slachtoffers binnenshuis kunnen vallen.
De omgeving maakt snel en effectief optreden van de hulpdiensten mogelijk:
Ter bescherming van personen in (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- en aandachtsgebied, wordt onderzocht in hoeverre de fysieke leefomgeving zodanig is ingericht dat deze bijdraagt aan snelle en effectieve hulpverlening. Hulpverleners kunnen bijvoorbeeld sneller optreden wanneer bereikbaarheid en aanrijdroutes van gebieden, bouwwerken, bedrijven en evenemententerreinen doordacht zijn. Adequate voorzieningen voor bluswater zorgen voor een snelle en effectieve bestrijding van incidenten waardoor de gevolgen van incidenten beperkt worden.
Toepassen aanvullende bouwkundige maatregelen (via aanwijzing voorschriftengebied):
Binnen brand- en/of explosievoorschriftengebieden gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw als aanvulling op andere (omgeving)maatregelen die voor het gehele brand- en/of aandachtsgebied gelden. Uitgangspunt is dat deze voorschriftengebieden voor nieuwe kwetsbare gebouwen worden aangewezen waar ze zinvol zijn10. Eventueel kunnen gelijkwaardige maatregelen worden getroffen, waarmee de kans op een ongewoon voorval of het overlijden van een persoon in een (zeer) kwetsbaar gebouw kleiner wordt.
Bovenstaande beoordelingsprincipes zijn in onderstaande tabel samengevat.
Als mensen door maatregelen onvoldoende (kunnen) worden beschermd tegen de gevolgen van een relevant ongevalsscenario waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen, kiest de gemeente voor het accepteren van het resterend risico (bijvoorbeeld o.b.v. een zeer kleine kans en/of een laag groepsrisico) of verleent zij geen medewerking aan het mogelijk maken van het (buitenplans) initiatief.
Binnen een gifwolkaandachtsgebied en attentiegebied gelden de volgende principes:
Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase Initiatiefnemer geeft vorm aan een participatieproces waarbij belanghebbenden zoals omwonenden, de ODR en de VRGZ vroegtijdig worden geïnformeerd over het initiatief, de EV-risico’s en mogelijke maatregelen De belangen en visie van de belanghebbenden worden in de uitwerking van het initiatief meegenomen.
Ter bescherming van personen in een (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouw binnen een gifwolkaandachtsgebied en in een (kwetsbare) locatie binnen een attentiegebied wordt onderzocht in hoeverre gebouw(en) en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen.
In aanvulling op bovengenoemde principes gelden voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten met (middelgrote of grote) externe veiligheidsrisico’s de volgende principes:
De relevante contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) moet zijn gelegen binnen de begrenzing van de locatie waarop de activiteit plaatsvindt of binnen gronden van derden met de bestemming verkeer, groen en/of water. Indien deze contour vanwege de vergunde situatie hieraan niet voldoet, mag deze niet worden vergroot. Wat betreft Sachem verwijzen we naar ambitie 9.
Er is sprake van een gunstige aanvoerroute11 indien regelmatig aanvoer van brandbaar gas nodig is.
Voor de toepassing van de gebiedsgerichte ambities onderscheidt de gemeente vier gebiedstypen:
De indicatieve begrenzing van deze gebieden zijn aangegeven op de EV-signaleringskaart (zie bijlage 3 en/of de online viewer).
Ambities voor ontwikkelingen binnen specifieke risicozones
Tot in werking treden van de Omgevingswet gaat het ook om invloedsgebieden (of standaardtekstzones) aan weerszijden van relevante transportroutes tot een maximum van 1500 of 4000 meter. Mogelijk worden bij of na het inwerking treden van de Omgevingswet ook gifwolkaandachtsgebieden aan weerszijden van deze transportroutes met 300 of 1500 meter aangewezen.
“Nee tenzij” in deze ambitie is niet van toepassing op ontwikkelingen binnen de explosieaandachtsgebieden, welke in het kader van de Omgevingswet mogelijk nog voor de Waal, het Kanaal van St. Andries en de Maas worden aangewezen. Voor het toelaten van zeer kwetsbare gebouwen binnen de explosieaandachtsgebieden van deze transportroutes geldt dan de ambitie “Ja mits”.
Ambities voor woon- en kantoorgebied, landelijk gebied en bedrijventerreinen
het betreft de uitbreiding van een bestaande vergunde activiteit met externe veiligheidsrisico’s, de vestiging van een tankstation, het langdurig parkeren van tankwagens met gevaarlijke stoffen of de vestiging van een gebiedseigen risicobron (zoals een propaantank met bevoorrading > 5 keer per jaar) of het realiseren van een ammoniakkoelinstallatie.
er sprake is van een zwaarwegend belang12 voor de realisatie.
Definitie activiteiten met EV-risico’s:
Klein: meldingsplichtige risicovolle activiteiten zonder aandachtsgebied en propaantanks met bevoorradingsfrequentie van maximaal 5x per jaar. Hieronder vallen ook risicovolle activiteiten als buurtbatterijen en tankstations (zonder verkoop van LPG, waterstof, CNG of LNG) waarvoor nu nog geen afstandseisen gelden maar op termijn mogelijk wel.
3 Aanwijzen van voorschriftengebieden
In paragraaf 1.4 van deze visie is vermeld dat de gemeente ervoor kan kiezen om in een omgevingsplan een brand- en/of explosieaandachtsgebied, of een deel daarvan, aan te wijzen als brand- en/of explosievoorschriftengebied. In een voorschriftengebied gelden op grond van het BBL extra bouwvoorschriften gericht op bescherming tegen een brand- en/of explosie. Deze voorschriften zijn alleen van toepassing bij nieuwbouw. Voor locaties in het omgevingsplan waar een zeer kwetsbaar gebouw is toegelaten binnen een aandachtsgebied heeft de gemeente geen afwegingsruimte. De gemeente is verplicht deze locaties als voorschriftengebied aan te wijzen.
Daarom zullen de locaties met nog niet benutte bebouwingsmogelijkheden voor nieuwbouw van een "zeer kwetsbaar gebouw" binnen een brand- of explosieaandachtsgebied, worden geïnventariseerd en op de signaleringskaart worden aangegeven. Na deze inventarisatie zal worden onderzocht of het mogelijk is:
Indien bovenstaande maatregelen niet mogelijk zijn en het aannemelijk is dat een zeer kwetsbaar gebouw op korte termijn zal worden uitgebreid of gerealiseerd, zullen voorbereidingen met betrekking tot het vaststellen van een voorschriftengebied worden getroffen.
Voor nieuwbouw van "(beperkt) kwetsbare gebouwen" geldt geen verplichting tot aanwijzing van brand- of explosieaandachtsgebieden als voorschriftengebieden. Omdat de uitvoering van de extra bouwvoorschriften hoge kosten met zich mee brengen en deze maatregelen niet altijd de gewenste bescherming bieden, zal ten aanzien van de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten terughoudend worden omgegaan met de aanwijzing van voorschriftengebieden. Dit betekent dat in de toekomst, in het kader van de vaststelling van het omgevingsplan, per situatie nut en noodzaak van de aanwijzing van een voorschriftengebied zal worden afgewogen.
In de afweging voor het aanwijzen van een voorschriftengebied zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
Omgevingsmaatregelen (maatregelen in de omgeving die bijdragen aan de veiligheid van een gebied waarin mensen (in gebouwen) verblijven) hebben doorgaans de voorkeur boven bouwkundige maatregelen aan individuele gebouwen. Omgevingsmaatregelen kunnen effectiever (meer veiligheidswinst) en efficiënter (bescherming meerdere gebouwen) zijn.
4 Implementatie van het externe veiligheidsbeleid
Na vaststelling door de gemeenteraad van de Beleidsvisie EV, passen wij tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgangspunten en ambities uit deze visie toe bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Dit doen we uiteraard naast het in acht nemen van de wettelijke regels.
Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben we andere instrumenten tot onze beschikking waarmee de uitgangspunten en ambities uit deze visie kunnen worden geborgd. De belangrijkste instrumenten zijn:
Hieronder is uitgewerkt hoe we om willen gaan met deze instrumenten.
In de omgevingsvisie 2.0 wordt uitgewerkt op welke wijze wij gebiedsgericht omgevingsbeleid willen toepassen. Deze EV-visie zal worden gebruikt als bouwsteen of als inspiratiedocument voor het onderdeel omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie.
Zolang dit beleid nog niet is verwerkt in de 2.0 versie van de omgevingsvisie worden de uitgangspunten en ambities in deze visie naast de wettelijke regels toegepast bij de beoordeling van en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen waarbij externe veiligheid/omgevingsveiligheid een rol speelt.
Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet neemt de gemeente in een nog op te stellen omgevingsplan de instructieregels ‘omgevingsveiligheid’ uit het Besluit kwaliteit leefomgeving in acht. Het grootste deel van deze instructieregels kent geen keuzemogelijkheden voor het bevoegd gezag. Voor het toedelen van functies aan gebieden en de omgang met aandachts- en voorschriftengebieden (zie § 1.4 en H3) is er wel beleidsruimte. De ambities ten aanzien van het al dan niet toelaten van functies en activiteiten in woon- en kantoorgebieden, in landelijk gebied en op bedrijventerreinen, evenals de omgang met de aandachts- en voorschriftengebieden zijn verwoord in § 2.4.3 “Gebiedsgerichte ambities” en hoofdstuk 3. Deze ambities worden (voor zover mogelijk) geborgd in het omgevingsplan.
in het omgevingsplan vast te leggen dat binnen bepaalde gebieden nader omschreven functies en activiteiten in beginsel niet zijn toegestaan. Het initiatief kan vervolgens worden getoetst aan de ambities uit deze visie (eventueel vast te leggen in een programma omgevingsveiligheid). Uit die toetsing moet blijken of de buitenplanse omgevingsplanactiviteit door middel van een omgevingsvergunning kan worden toegestaan.
Het programma omgevingsveiligheid
De uitgangspunten en ambities uit hoofdstuk 2 van deze visie kunnen desgewenst worden opgenomen in een nog op te stellen programma omgevingsveiligheid. De beoordeling en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen, waarbij externe veiligheid c.q. omgevingsveiligheid een rol speelt, moet dan volgens het programma omgevingsveiligheid worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt geborgd dat de in de omgevingsvisie m.b.t. omgevingsveiligheid opgenomen (globale) gebiedsgerichte doelstellingen worden gerealiseerd.
BIJLAGE 1: Gehanteerde begrippen en afkortingen
Binnen dit gebied kunnen zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties voordoen. In de Omgevingswet ontbreekt een geografische afbakening van het gebied waar zich bij een groot incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor personen kunnen voordoen. De Omgevingswet vereist echter wel rekening te houden met relevante aspecten van branden, rampen en crises (Bkl 5.2) op kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties. Om hier invulling aan te geven is het begrip “Attentiegebieden” in de handreiking “Omgevingsveiligheid Mensen op buitenlocaties, versie 2.5; 18 juli 2019” geíntroduceerd.
Basisnet als bedoeld in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De overheid ontwikkelde het Basisnet: om gevaarlijke stoffen te kunnen blijven vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen binnen Nederland en om de risico's voor omwonenden langs de transportroutes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het Basisnet maakt gemeenten verder duidelijk waar nog nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, zoals woningen.
De bestrijdbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.
Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit externe veiligheid buisleidingen.
Besluit externe veiligheid transportroutes.
Besluit kwaliteit leefomgeving
Een bleve is een afkorting voor "boiling liquid expanding vapour explosion" (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Een bleve kan voorkomen bij een houder die gevuld is met een stof die onder atmosferische omstandigheden en temperatuur een gas is maar op lage temperatuur en of hogere druk een vloeistof zoals lpg. De houder bevat dan een laag vloeistof met een laag gas erboven.
Een koude BLEVE wordt veroorzaakt door een externe beschadiging, bijvoorbeeld een botsing. Hierdoor scheurt de ketel open. LPG komt vrij en ontsteekt direct. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De effecten van een koude BLEVE zijn warmtestraling, overdruk en scherfwerking . Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken.
Een warme BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de ketel doet oplopen. Hierdoor verzwakt en bezwijkt de ketel. LPG komt vrij en ontsteekt. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De effecten van een warme BLEVE zijn warmtestraling, overdruk en scherfwerking. Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken.
Brandaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Brandvoorschriftengebied als bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Maatregelen bij de bron van risico’s, gericht op het wegnemen of terugdringen van de oorzaken van de gevaren.
Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron
Nog niet aanwezig object c.q. niet aanwezige risicobron dat of die op grond van het voor het betrokken gebied geldende (onherroepelijke) bestemmingsplan toelaatbaar is.
Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 2015)
Onder effecten verstaan we in dit externe veiligheidsbeleid uitsluitend dodelijke slachtoffers van een ongeval met gevaarlijke stoffen die direct ( dus niet na enige tijd) bij het zich voordoen van een calamiteit vallen.
Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:
Explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, tweede lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Explosievoorschriftengebied bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.
Gifwolkaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, derde lid Besluit kwaliteit leefomgeving.
Grenswaarde plaatsgebonden risico
Door de beoordelingsregels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning alleen verlenen als ze de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht neemt. De grenswaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. Deze grenswaarde geldt voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties. Het in acht nemen betekent dat het bevoegd gezag er niet van mag afwijken.
Het groepsrisico volgens artikel 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het groepsrisico is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval. Dit geldt voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brandaandachtsgebied, een explosieaandachtsgebied en een gifwolkaandachtsgebied.
Brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.
Een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Instructieregels gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten.
Gebied waarin volgens de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld.
Kwetsbare gebouwen of locaties
Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip kwetsbaar gebouw of kwetsbare locatie. Kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Kwetsbare locaties zijn bijvoorbeeld recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen, recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen en evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
Letaliteit / Letaalafstand 100%
Onder letaliteit wordt verstaan de "mate van dodelijkheid" van een fenomeen (bijvoorbeeld blootstelling aan een gevaarlijk stof, een brand of een explosie) voor degenen die eraan worden blootgesteld. De 100% letaalafstand, is de afstand waarbinnen 100% van de aanwezigen, ten gevolge van een calamititeit komt te overlijden.
Betreft een toetsingswaarde, die het karakter heeft van een oriënterende waarde, waarvan op grond van de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet) het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.
Plaatsgebonden risico: risico als bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het plaatsgebonden risico is de kans op het overlijden van een onbeschermd en continu aanwezig persoon buiten de begrenzing van de locatie waar een activiteit wordt verricht als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit.
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer, kortweg PHS, is een programma van ProRail, NS en de diverse goederenvervoerders waarin gezocht wordt naar manieren om de huidige infrastructuur beter te benutten, zodat er op de drukste lijnen een patroon gereden kan worden met 6 stoptreinen, 6 intercity's en 2 goederentreinen per uur per richting.
De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij:
Activiteit met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in bijlage VII tot en met X bij het Besluit kwaliteit leefomgeving evenals vuurwerkverkooppunten, waarvoor veiligheidsafstanden gelden
Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.
Binnen deze zone mag voor de verantwoording van het groepsrisico een standaard verantwoordingstekst worden gebruikt, waarbij beknopt wordt ingegaan op de verplichte verantwoordingselementen. In het kader van de beleidsvisie externe veiligheid Bommelerwaard mag deze worden gebruikt bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied, waarbij de gevolgen op een zwaar ongeval zeer gering zijn en/of de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid/bestrijdbaarheid redelijk tot goed zijn. Hiervan is sprake indien:
Het gebruik van de standaard verantwoordingstekst is van toepassing tot het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Standaardwaarde plaatsgebonden risico (voorheen richtwaarde)
Het bevoegd gezag moet rekening houden met een standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico. Deze standaardwaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. De standaardwaarde geldt voor beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties. Rekening houden met betekent een inhoudelijke sturing op de belangenafweging. Dit geeft het bevoegd gezag beoordelingsvrijheid. Het bevoegd gezag mag dus afwijken van deze standaardwaarde. Ze moet daar dan wel goede redenen voor hebben en ze moet dit goed motiveren.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip zeer kwetsbaar gebouw. Het gaat hierbij om gebouwen waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, gevangenissen basisscholen en scholen voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking of kinderdagverblijven.
Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:
BIJLAGE 2: Activiteiten met externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeenten
Deze route is op dit moment nog niet aangewezen als een route voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen. In verband met het openstellen van de zuidoostboog bij Meteren en (de lopende procedure voor) het realiseren van een nieuwe zuidwestboog zal dit trajectdeel door de Minister wel worden aangewezen als een dergelijke basisnetroute met nader te bepalen risicoplafonds.
BIJLAGE 3: EV-signaleringskaart
Hieronder zijn de afbeeldingen weergegeven van de invloedsgebieden volgens de huidige regelgeving en een voorlopige indicatie van aandachtsgebieden volgens de nieuwe regelgeving. De relevante risicobronnen met bijbehorende zones volgens de huidige en nieuwe regelgeving zijn ook te raadplegen via een online EV-signaleringskaart. Op deze online kaart zijn ook de begrenzingen van woongebieden en bedrijventerreinen (type A en B) weergegeven.
Figuur 4. Relevante risicobronnen met invloedsgebieden (maatwerkzones en standaardtekstzones) volgens
Figuur 5. Relevante risicobronnen met een voorlopige indicatie van de brand- en explosieaandachtsgebieden
BIJLAGE 4: Begrenzing gebiedstypen
Hieronder is een kaart weergegeven met de (indicatieve) begrenzing van de gebiedstypering. Deze kaart is ook beschikbaar op een online EV-signaleringskaart.
Voor de typering en het vaststellen van de concrete begrenzingen van bedrijventerreinen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor de begrenzing van bedrijventerreinen is het actuele databestand van IBIS bedrijventerreinen13 leidend. Indien de begrenzing van een nieuw (of uitbreiding van een bestaand) bedrijventerrein, zoals De Wildeman 3 in Zaltbommel en nieuwe terreinen nabij afslag Hedel en rond de Schoofbandweg, nog niet is opgenomen in IBIS bedrijventerreinen kan na afweging van belangen ook gekozen worden voor een alternatieve begrenzing (zoals de begrenzing volgens een voorontwerp bestemmingsplan).
Een bedrijventerrein type A is in eerste instantie het deel van een (IBIS) bedrijventerrein, dat in de EV-beleidsvisie Zaltbommel 2014-2018 al was aangewezen voor het onder voorwaarden toelaten van Bevi-inrichtingen. Het gaat dan om het zuidelijk deel (hoven 3 en 4) van Bedrijventerrein De Wildeman 1.
Verder komen de delen van een (IBIS) bedrijventerrein, waar een vergunningplichtige activiteit met EV-risico’s (zoals een BRZO/Seveso-activiteit, gaswinning en opslag van toxische vloeistoffen in een tank) plaatsvindt, daarvoor in aanmerking. Het gaat dan om de percelen van Sachem, Mainfreight, Covaco en de nabij Covaco gelegen gaswinningslocatie. Deze zijn daarom in beginsel aangewezen als bedrijventerrein Type A.
Daarnaast zijn (nieuwe) bedrijventerreinen, die op ruime afstand van (geprojecteerde) woongebieden, zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen/locaties zijn gelegen en waarbij geen kwetsbare functies of bedrijfswoningen zijn of worden toegelaten, in beginsel geschikt om als Type A aangewezen te worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nieuwe bedrijventerrein De Wildeman 3 en het nieuw te ontwikkelen terrein ter hoogte van afslag A2 Velddriel/Hedel. Vooralsnog worden deze als Type B aangewezen, maar na een zorgvuldige afweging van belangen, bijvoorbeeld tijdens een procedure voor vaststellen van een bestemmings-/omgevingsplan, kan worden gemotiveerd dat een (deel van een) bedrijventerrein wordt aangewezen als Type A terrein (waar activiteiten met EV-risico’s onder voorwaarden toelaatbaar zijn, maar (zeer) kwetsbare functies niet of in beginsel niet).
Voor de begrenzing van kantoorgebieden is de begrenzing van enkelbestemming ‘Kantoor’ in bestemmingsplan “Zaltbommel, Bedrijventerreinen” leidend.
Voor de begrenzing van woongebieden zijn de actuele grenzen van plangebieden van dorpskernen en aansluitende (nieuwe) woongebieden volgens vigerende bestemmingsplannen en beheerverordeningen leidend. Na afweging van belangen kan de gemeente (onder voorwaarden) ook kiezen voor een alternatieve begrenzing, zoals de grenzen van de bebouwde kommen op grond van de Wet natuurbescherming. In afwijking van deze grenzen wordt een (IBIS) bedrijventerrein binnen deze begrenzing niet als “woongebied” aangewezen;
Het landelijk gebied is het gebied buiten de hiervoor beschreven begrenzingen van woongebieden, kantoorgebieden en bedrijventerreinen.
BIJLAGE 5: Instrument Ruimtelijke Veiligheid
De doelstelling van het instrument is het op praktische wijze ondersteunen van gemeenten bij het borgen van veiligheid ‘aan de voorkant’ door afgewogen keuzes te kunnen maken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Concreet kan de veiligheidsregio om advies worden gevraagd bij omgevingsvisies en omgevingsplannen. |
|
In het instrument zijn de onderwerpen waarop geadviseerd wordt beschreven en zijn de bronnen waarop de adviezen gebaseerd zijn geborgd. Dit helpt de IRV-adviseur een onderbouwd advies te geven, maar het geeft ook helderheid aan het bevoegd gezag (gemeente of provincie) dat een advies aanvraagt. Gelet op de komst van de Omgevingswet en nieuwe ontwikkelingen binnen bijvoorbeeld de thema’s: energietransitie en natuurbrand, moet het instrument worden gezien als groeidocument: het zal de komende tijd nog regelmatig aangepast worden. |
|
Omgevingsveiligheid (voorheen externe veiligheid), hoogwaterveiligheid, evenementenveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorziening, verkeersveiligheid, natuurbrand, sociale veiligheid, veilige energietransitie, extreem weer, overlast grote brandcompartimenten, vitale infrastructuur. |
|
Het onderwerp ‘gezondheid’ is met de nieuwe versie (2021) komen te vervallen. Met de komst van de Omgevingswet is het onderwerp gezondheid sterk verankerd. De gemeente kan de GGD Gelderland-Zuid rechtstreeks om advies vragen. |
|
Divers: o.a. aandachts- en voorschriftengebieden, zones- en risicocontouren vanaf de bron. Zie het IRV voor meer achtergrondinformatie. |
|
Helderheid voor het bevoegd gezag en de IRV-adviseur welke onderwerpen beschouwd worden en daarbij inzicht in welke bronnen worden gehanteerd. |
|
Adviseur veiligheidsregio en ruimtelijke ordenaar van de gemeente |
|
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ). Adviseurs Ruimtelijke Veiligheid:
U kunt de adviseurs bereiken via brandweergelderlandzuid@vrgz.nl |
|
IRV 2021, laatste versie met actualisatiedatum 7-6-2018 komt hiermee te vervallen alsmede de kennisdelen voor ruimtelijke ordenaar en veiligheidsadviseur. |
|
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-342919.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.