Verordening Adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Hardinxveld-Giessendam

 

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2022;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening Adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Hardinxveld-Giessendam

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • 2.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, genaamd ‘Adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Hardinxveld-Giessendam’;

  • 4.

    Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • 5.

    voorbeschermd gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument waarvoor het omgevingsplan een voorbeschermingsregel bevat vanwege het voornemen om aan dat monument of archeologisch monument in het omgevingsplan de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven;

 

Artikel 2 Oogmerk

De regels in deze verordening zijn geschreven met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit binnen de fysieke leefomgeving en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.

 

Artikel 3 Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak op verzoek van het college te adviseren over een vooroverleg, aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

    • a.

      een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een (voorbeschermd) rijksmonument;

    • b.

      een (omgevingsplan)activiteit die betrekking heeft op een (voorbeschermd) gemeentelijk monument;

    • c.

      een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

  • 2.

    De commissie adviseert op verzoek van het college:

    • a.

      over een door de Minister aan te wijzen monument of archeologisch monument als rijksmonument;

    • b.

      over een te geven functieaanduiding in het omgevingsplan voor een gemeentelijk monument;

    • c.

      over een op te nemen maatwerkvoorschrift in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

  • 3.

    De commissie baseert een advies, voor zover van toepassing, op de omgevingsvisie, het omgevingsplan en van toepassing zijnde beleidsregels.

 

Artikel 4 Verplichte advisering

Het college vraagt in ieder geval advies van de commissie over een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 3 lid 1, met uitzondering van een advies in het kader van vooroverleg.

 

Artikel 5 Samenstelling commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit maximaal drie leden, de voorzitter daaronder begrepen. De gemeenteraad kan daarnaast één of meerdere plaatsvervangers benoemen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 2.

    De leden en eventuele plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan maximaal één burgerlid worden benoemd. Dit lid wordt benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring;

  • 4.

    De commissie telt tenminste twee leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg.

  • 5.

    De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: architectuur, ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap en stedenbouw en archeologie.

  • 6.

    Een lid van de commissie mag geen deel uitmaken van het gemeentebestuur of ambtelijke organisatie van de gemeente.

 

Artikel 6 Benoeming

  • 1.

    De leden kunnen voor een termijn van ten hoogste vier jaar door de gemeenteraad worden benoemd.

  • 2.

    Herbenoeming van leden kan éénmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De herbenoeming van plaatsvervangers is niet begrensd.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De leden kunnen op eigen verzoek worden ontslagen door de gemeenteraad.

  • 5.

    De leden kunnen door het college worden geschorst en door de gemeenteraad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

 

Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning van de commissie

  • 1.

    De commissie kan worden ondersteund door ambtenaren van de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

  • 2.

    De ambtenaren als bedoeld in het eerste lid, zijn geen lid van de commissie.

 

Artikel 8 Adviestermijn

De commissie brengt advies uit binnen een termijn van vier weken, tenzij het college heeft aangegeven binnen welke afwijkende termijn een advies wordt verwacht.

 

Artikel 9 Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1.

    Voor de vergaderingen waarin één of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      de vergaderingen zijn openbaar;

    • b.

      de agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt;

    • c.

      indien het college, al dan niet op verzoek van de aanvrager, een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan moet het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 eerste of tweede lid van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3.

    Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden.

  • 4.

    Over een adviesaanvraag met betrekking tot een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 5.

    Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het betreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 6.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

 

Artikel 10 Afdoening onder verantwoordelijkheid commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de Omgevingswet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie.

 

Artikel 11 Adviseurs

  • 1.

    De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot ter zake kundige ambtenaren van de gemeente Hardinxveld-Giessendam.

  • 2.

    De commissie kan zich laten bijstaan door andere deskundige personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

 

Artikel 12 Verwerking van het advies

  • 1.

    Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. De commissie wordt van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte gesteld.

  • 2.

    Wanneer het college besluit het door de commissie uitgebrachte advies niet geheel of gedeeltelijk over te nemen, verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

 

Artikel 13 Reglement van orde

  • 1.

    De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2.

    In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 3, eerste lid;

    • b.

      de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

    • c.

      de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • d.

      de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

    • e.

      de instelling van subcommissies;

    • f.

      de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 10;

    • g.

      de selectie en voordracht van kandidaat-leden.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het Gemeenteblad.

 

Artikel 14 Relatie met andere adviseurs

  • 1.

    Bij het aanstellen van een casemanager of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie, draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

  • 2.

    Indien gewenst, door het college, kunnen één of enkele leden van de commissie deelnemen aan een vooroverleg waarbij ook andere adviseurs aanwezig zijn.

 

Artikel 15 Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks voor 31 maart verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

  • 3.

    de wijze waarop toepassing is gegeven aan het gestelde in artikel 3, derde lid;

  • 4.

    de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

 

Artikel 16 Overgangsrecht

Wanneer voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissie op het gebied van monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de adviescommissie, zoals bedoeld in deze verordening, wordt geacht de in de Erfgoedverordening 2010 gemeente Hardinxveld-Giessendam bedoelde commissie te zijn.

 

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking acht dagen na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Hardinxveld-Giessendam".

 

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering

van de gemeente Hardinxveld-Giessendam d.d. 26 januari 2023.

De griffier, De voorzitter,

Annemarie van der Ploeg Dirk Heijkoop.

Toelichting

 

Algemeen

Deze toelichting heeft als doel uitleg te geven over de opgenomen artikelen in de verordening. Anders dan de toelichting van de VNG bij de modelverordening, wordt hier alleen genoemd wat van relevant is. Zo is ook de toelichting beter te lezen en makkelijker in gebruik.

Ingevolge artikel 17.9 Omgevingswet is het verplicht om bij activiteiten met betrekking tot een Rijksmonument advies te vragen aan een adviescommissie. Het is wenselijk om ook bij provinciale en gemeentelijk erfgoed advies te vragen aan de adviescommissie. In de eerste en belangrijkste plaatst gaat het in deze verordening dan ook over advisering omtrent cultureel erfgoed in de breedste zin van het woord.

In artikel 3 lid 2 onder d is een opening gelaten om ook in andere voorkomende gevallen advies te vragen aan de adviescommissie. Dit is geen verplichting en houdt ook niet in dat er weer moet worden getoetst aan welstand. Het kan in specifieke gevallen echter wenselijk zijn om de adviescommissie in te schakelen. Denk hierbij aan het toetsen van een beeldkwaliteitsplan. In het omgevingsplan kan de raad ook gevallen aanwijzen waarvoor advisering nodig is.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel is een begripsbepaling opgenomen om de leesbaarheid van de verordening optimaal te maken.

Met archeologisch monument wordt bedoelt archeologische resten die in de grond aanwezig kunnen zijn. Dit kan aan de orde zijn wanneer door archeologisch onderzoek resten worden gevonden die van waarde zijn voor het vastleggen van de historie.

Het college is altijd het bevoegd gezag om te beslissen op aanvragen voor een omgevingsvergunning. Het college is daarnaast uitvoerend orgaan en mag besluiten van de raad voorbereiden. Het aanvragen van adviezen aan de adviescommissie zal dan ook altijd via het college gaan. Hier wordt dan ook alleen het college genoemd.

Van een voorbeschermd gemeentelijk monument is sprake wanneer een ontwerpbesluit is genomen over de aanwijzing van een gemeentelijk monument. Omdat dit officieel nog niet vastligt is het wel van belang de beschermde status die een monument heeft, hierop van toepassing te laten zijn. Wanneer niet tijdig een definitief besluit wordt genomen (binnen anderhalf jaar) vervalt de voorbescherming.

 

Artikel 2 Oogmerk

De regels in deze verordening zijn geschreven met een oogmerk. Het belang van een goede omgevingskwaliteit moet in het oog worden gehouden.

Omgevingskwaliteit bestaat uit de aspecten die zorgdragen voor de leefbaarheid van onze fysieke omgeving in de breedste zin van het woord. Als omgevingskwaliteit zijn benoemd cultureel erfgoed, architectuur, stedenbouw, landschap, natuur, beleving, identiteit en alles wat verder relevant is.

 

Bij advisering door de adviescommissie wordt dit oogmerk als uitgangspunt genomen.

 

Artikel 3 Taak en werkzaamheden

Eerste lid

Het eerste lid van dit artikel gaat over de verplichte advisering zoals bedoeld in de Omgevingswet. Wanneer een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, voor een activiteit met betrekking tot cultureel Rijkserfgoed, dan is advisering van de adviescommissie verplicht. Dit volgt uit artikel 17.9 lid 1 van de Omgevingswet. In dit artikel van de verordening gaat het echter niet alleen over advisering met betrekking tot een Rijksmonument. Advisering is ook verplicht waar het gaat over provinciaal en gemeentelijk cultureel erfgoed. Hier geeft de verordening een aanvulling op de wettelijke bepalingen.

Het college is het uitvoerende bestuursorgaan die bij die uitvoering van die taak advies vraagt.

Tweede lid

In het tweede lid is opgenomen dat de commissie op verzoek van het college adviseert. Voor het college ligt hier geen verplichting om advies te vragen. Het gaat er hier om, het college de mogelijkheid te geven in voorkomende gevallen advies te kunnen vragen. Hier gaat het dus om de kanbepaling.

Tweede lid onder a: Op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet wint de minister advies in bij het college over de aanwijzing van een Rijksmonument. Ondanks dat het hier om een Rijksmonument gaat heeft het college niet de verplichting over deze adviesaanvraag advies te vragen aan de adviescommissie. Artikel 17.9 lid 2 Omgevingswet bepaalt dat het college advies kan inwinnen. Artikel 17.9 lid 1 Omgevingswet geeft alleen een verplichting tot advisering bij de beoordeling van een aanvraag voor omgevingsvergunning.

Tweede lid onder b: In het omgevingsplan kan een functieaanduiding worden opgenomen met betrekking tot cultureel erfgoed. Het college kan wanneer dit aan de orde is hierover advies inwinnen bij de commissie. Het college kan dan met betrekking tot die functieaanduiding de raad goed adviseren.

Tweede lid onder c: In dit artikel is geregeld dat het college advies kan vragen bij het geven van een maatwerkvoorschrift. Met een maatwerkvoorschrift kan het college afwijken van algemene regels. Een maatwerkvoorschrift geldt voor een individueel geval en staat in een apart maatwerkbesluit.

Het college kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:

  • algemene regels nader invullen of aanvullen

  • eisen opstellen die strenger of minder streng zijn dan de algemene regels

  • afwijken van een verbod in algemene regels

Het college kan een maatwerkvoorschrift bijvoorbeeld gebruiken voor:

  • onvoorziene situaties

  • bijzondere gevallen

  • lokale omstandigheden

  • het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving

Het college kan een maatwerkvoorschrift opstellen uit eigen beweging of op verzoek.

 

Advisering kan gaan over: het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen.

Let op: Met dit artikel wordt niet beoogd de welstandstoets weer in te voeren. Het geeft de mogelijkheid om in specifieke gevallen meer te kunnen sturen. Een maatwerkvoorschrift zoals bedoeld in dit artikel gaat altijd over een specifiek geval.

Tweede lid onder d: Hier wordt de mogelijkheid gegeven om in voorkomende gevallen, die niet in dit artikel worden genoemd, advies in te winnen. Het kan hier ook gaan over het opstellen van beleid maar ook over het opnemen van beschermende regels ten opzichte van archeologische monumentenzorg in het omgevingsplan.

Derde lid

Wanneer van toepassing baseert de commissie het advies op de omgevingsvisie, het omgevingsplan of beleidsregels. Dit volgt uit artikel 17.9 lid 3 Omgevingswet. Dit kan aan de orde zijn wanneer in het omgevingsplan welstandsregels zijn opgenomen of bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan. Wanneer die er met betrekking tot de te vergunnen activiteit niet zijn is dit lid niet van toepassing.

 

Artikel 4 Verplichte advisering

Artikel 3 gaat over de taken en werkzaamheden van de commissie. Dit artikel bepaalt in welke gevallen het college verplicht is advies in te winnen bij de commissie. Het gaat hier om de in artikel 3 lid 1 genoemde gevallen. Uitgezonderd hiervan is advisering bij een vooroverleg. Een vooroverleg heeft geen enkele wettelijke grondslag en valt daarmee niet onder de verplichte gevallen. Advisering in de fase van het vooroverleg kan echter wel handig zijn om zo de doorlooptijd van termijn voor verlening van de omgevingsvergunning te versnellen.

 

Artikel 5 Samenstelling commissie

Dit artikel regelt de samenstelling en deskundigheid van de commissie.

Eerste lid

In dit lid wordt bepaalt dat de commissie uit maximaal drie leden bestaat. De gemeenteraad kan ook plaatsvervangers aanwijzen die bij verhindering van één van de commissieleden in diens plaats zitting kan nemen in de commissie.

Tweede lid

Dit lid geeft aan dat de leden als deskundigen en dus op persoonlijke titel en op grond van hun persoonlijke kwalificaties worden benoemd. Hun lidmaatschap is niet afhankelijk van het bekleden van een bepaalde functie of het hebben van een bepaalde hoedanigheid. De leden vertegenwoordigen geen bijzondere belangen. Dat betekent bijvoorbeeld dat belangenorganisaties op het gebied van de omgevingskwaliteit geen vertegenwoordigers in de commissie hebben. De leden moeten hun functie onafhankelijk uitoefenen. Daartegenover staat dat benoeming niet achterwege zal blijven enkel vanwege het lidmaatschap van een bepaalde groepering of het bekleden van een bepaalde bestuurlijke of maatschappelijke functie.

Derde lid

Dit lid regelt dat er maximaal één burgerlid benoemd kan worden. Een voorwaarde is wel dat dit lid beschikt over inzicht in maatschappelijke verhoudingen op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Dit is niet de kennis die een professionele deskundige heeft.

Vierde lid

De commissie moet verplicht adviseren over een activiteit met betrekking tot een Rijksmonument. Daarnaast is het in de verordening ook verplicht gesteld advies te vragen over activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten. Het is daarom van belang dat de commissie in elk geval twee leden heeft die op dit gebied deskundig zijn.

Vijfde lid

Volgens de Memorie van toelichting bij de Omgevingswet, moet de commissie ten minste beschikken over deskundigheid op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap en stedenbouw te beschikken. Het is mogelijk dat één persoon meerdere disciplines vertegenwoordigd.

Zesde lid

Dit lid zorgt voor een aanscherping van de wettelijke eis van onafhankelijkheid ten opzichte van het gemeentebestuur. Artikel 17.8 van de Omgevingswet stelt slechts als eis, dat de leden van het gemeentebestuur geen lid zijn van een gemeentelijk adviesorgaan. Er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling.

 

Artikel 6 Benoeming

Eerste tot en met derde lid

Deze leden hebben betrekking op de benoemingstermijn als bedoeld in artikel 17.7, eerste lid, van de wet. Het eerste lid regelt de benoeming voor de eerste termijn. Het tweede lid ziet toe op de herbenoeming. De regels voor de herbenoeming zijn logischerwijs alleen van toepassing op de leden, niet op hun plaatsvervangers. In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om leden één jaar na hun aftreden opnieuw te kunnen benoemen.

 

Ter zijde:

De vraag kan worden gesteld of het benoemen van leden en het instellen van de commissie een bevoegdheid is die gemandateerd kan worden aan het college. Mandaatverlening is niet toegestaan wanneer de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. In dit geval is het de vraag of de aard van de bevoegdheid zich verzet tegen mandaatverlening als bedoeld in artikel 10:3, tweede lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht. Onder de Woningwet is overwogen dat de gemeenteraad een centrale rol moest spelen in het welstandstoezicht. Mandatering was daarom niet mogelijk. Uit de toelichting bij artikel 17.7 van de Omgevingswet volgt dat “in navolging van de bestaande regeling voor de welstandscommissie (..) die bevoegdheid is neergelegd bij de gemeenteraad.” (Kamerstukken II, 2013-2014, 33962, nr. 3, p. 580). Op grond daarvan mag worden aangenomen dat de aard van de bevoegdheid zich tegen mandatering aan het college verzet.

 

Vijfde lid

Dit lid regelt schorsing en ontslag. De Omgevingswet bepaalt dat de raad de leden benoemt en ontslaat (artikel 17.7, tweede lid, van de wet). Het is vanzelfsprekend dat leden op eigen aanvraag worden ontslagen.

Zesde lid

Leden kunnen door het college worden geschorst voor onbepaalde tijd en door de gemeenteraad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

 

Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning van de commissie

De commissie kan worden bijgestaan door een ambtenaren die in dienst zijn van de gemeente Hardinxveld-Giessendam. In overleg kan gekeken worden welke ambtelijke ondersteuning de adviescommissie nodig heeft.

 

Artikel 8 Adviestermijn

In de Omgevingswet is geen termijn gesteld waar binnen de commissie moet adviseren. Deze termijn mag volgens artikel 3:6 van de Awb niet zodanig kort zijn, dat de commissie zijn taak niet meer kan vervullen. In dit artikel wordt een termijn gesteld van vier weken. Het college kan een andere termijn noemen. Wanneer geen advies wordt uitgebracht binnen de genoemde adviestermijn, staat dit de besluitvorming door het college niet in de weg (artikel 3:6, tweede lid, van de Awb).

 

Artikel 9 Beraadslaging en standpuntbepaling

Eerste lid

Artikel 17.9 vijfde lid van de Omgevingswet bepaalt dat de door de commissie gehouden vergaderingen openbaar zijn. Dit lid is een uitwerking van deze wettelijke eis. De openbaarheid geldt ook voor agenda en stukken bij de agenda.

In voorkomende gevallen kan het college verzoeken een vergadering of gedeelte daarvan niet openbaar te laten zijn. Het kan hier dan alleen gaan over gevallen, die vallen onder artikel 5.1 eerste of tweede lid van de Wet open overheid.

De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin het advies op de aanvraag voor een omgevingsvergunning of op een voorgenomen beschikking formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor informeel vooroverleg of bij de beleidsgerichte, opgavegerichte of ontwerpgerichte advisering. De potentiële initiatiefnemer kan in het stadium van vooroverleg gebaat zijn met beslotenheid. Openbaarheid zou dan remmend op het vooroverleg kunnen werken, terwijl uit oogpunt van de korte planprocedure vooroverleg stimulering verdient.

Tweede lid

Uit artikel 4:7 van de Awb volgt de beperkte verplichting dat de mogelijkheid tot toelichting van een plan ten overstaan van de commissie dient te worden geboden aan de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarnaast hebben andere belanghebbenden spreekrecht. De kring van spreekgerechtigden is beperkt tot belanghebbenden (als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb). Daarmee wordt voorkomen dat allerlei personen tijdens de vergadering van de commissie kunnen inspreken, terwijl die in een eventuele rechterlijke procedure tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen geen recht van spreken hebben omdat zij geen belanghebbenden zijn.

Het spreekrecht is van invloed op het tijdstip waarop de vergadering van de commissie wordt aangekondigd. Dat tijdstip moet dan zodanig worden gekozen dat eventuele sprekers voldoende tijd hebben om zich op de vergadering voor te bereiden. De regeling van dit spreekrecht wordt opgenomen in het reglement van orde (zie artikel 13).

De commissie kan wat met doormiddel van spreekrecht is aangegeven meenemen in de beraadslagingen. Tijdens deze beraadslagingen is er geen recht meer tot inspreken.

Derde en vierde lid

Het derde en vierde lid zien erop toe dat in de vergadering voldoende leden aanwezig zijn, zodat een deskundig oordeel kan worden gevormd. Het borgt ook de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, eerste lid, van de wet).

Vijfde lid

Met deze bepaling wordt verstrengeling van belangen tegengegaan.

Zesde lid

Dit lid verwijst naar de Awb die uitvoerders van wetten een geheimhoudingsplicht oplegt ten aanzien van gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden. Op grond van artikel 2:5, tweede lid, van de Awb is de plicht tot geheimhouding ook van toepassing op instellingen die een wettelijke taak uitvoeren. Daaronder vallen ook adviesorganen. Dit lid plaatst buiten twijfel dat de geheimhoudingsplicht ook op de commissie en de daarvoor werkzame personen van toepassing is.

 

Artikel 10 Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

Dit artikel geeft de mogelijkheid om de advisering namens de commissie over te laten aan een of meer leden, al dan niet in een vaste samenstelling als subcommissie. De commissie blijft verantwoordelijk voor het advies. Een goede omschrijving van de volmacht is nodig om aan het advies een doorslaggevende betekenis toe te kennen. Dit kan worden opgenomen in het reglement van orde (artikel 13). Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, eerste lid, van de wet).

De commissie kan ervoor kiezen de volmacht te beperken tot de plannen met relatief geringe ruimtelijke betekenis, of plannen waar gelet op meer dan één vergelijkbare vallen de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld. Een ruimere volmacht is mogelijk indien de betrokken leden of de subcommissies volledig beschikken over de professionele deskundigheid die in een specifiek geval nodig is voor de advisering (bijvoorbeeld deskundig op het gebied van cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap, stedenbouw, architectuur en archeologische monumentenzorg). Ook hier blijft gelden de wettelijke eis dat enkele leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg in ieder geval worden betrokken bij de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit (artikel 17.9, eerste lid, van de wet).

 

Artikel 11 Adviseurs

Dit artikel geeft de commissie de bevoegdheid zich ten behoeve van de advisering te laten voorlichten door ambtenaren (eerste lid) of door externe deskundigen (tweede lid). Een ambtenaar of een andere deskundige kan ingevolge het derde lid op uitnodiging van de commissie aanwezig zijn bij de vergaderingen of als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Deze regeling sluit aan op de gegroeide praktijk, waarbij de commissies afhankelijk van de behoefte, specifieke adviseurs inschakelen (bijvoorbeeld een specialist op het gebied van historische interieurs of een specialist op het gebied van duurzaam bouwen).

 

Artikel 12. Verwerking van het advies

Eerste lid

Dit lid ziet toe op het vragen van een second opinion aan een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente in geval het college zich niet kan verenigen met het advies van de commissie. Om oneindig ‘shoppen’ te voorkomen is dit slechts één keer per activiteit toegestaan.

Een advies van de commissie dat voldoet aan de wettelijke eisen van zorgvuldigheid en motivering als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet, behoeft in beginsel geen nadere motivering. Een nadere motivering is wel vereist in geval een aanvrager of een derde-belanghebbende een contra-advies heeft overgelegd, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het advies in strijd is met de geldende beoordelingscriteria (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2952).

Tweede lid

Dit lid is opgenomen met het oog op een goede vervulling van de adviestaak. Daarvoor is nodig dat de commissie voortdurend inzicht heeft in hoe het college omgaat met de uitgebrachte adviezen.

 

Artikel 13 Reglement van orde

Eerste lid

De commissie stelt een reglement van orde vast.

Tweede lid

Dit lid geeft aan welke onderwerpen in ieder geval in het reglement van orde worden opgenomen.

Derde lid

Dit lid regelt de bekendmaking van het reglement van orde. Dat kan als bijlage bij deze verordening, of als aparte bekendmaking met een goede verwijzing naar deze verordening. Juridisch gezien behoeft het reglement van orde niet in de verordening zelf te worden opgenomen.

 

Over de bekendmaking van regelingen zoals bedoeld in dit artikel. Beleidsregels en andere besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht dienen door het college in het Gemeenteblad gepubliceerd te worden (zie artikel 6 jo. artikel 2, lid 2 en 6, van de Bekendmakingswet). Een verplicht door de commissie vast te stellen reglement van orde binnen de kaders van een verordening valt daar wel ook onder. Bovendien is bij of krachtens de Bekendmakingswet niet bepaald dat in dit geval gebruik van het Gemeenteblad niet aangewezen is (zie artikel 2, lid 7, van de Bekendmakingswet).

 

Artikel 14 Relatie met andere adviseurs

Dit artikel regelt een goede afstemming tussen de werkzaamheden van andere adviseur(s) op het gebied van de omgevingskwaliteit en de commissie.

 

Artikel 15 Vergoeding

Dit artikel regelt de vergoeding die de leden en de adviseurs, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, ontvangen. Dit kan op basis van een gemeentelijke vergoedingsregeling of van een overeenkomst met een adviesorganisatie.

 

Artikel 16 Jaarverslag

Artikel 17.9, zesde lid van de Omgevingswet bepaalt dat de commissie elk jaar een verslag over de uitgevoerde werkzaamheden zendt aan de gemeenteraad. Het kan voor de gemeenteraad aanleiding zijn voor bijstelling van het gemeentelijk beleid. De commissie kan naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden beleidsaanbevelingen doen. Bijvoorbeeld over de in het omgevingsplan op te nemen beoordelingscriteria met betrekking tot de omgevingskwaliteit. Om die reden verschijnt het jaarverslag tijdig vóór de jaarlijkse beleids- en begrotingscyclus in de gemeente.

 

Artikel 17 Overgangsrecht

Dit artikel regelt dat aanvragen ingediend voor het inwerkingtreden van deze verordening volgens het oude recht worden afgedaan.

 

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding en de citeertitel van de verordening.

 

Naar boven