Verordening Beschermd Wonen en Beschermd Thuis gemeente Koggenland 2023

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d.15 november 2022;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Besluit vast te stellen de:

 

Verordening Beschermd Wonen en Beschermd Thuis gemeente Koggenland 2023

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    Arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning:

    • a.

      Intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteit is gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel.

    • b.

      Ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, gecategoriseerd in de volgende ondersteuningsprofielen voor Beschermd wonen en Beschermd thuis:

      • i.

        Profiel 6 Beschermd Thuis (BT).

      • ii.

        Profiel 7 Beschermd Wonen (BW).

  • 2.

    Beschermd Thuis: Wonen in een eigen, zelfstandige (huur)woning met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Beschermd Wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4.

    Budgetplan: een plan met daarin de motivatie van de inwoner waarom een pgb gewenst is. In dit plan maakt de inwoner inzichtelijk welke zorg deze wil inkopen voor het beschikbare budget, het bedrag dat per zorgverlener besteed gaat worden, welke resultaten cliënt wil bereiken en hoe de zorg die cliënt wil inkopen hieraan bijdraagt.

  • 5.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren. Het college van gemeente Hoorn kan nadere regels stellen over gebruikelijke hulp door huisgenoten.

  • 6.

    Keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner.

  • 7.

    Lokale toegang: loket dat het college heeft ingericht om hulp / ondersteuning te bieden aan een inwoner.

  • 8.

    Persoonsgebonden budget (Pgb) bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden ontvangt.

  • 9.

    Persoonlijk plan: een hulpmiddel voor de inwoner om de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen en na te denken over mogelijke oplossingen.

  • 10.

    Perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de wet, dat wil zeggen een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn onderzocht en zijn vastgelegd samen met de resultaten en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken.

  • 11.

    Regionale Toegangsteam (RT): toegang tot de Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Beschermd Thuis in Westfriesland en wordt uitgevoerd door gemeente Hoorn.

  • 12.

    Resultaat: een directe vertaling van de ondersteuningsbehoefte van inwoner (het ‘wat’) en staat omschreven in een perspectiefplan.

  • 13.

    Spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die niet uitgesteld kan worden. In deze gevallen treft het college na de melding meteen een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 14.

    Toezicht: het doen van onderzoek om te beoordelen of de gestelde eisen worden nageleefd. Hier kunnen eventuele interventies uit voortkomen.

  • 15.

    Toezichthouder: Er zijn twee verschillende toezichthouders. Er is een toezichthoudende ambtenaar bevoegd tot toezicht op de naleving van kwaliteitseisen op gebied van de Wmo zoals gesteld in artikel 6.1 van de Wmo2015. Daarnaast is er een toezichthoudende ambtenaar, die bevoegd is om toezicht te houden op de rechtmatigheid van zowel Wmo als Jeugd. In West-Friesland is het toezicht regionaal georganiseerd.

  • 16.

    Voorziening: Een algemene gebruikelijke voorziening, algemene voorziening, maatwerk voorziening of voorliggende voorziening;

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: Voorzieningen of producten en diensten die voor iedereen gebruikelijk (normaal) zijn om zelf (in) te kopen. Als de prijs van een voorziening door inwoners met een minimum inkomen/niveau wordt gebruikt, dan kan deze worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk. De voorziening is tevens niet speciaal bedoeld voor mensen met een beperking en iedereen kan het gebruiken.

    • b.

      Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht is op maatschappelijke ondersteuning.

    • c.

      Maatwerkvoorziening: een individuele voorziening aanvullend op wat de inwoner zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing gebruikelijke zorg of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod.

    • d.

      Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt. Dit zijn voorzieningen waar eerst aanspraak op moet worden gemaakt.

  • 17.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015).

  • 18.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Regeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college is bevoegd gemeente Hoorn te mandateren om maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere (Westfriese) gemeente dan gemeente Hoorn.

  • 3.

    Het college is bevoegd gemeente Hoorn te mandateren tot het vaststellen van nadere regels omtrent de procedure tot toegang van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis.

  • 4.

    Het college is bevoegd gemeente Hoorn te mandateren voor het behandelen van klachten, bezwaar- en beroepsprocedures op besluiten genomen door het RT.

  • 5.

    Het college is bevoegd gemeente Hoorn te mandateren om Beschermd Wonen en Beschermd Thuis in te kopen.

Artikel 3 Criteria voor Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan;

    • b.

      het perspectiefplan;

    • c.

      het gespreksverslag van het keukentafelgesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

    • d.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door de inwoner zijn ingebracht.

  • 2.

    Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      in hoeverre op eigen kracht, met eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden;

    • e.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • f.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waar de inwoner om vraagt.

  • 3.

    Als Beschermd Wonen of Beschermd Thuis noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 4.

    Als vastgesteld kan worden dat een al ingezet traject Beschermd Wonen of Beschermd Thuis noodzakelijk is, dan wordt deze niet langer dan drie maanden voorafgaand aan de datum van de melding om ondersteuning vergoed.

  • 5.

    Beschermd Wonen en Beschermd Thuis wordt niet verstrekt:

    • -

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al ingezet traject Beschermd Wonen of Beschermd Thuis zonder beschikking en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen over toelating.

Artikel 4. Advisering

  • 1.

    Het college kan om deskundigenadvies vragen als zij dat nodig vinden. Als de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college is artikel 2.2 van de Awb van toepassing. Dit betekent dat het college moet controleren dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies. Hiervoor moet het college in ieder geval vaststellen:

    • a.

      of het onderzoek zich naast de eigen mogelijkheden van inwoner heeft uitgestrekt tot anderen, bijvoorbeeld personen van wie gebruikelijke hulp mag worden verwacht;

    • b.

      dat het advies logisch is opgebouwd;

    • c.

      welke de belangrijkste gebruikte onderzoeksdoelen en -methoden zijn geweest;

    • d.

      dat duidelijk is waarom bepaalde zaken juist niet zijn onderzocht, niet onderzocht konden worden of bepaalde methoden niet zijn gebruikt;

    • e.

      dat het advies logischerwijs voortvloeit uit de onderzoeksbevindingen;

    • f.

      dat het advies antwoord geeft op de geformuleerde onderzoeksvragen;

    • g.

      of door inwoner aangedragen vragen en opmerkingen mee zijn genomen in het onderzoek;

    • h.

      of het advies is voorgelegd aan inwoner en zijn zienswijze is toegevoegd aan het advies.

  • 2.

    Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het nemen van besluiten en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

Artikel 5. Inhoud beschikking van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a)

      de dagtekening van de beschikking;

    • b)

      tot welke beslissing het college is gekomen waar inwoner ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Indien er geen herkomstgemeente bekend is, wordt het besluit genomen door het college van gemeente Hoorn;

    • c)

      op grond van welke wet de beslissing is genomen;

    • d)

      wat de motivering van beslissing is;

    • e)

      dat een mondeling toelichting op de beschikking door het RT kan worden gegeven;

    • f)

      binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

  • 2.

    Als een aangevraagde voorziening geheel of gedeeltelijk wordt verstrekt, dan zal worden aangegeven of de voorziening(en) in natura of als pgb wordt of worden verstrekt.

  • 3.

    Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking als deze is opgesteld.

  • 4.

    De beschikking vermeldt:

    • a.

      of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening;

    • b.

      dat wijzigingen in de persoonlijke situatie van de inwoner uiterlijk binnen twee weken moet worden doorgegeven aan het RT;

    • c.

      dat als de beschikking voor Beschermd Wonen of Beschermd Thuis afloopt, er binnen zes weken voor de einddatum een nieuwe melding moet worden gedaan.

  • 5.

    Bij het verstrekken van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en einddatum van de maatwerkvoorziening is.

  • 6.

    Bij het verstrekken van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb mag worden gebruikt;

    • b.

      welke kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de start- en einddatum van het Beschermd Wonen of Beschermd Thuis is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      dat de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • f.

      dat het Beschermd Wonen en Beschermd Thuis binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn.

Artikel 6. Regels voor een pgb en financiële tegemoetkoming binnen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.6 van de Wmo.

  • 2.

    Het college is bevoegd om nadere regels op te stellen, waarin het college criteria kan opnemen die een uitwerking vormen van de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de wet.

  • 3.

    Het college kent een pgb toe als naar het oordeel van dat college is vastgesteld dat:

    • a.

      cliënt -al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel een door cliënt schriftelijk aangewezen gemachtigde of een door de rechter aangewezen wettelijk vertegenwoordiger (curator, bewindvoerder, mentor, voogd)-, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake en in staat is te achten om de aan een pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze bestaan onder andere uit:

      • i.

        aanvragen van de ondersteuning, inclusief formuleren ondersteunings-, cq. zorgvraag;

      • ii.

        inkopen en aansturen van de ondersteuning, ook als de ondersteuningsvraag wijzigt;

      • iii.

        goed werkgeverschap;

      • iv.

        coördinatie van zorgverleners;

      • v.

        coördinatie betrokkenheid sociaal netwerk en mantelzorg;

      • vi.

        het voeren van een administratie;

      • vii.

        verantwoording afleggen en contact onderhouden met de gemeente;

      • viii.

        taal- en ICT-vaardigheid.

    • b.

      is gewaarborgd dat de diensten die met het pgb betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn conform de kwaliteitseisen zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening.

  • 4.

    Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      een volledig ingevuld en ondertekend budgetplan ontbreekt bij de aanvraag;

    • b.

      in de vier jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • c.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • d.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • e.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • f.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

    • g.

      de inwoner (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb-vaardig is;

    • h.

      als sprake is van onvoldoende afstand tussen degene die namens de budgethouder het pgb beheert en de aanbieder;

    • i.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • j.

      er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de inwoner, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5.

    Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb als er sprake is van:

    • a.

      problematische schulden;

    • b.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      er eerder misbruik is geweest van een pgb;

    • d.

      aangetoonde fraude, begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • e.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • f.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • g.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

    • h.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • i.

      een wettelijke vertegenwoordiger niet in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de cliënt;

    • j.

      registratie van de beoogde zorgaanbieder bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de verstrekking van een pgb en een financiële tegemoetkoming.

Artikel 7. Wijze van berekenen van een pgb binnen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor maatwerkvoorziening bedraagt:

    • a.

      maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      een vast tarief per arrangement indien uitgevoerd door een niet-professioneel persoon, bijvoorbeeld uit het sociale netwerk, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning;

    • d.

      indien met een pgb zorg wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van zorg door een professionele zorgverlener en ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling) levert het college maatwerk met een passend tarief;

    • e.

      indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders levert het college maatwerk met een passend tarief;

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks nadere regels omtrent indexering van pgb-tarieven in een financieel besluit.

Artikel 8. Bijdrage in de kosten van Beschermd Wonen, Beschermd Thuis en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn voor Beschermd Wonen en Beschermd Thuis, zolang hiervan gebruik wordt gemaakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De eigen bijdrage in de kosten van het Beschermd Wonen en Beschermd Thuis, met een maximum van de kostprijs, bedraagt ten hoogste het bedrag zoals genoemd in artikel 2.1.4 lid 4 en 2.1.4a lid 4 van de wet.

  • 3.

    De beschikking bevat een vermelding of een eigen bijdrage van toepassing is.

  • 4.

    De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen conform de wet abonnementstarief geldt voor:

    • a.

      zorgarrangement gebaseerd op ondersteuningsprofielen 6;

    • b.

      zorgarrangement gebaseerd op ondersteuningsprofielen 7.

  • 5.

    De omvang van de eigen bijdrage uit:

    • a.

      lid 1 sub a + c is gebaseerd op de wet Wmo2015, artikel 2.1.4 lid 4;

    • b.

      lid 1 sub b is gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, hoofdstuk 3, paragraaf 3;

    • c.

      lid 1 sub d is gebaseerd op de wet artikel 2.1.4 of de kostprijs.

  • 6.

    Bovenstaande bijdragen uit de wet abonnementstarief worden namens het college geïnd door het CAK.

  • 7.

    Startmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van beschikking vormt start eigen bijdrage;

    • b.

      datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders;

    • c.

      de eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 8.

    Stopmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage;

    • b.

      datum dat kostprijs is afbetaald;

    • c.

      de eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

Artikel 9. Kwaliteitseisen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis:

  • 1.

    Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis moeten voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2.

    Als er geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn. Stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast over de kwaliteit van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Het college toetst kwaliteitseisen door periodieke overleggen met aanbieder(s), cliëntenra(a)den en door middel van een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4.

    Voor een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg. Bij een pgb toetst het college het budgetplan van de cliënt en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgleverancier geboden kan worden.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 10. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld.

  • 2.

    Het college attendeert de zorgaanbieder op deze regeling en verwijst naar de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen altijd melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ten aanzien van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over voorgaande.

Artikel 11. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen Beschermd Wonen / Beschermd Thuis, pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert inwoners of hun vertegenwoordiger over de rechten en plichten die aan het ontvangen van Beschermd Wonen, Beschermd Thuis of pgb zijn verbonden. Ook informeert het college over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Een inwoner meldt aan het college alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen geven tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Het college kan een beslissing herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op Beschermd Wonen, Beschermd Thuis of een pgb is aangewezen;

    • c.

      Beschermd Wonen, Beschermd Thuis of een pgb niet meer toereikend is;

    • d.

      de inwoner langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de voorwaarden voor Beschermd Wonen, Beschermd Thuis of een pgb;

    • f.

      de inwoner een pgb voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is gebruikt voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Het college kan geld terugvorderen als iemand ten onrechte Beschermd Wonen, Beschermd Thuis of een pgb heeft verkregen, rekening houdend met artikel 3 lid a.

  • 6.

    Het college kan tijdelijke maatregelen treffen bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten, ter bescherming van medewerkers van aanbieders.

  • 7.

    Zorgaanbieders bij wie de afgelopen drie jaar het contract is ontbonden of niet verlengd is op basis van het resultaat van een onderzoek door de toezichthouder of de inspectie komen niet in aanmerking voor het aanbieden van maatschappelijke ondersteuning op basis van pgb.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent terug- en invordering.

Artikel 12. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener. Voor maximaal dertien als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Als een cliënt langer dan 2 maanden in een instelling verblijft die bekostigd wordt uit de Wet Langdurige Zorg, Zorgverzekeringswet of ander wettelijk kader dan de Wmo dan kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener.

  • 3.

    Het college stelt inwoner en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek aan de Sociale verzekeringsbank op grond van het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 13. Toezichthouder

  • 1.

    Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die de taak hebben om toezicht te houden op de naleving van de wet.

  • 2.

    De toezichthoudend ambtenaar is bevoegd toezicht te houden op de naleving van kwaliteitseisen en op de rechtmatigheid op gebied van de Wmo zoals gesteld in artikel 6.1 van wet.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar doet regulier onderzoek en onderzoeken naar calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 4.

    Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 5.

    Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 6.

    De regionale toezichthouder adviseert aan de colleges WF7.

  • 7.

    Het college informeert de gemeenteraad via een jaarverslag van de toezichthouder.

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs/tarieven, die geld(t)(en) voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde;

    • b.

      of een reële prijs/tarieven die geld(t)(en) als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 15. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van inwoners die gaan over de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten over de levering van Beschermd Wonen en Beschermd Thuis.

  • 3.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten.

  • 4.

    Het college ziet toe op de naleving van de klacht- en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 16. Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt inwoners van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Beschermd Wonen en Beschermd Thuis Gemeente Koggenland 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad

Gemeente, 19 december 2022

De griffier,

mevrouw drs. E.M.L. Marijnissen

de voorzitter,

mevrouw mr. M.M. Bonsen-Lemmers

Naar boven