Gemeenteblad van Buren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2023, 329533 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Buren | Gemeenteblad 2023, 329533 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdwet gemeente Buren 2023
De raad van de gemeente Buren;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2023;
van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdwet gemeente Buren 2023
Dit hoofdstuk vormt de inleiding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Buren, hierna: de verordening). Hierin worden de uitgangspunten beschreven waarop de verordening is gebaseerd. Deze verordening bevat de regels van de gemeente voor de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) die de gemeenteraad heeft vastgesteld. De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Ook wordt in dit hoofdstuk de betekenis gegeven van begrippen die vaak terugkomen in de tekst van deze verordening. In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. De meeste begrippen die al in de wetten zijn beschreven herhalen wij niet in dit document.
Onze pijlers en uitgangspunten
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij die doelen. De gemeente betrekt daarbij de volgende pijlers, uitgaande van de missie: “Iedereen doet mee!”:
Onze missie – Iedereen doet mee! - is ons belangrijkste uitgangspunt. Onze zogenaamde “stip op de horizon”. We willen als gemeente dat onze inwoners deelnemen aan de samenleving, dat zij onderdeel zijn van de maatschappij en deel uitmaken van een gemeenschap. De drie hierboven genoemde pijlers zijn daarvoor een belangrijke voorwaarde. Iedereen telt mee en iedereen kan, in verschillende mate en rekening houdend met verschillende behoeften, deelnemen.
Aan de hand van de volgende vijf uitgangspunten willen wij onze missie bereiken:
Deze principes zijn afkomstig uit onze integrale visie op het sociaal domein, “Kansen pakken”, door onze raad vastgesteld op 29 september 2020.[1] De gemeente wil ervoor zorgen dat hulpvragen van inwoners integraal worden opgepakt. Dat wil zeggen: bekeken met een brede blik, uitgaande van de eigen kracht en het sociaal netwerk van inwoners en over verschillende levensgebieden heen. Zo kunnen inwoners hulp en ondersteuning krijgen die het beste past bij hun situatie.
De gemeente kent ook haar financiële verantwoordelijkheid. De tekorten in het sociaal domein zijn groot. Dat is dan ook de reden dat de gemeenteraad op 25 januari 2022 het Programmaplan Transformatie Sociaal domein heeft vastgesteld waarin de visie Kansen pakken verder is uitgewerkt en maatregelen tot kostenbesparing op zijn gepakt.
Met de hierboven beschreven pijlers en uitgangspunten leggen we een verbinding tussen inhoud en financiën. Als gemeente staan we voor de opgave om passende zorg en ondersteuning beschikbaar en betaalbaar te houden, juist voor die inwoners die het echt nodig hebben.
Nadere uitwerking van de verordening vindt plaats in door het college vast te stellen beleidsregels Wmo en Jeugdhulp.
Algemene voorziening: Dienst of product die gericht is op maatschappelijke ondersteuning of hulp vanuit de Jeugdwet. Algemene voorzieningen zijn toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de inwoner. In de Wmo 2015verwijst deze term naar algemene voorzieningen zoals in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
Hulpvraag: de noodzaak van een inwoner voor maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en/of de noodzaak van een jeugdige of zijn ouders voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en/of noodzaak voor lichte opvoedondersteuning of kortdurende begeleiding zoals die wordt geboden door de gemeente (het sociaal team).
Maatwerkvoorziening: Hiermee wordt een ‘maatwerkvoorziening’ bedoeld zoals in, artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en een ‘individuele voorziening’ zoals in artikel 2.9 van de Jeugdwet. Dit is een voorziening die niet vrij toegankelijk is. Er wordt eerst onderzoek gedaan naar de situatie van de inwoners. Als een maatwerkvoorziening nodig is gezien de aard en ernst van de hulpvraag, geeft de gemeente hiervoor een beschikking.
Persoonlijk plan: een plan dat door de inwoner zelf bij, of vlak na de melding, wordt ingediend, waarin hij aangeeft welke ondersteuning het meest is aangewezen, waaronder een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet of een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 tweede lid, onderdelen a tot en g van de Wmo 2015.
Hoofdstuk 2 Toegang en procedure
Hier beschrijven we de manier waarop een inwoner een hulpvraag aan de gemeente kan stellen, hoe de gemeente hiermee omgaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht.
Wanneer een partij als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verwijst naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, dan moet de inwoner hiervoor eerst een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente ziet dit dan als een aanvraag, zoals genoemd in artikel 2.6. Wanneer nodig doet de gemeente aanvullend onderzoek naar de hulpvraag.
De toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt uitgevoerd door centrumgemeente Nijmegen. De in deze verordening opgenomen regels zijn niet van toepassing op de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voor deze voorzieningen gelden de regels van de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen.
Artikel 2.2 Melding of aanvraag
De gemeente wijst de inwoner in de ontvangstbevestiging voorafgaand aan het onderzoek op:
a. de vervolgprocedure en de rechten en plichten van de inwoner daarin;
b. de mogelijkheid om gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning;
c. de mogelijkheid om een persoonlijk plan of familiegroepsplan in te dienen binnen zeven dagen na de melding.
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelfstandig of zonder toestemming kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren of vraagt de gemeente om toestemming om deze op te vragen bij derden. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn. De inwoner verstrekt in ieder geval inzicht in de woonsituatie, de hulpvraag en wanneer van toepassing de daarbij behorende hulpverleningsgeschiedenis en huidige hulpverlening, zodat op juiste wijze beoordeeld kan worden welke ondersteuning passend is.
De gemeente onderzoekt indien nodig in een gesprek tussen de inwoner en eventuele andere betrokkenen:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de inwoner en in het geval van een jeugdige ook zijn ouders. Indien er een jeugdige betrokken is, ook de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige;
b. de hulpvraag, oftewel welke problemen, beperkingen worden ervaren, de beoogde oplossing en het gewenste resultaat, waarbij normaliseren en een aanvaardbaar niveau van participatie en zelfredzaamheid het uitgangspunt is;
c. de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of door gebruikmaking van één of meerdere algemene voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulpvraag te vinden. Een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel is algemeen gebruikelijk als deze:
• niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
• daadwerkelijk beschikbaar is;
• een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;
• financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;
d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;
f. de mogelijkheden om door gebruikmaking van één of meerdere andere voorzieningen een oplossing voor zijn/haar hulpvraag te vinden;
g. welke bijdrage in de kosten de inwoner verschuldigd is, indien een maatwerkvoorziening Wmo als mogelijke oplossing voor zijn/haar hulpvraag wordt overwogen.
h. de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb wanneer een maatwerkvoorziening als mogelijke oplossing voor zijn/haar hulpvraag wordt overwogen. Hierbij wordt de inwoner in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze, de werkwijze bij het pgb en de daaraan verbonden rechten en plichten.
i. hoe bij de oplossing voor zijn/haar hulpvraag zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de inwoner.
Na afronding van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4, uiterlijk zes weken na ontvangst van de aanvraag Jeugdhulp of melding hulpvraag Wmo, stuurt de gemeente het schriftelijke verslag van het onderzoek, in de vorm van het ondersteuningsplan, aan de inwoner. In de periode dat de gemeente wacht op stukken van de inwoner, wordt het onderzoek in overleg met de inwoner tijdelijk gestopt.
Artikel 2.6 Aanvraag maatwerkvoorziening
Een inwoner kan schriftelijk of digitaal een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen. Vervolgens ontvangt de inwoner altijd een ondersteuningsplan, waar hij wel of niet mee instemt. Een ondertekend ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 2.5 eerste lid kan worden aangemerkt als aanvraag als de inwoner dat op het verslag van het ondersteuningsplan heeft aangegeven.
Artikel 2.7 Beschikking maatwerkvoorziening
De gemeente beslist binnen tien werkdagen op een aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.6. Dit besluit, ook wel beschikking genoemd, wordt vastgelegd in een brief en naar de inwoner verstuurd. Het is aan de gemeente om te bepalen welke voorziening en omvang wordt ingezet voor het bereiken van de doelen zoals geformuleerd in de Jeugdwet en de Wmo.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
a. welke maatwerkvoorziening wordt toegekend, wat de omvang en het beoogde resultaat is;
b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
c. of de maatwerkvoorziening in natura, in de vorm van een pgb of in specifieke gevallen als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt;
d. indien het een maatwerkvoorziening in natura betreft: welke gecontracteerde aanbieder de maatwerkvoorziening levert;
e. hoe bezwaar en beroep tegen de beschikking kan worden gemaakt, hoe een voorlopige voorziening kan worden aangevraagd bij de rechtbank.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking aanvullend op artikel 2.7. lid 3 in ieder geval vastgelegd:
a. voor welk resultaat het pgb uitsluitend kan worden aangewend;
b. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
c. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
d. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Artikel 2.8 Afstemming jeugdhulp met andere voorzieningen
Op grond van artikel 2.9, onder b van de Jeugdwet vindt over de wijze van toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening jeugdhulp afstemming plaats met andere voorzieningen op het gebied van zorg, voorschoolse voorzieningen, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er bedoeld wordt met voorzieningen vanuit de Jeugdwet en Wmo. Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend als na onderzoek blijkt dat dit noodzakelijk is gezien de aard en ernst van de hulpvraag. Er wordt altijd eerst onderzocht of de hulpvraag ook op andere manieren op te lossen is. Daarbij geldt dat een maatwerkvoorziening zo goed en efficiënt mogelijk bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag. Tot slot zijn er situaties waarin de gemeente kan afzien van een maatwerkvoorziening.
Artikel 3.1 Voorzieningen Jeugdhulp en Wmo
De gemeente treft op basis van de Wmo voorzieningen zodat iedereen zo veel mogelijk zelfredzaam kan zijn en kan participeren in de maatschappij. Er zijn algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen beschikbaar op de volgende gebieden:
a. wonen in een geschikt huis (Wonen)
b. verplaatsen in en om de woning (Verplaatsen)
c. lokaal verplaatsen per vervoermiddel (Vervoer)
d. het schoon en leefbaar houden van de woning (Huishouden)
e. regie en structuur in het dagelijks leven (Dagelijkse regie)
f. zingeving, sport en activeren (Activeren)
g. beschikken over mantelzorg die het vol kan houden (Mantelzorg)
De gemeente treft op basis van de Jeugdwet voorzieningen zodat jeugdigen gezond en veilig kunnen opgroeien; kunnen groeien naar zelfstandigheid; en zo veel mogelijk kunnen meedoen in de maatschappij. Er zijn algemene en maatwerkvoorzieningen beschikbaar op de volgende gebieden:
a. opgroeien in een veilige omgeving (Opgroeien in veiligheid)
b. versterken van ontwikkelkansen van de jeugdige binnen de eigen mogelijkheden (Ontwikkelkansen)
c. versterken van opvoeders in hun rol (Opvoedondersteuning)
De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar vanuit de Jeugdwet:
a. ambulante begeleiding, waaronder:
II. ambulante jeugd- en opvoedhulp
b. groepsbegeleiding, waaronder:
c. diagnostiek en/of behandeling, ook wel Jeugd-GGZ genoemd;
d. persoonlijke verzorging die géén verband houdt met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop;
e. essentiële functies, waaronder jeugdzorgplus;
f. jeugdbescherming en jeugdreclassering;
g. vervoer van en naar de jeugdhulplocatie. De gemeente stelt beleidsregels op om te bepalen wanneer jeugdhulpvervoer wordt toegekend.
Artikel 3.2 Algemene toekenningscriteria individuele- of maatwerkvoorziening
De gemeente kent een maatwerkvoorziening toe, als uit het onderzoek blijkt dat een maatwerkvoorziening nodig is, gezien de aard en ernst van de hulpvraag. De gemeente past hier het volgende afwegingskader toe. De hulpvraag van een inwoner is in die gevallen niet op te lossen of te verminderen door de inzet van:
d. andere personen uit het sociale netwerk;
f. algemeen gebruikelijke voorzieningen;
g. algemene voorzieningen in het kader van de Jeugdwet of Wmo;
h. andere voorzieningen, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend:
- voorzieningen vanuit de Zorgverzekeringswet
- voorzieningen vanuit de Wet Langdurige Zorg
- voorzieningen vanuit de Wet Passend Onderwijs
Als een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte voorziening, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven:
a. tenzij die voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;
b. tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of
c. tenzij de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de hulpvraag.
Artikel 3.3 Aanvullende criteria individuele- of maatwerkvoorziening
Er wordt geen maatwerkvoorziening toegekend als de gemeente van oordeel is dat:
a. de hulpvraag kan worden opgelost door het inzetten van een andere voorziening, zoals genoemd onder artikel 3.2, tweede lid;
b. een inwoner zijn/haar hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en maatregelen had kunnen nemen om de hulpvraag te voorkomen;
c. er voor de inwoner geen aantoonbare meerkosten zijn ten aanzien van de situatie voordat de hulpvraag ontstond;
d. de aanvraag betrekking heeft op kosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de melding bij de gemeente;
e. de aanvraag betrekking heeft op kosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de aanvraag maar na de melding tenzij de gemeente hiervoor vooraf duidelijk toestemming heeft gegeven of de gemeente de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
f. de aangevraagde maatwerkvoorziening onveilig is of risico’s met zich meebrengt voor de inwoner of anderen;
g. het toekennen van een maatwerkvoorziening een anti-revaliderend effect zou hebben;
h. een eerder verstrekte maatwerkvoorziening nog passend is als oplossing voor de hulpvraag, of,
i. niet aannemelijk is dat met de inzet van een maatwerkvoorziening de hulpvraag wordt opgelost;
j. de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond;
k. de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die aan de cliënt zijn toe te rekenen.
Artikel 3.4 Aanvullende criteria maatwerkvoorziening Wmo
Aanvullend op het voorgaande artikel, geldt dat de gemeente geen maatwerkvoorziening Wmo ‘Wonen’ toekent, als:
a. de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd voor een verblijf dat niet bedoeld is voor permanente bewoning, zoals bijvoorbeeld een hotel/pension; trekkerswoonwagen; gehuurde kamer; tweede woning; vakantie- of recreatiewoning;
b. de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd voor een gemeenschappelijke ruimte, tenzij de voorziening bijdraagt aan de toegankelijkheid van die ruimte;
c. de aangevraagde maatwerkvoorziening het uitrustingsniveau van sociale woningbouw overstijgt;
d. er sprake is van achterstallig onderhoud en daarmee sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie;
e. de noodzaak van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Of wanneer er naar het oordeel van de gemeente geen andere belangrijke reden voor de verhuizing bestond, of
f. de inwoner niet is verhuisd naar een woning die op dat moment het meest geschikt was ten aanzien van de beperkingen van de inwoner, tenzij hiervoor schriftelijke toestemming is gegeven door de gemeente;
g. de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.
Bij het toekennen van een maatwerkvoorziening Wmo ‘Vervoer’, bestaande uit een regiotaxipas, wordt rekening gehouden met verplaatsingen tot maximaal 2.000 kilometer per jaar, in de directe woon- en leefomgeving van de inwoner en rekening houdend met de vervoersbehoefte van de cliënt en diens partner, de leeftijd van de cliënt, de beschikbaarheid van een ander verplaatsingsmiddel en de mate waarin dat verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet. Indien ook andere vervoersvoorzieningen of verplaatsingsmiddelen zijn toegekend wordt voor de regiotaxipas rekening gehouden met maximaal 1.320 km per jaar in de directe woon- en leefomgeving.
Artikel 3.5 Bijdrage kosten voorzieningen Wmo
De inwoner is, met inachtneming van artikel 2.1.4a en artikel 2.1.5 van de Wmo en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening Wmo, zolang de inwoner van de voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor een pgb wordt verstrekt.
In afwijking van het eerste lid, is geen eigen bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening Wmo vervoer, betreffende collectief vervoer. Wel betaalt de inwoner een bijdrage voor elke rit. Deze tarieven zijn terug te vinden op de website van de vervoerder https://www.versis.nl/kosten/. Ook voor een rolstoel is de inwoner geen eigen bijdrage verschuldigd.
a. maatwerkvoorziening in natura wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;
b. maatwerkvoorziening in pgb is maximaal gelijk aan de hoogte van het pgb, welke door de gemeente wordt doorgegeven aan het CAK;
c. ritprijs vanuit het collectief vervoer, is ten minste gelijk aan het tarief voor openbaar vervoer in de regio en wordt rechtstreeks aan de vervoerder betaald.
Hoofdstuk 4 Pgb als maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening vanuit de Jeugdwet of Wmo kan door de gemeente toegekend worden als zorg in natura of via een persoonsgebonden budget (pgb). Zorg in natura betekent dat deze zorg door de gemeente is ingekocht bij zorgaanbieders. In sommige gevallen is het niet passend bij de situatie om hulp in te zetten door een gecontracteerde aanbieder. Dan kan een pgb worden toegekend om de nodige hulp in te kopen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke regels hiervoor gelden en hoe de hoogte van het pgb bepaald wordt.
Artikel 4.1 Algemene regels voor pgb
De gemeente kan een pgb toekennen indien:
a. de inwoner naar het oordeel van de gemeente op eigen kracht, met hulp uit zijn/haar sociale netwerk of een vertegenwoordiger voldoende in staat is om de taken uit te voeren die horen bij het beheren van een pgb;
b. de gemeente van oordeel is dat de maatwerkvoorziening in pgb van goede kwaliteit, veilig, doeltreffend en passend bij de hulpvraag is, en
c. de inwoner kan motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen. Wanneer het om jeugdhulp gaat, moet de inwoner aanvullend motiveren waarom de voorziening in natura niet passend is.
Als de inwoner een pgb wenst te ontvangen om hulp van derden te betrekken, dan dient de inwoner een budgetplan en een kopie van de bankpas aan te leveren. In het budgetplan moet in elk geval zijn opgenomen:
a. het gewenste doel en resultaat waarvoor het pgb zal worden ingezet;
b. de motivatie waarom de inwoner de zorg in pgb geleverd wenst te krijgen. Voor jeugdhulp geldt aanvullend: een motivatie waarom de zorg in natura, niet passend is als oplossing voor de hulpvraag. Uit deze motivatie moet in elk geval blijken dat de inwoner wel op de hoogte is van het aanbod dat door de gemeente is ingekocht;
c. door wie of welke zorgaanbieder(s) de hulp geboden zal worden;
d. indien van toepassing: de duur en omvang van de hulp (in uren, dagdelen of etmalen);
e. indien van toepassing: welk tarief per tijdseenheid gehanteerd wordt, en
f. indien van toepassing: in het geval van professionele ondersteuning: of deze hulp voldoet aan de gevraagde kwaliteitscriteria. Deze kwaliteitscriteria worden door de gemeente vastgelegd in de beleidsregels.
Een pgb mag niet worden ingezet voor het bekostigen van begeleidings-, reis- en administratiekosten in verband met het pgb en voor de bekostiging van tussenpersonen, belangenbehartigers, opleiding en training of kosten voor huisvesting van de hulpverlener. Ook bestaat binnen het PGB geen ruimte voor een vrij besteedbaar bedrag.
Een aanvraag voor een pgb kan geheel of gedeeltelijk geweigerd worden:
a. als de aanvraag betrekking heeft op kosten die al zijn gemaakt voorafgaand aan de aanvraag of de melding en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening passend was.
b. als de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
c. als de inwoner niet voldoet aan de regels van het pgb, zoals beschreven in deze verordening;
d. als de inwoner het pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het bestemd is;
e. als het pgb bedoeld is voor hulp die kan worden aangemerkt als gebruikelijke hulp. De gemeente legt in beleidsregels vast wat gebruikelijke hulp is;
f. als bovengebruikelijke hulp wordt geboden door iemand uit het sociaal netwerk, wordt bij de afweging om al dan niet een maatwerkvoorziening in te zetten altijd de zelfredzaamheid van het sociaal netwerk onderzocht. Het vragen naar de financiële zelfredzaamheid is onderdeel van het onderzoek.
g. als het pgb bedoeld is voor Jeugd-GGZ, geboden aan een jeugdige door een ouder of andere persoon uit het sociaal netwerk van deze jeugdige.
h. voor het deel dat de kosten van deze maatwerkvoorziening in pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura.
i. als degene die het pgb van de inwoner beheert, ook de hulp aan de inwoner biedt, of op een andere manier betrokken is bij de organisatie die de hulp biedt, bijvoorbeeld als directeur of bestuurder;
j. als de inwoner naar het oordeel van de gemeente de aanvraag niet kan motiveren en toelichten.
k. als de inwoner problematische schulden heeft, een schuldsaneringstraject doorloopt of onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen valt, tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het pgb op zich neemt. De kosten hiervan moet de inwoner betalen.
l. als het pgb bedoeld is voor besteding in het buitenland. Een uitzondering kan alleen worden gemaakt als het zorg betreft die al in Nederland wordt ingezet en waarbij het gaat om een voortzetting in het buitenland van maximaal 13 weken.
m. als de hulp of ondersteuning die door één persoon geleverd wordt, meer bedraagt dan 48 uur per week. Bij het vaststellen of deze 48 uur per week overschreden wordt, kunnen alle betaalde werkzaamheden worden meegewogen, en ook de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden;
n. als de gemeente eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 4.1, zevende lid, sub b, c en d van deze verordening.
Artikel 4.2 Aanvullende regels voor pgb
Als een inwoner het pgb wenst in te zetten voor hulp die wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk, dan gelden hiervoor de volgende voorwaarden:
a. deze hulp leidt gemotiveerd tot een vergelijkbaar of beter resultaat dan de inzet van professionele hulpverlener;
b. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals beschreven in artikel 4.1, tweede lid, a tot en met c; en
c. de hulp leidt niet tot (dreigende) overbelasting van degene die de hulp biedt, zoals aangegeven door deze persoon zelf ofwel naar het oordeel van een deskundige. De gemeente kan een deskundige derde hierover om advies vragen.
Artikel 4.3 Hoogte en tarief van het pgb
Indien het pgb is gebaseerd op een bedrag per uur, dagdeel of etmaal, wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning geleverd door professionele organisaties, zelfstandig ondernemers en het informele netwerk:
a. Het tarief voor een professionele organisatie bedraagt maximaal de kostprijs van de goedkoopste adequate voorziening in zorg in natura.
b. Het tarief voor een zelfstandig ondernemer bedraagt maximaal de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in zorg in natura min 17% overheadkosten, tenzij aannemelijk is dat dit percentage niet toereikend is om de zorg in te kopen.
c. Voor ondersteuning uit het informele netwerk bedraagt de prijs 75% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.
d. Voor ondersteuning uit het informele netwerk als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 kan voor op onverplichte basis verleende maatschappelijke ondersteuning een tegemoetkoming van maximaal € 141,- per kalendermaand worden betaald waaronder ook valt respijtzorg en kortdurend verblijf, zoals opgenomen in artikel 2ab van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015, tenzij op basis van het budgetplan van de cliënt kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming.
De normbedragen voor de verstrekking van de maatwerkvoorzieningen zijn terug te vinden op de website van het samenwerkingsverband Rivierenland waar de gemeente Buren onderdeel van uit maakt: https://zoek.rivierenlandkanmeer.nl/.
Hoofdstuk 5 Financiële tegemoetkoming meerkosten
Dit hoofdstuk gaat over een tegemoetkoming die de gemeente kan verstrekken om een passende bijdrage te leveren in de kosten van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner.
Artikel 5.1 Criteria financiële tegemoetkoming meerkosten Wmo
De financiële tegemoetkoming meerkosten als bedoeld in het eerste lid, wordt enkel verstrekt wanneer:
a. de inwoner aannemelijke meerkosten heeft als gevolg van zijn/haar beperking of chronische psychische of psychosociale problemen;
b. geen aanspraak op vergoeding van de meerkosten als genoemd onder a. bestaat op grond van een andere voorziening.
De diensten en producten die de gemeente inzet, moeten van goede kwaliteit zijn. De diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner en producten moeten degelijk zijn en passend voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
Artikel 6.1 Kwaliteit voorzieningen
De zorgaanbieders zorgen dat zij voldoen aan eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten. De zorgaanbieders zorgen ervoor dat de voorzieningen die zij aanbieden van goede kwaliteit zijn. Dit doen de zorgaanbieders door:
a. de voorziening veilig, doeltreffend en inwonergericht te verstrekken;
b. de voorziening af te stemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner en andere vormen van zorg die de inwoner ontvangt;
c. er op toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorziening handelen in overeenstemming met de professionele standaard en beschikken over relevante ervaring en diploma´s;
d. er op toe te zien dat de kwaliteit van de voorziening en de deskundigheid van beroepskrachten, voor zover van toepassing, tenminste voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de betreffende sector erkende keurmerken;
e. een regeling vast te stellen voor de afhandeling van klachten van inwoners over de kwaliteit van de maatwerkvoorzieningen en de bijbehorende dienstverlening die door hen worden aangeboden.
Onverminderd andere toezichtbevoegdheden ziet de gemeente ten aanzien van maatwerkvoorzieningen in natura toe op de naleving van het gestelde in het eerste, tweede en derde lid door periodieke overleggen met aanbieders, het laten uitvoeren van een standaard kwaliteitsonderzoek, eventueel een signaalgestuurd kwaliteitsonderzoek, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de (kwaliteit van de) geleverde maatwerkvoorziening in natura.
Aanbieder legt op eerste verzoek van het college een verklaring omtrent het gedrag over als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen. Deze verklaring mag niet eerder zijn afgegeven dan 3 maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. Deze verklaring moet dan binnen 9 weken na verzoek van het college worden overgelegd. De eis van de VOG is van toepassing op natuurlijke personen. Alle beroepskrachten en andere personen die namens aanbieder direct en indirect cliëntencontact hebben, moeten een geldige VOG kunnen overleggen. Met indirect contact wordt bedoeld ondersteunend personeel dat werkzaam is op de locatie waar de hulp wordt verleend. Dit ondersteunend personeel is niet direct betrokken bij de hulp aan cliënten, echter is wel werkzaam in de omgeving van de cliënten.
Artikel 6.2 Verhouding prijs - kwaliteit ondersteuning door derden
Ter waarborging van een goede prijs-kwaliteitverhouding van een door een derde te leveren dienst hanteert de gemeente:
a. een vast tarief dat geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde, of;
b. een reëel tarief dat geldt als ondergrens voor:
- een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en;
De gemeente stelt de tarieven als bedoeld in het eerste lid vast:
a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van de dienst of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht;
b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
De gemeente baseert het vaste tarief of het reële tarief als bedoeld in het eerste lid op de volgende kostprijselementen:
a. de kosten van de beroepskracht, waaronder de voor de sector voor de toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, werkoverleg en (bij)scholing waaronder:
- het werken conform de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
- verplichte deelname aan samenwerkingsverbanden;
d. de reis- en opleidingskosten;
e. indexatie van het reële tarief voor het leveren van een dienst en het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering;
f. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder bijvoorbeeld rapportageverplichtingen en andere administratieve verplichtingen.
De gemeente houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van prijzen die het hanteert voor door derden te leveren maatwerkvoorzieningen Wmo, niet zijnde diensten, in ieder geval rekening met:
a. de marktprijs van de maatwerkvoorziening;
b. de eventuele extra taken die in verband met de maatwerkvoorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals;
- het aanmeten, leveren en plaatsen van de maatwerkvoorziening;
Hoofdstuk 7 Klachten en inspraak
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners ergens terecht kunnen met klachten over de dienstverlening. Ook wil de gemeente graag in gesprek blijven met inwoners over de dienstverlening. Zo kan de gemeente aansluiten bij de behoefte van inwoners en daar de dienstverlening op aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe deze zaken geregeld zijn.
Artikel 7.2 Betrekken van inwoners bij het beleid
De gemeente zorgt ervoor dat vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid zijn om voorstellen voor het beleid jeugd en Wmo te doen en advies te geven bij besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugd en Wmo. De gemeente zorgt voor de ondersteuning die nodig is om hun rol effectief in te kunnen vullen.
Hoofdstuk 8 Toezicht en handhavind maatwerkvoorzieningen
De gemeente wil graag dat de toegekende voorziening ook echt wordt ingezet waar deze voor bedoeld is. Daarom kan de gemeente dit onderzoeken. Als de voorziening niet wordt gebruikt zoals bedoeld, kan dat gevolgen hebben voor de inwoner. In dit hoofdstuk wordt beschreven wanneer daar sprake van is en wat deze gevolgen zijn.
Artikel 8.2 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik
De gemeente kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb:
a. voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is ontstaan dat sprake is van één van de volgende situaties:
I. de inwoner heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens zou tot een andere beslissing geleid hebben.
II. de inwoner voldoet niet aan de regels voor het pgb, zoals beschreven in hoofdstuk 4.
III. de inwoner gebruikt het pgb niet, of voor een ander doel dan waarvoor het bestemd is.
b. voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder d.
Artikel 8.3 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering maatwerkvoorziening
De inwoner die een maatwerkvoorziening ontvangt, geeft tijdig bij de gemeente aan als er sprake is van feiten of omstandigheden die aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging ten aanzien van een maatwerkvoorziening. Dit kan uit eigen beweging of op verzoek van de gemeente gedaan worden (artikel 8.1.2 van de Jeugdwet en 2.3.8. van de Wmo).
De gemeente kan (in overeenstemming met artikel 8.1.4 van de Jeugdwet en artikel 2.3.10 van de Wmo) een beslissing over een maatwerkvoorziening herzien of intrekken, als de gemeente vaststelt dat:
a. de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en daardoor mogelijk een andere beslissing is genomen;
b. de inwoner de maatwerkvoorziening niet langer nodig heeft;
c. de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is;
d. de inwoner langer dan twee maanden verblijft in een instelling die valt onder de Wet Langdurige Zorg of de Zorgverzekeringswet;
e. de inwoner niet meer voldoet aan de voorwaarden voor de maatwerkvoorziening, zorg in natura of pgb;
f. de inwoner gebruikt de maatwerkvoorziening in natura of het pgb voor een ander doeleinde dan waarvoor het bestemd is.
g. de inwoner zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de bruikleenovereenkomst.
Als de gemeente een beslissing heeft ingetrokken op basis van het tweede lid, onder a, en de inwoner heeft opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, kan de gemeente van deze inwoner geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of pgb.
De volgende typen onderzoek kunnen worden onderscheiden:
a) kwaliteitscontrole, een onderzoek of de geleverde hulp of ondersteuning van goede kwaliteit is;
b) materiële controle, een onderzoek of de gedeclareerde prestatie is geleverd en of deze valt binnen een afgegeven indicatie of aanwijzing;
c) formele controle, een onderzoek of het gedeclareerde bedrag voortvloeit uit een prestatie die voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en overeenkomst of subsidieafspraken;
d) detailcontrole, onderzoek naar bij een aanbieder berustende persoonsgegevens met betrekking tot cliënten die hun woonplaats hebben in de gemeente Nijmegen, ten behoeve van materiële controle of fraudeonderzoek;
e) fraudeonderzoek, onderzoek waarbij nagegaan wordt of degene die bij de gemeente of de SVB een bedrag in rekening brengt voor maatschappelijke ondersteuning, valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering pleegt of tracht te plegen ten nadele van de gemeente, met het doel een betaling of een ander voordeel te verkrijgen waarop hij geen recht heeft of kan hebben.
Artikel 8.5 De handhavingsfase
1. Het college kan naar aanleiding van de bevindingen van de toezichthouder de volgende herstelsancties opleggen: a. (opnieuw) een schriftelijke aanwijzing geven; b. een last onder bestuursdwang opleggen; c. een last onder dwangsom opleggen.
2. Het college kan:a. de aanbieder verbieden de levering van maatschappelijke ondersteuning voort te zetten, zolang hij een bevel of aanwijzing niet opvolgt. b. het toekenningsbesluit aan de budgethouder van het persoonsgebonden budget op grond van artikel 2.3.10, eerste lid van de wet intrekken, waarbij dit het recht op ondersteuning in natura of een persoonsgebonden budget waarbij een andere pgb-aanbieder wordt gekozen onverlet laat.
1. De sanctiemogelijkheden op grond van deze verordening kunnen gepaard gaan met de inzet van privaatrechtelijke maatregelen op grond van de (contractuele) afspraken die tussen het college en de aanbieder zijn gemaakt.
2. Indien een aanbieder niet voldoet aan de opgelegde verbeteringen, kan het college besluiten om naast de bestuursrechtelijke maatregelen de aanbieder privaatrechtelijk schriftelijk in gebreke te stellen.
3. Indien de (contractuele) afspraken tussen het college en aanbieder na het verstrijken van de termijn van de ingebrekestelling nog niet (volledig) zijn nagekomen, kan het college vande overeenkomst ontbinden.
4. De door het college genomen maatregelen moeten in redelijke verhouding staan tot de aard van de overtreding of melding.
Artikel 8.6 Melding calamiteiten en geweldsincidenten
De toezichthoudende instanties, zoals bedoeld in het eerste lid, zijn:
a. voor Wmo: Wmo-toezicht. De gemeente heeft hierover met de GGD Gelderland-Zuid afspraken gemaakt;
b. voor jeugdhulp: de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;
c. voor kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering de Inspectie Veiligheid en Justitie.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen en slotbepalingen
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen die niet in een van de andere hoofdstukken passen. Hier staat wat mantelzorgers kunnen verwachten van de gemeente. Ook wordt beschreven welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze nieuwe regels gaan gelden. Hier is ook opgenomen wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als de gemeente vindt dat dit echt nodig is.
Artikel 9.1 Jaarlijkse waardering mantelzorger
Mantelzorgers komen in aanmerking voor de gemeentelijke waardering van mantelzorg indien:
a. de mantelzorger in ieder geval voor een periode van drie maanden en voor ten minste gemiddeld 8 uur per week en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, kind of vriend(in) zorgt;
b. degene die wordt verzorgd inwoner van de gemeente Buren is;
c. per zorgbehoevende kunnen maximaal twee mantelzorgers een mantelzorgwaardering aanvragen.
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is.
De gemeente kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Beleidsregels Wmo en Jeugdhulp gemeente Buren geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de consumentenprijsindex.
Artikel 9.5 Intrekking oude regelingen en overgangsregeling
Een inwoner behoudt recht op een maatwerkvoorziening overeenkomstig de toekenningsvoorwaarden, die eerder verstrekt is op grond van de in het eerste lid genoemde verordeningen. Hierbij is de duur van die indicatie leidend. Als daarna een nieuw besluit genomen wordt op basis van deze verordening, gelden de voorwaarden van deze verordening, vanaf de startdatum van de nieuwe toekenning.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-329533.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.