Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2023.1

De raad van de gemeente Tilburg;

 

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op artikel 149 Gemeentewet;

Besluit

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2023.1

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1 komt te luiden:

     

  • Artikel 1.

  • Begripsomschrijvingen.

  • In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

    • A.

      Weg:

      • 1.

        de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 2.

        de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;

      • 3.

        de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;

      • 4.

        andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

    • B.

      Rechthebbende: eenieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

    • C.

      Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van trams en kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen.

    • D.

      Woonschepen: schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.

    • E.

      Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

    • F.

      Gebouw: elke bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

    • G.

      Vee: eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.

    • H.

      Pluimvee: klein- en pluimvee, eenden en ganzen.

    • I.

      Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen en diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

    • J.

      Bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan Gedeputeerde Staten bij hun desbetreffende besluit de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid van de Wegenwet.

    • K.

      Openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties.

    • L.

      Parkeren: daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

    • M.

      Bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.

    • N.

      Kermis: een volksfeest van tijdelijke aard in de buitenlucht met kramen, attracties, toestellen waar men in kan en andere vormen van vermaak.

  • B.

    Artikel 12 en de toelichting daarop komt te luiden:

     

  • Artikel 12

  • Plaatsen van zaken bij samenkomsten

  • Het is verboden bij openbare samenkomsten en vermakelijkheden op door de burgemeester aangewezen tijden en plaatsen zaken op of aan de weg te plaatsen of te hebben.

     

  • Toelichting

  • Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om plaatsen en tijden aan te wijzen waarop zaken, zoals (brom)fietsen, niet geplaatst mogen worden. Op grond van artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van (bepalingen van) verordeningen die betrekking hebben op het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, en op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De aanwijzingsbevoegdheid wordt daarom aan de burgemeester toegekend.

  • De bevoegdheid uit dit artikel is vooral bedoeld voor het instellen van een verbod om gebruik te maken van fietsparkeervoorzieningen, omdat deze voorzieningen ten behoeve van een openbare samenkomst of vermakelijkheid, zoals bijvoorbeeld een evenement, verwijderd moeten kunnen worden. Het artikel kent echter wel een wat bredere bevoegdheid, zodat ook in andere situaties adequaat opgetreden kan worden.

  • Er is sprake van een verbod: overtreding daarvan kan leiden tot handhaving, zoals het met bestuursdwang verwijderen van een fiets of een andere zaak.

  • C.

    Artikel 27 en de toelichting daarop komt te luiden:

     

  • Artikel 27.

  • Ordeverstoring.

    • 1.

      Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

    • 2.

      Het is verboden bij evenementen onnodig op te dringen door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken.

    • 3.

      Het is verboden bij evenementen, messen, knuppels en slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt op een zodanige wijze mee te voeren dat de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.

    • 4.

      Eenieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer en de gemeente in het belang van de openbare orde of veiligheid stipt en terstond op te volgen.

    • 5.

      Het vorenstaande geldt ook voor de jaarlijkse kermis zoals bedoeld in de Verordening houdende vaststelling van de plaatsen en tijden van de kermis.

  • Toelichting

  • Het verbod de orde bij een evenement te verstoren, spreekt voor zich. De leden 2 en 3 geven nog extra verboden in relatie met het plaatsvinden van evenementen. Deze hebben betrekking op ongewenst gedrag en ongewenst bezit van messen en wapens.

     

  • Lid 4 bevat de verplichting gevolg te geven aan aanwijzingen die de politie of de brandweer geeft in het belang van de openbare orde of veiligheid.

  • Lid 5 is toegevoegd nu de jaarlijkse kermissen niet onder het begrip evenement vallen zoals bedoeld in artikel 25 APV.

  • D.

    Artikel 27a en de toelichting daarop vervalt.

  • E.

    Artikel 34 en de toelichting daarop komt te luiden:

     

  • Artikel 34

  • Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting.

    • 1.

      De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horeca-inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 32 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

    • 2.

      Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • Toelichting

  • Eerste lid

  • Artikel 174 van de Gemeentewet vormt de grondslag voor de bevoegdheid om een of meer horecabedrijven tijdelijk afwijkende sluitingsuren op te leggen of tijdelijk te sluiten. Aanleiding voor tijdelijke afwijking of sluiting moet zijn gelegen in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, of in bijzondere omstandigheden (zoals, al dan niet lokale, feestdagen). Het betreft een algemene bevoegdheid die zich niet alleen kan uitstrekken tot een maar ook tot meer of zelfs tot alle in de gemeente aanwezige horecabedrijven. Wel beperkt de bevoegdheid zich tot het tijdelijk vaststellen van afwijkende sluitingstijden of tot tijdelijke sluiting.

     

  • Tweede lid

  • Het tweede lid verwijst naar artikel 13b Opiumwet. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid een inrichting te sluiten, indien daar middelen als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 Opiumwet (hard- dan wel softdrugs) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Deze bevoegdheid staat dus naast de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 34.

  • Artikel 13b Opiumwet is bedoeld om op te kunnen treden tegen inrichtingen, waar drugs worden verkocht etc., waar dat niet wordt gedoogd. Indien zich openbare ordeproblemen (niet specifiek gekoppeld aan de verkoop van drugs) voordoen in een inrichting, waar de verkoop van softdrugs gedoogd wordt (coffeeshops) is niet artikel 13b maar artikel 34 APV het aangewezen artikel om toe te passen.

  • F.

    Artikel 39 komt te luiden:

     

  • Artikel 39.

  • Gedragseisen.

    • 1.

      Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 38, voor een inrichting waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt, moet worden voldaan aan het in het volgende lid bepaalde.

    • 2.

      De leidinggevenden dienen aan de volgende eisen te voldoen:

      • a.

        zij dienen te voldoen aan de eisen gesteld in het Alcoholbesluit, zoals dat luidt ten tijde van de aanvraag;

      • b.

        zij dienen niet onder curatele te staan;

      • c.

        zij dienen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn;

      • d.

        zij dienen de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt te hebben.

    • 3.

      De burgemeester kan ontheffing verlenen van het bepaalde onder d van het tweede lid.

    • 4.

      Bij uitbreiding van het aantal leidinggevenden alsook bij wijziging van de persoon van de leidinggevende dient de exploitant hiervan melding te doen aan de burgemeester. Voor de nieuwe leidinggevende(n) geldt het bepaalde in het tweede lid.

  • G.

    De toelichting op artikel 41 komt te luiden:

     

  • Toelichting

  • De vergunning voor een droge horeca-inrichting dient geweigerd te worden als niet voldaan wordt aan één of meer van de persoonlijkheids- en inrichtingseisen, zoals opgenomen in de artikelen 39 en 40.

  • Voor alle inrichtingen geldt als weigeringsgrond, dat er sprake is van strijd met het bestemmingsplan of de Leefmilieuverordening.

     

  • In de praktijk doet zich wel eens de situatie voor, dat een inrichting al lang ergens gevestigd is, maar wel in strijd met het bestemmingsplan, zonder dat daartegen is opgetreden.

  • Het is niet reëel om een exploitatievergunning te weigeren voor bestaande inrichtingen op grond van strijdigheid met het bestemmingsplan als deze inrichtingen reeds geruime tijd ter plaatse gevestigd zijn. De formulering van het eerste lid (‘kan’-bepaling) geeft de burgemeester de ruimte om in dat geval toch vergunning te verlenen.

  • Het is niet de bedoeling om in die gevallen via een postzegelplan het bestemmingsplan ook te herzien.

     

  • Bij nieuwvestiging, die strijdig is met het bestemmingsplan, zal geen exploitatievergunning verleend worden, tenzij tegelijkertijd een herziening van het bestemmingsplan wordt geïnitieerd.

     

  • Op grond van het tweede lid kan de burgemeester verder een vergunning voor de vestiging van een inrichting ook weigeren in het belang van de openbare orde, de voorkoming van overlast of anderszins te vrezen aantasting van het woon- en leefklimaat. Op basis van deze bepaling kan de burgemeester voor een bepaald soort inrichtingen of voor een bepaald gebied c.q. een combinatie van beide een maximumstelsel hanteren. Hieraan dienen dan wel beleidsregels ten grondslag te liggen, die in een dergelijk maximum voorzien. In de beleidsregels dient gemotiveerd te worden om welke aan de hiervoor genoemde belangen te ontlenen redenen het maximum wordt gesteld.

  • Deze mogelijkheid is benut voor de vestiging van coffeeshops en vastgelegd in het Coffeeshopbeleid.

     

  • Naast de mogelijkheid van het stellen van een maximum, kan er ook voor gekozen worden op andere wijze ongewenste vestiging van inrichtingen in kwetsbare gebieden te voorkomen. Ook hieraan dient beleid ten grondslag te liggen. Uitgangspunt voor dat beleid is het bepaalde in het derde lid van dit artikel.

 

  • Op grond van het vijfde lid kan een vergunning eveneens geweigerd worden, indien er in de afgelopen drie jaar problemen zijn geweest met de betreffende exploitant en/of beheerder op het vlak van de openbare orde. Beoogd wordt hiermee te voorkomen, dat een vergunning verleend zou moeten worden aan een exploitant of ten behoeve van een beheerder van wie duidelijk is, dat hij niet in staat is op een juiste wijze leiding te geven aan een horeca-inrichting.

  • H.

    Artikel 51 komt te luiden:

     

  • Artikel 51.

  • Speelautomaten

    • 1.

      Het aantal kansspelautomaten, dat in een inrichting als bedoeld in artikel 30c onder a. van de Wet op de kansspelen, mag worden geplaatst bedraagt twee.

    • 2.

      Speelautomaten, zoals bedoeld in artikel 30a lid 2 van de Wet op de kansspelen, mogen alleen op een kermis zonder vergunning op grond van de Wet op de kansspelen worden geplaatst.

  • Artikel 98 komt te luiden:

     

  • Artikel 98.

  • Gedragseisen exploitant en beheerder.

    • 1.

      De exploitant en de beheerder:

      • a.

        staan niet onder curatele;

      • b.

        zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

      • c.

        hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

    • 2.

      Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

      • a.

        met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

      • b.

        binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

      • c.

        binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of, tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

        • 1.

          bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

        • 2.

          de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 197 a t/m c, 240b, 242 tot en met 249, 273a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

        • 3.

          de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 j* artikel 8 of j* artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

        • 4.

          de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

        • 5.

          de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

        • 6.

          de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • 3.

      Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid onder b en c wordt gelijk gesteld:

      • a.

        betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

      • b.

        een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

    • 4.

      De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

      • a.

        bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

      • b.

        bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

    • 5.

      De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning, bedoeld in artikel 97, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking daags na haar bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven