Gemeenteblad van Tilburg
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2023, 322336 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tilburg | Gemeenteblad 2023, 322336 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2023.1
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg wordt als volgt gewijzigd:
Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om plaatsen en tijden aan te wijzen waarop zaken, zoals (brom)fietsen, niet geplaatst mogen worden. Op grond van artikel 174, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de uitvoering van (bepalingen van) verordeningen die betrekking hebben op het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, en op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De aanwijzingsbevoegdheid wordt daarom aan de burgemeester toegekend.
De bevoegdheid uit dit artikel is vooral bedoeld voor het instellen van een verbod om gebruik te maken van fietsparkeervoorzieningen, omdat deze voorzieningen ten behoeve van een openbare samenkomst of vermakelijkheid, zoals bijvoorbeeld een evenement, verwijderd moeten kunnen worden. Het artikel kent echter wel een wat bredere bevoegdheid, zodat ook in andere situaties adequaat opgetreden kan worden.
Artikel 174 van de Gemeentewet vormt de grondslag voor de bevoegdheid om een of meer horecabedrijven tijdelijk afwijkende sluitingsuren op te leggen of tijdelijk te sluiten. Aanleiding voor tijdelijke afwijking of sluiting moet zijn gelegen in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, of in bijzondere omstandigheden (zoals, al dan niet lokale, feestdagen). Het betreft een algemene bevoegdheid die zich niet alleen kan uitstrekken tot een maar ook tot meer of zelfs tot alle in de gemeente aanwezige horecabedrijven. Wel beperkt de bevoegdheid zich tot het tijdelijk vaststellen van afwijkende sluitingstijden of tot tijdelijke sluiting.
Het tweede lid verwijst naar artikel 13b Opiumwet. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid een inrichting te sluiten, indien daar middelen als bedoeld in artikel 2 of artikel 3 Opiumwet (hard- dan wel softdrugs) worden verkocht, afgeleverd of verstrekt. Deze bevoegdheid staat dus naast de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 34.
Artikel 13b Opiumwet is bedoeld om op te kunnen treden tegen inrichtingen, waar drugs worden verkocht etc., waar dat niet wordt gedoogd. Indien zich openbare ordeproblemen (niet specifiek gekoppeld aan de verkoop van drugs) voordoen in een inrichting, waar de verkoop van softdrugs gedoogd wordt (coffeeshops) is niet artikel 13b maar artikel 34 APV het aangewezen artikel om toe te passen.
Het is niet reëel om een exploitatievergunning te weigeren voor bestaande inrichtingen op grond van strijdigheid met het bestemmingsplan als deze inrichtingen reeds geruime tijd ter plaatse gevestigd zijn. De formulering van het eerste lid (‘kan’-bepaling) geeft de burgemeester de ruimte om in dat geval toch vergunning te verlenen.
Op grond van het tweede lid kan de burgemeester verder een vergunning voor de vestiging van een inrichting ook weigeren in het belang van de openbare orde, de voorkoming van overlast of anderszins te vrezen aantasting van het woon- en leefklimaat. Op basis van deze bepaling kan de burgemeester voor een bepaald soort inrichtingen of voor een bepaald gebied c.q. een combinatie van beide een maximumstelsel hanteren. Hieraan dienen dan wel beleidsregels ten grondslag te liggen, die in een dergelijk maximum voorzien. In de beleidsregels dient gemotiveerd te worden om welke aan de hiervoor genoemde belangen te ontlenen redenen het maximum wordt gesteld.
Naast de mogelijkheid van het stellen van een maximum, kan er ook voor gekozen worden op andere wijze ongewenste vestiging van inrichtingen in kwetsbare gebieden te voorkomen. Ook hieraan dient beleid ten grondslag te liggen. Uitgangspunt voor dat beleid is het bepaalde in het derde lid van dit artikel.
Op grond van het vijfde lid kan een vergunning eveneens geweigerd worden, indien er in de afgelopen drie jaar problemen zijn geweest met de betreffende exploitant en/of beheerder op het vlak van de openbare orde. Beoogd wordt hiermee te voorkomen, dat een vergunning verleend zou moeten worden aan een exploitant of ten behoeve van een beheerder van wie duidelijk is, dat hij niet in staat is op een juiste wijze leiding te geven aan een horeca-inrichting.
Gedragseisen exploitant en beheerder.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of, tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning, bedoeld in artikel 97, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-322336.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.