Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Oss 2023 (artikel 212 Gemeentewet)

De raad van de gemeente Oss;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2023;

gelet op het advies van de rekeningcommissie van 8 juni 2023;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Oss 2023 (artikel 212 Gemeentewet)

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening verstaan we onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma’s, producten en taakvelden

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij het begin van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. Praktisch vindt dit plaats door een voorstel van het college van B&W in het eerste planning & control document na het verschijnen van het coalitieakkoord.

  • 2.

    In de programmabegroting en jaarstukken staat de onderverdeling van de programma’s in producten en de onderverdeling in taakvelden, inclusief de financiën daarvan.

  • 3.

    De onderverdeling van de programma’s in producten en de onderverdeling in taakvelden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er redenen zijn voor een wijziging. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet genoemd.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd. Praktisch vindt dit plaats door vaststelling van de programmabegroting.

  • 5.

    De raad stelt op voorstel van het college de beleidsindicatoren in de begroting vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Praktisch vindt dit plaats door vaststelling van de programmabegroting.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt de gemeenteraad uiterlijk 4 weken voor de raadsvergadering de kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    Via de programma-evaluatie over het voorgaande jaar en de omgevingsanalyse wordt de raad betrokken bij de voorbereiding van de kadernota.

  • 3.

    De raad stelt deze kadernota voor het zomerreces vast.

Artikel 4. Programmabegroting

  • 1.

    Het college biedt de gemeenteraad uiterlijk 4 weken voor de raadsvergadering de programmabegroting aan. De programmabegroting is de vertaling van de kadernota, zowel inhoudelijk als financieel. Het is de begroting voor het volgende jaar inclusief een meerjarenraming.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 3.

    In de jaarlijkse programmabegroting geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van het investeringsplan in de programmabegroting geautoriseerd.

  • 4.

    De raad stelt de begroting voor 15 november vast.

  • 5.

    De raad stelt gelijktijdig met de programmabegroting het Najaarsbericht Grondbedrijf vast. Dit is een tussentijdse actualisatie van het laatst vastgestelde Meerjarenprogramma Grondbedrijf. In het Najaarsbericht worden (rekenkundige) uitgangspunten en nieuwe projecten expliciet opgenomen.

  • 6.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van 300.000 opgenomen.

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de begroting uitgevoerd wordt.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de raad de uitvoering van de begroting kan beoordelen en evalueren.

  • 3.

    Het college informeert de raad minstens 2 keer per jaar over financiële afwijkingen bij het uitvoeren van de begroting (in de exploitatie en bij investeringen). De raad neemt een besluit over de afwijkingen.

  • 4.

    De raad heeft het budgetrecht over de begroting. Zij is bevoegd om inhoudelijke financiële wijzigingen door te voeren, budget te storten of onttrekken uit een reserve, of investeringskredieten te beschikbaar stellen. Met betrekking tot overige financiële wijzigingen hanteren we de volgende afspraken:

    • 4.1.

      De gemeenteraad is bevoegd om de begroting te wijzigen over programma niveau van meer dan € 100.000, die reserves raken en per saldo geld kosten.

    • 4.2.

      Het college is bevoegd om de begroting te wijzigen mits het gaat om:

      • wijzigingen die per saldo geen geld kosten

      • wijzigingen tussen producten van meer dan € 100.000 per jaarschijf, maar binnen een programma

      • wijzigingen die betrekking hebben op voorzieningen

      • wijzigingen die het begrotingstotaal niet meer dan € 100.000 beïnvloeden (wijziging in lasten en baten).

    • 4.3.

      De ambtelijke organisatie is bevoegd om de begroting te wijzigen mits het gaat om:

      • niet-inhoudelijke wijzigingen

      • wijzigingen die per saldo geen geld kosten

      • wijzigingen die géén betrekking hebben op reserves en voorzieningen

      • wijzigingen tussen producten tot maximaal € 100.000 per jaarschijf per begrotingswijziging

      • wijzigingen die het begrotingstotaal niet meer dan € 100.000 beïnvloeden (wijziging in lasten en baten) per begrotingswijziging.

  • 5.

    Het college kan een investeringskrediet beschikbaar stellen voor niet voorziene investeringen binnen bestaand beleid en met reeds aanwezige dekking voor kapitaallasten binnen de kaders van de investeringsnota.

  • 6.

    Het college kan besluiten nemen over de inzet van de post onvoorzien. Het college legt hierover verantwoording af aan de raad in de tussenrapportages of jaarrekening.

  • 7.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 100.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 6. Jaarstukken

  • 1.

    Voorafgaand aan de jaarstukken biedt het college de gemeenteraad uiterlijk 4 weken voor de raadsbehandeling de programma-evaluatie aan. Daarin legt het college verantwoording af over de realisatie van de doelstellingen uit de begroting.

  • 2.

    Het college biedt de gemeenteraad uiterlijk 4 weken voor de raadsbehandeling de jaarstukken aan, te weten het jaarverslag en de jaarrekening. De inhoud van de programma-evaluatie gebruiken we als onderdeel van het jaarverslag. In de jaarstukken legt het college verantwoording af over de realisatie van de begroting (beleidsmatig en financieel).

  • 3.

    Daarbij geeft het college op productniveau een toelichting op financiële afwijkingen boven de € 100.000.

  • 4.

    Gelijktijdig met de vaststelling van de jaarrekening doet het college een bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat. Voorstellen voor het overhevelen van budgetten zijn mogelijk om ervoor te zorgen dat projecten c.q. activiteiten waarvoor specifiek gelden beschikbaar zijn gesteld in een nieuw jaar alsnog uit te voeren c.q. af te ronden. Bestemming voor nieuwe plannen wordt integraal afgewogen bij de kadernota en/of programmabegroting.

  • 5.

    De raad stelt de jaarstukken over het afgelopen jaar voor 15 juli vast.

  • 6.

    De raad stelt gelijktijdig met de jaarstukken het Meerjarenprogramma Grondbedrijf vast. Dit bestaat uit een verantwoording over de grondexploitatie van het afgelopen jaar en een prognose voor de komende jaren. Daarbij zijn overschrijdingen van de baten en lasten van de totale grondexploitatie in een bepaald jaar niet onrechtmatig als deze binnen de ramingen van de totale looptijd passen.

Artikel 7. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    Bij strategische aankopen is een kader door de gemeenteraad vastgesteld in de nota investeringsbeleid over het proces van besluitvorming (bevoegdheid gemeenteraad en college) en de bijbehorende informatieplicht.

  • 2.

    In het treaurystatuut is een kader door de gemeenteraad vastgesteld over het proces van het verstrekken en/of waarborgen van geldleningen. Hierbij zijn verantwoordelijkheden en rollen vastgesteld tussen gemeenteraad en college.

  • 3.

    In het geval van participeren in ondernemingen en instellingen voor een bedrag groter dan €250.000 wordt een voorstel voorgelegd aan de gemeenteraad.

Artikel 8. EMU-Saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeesters en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    In de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken informeert het college de gemeenteraad over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 10 Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgmeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit zal gebeuren aan het begin van het financiële jaar ter vaststelling over het afgelopen financiële jaar alsook vaststellen voor het gebruik in het komende financiële jaar. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd. Dit is op programma-niveau.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheid die passen binnen het bestaande beleid van de raad worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is een criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen regels op voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Investeringen, activering en afschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de 5 jaar een nota investeringsbeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      De wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

    • b.

      De afschrijvingsmethode(n);

    • c.

      Het moment van starten met afschrijven;

    • d.

      De gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • e.

      De componentenbenadering;

    • f.

      Restwaarde.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als paragraaf in de begroting, waarbij zij inzicht verschaffen in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op de inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      Onroerendezaakbelasting;

    • b.

      Precariobelasting;

    • c.

      Hondenbelasting;

    • d.

      Parkeerbelasting;

    • e.

      Rioolheffing;

    • f.

      Afvalstoffenheffing;

    • g.

      Onderdelen van de wet BUIG.

    Vormen we, met uitzondering van individuele vorderingen, een voorziening wegens oninbaarheid ter grootte van een historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening schrijven we alleen rente bij aan de algemene reserves op deze op peil te houden.

  • 2.

    Burgemeesters en wethouders bieden de raad jaarlijks een nota reserves aan, tegelijk met de programmabegroting. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      het doel en het meerjarig verloop van de reserves

    • b.

      de noodzakelijke omvang van de reserves

  • 3.

    De voorzieningen worden jaarlijks beoordeeld bij het opstellen van de jaarrekening. Daarbij wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

    • a.

      het doel van de voorzieningen

    • b.

      de noodzakelijke omvang van de voorzieningen

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    We berekenen zoveel mogelijk de integrale kostprijs. Dat betekent dat we bij het bepalen van kostprijzen zowel de directe kosten, de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen, als de indirecte kosten (overhead) meenemen.

  • 2.

    In onze begroting en jaarrekening rekenen we alleen de directe kosten aan activiteiten toe. De indirecte kosten rekenen we buiten de begroting om aan de activiteiten toe. Dat doen we met een opslag voor overhead. De notitie overhead van de commissie BBV is daarbij belangrijk kader. De toerekening doen we voor de heffingen, specifieke uitkeringen, subsidies en andere bijdragen.

  • 3.

    Alleen bij de activiteiten van het grondbedrijf berekenen we in de begroting en jaarrekening de indirecte kosten door. Deze zijn onderdeel van het uurtarief.

  • 4.

    Bij de berekening van de tarieven voor lokale heffingen rekenen we een opslagpercentage voor overhead toe. Het percentage bepalen we door de overheadkosten te relateren aan de loonsom inclusief structurele inhuur.

  • 5.

    Bij het bepalen van de tarieven voor lokale heffingen zien we daarnaast de btw en de kwijtschelding als kosten. We maken ook een inschatting van het percentage dat oninbaar is. Al deze kosten rekenen we door in de tarieven.

  • 6.

    Het rentepercentage voor de vergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening, als bedoeld in artikel 16 lid 1, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. In het treasurystatuut worden hiervoor de concrete kaders vastgesteld.

  • 3.

    Bij afwijking van het eerste of tweede lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling tarieven belastingen, heffingen en leges

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke belastingen, heffingen en leges. De raad stelt de tarieven vast.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de 5 jaar een nota grondprijsbeleid aan met de uitgangspunten voor de grondprijsberekening. Hierbij beschrijven we de methodes voor de grondprijsberekening, stellen we de beleidsuitgangspunten per functie/ bestemming vast en het zet de grondprijzen uiteen bij uitgifte in pacht, erfpacht, verhuur en erfdienstbaarheid. De raad stelt deze nota vast.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt in een treasurystatuut regels op voor het beheer van de geldstromen, de beheersing van de risico’s daarvan en de informatievoorziening daarover. Verder staat hierin hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden verdeeld zijn en wat de uitgangspunten zijn voor de administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie. Het college biedt het treasurystatuut minimaal eens in de 5 jaar ter vaststelling aan de gemeenteraad aan.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 20. Paragrafen

  • 1.

    Op basis van de landelijke verslagleggingsvoorschriften (BBV) neemt het college verplichte paragrafen op bij de begroting en de jaarstukken:

    • Weerstandsvermogen en risicobeheersing

    • Onderhoud kapitaalgoederen

    • Financiering

    • Verbonden partijen

    • Grondbeleid

    • Lokale heffingen

    • Bedrijfsvoering

Aanvullend hierop neemt het college standaard de volgende paragraaf op:

  • Investeringsplan

  • Integraal voorzieningenbeleid (IVB)

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing staat in ieder geval:

    • De weerstandscapaciteit: de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten te dekken.

    • Belangrijke risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

    • Een aantal financiële kengetallen, zoals de netto schuldquote, solvabiliteitsratio en de onbenutte belastingcapaciteit.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen noemen we voor onze kapitaalgoederen de volgende onderdelen:

    • het beleidskader

    • de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties

    • de vertaling van de financiële consequenties in de begroting

  • 2.

    We onderscheiden de volgende kapitaalgoederen:

    • Voorzieningen in de openbare ruimte

    • Buitensportaccommodaties

    • Gemeentelijke gebouwen (inclusief gebouwen basisonderwijs)

  • 3.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen geven we een overzicht van beleids- en beheerplannen, in welk jaar ze zijn vastgesteld en wanneer deze worden geactualiseerd. In principe worden deze eens in de 5 jaar geactualiseerd.

Artikel 23. Financiering

  • 1.

    De paragraaf financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties, reserves en producten wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Artikel 24. Verbonden partijen

  • 1.

    De paragraaf verbonden partijen bevat een overzicht van de externe rechtspersonen waar Oss een bestuurlijke en financiële band mee heeft. Dat kunnen de volgende instellingen zijn:

    • Gemeenschappelijke regelingen (GR)

    • Vennootschappen waarin de gemeente financieel deelneemt (naamloze of besloten vennootschap

    • Verenigingen waar de gemeente lid van is

    • Stichtingen waarin de gemeente een bestuurszetel heeft

  • 2.

    Het college geeft per verbonden partij inzicht in:

    • De naam en de vestigingsplaats.

    • Het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt.

    • De veranderingen die zich tijdens het begrotingsjaar hebben voorgedaan in het belang dat de we in de verbonden partij hebben.

    • Het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar. Als deze niet definitief bekend zijn, vermelden we de meest vastgestelde recente cijfers.

    • Het resultaat van de verbonden partij.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1.

    Deze paragraaf beschrijft op hoofdlijnen het grondbeleid, de financiële positie en het weerstandsvermogen van het grondbedrijf.

  • 2.

    Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt deze nota vast. De nota grondbeleid geeft de koers, de instrumenten en het financiële kader aan waarbinnen de gemeente opereert binnen de ruimtelijke ontwikkeling.

  • 3.

    Het college biedt minstens één keer in de vijf jaar een nota grondprijsbeleid aan. De raad stelt deze nota vast. De nota grondprijsbeleid geeft de uitgangspunten aan van de grondprijsberekening en geeft onderbouwing van de actuele grondprijzen voor de verschillende functies.

  • 4.

    Het college stelt jaarlijks de grondprijsbrief vast, waarbij de huidige marktomstandigheden worden verwerkt.

  • 5.

    Het college biedt minstens één keer in de vijf jaar een nota kostenverhaal aan. De raad stelt deze nota vast. De nota kostenverhaal geeft het kader om kosten voor bovenwijkse voorzieningen en voor verbeteren van de fysieke leefomgeving te verhalen.

  • 6.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties waarderen we tegen contante waarde.

Artikel 26. Lokale heffingen

  • 1.

    De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:

    • de geraamde inkomsten van de heffingen

    • het beleid ten aanzien van de lokale heffingen

    • een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen en de kostendekkendheid ervan

    • een aanduiding van de lokale lastendruk

    • een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid

Artikel 27. Bedrijfsvoering

  • 1.

    De paragraaf bedrijfsvoering bevat een verwijzing naar het programma waarin het onderdeel organisatie is toegelicht. Dit bevat tenminste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering legt het college verantwoording af op het gebied van de rechtmatigheid. Het college geeft:

    • een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

    • geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 28. Investeringsplan

  • 1.

    In de paragraaf investeringsplan geven we inzicht in:

    • de lopende investeringen: inzicht in de geautoriseerde investeringskredieten, de besteding en het nog uit te geven bedrag.

    • nieuwe investeringen (vervanging en/of uitbreiding): het benodigde investeringskrediet gekoppeld aan de meerjarenbegroting.

  • 2.

    Voor de nieuwe investeringen geeft de Raad via dit investeringsplan aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij het vaststellen van de begroting meteen geautoriseerd. In de Nota investeringsbeleid bepalen we hiervoor de kaders.

 

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

    • het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • het afleggen van verantwoording door burgemeester en wethouders aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

    • de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

  • 1.

    Het college draagt in ieder geval zorg voor:

    • een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie (vastgelegd in het treasurystatuut);

    • het beleid en de interne regels voor het verstrekken van subsidies en steunverlening aan instellingen en bedrijven binnen de algemene subsidieverordening. Het college biedt de algemene subsidieverordening minimaal eens in de 5 jaar ter vaststelling aan de gemeenteraad aan.

    • een overzicht van de begrote subsidies in de programmabegroting en in de jaarstukken een overzicht van de verstrekte subsidies.

    • de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 31. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Oss 2023 (artikel 212 Gemeentewet).

Artikel 33. Inwerkingtreding en intrekking oude regelingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1-1-2023

  • 2.

    De “Verordening artikel 212”, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juli 2021, wordt gelijktijdig ingetrokken.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 6 juli 2023

De gemeenteraad voornoemd,

Mede namens de voorzitter,

De griffier,

Drs. P.H.A. van den Akker

Naar boven