Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (5e wijziging) (Regeling tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (5e wijziging))

 

 

Ons kenmerk: 560931

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het advies van de Brede Adviesraad Sociaal Domein van 19 april 2023;

 

gelet op artikel(en) 6.1 van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 en 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (5e wijziging) (Regeling tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (5e wijziging))

 

 

Artikel I Wijziging regeling

De Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 worden als volgt gewijzigd:

A. Paragraaf 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het Werkgeversservicepunt is een samenwerkingsverband tussen gemeente, UWV, Stichting Werkbedrijf Zutphen, onderwijsinstellingen, kenniscentra en andere partijen.

Het Werkgeversservicepunt is een samenwerkingsverband tussen UWV, team GelreWerkt!, als onderdeel van de gemeente Zutphen, onderwijsinstellingen, kenniscentra en andere partijen.

 

B. Paragraaf 1.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

1.2 Stichting Werkbedrijf Zutphen (Gelre Werkt!)

Naast de regionale dienstverlening aan werkgevers via het Werkgeversservicepunt, heeft de gemeente Zutphen bij Stichting Werkbedrijf Zutphen (Gelre Werkt!) de begeleiding voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt georganiseerd. De stichting:

  • organiseert de sociale werkvoorziening voor werknemers die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden kunnen werken;

  • detacheert werknemers met een arbeidsbeperking bij werkgevers in de regio;

  • brengt vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de regio bij elkaar;

  • informeert werkgevers over de lokale arbeidsmarkt en over vragen over personeel, vacatures, subsidies en/of aantrekkelijke regelingen;

  • begeleidt personen uit de doelgroep, indien nodig, op de arbeidsplaats.

Voor meer informatie over de werkzaamheden van de stichting: www.gelrewerkt.nl.

1.2 Team GelreWerkt!

Naast de regionale dienstverlening aan werkgevers via het Werkgeversservicepunt, heeft de gemeente Zutphen de begeleiding voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt bij team GelreWerkt!, als onderdeel van de gemeente Zutphen, georganiseerd. Het team:

  • organiseert de sociale werkvoorziening en beschut werk volgens artikel 10b Participatiewet voor werknemers die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden kunnen werken;

  • detacheert werknemers met een arbeidsbeperking bij werkgevers in de regio en draagt zo bij aan de Banenafspraak;

  • brengt vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de regio bij elkaar;

  • informeert werkgevers over de lokale arbeidsmarkt en over vragen over personeel, vacatures, subsidies en/ of aantrekkelijke regelingen;

  • begeleidt personen uit de doelgroep van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, indien nodig, op de arbeidsplaats.

Voor meer informatie over de werkzaamheden van het team: www.gelrewerkt.nl.

 

C. Paragraaf 1.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Op rijksniveau zijn er voor werkgevers meerdere aantrekkelijke regelingen gecreëerd om werknemers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Een aantal van deze regelingen wordt door de Belastingdienst uitgevoerd. Denk aan het lage inkomensvoordeel (www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/

ondernemers/content/nieuw-in-2017-het-lage-

inkomensvoordeel) en de loonkostenvoordelen voor oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking (per 1 januari 2018). Deze voordelen vervangen de premiekortingen voor deze doelgroepen), die worden uitgevoerd door de Belastingdienst. Daarnaast ondersteunt UWV werkgevers door o.a. de looncompensatie bij ziekte (‘no-riskpolis’), mobiliteitsbonus (premiekorting), en werkplekaanpassingen. Voor meer informatie, zie: www.uwv.nl.

Op rijksniveau zijn er voor werkgevers meerdere aantrekkelijke regelingen gecreëerd om werknemers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Deze regelingen worden door het UWV uitgevoerd. Bijvoorbeeld de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Deze wet bestaat uit 3 tegemoetkomingen voor werkgevers en heeft als doel om werknemers met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen of te houden. De Wtl vervangt de premiekortingen arbeidsgehandicapte werknemer en oudere werknemer door het loonkostenvoordeel (LKV) voor deze groepen. Daarnaast bestaat de Wtl uit het lage-inkomensvoordeel (LIV) en het jeugd-LIV. Daarnaast ondersteunt UWV werkgevers ook door onder andere de looncompensatie bij werkplekaanpassingen en ziekte (‘no-riskpolis’). Bijvoorbeeld als aanvulling op de wettelijke loonkostensubsidie die per 1 januari 2022 doorloopt bij ziekte.Voor meer informatie, zie: www.uwv.nl.

 

D. Paragraaf 1.4 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

1. Toets door het UWV

 

Begin 2015 is een procedure ingericht, waarbij het UWV bepaalt of iemand behoort tot de doelgroep. De beoordeling door het UWV vindt in een aantal situaties plaats op basis van bewijsstukken die worden overlegd (bijv. een indertijd door het UWV afgegeven WSW-indicatie, of een bewijs van deelname aan het praktijkonderwijs). In andere situaties verricht het UWV zelf een individuele beoordeling. Hierbij kijkt het UWV of iemand niet in staat is het WML te verdienen dan wel of hij/zij alleen met jobcoaching in staat is het WML te verdienen. Wanneer de inwoner aan de criteria voldoet, wordt deze opgenomen in het doelgroepregister. Werkenden binnen deze groep worden vervolgens bij de landelijke registratie meegeteld. Aanmelding bij UWV kan slechts door gemeente of werkgever. Werknemers kunnen niet zelf een aanvraag indienen.

 

2. Praktijkroute

 

Met een wetswijziging is in 2017 de zogenoemde praktijkroute van kracht geworden. Daarmee kunnen ook mensen onder de doelgroep banenafspraak vallen, namelijk wanneer de gemeente heeft vastgesteld dat hun loonwaarde onder het wettelijk minimumloon ligt en de werkgever in aanmerking kan komen voor loonkostensubsidie. De vaststelling van de loonwaarde wordt gedaan volgens een gecertificeerde methodiek (voor de gemeente: Dariuz).

 

De definitie voor een baan uit de baanafspraak is 25 uur per week. Banen van minder uren tellen naar rato mee. Hetzelfde geldt voor banen die meer uren per week tellen. Mocht uit de monitoring blijken dat het aantal afgesproken extra arbeidsplaatsen niet gehaald wordt de komende jaren, dan is het mogelijk dat een wettelijke verplichting van kracht wordt voor grotere werkgevers (minimaal 25 werknemers) voor een minimaal percentage aan banen voor mensen met een arbeidsbeperking.

 

Stichting Werkbedrijf Zutphen (Gelre Werkt!) ondersteunt werkgevers bij het plaatsen van werknemers die in het doelgroepregister zijn opgenomen. Voor deze groep zijn ook aantrekkelijke regelingen van toepassing, zoals de looncompensatie bij ziekte, het lage-inkomensvoordeel en loonkostensubsidie.

1. Toets door het UWV

 

Begin 2015 is een procedure ingericht, waarbij het UWV bepaalt of iemand behoort tot de doelgroep. De beoordeling door het UWV vindt in een aantal situaties plaats op basis van bewijsstukken die worden overlegd (bijvoorbeeld een indertijd door het UWV afgegeven WSW-indicatie, of een bewijs van deelname aan het praktijkonderwijs). In andere situaties verricht het UWV zelf een individuele beoordeling. Hierbij kijkt het UWV of iemand niet in staat is het WML te verdienen dan wel of hij/zij alleen met jobcoaching in staat is het WML te verdienen. Wanneer de inwoner aan de criteria voldoet, wordt deze opgenomen in het doelgroepregister. Werkenden binnen deze groep worden vervolgens bij de landelijke registratie meegeteld. Aanmelding bij UWV kan slechts door gemeente of werkgever.

 

2. Praktijkroute

 

Met een wetswijziging is in 2017 de zogenoemde praktijkroute van kracht geworden. Daarmee kunnen ook mensen onder de doelgroep banenafspraak vallen, namelijk wanneer de gemeente heeft vastgesteld dat hun loonwaarde onder het wettelijk minimumloon ligt en de werkgever in aanmerking kan komen voor loonkostensubsidie. De vaststelling van de loonwaarde wordt gedaan volgens de (landelijke geüniformeerde werkwijze.

 

De definitie voor een baan uit de baanafspraak is 25 uur per week. Banen van minder uren tellen naar rato mee. Hetzelfde geldt voor banen die meer uren per week tellen. Mocht uit de monitoring blijken dat het aantal afgesproken extra arbeidsplaatsen niet gehaald wordt de komende jaren, dan is het mogelijk dat een wettelijke verplichting van kracht wordt voor grotere werkgevers (minimaal 25 werknemers) voor een minimaal percentage aan banen voor mensen met een arbeidsbeperking.

 

De gemeente Zutphen, onderdeel team GelreWerkt! , ondersteunt werkgevers bij het plaatsen van werknemers die in het doelgroepregister zijn opgenomen. Voor deze groep zijn ook aantrekkelijke regelingen van toepassing, zoals de looncompensatie bij ziekte, het lage-inkomensvoordeel en loonkostensubsidie.

 

E. Paragraaf 1.7.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

‘Stichting Werkbedrijf Zutphen (Gelre Werkt!)’ kan als werkgever optreden.

De gemeente Zutphen of een door haar aan te wijzen derde kan als werkgever optreden.

 

F. Paragraaf 1.7.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat houdt het in?

 

Loonkostensubsidie is een maandelijkse tegemoetkoming in de loonkosten. De wettelijke loonkostensubsidie is bedoeld voor een werkgever, die iemand in dienst neemt, die minder productief is door een arbeidsbeperking. Hoe lager de productiviteit, hoe hoger de loonkostensubsidie. De werknemer ontvangt het normale cao-loon of het wettelijk minimumloon, als er geen cao is.

 

Voor wie is het?

 

Loonkostensubsidie is bedoeld voor een werkgever die iemand in dienst neemt die niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen vanwege een lichamelijke, verstandelijke of psychosociale beperking.

 

 

Wat houdt het in?

 

Loonkostensubsidie is een maandelijkse tegemoetkoming in de loonkosten die wordt verstrekt door de gemeente waar de te subsidiëren of gesubsidieerde werknemer woonachtig is. Deze wettelijke loonkostensubsidie is bedoeld voor een werkgever, die iemand in dienst neemt, die minder productief is door een arbeidsbeperking. Hoe lager de productiviteit, hoe hoger de loonkostensubsidie. De werknemer ontvangt het normale cao-loon of het wettelijk minimumloon, als er geen cao is.

Het besluit tot loonkostensubsidie wordt genomen binnen vijf weken

  • a.

    nadat de loonwaarde is vastgesteld; of

  • b.

    nadat is vastgesteld dat de vaststelling van de loonwaarde achterwege kan blijven als sprake is van een vaste loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet.

Deze loonkostensubsidie is aan het einde van paragraaf 1.7.5 beschreven.

 

Voor wie is het?

 

Loonkostensubsidie is bedoeld voor een werkgever die een persoon uit de doelgroep van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van de Participatiewet in dienst neemt of houdt die niet of niet meer in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen vanwege een lichamelijke, verstandelijke of psychosociale beperking. Zowel de persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort als de werkgever kunnen een aanvraag indienen. De loonkostensubsidie kan ook ambtshalve worden toegekend. Voor de persoon die een dienstbetrekking heeft, moet de aanvraag binnen 6 maanden na het begin van de dienstbetrekking worden ingediend.

 

G. Paragraaf 1.7.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe wordt de loonkostensubsidie bepaald?

 

Op basis van de functie wordt beoordeeld wat iemand kan verdienen (de zgn. loonwaarde). Dat gebeurt met een goedgekeurde methodiek, ‘Dariuz’ genaamd. Belangrijke aspecten bij het meten van de loonwaarde zijn: de kwaliteit van de productie, het werktempo en de productieve tijd van de werknemer. Dat wordt vergeleken met een gemiddelde werknemer in een functie die qua samenstelling van de werkzaamheden het dichtst bij de werkzaamheden van de (nieuwe) werknemer ligt. De loonwaarde wordt gemeten als percentage van het wettelijk minimumloon. Als onduidelijk is of de functie echt bij de werknemer past, kan de werknemer toestemming krijgen om eerst maximaal 3 maanden met behoud van uitkering te werken (proefplaatsing).

 

Hoe gaat een meting van de loonwaarde in zijn werk?

 

De loonwaarde wordt vastgesteld door de zgn. loonwaarde-expert. Het proces van de loonwaardebepaling volgens de Dariuz-methodiek bestaat uit de volgende stappen:

  • a.

    Eerst stelt de loonwaarde-expert samen met de werkgever de normfunctie, functieloon en hoofdtaken vast.

  • b.

    Daarna brengt de loonwaarde-expert een werkplekbezoek aan de werkgever. Hij spreekt de werkgever en werknemer en beoordeelt de prestatie van de werknemer ter plekke.

  • c.

    De loonwaarde-expert bespreekt zijn bevindingen omtrent de beoordeling van de prestaties van de werknemer met de werkgever.

  • d.

    Dan stelt de loonwaarde-expert een rapportage op en berekent de loonwaarde en de loonkostensubsidie.

  • e.

    Ten slotte legt de loonwaarde-expert in een beschikking vast of er loonkostensubsidie wordt verstrekt en zo ja, hoe hoog die dan is. De beschikking wordt zowel aan de werkgever als de werknemer verstuurd.

 

Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie?

 

[…]

De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten. Dit is het percentage genoemd in artikel 1 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet.

[…]

 

Hoe lang duurt de loonkostensubsidie?

 

De loonkostensubsidie loopt door tot het einde van de dienstbetrekking of tot het moment waarop de arbeidsproductiviteit zo toegenomen is, dat er geen loonkostensubsidie meer nodig is. Er kan tussentijds onderzoek worden gedaan naar de arbeidsproductiviteit en de loonwaarde. Als een werknemer ziek wordt tijdens de dienstbetrekking, dan wordt de loonkostensubsidie onderbroken zo lang de ziekte voortduurt.

 

 

Hoe wordt de loonkostensubsidie bepaald?

 

Op basis van de functie wordt beoordeeld wat iemand kan verdienen (de zogenaamde loonwaarde). Dat gebeurt door een loonwaardedeskundige die ten minste voldoet aan de kwalificaties in paragraaf 3 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021. De loonwaardedeskundige stelt de loonwaarde op de werkplek vast aan de hand van de (landelijk) geüniformeerde werkwijze. Belangrijke aspecten bij het meten van de loonwaarde zijn: de kwaliteit van de productie, het werktempo en de productieve tijd van de werknemer. Dat wordt vergeleken met een gemiddelde werknemer in een functie die qua samenstelling van de werkzaamheden het dichtst bij de werkzaamheden van de (nieuwe) werknemer ligt. De loonwaarde wordt gemeten als percentage van het wettelijk minimumloon. Als onduidelijk is of de functie echt bij de werknemer past, kan de werknemer toestemming krijgen om eerst maximaal 2 maanden met behoud van uitkering te werken (proefplaats).

 

Hoe gaat een meting van de loonwaarde in zijn werk?

 

De loonwaarde op de werkplek wordt aan de hand van de (landelijk) geüniformeerde werkwijze vastgesteld.Het college wordt voor de vaststelling van de loonwaarde geadviseerd door een loonwaardedeskundige die ten minste voldoet aan de kwalificaties in paragraaf 3 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021. Deze kwalificaties betreffen de aanwezigheid van een getuigschrift, werkervaring, kennis van toepasselijke wet- en regelgeving met betrekking tot de loonwaardebepaling en van de arbeidsmarkt.

 

Het proces van de loonwaardebepaling bestaat uit de volgende stappen:

  • a.

    Eerst stelt de loonwaardedeskundige samen met de werkgever de normfunctie, functieloon en hoofdtaken vast.

  • b.

    Daarna brengt de loonwaardedeskundige een werkplekbezoek aan de werkgever. Hij spreekt de werkgever en werknemer en beoordeelt de prestatie van de werknemer ter plekke.

  • c.

    De loonwaardedeskundige bespreekt zijn bevindingen omtrent de beoordeling van de prestaties van de werknemer met de werkgever.

  • d.

    Dan stelt de loonwaardedeskundige een rapportage op en berekent de loonwaarde en de loonkostensubsidie.

  • e.

    Ten slotte legt de loonwaardedeskundige in een beschikking vast of er loonkostensubsidie wordt verstrekt en zo ja, hoe hoog die dan is. De beschikking wordt zowel aan de werkgever als de werknemer verstuurd.

 

De loonwaarde op de werkplek wordt op een (landelijk) geüniformeerde wijze vastgelegd. Dat betekent dat:

  • er gebruik wordt gemaakt van het model- rapport dat een bijlage is bij p aragraaf 2 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021;

  • het bepalen van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij loonkostensubsidie, de vaststelling van de loonwaarde, het bepalen van de normfunctie, de arbeidsprestatie per hoofdtaak zijn gebaseerd op de paragrafen 2 en 3 van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

 

 

Wat is de hoogte van de loonkostensubsidie?

 

[…]

De werkgever ontvangt daarnaast een vergoeding voor de werkgeverslasten. Dit is het percentage genoemd in artikel 1 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

 

Hoe lang duurt de loonkostensubsidie?

 

De loonkostensubsidie loopt door tot het einde van de dienstbetrekking of tot het moment waarop de arbeidsproductiviteit zo toegenomen is, dat er geen loonkostensubsidie meer nodig is. Er kan tussentijds onderzoek worden gedaan naar de arbeidsproductiviteit en de loonwaarde.

 

H. Paragraaf 1.7.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Vaste loonkostensubsidie

 

[…]

Aan de vaste loonkostensubsidie zijn enkele nadelen verbonden voor werknemer en werkgever:

  • a.

    de werknemer wordt niet opgenomen in het Doelgroepregister voor de banenafspraak

  • b.

    de werkgever kan niet in aanmerking komen voor de ‘no-risk-polis’ als de werknemer ziek wordt

  • c.

    de werkgever kan niet in aanmerking komen voor premiekorting werknemerspremies ende vrijwaringsregeling in het kader van de WGA-regeling.

Vaste loonkostensubsidie

 

[…]

Aan de vaste loonkostensubsidie zijn enkele nadelen verbonden voor werknemer en werkgever:

  • a.

    de werknemer wordt niet altijd opgenomen in het Doelgroepregister voor de banenafspraak waardoor de banen tijdens de fase van vaste loonkostensubsidie dan niet meetellen voor de banenafspraak;

  • b.

    de werkgever kan hierdoor niet in aanmerking komen voor de ‘no-risk-polis’ als de werknemer ziek wordt;

  • c.

    de werkgever kan niet in aanmerking komen voor het loonkostenvoordeel;

  • d.

    het volgtijdelijk inzetten van een proefplaats en (daarna) een vaste loonkostensubs idie verlengt de nadelen vermeld onder a tot en met c. Hierdoor is de gemeente Zutphen terughoudend met het aanbieden van de combinatie van beide voorzieningen; een verkenning door de Werkkamer wijst uit dat 80% van de dienstbetrekkingen waarop een vaste loonkostensubsidie van toepassing is, gaat om mensen die tot de Doelgroep Banenafspraak behoren.

 

I. Paragraaf 1.7.7 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat houdt het in?

 

De gemeente is ook verantwoordelijk voor het inzetten van zogenoemde ‘persoonlijke voorzieningen’ voor mensen met een arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de gemeente vallen. Het gaat om de volgende categorieën voorzieningen:

  • a.

    Vervoersvoorzieningen: om naar het werk te reizen, in de vorm van aanpassing van het eigen vervoermiddelen of van een vergoeding voor ander vervoer.

  • b.

    Intermediaire voorzieningen: voor medewerkers met arbeidsvermogen die moeite hebben met zien, horen of bewegen, bijv. doventolk of voorleeshulp.

  • c.

    Meeneembare voorzieningen: aanpassingen of hulpmiddelen die ook op een andere werkplek gebruikt kunnen worden (en niet standaard beschikbaar zijn binnen een bedrijf), bijvoorbeeld orthopedische schoenen en brailleleesregels.

  • d.

    Noodzakelijke persoonlijke ondersteuning: begeleiding op de werkplek (jobcoaching) of tijdens een proefplaatsing.

Een voorziening kan in natura beschikbaar worden ingesteld of in de vorm van een geldbedrag.

 

Wat houdt het in?

 

De gemeente Zutphen is ook verantwoordelijk voor het inzetten van zogenoemde ‘persoonlijke en op werk en opleiding gerichte voorzieningen’ voor mensen met een arbeidsbeperking die onder de doelgroep van de gemeente vallen. Het gaat om de volgende categorieën voorzieningen:

  • a.

    Vervoersvoorzieningen: om naar het werk of opleidingslocatie te reizen, in de vorm van aanpassing van het eigen vervoermiddelen of van een vergoeding voor ander vervoer.

  • b.

    Intermediaire voorzieningen: voor medewerkers met arbeidsvermogen die moeite hebben met zien, horen of bewegen, bijv. doventolk of voorleeshulp.

  • c.

    Meeneembare voorzieningen: voorzieningen voor de inrichting van de werkplek, de productie- en werkmethoden; het gaat daarbij om aanpassingen of hulpmiddelen die ook op een andere werkplek gebruikt kunnen worden (en niet standaard beschikbaar zijn binnen een bedrijf), bijvoorbeeld orthopedische schoenen en brailleleesregels.

  • d.

    de inrichting van de opleidingslocatie of de proefplaats en de bij het werk of opleiding te gebruiken hulpmiddelen;

  • e.

    Noodzakelijke persoonlijke ondersteuning: begeleiding op de werkplek (jobcoaching) of tijdens een proefplaats.

Een voorziening kan in natura beschikbaar worden ingesteld of in de vorm van een geldbedrag.

 

J. In paragraaf 1.7.7 wordt voor ‘1.8 Voorzieningen personen met korte afstand tot de arbeidsmarkt’ de volgende tekst toegevoegd:

Nieuwe tekst

Belanghebbende en medebelanghebbende (invoegen na tekst onder kopje Wat is er geregeld over de uitvoering)

 

De wettelijke verankering van de aanvraagmogelijkheid voor zowel werknemer als werkgever die eveneens in de Verzamelverordening is opgenomen leidt ertoe dat gemeenten aandacht moeten besteden aan het belang voor beiden. Wanneer de werkgever een aanvraag voor ondersteuning indient, is de werknemer medebelanghebbende. In dit geval ontvangt de werkgever een besluit op de aanvraag in de vorm van een beschikking en brengt de gemeente Zutphen werknemer hiervan op de hoogte. Dat doen we bijvoorbeeld met een informatieve brief met daarbij een kopie van de beschikking (aan de werkgever). Als medebelanghebbende heeft de werknemer bovendien bezwaar- en beroepsrecht en is het wenselijk dat hij hierop geattendeerd wordt.

Als de werkgever medebelanghebbende is, geldt het vorengaande eveneens.

 

K. Paragraaf 1.8 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Naast de genoemde voorzieningen kunnen met name een tijdelijke loonkostensubsidie en proefplaatsing als stimulans worden aangeboden.

[…]

Naast de genoemde voorzieningen kunnen met name een tijdelijke loonkostensubsidie en proefplaats als stimulans worden aangeboden.

 

L. Paragraaf 1.8.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

1.8.1 Proefplaatsing

 

Wat houdt het in?

 

Een proefplaatsing betekent werken met behoud van uitkering met het vooruitzicht op een dienstverband van minimaal zes maanden (zonder proeftijd-of uitzendbeding), als de proefplaatsing succesvol is. Het gaat erom dat de werkgever de bedoeling heeft om na de proefplaatsing een dienstverband aan te bieden, met een minimale omvang van hetzelfde aantal uren hebben als tijdens de proefplaatsing.

 

Voor wie is het?

 

De gemeente kan een proefplaatsing aanbieden aan een werkgever, die twijfelt over de vaardigheden en inzetbaarheid van een inwoner met een bijstandsuitkering of een IOAW-uitkering. Zowel de gemeente als de werkgever moet proefplaatsing als een noodzakelijke voorfase van een dienstverband zien.

 

Wat zijn de voorwaarden?

 

De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  • a.

    Werkgever verklaart schriftelijk dat bij goed gevolg een arbeidsovereenkomst met de klant wordt aangegaan van minimaal zes maanden

  • b.

    Proefplaatsing is volgens de werkgever en de gemeente noodzakelijk als voorfase van een arbeidsovereenkomst

  • c.

    De proefplaatsingduurt niet langer dan noodzakelijk is, maar maximaal drie maanden

 

Wat doet de gemeente nog meer?

 

De gemeente biedt tijdens de proefplaatsing op verzoek van de werkgever coaching aan op de werkplek. De Stichting Werkbedrijf (Gelre Werkt!) verzorgt zelf de coaching, of vergoedt, indien nodig de kosten van een coach die door de gemeente of de werkgever wordt ingehuurd.

De gemeente kan de kosten van een noodzakelijke opleiding of training van de klant vergoeden, als de opleiding of training in een arbeidsontwikkelingsplan is opgenomen. Zie verder par. 1.7.6

 

Hoe lang duurt een Proefplaatsing?

 

Een proefplaatsing duurt maximaal twee maanden en kan met één maand worden verlengd, op basis van een schriftelijk gemotiveerd en gezamenlijk verzoek van de werkgever en de klant. Voorwaarde is dan dat het aansluitende dienstverband minimaal een jaar duurt.

 

Bijzonderheden

 

De gemeente stemt uitsluitend met een proefplaatsing in als de klant niet eerder werkzaamheden voor de werkgever heeft verricht. In bijzondere situaties kan de gemeente hiervan afwijken.

1.8.1 Proefplaats

 

Wat houdt het in?

 

Een proefplaats betekent werken met behoud van uitkering met het vooruitzicht op een dienstverband van minimaal zes maanden (zonder proeftijd-of uitzendbeding), als de proefplaats succesvol is. Het gaat erom dat de werkgever de bedoeling heeft om na de proefplaats een dienstverband aan te bieden, met een minimale omvang van hetzelfde aantal uren hebben als tijdens de proefplaats.

 

Voor wie is het?

 

De gemeente Zutphen kan een proefplaats aanbieden aan een werkgever, die twijfelt over de vaardigheden en inzetbaarheid van een inwoner met een bijstandsuitkering of een IOAW-uitkering. Zowel de gemeente als de werkgever moet de proefplaats als een noodzakelijke voorfase van een dienstverband zien.

 

Wat zijn de voorwaarden?

 

De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  • a.

    Werkgever verklaart schriftelijk dat bij goed gevolg een arbeidsovereenkomst met de klant wordt aangegaan van minimaal zes maanden

  • b.

    De proefplaats is volgens de werkgever en de gemeente noodzakelijk als voorfase van een arbeidsovereenkomst

  • c.

    De proefplaats duurt twee maanden en kan met maximaal vier maanden worden verlengd als individuele omstandigheden of de situatie daartoe aanleiding geven; een voorbeeld is dat de werkgever redelijkerwijs nog iets meer tijd nodig heeft om tot het aangaan van de dienstbetrekking over te gaan. Verlenging kan plaatsvinden nadat werkgever en klant daartoe een schriftelijk gemotiveerd en gezamenlijk verzoek hebben ingediend.

 

Wat doet de gemeente Zutphen nog meer?

 

De gemeente biedt tijdens de proefplaats op verzoek van de werkgever coaching aan op de werkplek. Team GelreWerkt! verzorgt zelf de coaching, of vergoedt, als dat nodig is, de kosten van een coach die door de gemeente of de werkgever wordt ingehuurd.

De gemeente kan de kosten van een noodzakelijke opleiding of training van de klant vergoeden, als de opleiding of training in een arbeidsontwikkelingsplan is opgenomen. Zie verder paragraaf 1.7.6

 

Bijzonderheden

 

De gemeente stemt uitsluitend met een proefplaats in als de klant niet eerder werkzaamheden voor de werkgever heeft verricht. In bijzondere situaties kan de gemeente hiervan afwijken.

 

M. Paragraaf 1.10 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor drie groepen klanten die een uitkering van de gemeente hebben, is er de

mogelijkheid om inkomsten uit deeltijdwerk vrij te laten bij het bepalen van de

hoogte van de uitkering. Het gaat om:

  • a.

    inkomsten uit arbeid voor iedereen met een uitkering

  • b.

    inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders

  • c.

    inkomsten uit arbeid voor mensen met een zgn. medisch-urenbeperking

 

Voor meer informatie: zie hoofdstuk 4 ‘Inkomen en vermogen’.

Voor vier groepen klanten die een uitkering van de gemeente Zutphen hebben, is er de mogelijkheid om inkomsten uit deeltijdwerk vrij te laten bij het bepalen van de hoogte van de uitkering. Het gaat om:

  • a.

    inkomsten uit arbeid voor iedereen vanaf 27 jaar met een uitkering;

  • b.

    inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders vanaf 27 jaar voor zover geen recht bestaat op een vrijlating wegens een medische urenbeperking (onder c) of vrijlating op grond van arbeid verricht door mensen die tot de doelgroep wettelijke loonkostensubsidie behoren (onder d);

  • c.

    inkomsten uit arbeid voor mensen met een zogeheten medisch-urenbeperking;

  • d.

    inkomsten uit dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet voor mensen die tot de doelgroep wettelijke loonkostensubsidie behoren.

 

Voor meer informatie: zie Hoofdstuk 4 Inkomen en vermogen.

 

N. Paragraaf 1.12 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Aanvragen ondersteuning en voorzieningen

 

[…]

  • b.

    Inwoners die geen uitkering van de gemeente ontvangen, maar die aanspraak willen maken op de ondersteuning bij re-integratie door de gemeente dienen hun verzoek daartoe in via een aanvraagformulier (in ontwerp).

[…]

Aanvragen ondersteuning en voorzieningen

 

[…]

  • b.

    Inwoners die geen uitkering van de gemeente ontvangen, maar die aanspraak willen maken op de ondersteuning bij re-integratie door de gemeente krijgen na melding altijd een (intake)gesprek met een consulent Werk die de ondersteuningswensen van de niet uitkeringsgerechtigde inventariseert en een plan van aanpak opstelt.

[…]

 

O. Paragraaf 1.13.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Opleggen zoektermijn 4 weken

 

Iedere jongere tot 27 jaar krijgt direct na melding bij de gemeente een zoektermijn van vier weken. In deze vier weken ligt de focus op het zelfstandig en actief zoeken naar scholing en/of werk. De jongere en de medewerker van de gemeente maken samen afspraken over de uit te voeren activiteiten gedurende de zoektermijn. Deze afspraken worden vastgelegd en ondertekend.

Na de zoektermijn van vier weken kan een aanvraag worden ingediend en in behandeling worden genomen. De meldingsdatum is van belang als(mogelijke) ingangsdatum voor het recht op uitkering. Jongeren met een partner van 27 jaar of ouder kunnen wel direct een aanvraag indienen. Voor hen geldt geen zoektermijn.

Als blijkt dat de jongere binnen vier weken geen baan heeft gevonden of studie kan volgen, dan kan hij zich opnieuw melden bij de gemeente om een aanvraag in te dienen.

Opleggen zoektermijn 4 weken

 

Iedere jongere tot 27 jaar krijgt direct na melding bij de gemeente een zoektermijn van vier weken. In deze vier weken ligt de focus op het zelfstandig en actief zoeken naar scholing en/ of werk. De jongere en de medewerker van de gemeente Zutphen maken samen afspraken over de uit te voeren activiteiten gedurende de zoektermijn. Deze afspraken worden vastgelegd en ondertekend.

Na de zoektermijn van vier weken kan een aanvraag worden ingediend en in behandeling worden genomen. De meldingsdatum is van belang als(mogelijke) ingangsdatum voor het recht op uitkering. Jongeren met een partner van 27 jaar of ouder kunnen wel direct een aanvraag indienen. Voor hen geldt geen zoektermijn.

Als blijkt dat de jongere binnen vier weken geen baan heeft gevonden of studie kan volgen, dan kan hij zich opnieuw melden bij de gemeente Zutphen om een aanvraag in te dienen.

 

Van deze zoektermijn zijn personen tot 27 jaar uitgezonderd die:

  • een loonkostensubsidie ontvangen of tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren;

  • een medische urenbeperking hebben; of

  • tot een jaar voor de aanvraag van bijstand op het praktijkonderwijs of voortgezet

  • speciaal onderwijs ingeschreven hebben gestaan. Dit geldt ook als zij voorafgaand aan de aanvraag al een baan hebben gehad.

Deze jongeren kunnen direct na de melding een aanvraag voor bijstand indienen die de gemeente direct in behandeling kan nemen en daarmee zowel kan voorzien in ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als in inkomensondersteuning (bijstand): hierbij geeft de gemeente tevens uitvoering aan het “Werkproces Praktijkonderwijs en Voortgezet speciaal onderwijs” dat op deze – specifieke – situatie ziet en waarmee uitkeringsafhankelijkheid zoveel mogelijk wordt voorkomen dan wel beperkt doordat de ondersteuning bij arbeidsinschakeling zich richt op (betaald) werk-aanvaarding al dan niet met inzet van (re-integratie-) voorzieningen, zoals een loonkostensubsidie.

 

P. Paragraaf 1.13.3.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe worden inkomsten en kosten verrekend met de uitkering?

 

Maandelijks wordt het bruto inkomen verrekend met de uitkering, op basis van de inkomstenopgave, die bij de gemeente wordt ingediend. De inkomsten worden voor een deel vrijgelaten, als voldaan is aan de voorwaarden die daarvoor gelden (zie par. 1.10.1).

[…]

Hoe worden inkomsten en kosten verrekend met de uitkering?

 

Maandelijks wordt het bruto inkomen verrekend met de uitkering, op basis van de inkomstenopgave, die bij de gemeente wordt ingediend. De inkomsten worden voor een deel vrijgelaten, als voldaan is aan de voorwaarden die daarvoor gelden (zie paragraaf1.10).

[…]

 

Q. Paragraaf 2.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Tijdens de detentie is er geen recht op bijstand, ook al duurt dat maar een dag. De dag van opname en de dag van terugkeer tellen mee als dagen waarop iemand gedetineerd is. Iemand die zich onttrekt aan detentie heeft ook geen recht op bijstand. […]

[…]

Tijdens de detentie is er geen recht op bijstand, ook al duurt dat maar een dag. De dag van opname telt mee als dag waarop iemand gedetineerd is. Iemand die zich onttrekt aan detentie heeft ook geen recht op bijstand. […]

 

R. Paragraaf 3.4.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

De hoogte van uitkering wordt vastgesteld aan de hand van de formule zoals deze in artikel 22a Participatiewet vermeldt staat.

[…]

Dat zijn:

  • 1.

    personen jonger dan 21 jaar;

  • 2.

    […]

[…]

De hoogte van de uitkering wordt vastgesteld aan de hand van de formule zoals deze in artikel 22a Participatiewet vermeld staat.

[…]

Dat zijn:

  • 1.

    personen jonger dan 27 jaar;

  • 2.

    […]

 

S. Paragraaf 3.4.2.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

3.4.2.1 Uitzondering 1: personen jonger dan 21 jaar

 

Personen jonger dan 21 jaar zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm. De ouder(s) zijn in principe nog onderhoudsplichtig voor deze jongeren. Deze uitzondering werkt door in twee richtingen:

  • als personen jonger dan 21 jaar aanspraak maken op bijstand, dan is op hen de jongerennorm van toepassing; ongeacht het aantal bewoners op hetzelfde adres. Zie par. 3.5

  • personen jonger dan 21 jaar – hoewel meerderjarig – tellen niet mee als relevante bewoners op hetzelfde adres, als de hoogte van de uitkering van andere medebewoners moet worden vastgesteld volgens de kostendelersnorm.

3.4.2.1 Uitzondering 1: personen jonger dan 27 jaar

 

Personen jonger dan 27 jaar zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm.

Deze uitzondering werkt door in twee richtingen:

  • als personen jonger dan 21 jaar aanspraak maken op bijstand, dan is op hen de jongerennorm van toepassing; ongeacht het aantal bewoners op hetzelfde adres. Zie paragraaf 3.5.

  • personen jonger dan 27 jaar – hoewel meerderjarig – tellen niet mee als relevante bewoners op hetzelfde adres, als de hoogte van de uitkering van andere medebewoners moet worden vastgesteld volgens de kostendelersnorm.

Voor personen tot 21 jaar geldt verder dat hun ouder(s) in principe nog onderhoudsplichtig zijn.

 

T. Paragraaf 3.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Zie par. 3.8 van Hoofdstuk 9 over het Armoedebeleid

[…]

Zie par. 3.8.

 

U. Paragraaf 4.2.7 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Inkomstenvrijlating voor medisch-urenbeperking

 

[…]

Deze vrijlating kan alleen worden toegepast nadat de inkomstenvrijlating voor deeltijdwerk van 25% en de inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders van12,5% is toegepast (als er sprake is van een alleenstaande ouder).

[…]

Inkomstenvrijlating voor medisch-urenbeperking

 

[…]

Deze vrijlating kan alleen worden toegepast nadat de inkomstenvrijlating voor deeltijdwerk van 25% is toegepast.

[…]

 

 

V. In paragraaf 4.2.7 wordt voor ‘4.2.8 Activeringssubsidies van de gemeente’ de volgende tekst toegevoegd:

Nieuwe tekst

Inkomstenvrijlating voor mensen uit de doelgroep wettelijke loonkostensubsidie

Deze inkomstenvrijlating is van toepassing als een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie op grond van een dienstverband volgens artikel 10d, eerste en tweede lid van de Participatiewet werkzaam is en er geen sprake is van een medische urenbeperking. Het recht op deze vrijlating bestaat nadat het college heeft vastgesteld dat uitbreiding van de omvang van het dienstverband niet mogelijk is als gevolg van “in de persoon gelegen factoren”. Nadere voorwaarden zijn dat de vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk (25%) niet (meer) van toepassing is, evenals dat geen aanspraak (meer) bestaat op de vrijlating medische urenbeperking.

 

W. Aan de opsomming in paragraaf 4.2.10 wordt toegevoegd:

Nieuwe tekst

  • een uitkering voor geleden schade die een gedupeerde van de Kinderopvangtoeslagaffaire ontvangt (bijvoorbeeld de zogenaamde Catshuisregeling ad € 30.000)

  • een uitkering voor geleden schade die een gedupeerd kind van de Kinderopvangtoeslagaffaire ontvangt (de zogenaamde Kindregeling variërend van € 2.000 tot € 10.000, afhankelijk van de leeftijd van het gedupeerde kind).

 

X. Paragraaf 4.2.11 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

4.2.11 Giften

 

De gemeente laat giften vrij voor zover dit verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandverlening. Om dat te bepalen wordt gekeken naar de hoogte én naar de bestemming van de gift. Er is geen verschil tussen giften van instellingen of personen. In ieder individueel geval moet opnieuw worden beoordeeld wat er met de gift moet gebeuren. Bij de beoordeling of iets een gift is, maakt het niet uit of de gift eenmalig of periodiek is.

Punten die aanleiding kunnen zijn om de gift wel bij de bijstandverlening te betrekken:

  • de gift heeft betrekking op kosten die uit de algemene bijstand moeten worden betaald (zoals kosten voor voeding en wonen);

  • de gift heeft een vrij te besteden karakter;

  • de gift leidt ertoe, dat iemand veel meer te besteden heeft dan iemand met alleen een bijstandsuitkering.

 

Voorbeelden:

  • een klant ontvangt iedere maand € 100,- van zijn ouders. Dat wordt als inkomen gezien;

  • een familielid betaalt maandelijks de huur voor de klant. Ook dat wordt als inkomen gezien;

  • een alleenstaande ouder krijgt een gratis ‘weekendje weg’ aangeboden door een charitatieve instelling of een maatschappelijke organisatie. Dit is een gift die vrijgelaten wordt;

  • iemand krijgt een gift ‘in natura’ van een charitatieve instelling, zoals een wasmachine of een vergoeding voor de ouderbijdrage voor schoolgaande kinderen. Deze giften wordt ook vrijgelaten.

 

Inkomen of vermogen?

 

Giften die niet vrijgelaten kunnen worden en dus betrokken moeten worden bij de bijstandverlening, zijn in principe ‘inkomen’. Dat is anders, als het om een eenmalige gift gaat die niet vrij besteedbaar is. Denk bijvoorbeeld aan een auto, die een klant krijgt van zijn ouders. Dat wordt als vermogen gezien.

4.2.11 Beoordelingskader giften

 

Voor de beoordeling of een gift tot het inkomen of vermogen (ofwel, tot de middelen) moet worden gerekend, hanteert het college het volgend e beoordelingskader:

  • 1.

    Een gift of (meerdere) giften die op kalenderjaarbasis de grens van €1.200 niet overschrijden, worden na een individuele beoordeling niet tot de middelen gerekend;

  • 2.

    het bedrag van €1.200 noemen we de giftendrempel.

Voor giften die op kalenderjaarbasis €1.200 overschrijden, zijn de giftendrempel en het volgende beoordelingskader van toepassing.

  •  

Beoordelingskader.

 

De gemeente laat giften boven de giftendrempel vrij voor zover dit verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandverlening. Om dat te bepalen wordt gekeken naar de hoogte én naar de bestemming van de gift. Er is geen verschil tussen giften van instellingen of personen. In ieder individueel geval moet opnieuw worden beoordeeld wat er met de gift moet gebeuren. Bij de beoordeling of iets een gift is, maakt het niet uit of de gift eenmalig of periodiek is.

Punten die aanleiding kunnen zijn om de gift wel bij de bijstandverlening te betrekken:

  • de gift heeft betrekking op kosten die uit de algemene bijstand moeten worden betaald (zoals kosten voor voeding en wonen);

  • de gift heeft een vrij te besteden karakter;

  • de gift leidt ertoe, dat iemand veel meer te besteden heeft dan iemand met alleen een bijstandsuitkering.

 

Voorbeelden:

  • een klant ontvangt iedere maand € 100 van zijn ouders. Dat wordt als inkomen gezien;

  • een familielid betaalt maandelijks de huur voor de klant. Ook dat wordt als inkomen gezien;

  • een alleenstaande ouder krijgt een gratis ‘weekendje weg’ aangeboden door een charitatieve instelling of een maatschappelijke organisatie. Dit is een gift die vrijgelaten wordt;

  • iemand krijgt een gift ‘in natura’ van een charitatieve instelling, zoals een wasmachine of een vergoeding voor de ouderbijdrage voor schoolgaande kinderen. Deze giften wordt ook vrijgelaten.

 

Inkomen of vermogen?

 

Giften die niet vrijgelaten kunnen worden en dus betrokken moeten worden bij de bijstandverlening, zijn in principe ‘inkomen’. Dat is anders, als het om een eenmalige gift gaat die niet vrij besteedbaar is. Denk bijvoorbeeld aan een auto, die een klant krijgt van zijn ouders. Dat wordt als vermogen gezien.

Voor een juiste beoordeling vanwege paragraaf 4.2.11 en daarmee uitvoering van de Participatiewet, moeten giften wel altijd opgegeven worden.

 

Y. Aan de opsomming in paragraaf 6.2 wordt toegevoegd:

Nieuwe tekst

  • k.

    de verplichting van de inburgeraar om mee te werken aan het door het college in naam van de belanghebbende verrichten van betalingen uit de toegekende bijstand van huur, gas, water en stroom en de verplichte zorgverzekering.

 

Z. De eerste alinea van paragraaf 7.1.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

De klant heeft kortgezegd een inlichtingenplicht. Dat is de verplichting om informatie te geven en daarvan bewijzen te laten zien.

[…]

De klant heeft kortgezegd een inlichtingenplicht. Dat is de verplichting om informatie te geven. Op grond van de medewerkingsverplichting moet de klant desgevraagd bewijzen laten zien.

 

AA. De laatste zin van paragraaf 7.1.9 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

In andere situaties dan bij de aanvraag, verleent de gemeente geen voorschot.

In andere situaties dan bij de aanvraag en een lopende uitkering die in paragraaf 7.2.3 is beschreven, verleent het college geen voorschot.

 

AB. De laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 7.2.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Zie par. 3.2.3.

Zie pararaaf7.2.3.

 

AC. Paragraaf 7.2.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het kan zijn dat de klant, in afwachting van de eerste reguliere uitbetaling van de uitkering, ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet voldoende heeft aan het voorschot, zoals bedoeld par. 7.1.9 van de Beleidsvoorschriften. Op basis van een dringende noodzaak kan daarin worden voorzien door bijzondere bijstand toe te kennen. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een geldlening en is afgestemd op de individuele situatie en omstandigheden. Voor de beoordeling van deze situatie en omstandigheden wordt minimaal rekening gehouden met:

  • de woon- en leefsituatie van de klant,

  • evt. banksaldi en vermogen,

  • evt. schulden,

  • andere inkomsten en te verwachten inkomsten.

 

De aflossing van de lening vindt plaats volgens het laagste aflossingspercentage van Hoofdstuk 8.1.6 van de Beleidsvoorschriften, Terugvordering en Verhaal, en wordt met de uitkering verrekend.

Het college kan afwijken van de betaling van de bijzondere bijstand in de vorm vaneen geldlening indien een lening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Het kan zijn dat de klant, in afwachting van de eerste reguliere uitbetaling van de uitkering, ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet voldoende heeft aan het voorschot, zoals bedoeld in paragraaf 7.1.9 van de Beleidsvoorschriften. Op basis van een dringende noodzaak kan daarin worden voorzien door bijzondere bijstand toe te kennen. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een geldlening en is afgestemd op de individuele situatie en omstandigheden. Voor de beoordeling van deze situatie en omstandigheden wordt minimaal rekening gehouden met:

  • de woon- en leefsituatie van de klant,

  • eventuele banksaldi en vermogen,

  • eventuele schulden,

  • andere inkomsten en te verwachten inkomsten.

 

Een tweede aanleiding om bijzondere bijstand als geldlening voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te verstrekken is er als een voorschot op de lopende uitkering geen oplossing is voor het financiële probleem van de klant. Bijzondere bijstand als geldlening kan dan juist wél een oplossing zijn; de beslagregels staan het namelijk niet toe dat het vakantiegeld voor een voorschot wordt aangewend. Het vakantiegeld is altijd gereserveerd voor een (mogelijk) beslag. Als deze aanleiding zich regelmatig voordoet, is verwijzing naar schuldhulp wenselijk.

De aflossing van de lening vindt plaats volgens het laagste aflossingspercentage van Hoofdstuk 8.1.6 Terugvordering en Verhaal, en wordt met de uitkering verrekend.

Het college kan afwijken van de betaling van de bijzondere bijstand in de vorm vaneen geldlening indien een lening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

AD. Paragraaf 7.5.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het uitgangspunt van de gemeente is dat er met klanten in het Nederlands wordt gecommuniceerd. Als klanten het Nederlands onvoldoende beheersen, is het hun eigen verantwoordelijkheid om voor een tolk te zorgen. Zij kunnen familieleden, kennissen, etc. vragen om voor ze te tolken. In uitzonderlijke gevallen kan het echter voorkomen dat klanten niet zelf voor een tolk kunnen zorgen. Denk bijvoorbeeld aan vluchtelingen die nog geen Nederlands spreken en in hun netwerk nog niemand kennen die voor hen kan vertalen. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en correcte dienstverlening moeten deze klanten toch in staat worden gesteld hun verhaal te vertellen. Als het taalprobleem in dit soort gevallen niet kan worden opgelost door zelf of met hulp van een collega in een andere taal dan het Nederlands met de klant te communiceren, dan kan het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland(TVcN) worden ingeschakeld. Dit centrum levert persoonlijk een telefonische tolkendiensten. Deze zijn op werkdagen van 9.00 tot 19.00 uur aan te vragen via telefoonnummer 088-2555222. Normaal gesproken zal een telefonische tolkendienst voldoen. Het TVcN kan deze dienst meteen leveren. Het is ook mogelijk om voor een tijdstip in de toekomst bij het TVcN een tolk te reserveren.

Het uitgangspunt van het college is dat er met klanten in het Nederlands wordt gecommuniceerd. Als klanten het Nederlands onvoldoende beheersen, is het hun eigen verantwoordelijkheid om voor een tolk te zorgen. Zij kunnen familieleden, kennissen, etc. vragen om voor ze te tolken. In uitzonderlijke gevallen kan het echter voorkomen dat klanten niet zelf voor een tolk kunnen zorgen. Denk bijvoorbeeld aan vluchtelingen die nog geen Nederlands spreken en in hun netwerk nog niemand kennen die voor hen kan vertalen. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en correcte dienstverlening moeten deze klanten toch in staat worden gesteld hun verhaal te vertellen. Als het taalprobleem in dit soort gevallen niet kan worden opgelost door zelf of met hulp van een collega in een andere taal dan het Nederlands met de klant te communiceren, dan kan GLOBAL TALK https://www.globaltalk.nl/ worden ingeschakeld. GLOBAL TALK levert persoonlijk een telefonische tolkendiensten. Deze zijn op werkdagen van 9.00 tot 19.00 uur aan te vragen via telefoonnummer 088-2555222. Normaal gesproken zal een telefonische tolkendienst voldoen. GLOBAL TALK kan deze dienst normaal gesproken meteen leveren. Het is ook mogelijk om voor een tijdstip in de toekomst bij GLOBAL TALK een tolk te reserveren.

 

AE. De weblink in de laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 7.6.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

https://zutphen.nl/Inwoners/Klachten_

meldingen/Klachten_over_de_gemeente

https://zutphen.nl/klacht-en-bezwaar/klachten-over-behandeling-door-ambtenaar-of-bestuurder

 

AF. Paragraaf 8.1.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

[…]

Nadat de klant lange tijd heeft betaald

 

Heeft de klant al enige tijd op een vordering afgelost, dan ziet de gemeente in de volgende gevallen volledig af van verdere terugvordering en wordt de resterende schuld kwijtgescholden:

[…]

  • d.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.

[…]

 

In geval van een schuldregeling

 

[…]

De gemeente verleent geen medewerking aan een schuldregeling, als

  • a.

    de teruggevorderde uitkering het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht;

  • b.

    de teruggevorderde bijstand is verleend onder vestiging van een pandrecht of hypotheek, tot de hoogte van die zekerheidsstelling;

  • c.

    de klant niet voldoet aan de toelatingseisen voor schulddienstverlening, zoals vastgelegd in deze beleidsvoorschriften (zie hoofdstuk 10 ‘Schulddienstverlening’).

[…]

Nadat de klant lange tijd heeft betaald

 

Heeft de klant al lange tijd op een vordering afgelost, dan ziet het college in de volgende gevallen volledig af van verdere terugvordering en wordt de resterende schuld kwijtgescholden:

[…]

  • d.

    de klant een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom, in één keer aflost.

[…]

 

In geval van een schuldregeling

 

[…]

Het college verleent geen medewerking aan een schuldregeling, als

  • a.

    de teruggevorderde uitkering of boete het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht, waarbij sprake is van opzet of grove schuld. Voor medewerking in het geval van een boete geldt de extra voorwaarde dat eveneens is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan;

  • b.

    de teruggevorderde bijstand is verleend onder vestiging van een pandrecht of hypotheek, tot de hoogte van die zekerheidsstelling;

  • c.

    de klant niet voldoet aan de toelatingseisen voor schulddienstverlening, zoals vastgelegd in deze beleidsvoorschriften (zie Hoofdstuk 10 Schulddienstverlening).

 

AG. In paragraaf 8.1.6.1 wordt sub i gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering wordt het volgende vermeld: De aflossingscapaciteit blijft gedurende de eerste zes maanden na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering 5%.

Voor het bepalen van het percentage zijn de situaties zoals die beschreven zijn onder het kopje ‘Aflossingscapaciteit’ in paragraaf 8.1.6 leidend. Hierna blijft de aflossingscapaciteit hetzelfde, tenzij het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. In dat geval moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

Na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering wordt het volgende vermeld: De aflossingscapaciteit blijft gedurende de eerste zes maanden na beëindiging of intrekking van de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor het bepalen van het percentage zijn de cliëntsituaties zoals die beschreven zijn onder het kopje ‘Aflossingscapaciteit’ in paragraaf 8.1.6.5 leidend. Hierna blijft de aflossingscapaciteit hetzelfde, tenzij het inkomen meer dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. In dat geval moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

 

AH. De tweede alinea van paragraaf 8.1.6.3 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Als de klant een algemene bijstandsuitkering ontvangt, dan wordt maandelijks 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde verrekend met die uitkering en benut voor aflossing van de vordering.

Als de klant een algemene bijstandsuitkering ontvangt, dan wordt maandelijks 5% van de toepasselijke bijstandsnorm met de maandelijkse uitkering voor een alleenstaande of gehuwde verrekend met die uitkering en benut voor aflossing van de vordering.

 

AI. De derde alinea van paragraaf 8.1.6.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Klanten van wie de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering is beëindigd of ingetrokken, behouden gedurende 6 maanden na het besluit tot beëindiging of intrekking een aflossingscapaciteit van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor alleenstanden of gehuwden. Na 6 maanden beddraagt dit percentage 6% als het inkomen na deze periode maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Is het inkomen hoger danmoet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

Klanten van wie de bijstandsuitkering of de IOAW- of IOAZ-uitkering is beëindigd of ingetrokken, behouden gedurende 6 maanden na het besluit tot beëindiging of intrekking en aflossingscapaciteit van 5% van de toepasselijke bijstandsnorm voor alleenstaanden of gehuwden. Na 6 maanden wijzigt dit percentage niet als het inkomen dan maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Is het inkomen hoger dan moet van het meerdere inkomen 35% besteed worden aan aflossing.

 

AJ. De tweede alinea van paragraaf 8.18 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Bij beslaglegging wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de kosten van invordering, als de invordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.

Bij beslaglegging wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de kosten van invordering, als de invordering is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.

Anders dan bij een verrekening met de uitkering volgens paragraaf 8.1.6.3, wordt het beslag op de (gereserveerde) vakantietoeslag gelegd en jaarlijks of bij het einde van het uitkeringsrecht aan de deurwaarder uitgekeerd.

 

AK. Paragraaf 9.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

De gemeente heeft met het armoedebeleid een aantal doelen:

  • a.

    Iedereen moet in de samenleving kunnen meedoen

  • b.

    Er is één aanpak bij meerdere problemen

  • c.

    Inwoners moeten kunnen beschikken over genoeg geld en geen schulden hebben, en

  • d.

    Inwoners en hulporganisaties werken samen

Verder houdt de gemeente rekening met de volgende uitgangspunten:

a. Alleen voor specifieke noodzakelijke kosten

Het gemeentelijke armoedebeleid vult landelijke maatregelen aan, maar alleen voor zover het gaat om specifieke noodzakelijke kosten die zich voordoen in bijzondere situaties.

b. Andere voorzieningen eerst

Wanneer een andere voorziening in de kosten benut kan worden gaat die voor. Dat heet een voorliggende voorziening.

c. Werken werkt

Participatie en werk zijn de beste middelen om armoede tegen te gaan. De gemeente stimuleert dit vooral via vrijlatingen.

d. Kinderen zijn belangrijk

De Meedoen-regeling kent een hoge(re) maximale vergoeding voor kinderen. Via het kindpakket zijn er extra vergoedingen mogelijk. Bij het verstrekken (of weigeren) van bijzondere bijstand of minimaregelingen zijn we extra alert op de gevolgen voor kinderen.

e. Voorzieningen worden benut

Het gebruik van voorzieningen wordt gestimuleerd door samenwerking met andere organisaties, het actief benaderen van de doelgroep en door eenvoudige regelgeving en aanvraagprocedures.

f. We zijn er vroeg bij en willen zo veel mogelijk financiële fitte burgers

Het is belangrijk dat inwoners zichzelf financieel kunnen redden. De gemeente wil voorkomen dat inwoners in een problematische schuldensituatie komen.

g. Samen staan we sterker

Samenwerking tussen gemeente en samenwerkingspartners is belangrijk en wordt intensiever.

Het gemeente bestuur heeft met het armoedebeleid een aantal doelen:

  • a.

    Iedereen moet in de samenleving kunnen meedoen

  • b.

    Er is één aanpak bij meerdere problemen

  • c.

    Inwoners moeten kunnen beschikken over genoeg geld en geen schulden hebben, en

  • d.

    Inwoners en hulporganisaties werken samen

Verder houdt het gemeentebestuur rekening met de volgende uitgangspunten:

a. Alleen voor specifieke noodzakelijke kosten

Het gemeentelijke armoedebeleid vult landelijke maatregelen aan, maar alleen voor zover het gaat om specifieke noodzakelijke kosten die zich voordoen in bijzondere situaties.

b. Andere voorzieningen eerst

Wanneer een andere voorziening in de kosten benut kan worden gaat die voor. Dat heet een voorliggende voorziening.

c. Werken werkt

Participatie en werk zijn de beste middelen om armoede tegen te gaan. Het gemeentebestuur stimuleert dit vooral via vrijlatingen.

d. Kinderen zijn belangrijk

Het kindpakket kent een hoge vergoeding per kind. Inwonende kinderen komen ook in aanmerking voor het kindpakket. Via het kindpakket zijn er extra vergoedingen mogelijk. Bij het verstrekken (of weigeren) van bijzondere bijstand of minimaregelingen zijn we extra alert op de gevolgen voor kinderen.

e. Voorzieningen worden benut

Het gebruik van voorzieningen wordt gestimuleerd door samenwerking met andere organisaties, het actief benaderen van de doelgroep en door eenvoudige regelgeving en aanvraagprocedures.

f. We zijn er vroeg bij en willen zo veel mogelijk financiële fitte burgers

Het is belangrijk dat inwoners zichzelf financieel kunnen redden. Het gemeentebestuur wil voorkomen dat inwoners in een problematische schuldensituatie komen.

g. Samen staan we sterker

Samenwerking tussen gemeente en samenwerkingspartners is belangrijk en wordt intensiever.

 

AL. Paragraaf 9.4.1 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Het armoedebeleid van de gemeente kent zes regelingen voor inwoners met een laag inkomen. We noemen dit minimaregelingen. Het zijn

  • a.

    de Meedoen-regeling (zie 9.4.2);

  • b.

    de Collectieve Zorgverzekering (zie 9.4.3);

  • c.

    de Tegemoetkoming Zorgkosten (zie 9.4.4);

  • d.

    het Jeugdregeling (zie 9.4.5);

  • e.

    de Inkomenstoeslag (zie 9.4.6), en

  • f.

    de Studietoeslag (zie 9.4.7).

 

Deze regelingen hebben alle een specifiek doel en gelden voor een specifieke doelgroep. Dit wordt hieronder verder toegelicht. Daarnaast is er nog de regeling over de bijzondere bijstand. Deze wordt verder toegelicht onder 9.5.

 

Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

 

De regelingen uit het armoedebeleid zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen (zie ook hierna). Basisvoorwaarden voor het indienen van een aanvraag zijn:

  • a.

    de inwoner is 18 jaar of ouder,

  • b.

    is bij de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen, en

  • c.

    heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel.

 

Voor de Meedoen-regeling en de inkomenstoeslag geldt nog dat deze niet zijn bedoeld voor studenten.

Voor de overige voorwaarden: zie de volgende paragrafen.

 

Hoe hoog mogen het inkomen en het vermogen zijn?

 

Het inkomen moet onder een bepaalde grens blijven om recht te kunnen hebben op één van de minimaregelingen. Die inkomensgrenzen verschillen per minimaregeling en de hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook nog af van de leef- en woonsituatie. Het vermogen telt mee bij de meeste minimaregelingen, met uitzondering van de collectieve zorgverzekering en de tegemoetkoming zorgkosten (zie daar).

 

Hoe wordt het inkomen berekend?

 

Het gaat om het maandelijkse loon of de uitkering, na aftrek van belastingen en wettelijke premies. De opgebouwde vakantietoeslag en extra inkomsten zoals een dertiende maand moeten daarbij worden opgeteld. Voor het bepalen van het inkomen van een zelfstandige wordt uitgegaan van de volgende gegevens:

  • De netto-winst van de (tussentijdse) winst-verliesrekening of jaarrekening.

  • Het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven. Dit staat onder het kopje ‘inkomen ondernemingen’ en/of ‘resultaat overige werkzaamheden’.

 

De regels over inkomen die voor algemene bijstand gelden, gelden ook voor de minimaregelingen. Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten, worden ook voor de minimaregelingen vrijgelaten. Zie verder hoofdstuk 4 van de beleidsvoorschriften (‘Inkomen en vermogen’).

 

Als er loonbeslag op het inkomen ligt, dan wordt uitgegaan van het inkomen na aftrek van dit beslag. Bij een minnelijke of wettelijke schuldsanering geldt het vrij te laten bedrag (Vtlb) als inkomen. Dat is bedrag dat overblijft om van te leven. Als de Vtlb hoger is dan het inkomen, bijvoorbeeld in het geval van een bijstandsuitkering, dan wordt uitgegaan van het inkomen.

 

Wat kan ik krijgen?

 

Wat een inwoner kan krijgen verschilt per regeling. Hieronder worden de verschillende regelingen uitgelegd. Bij iedere regeling worden de bedragen genoemd die een klant kan krijgen. Deze bedragen gelden voor een kalenderjaar. De bedragen van de inkomenstoeslag (par. 9.4.6) en de studietoeslag (par. 9.4.7) worden op 1 januari van elk kalenderjaar aangepast aan de zgn. consumentenprijsindex, die door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt vastgesteld. De Meedoenregeling wordt afgestemd op de maximale bedragen die Stichting Leergeld of het JeugdSportFonds verstrekken. De tegemoetkoming in de zorgkosten kan worden aangepast, als het rijksbeleid wijzigt of op grond van ontwikkelingen in de zorgsector.

 

Hoe kan ik aanvragen en wanneer weet ik of ik recht heb?

 

Een aanvraag voor minimaregelingen kan op verschillende manieren worden ingediend:

  • 1.

    Digitaal:

    • a.

      Berekenuwrecht, op de website: https://berekenuwrecht.nibud.nl/;

    • b.

      www.gezondverzekerd.nl (collectieve zorgverzekering)

  • 2.

    Met een aanvraagformulier:

    • a.

      te downloaden op de website van de gemeente;

    • b.

      dat bij de gemeente kan worden opgehaald;

    • c.

      dat bij samenwerkingspartners in het sociaal domein verkrijgbaar is.

 

De gemeente beoordeelt ‘op aanvraag’ of er recht bestaat op een bijdrage uit de betreffende minimaregeling. Dat betekent, dat de klant op de aanvraagdatum aan de voorwaarden van de betreffende minimaregeling moet voldoen.

 

Kan het zijn dat het ontvangen bedrag moet worden terugbetaald?

 

De minimaregeling moet worden terugbetaald, als de klant belangrijke informatie heeft verzwegen en de gemeente die regeling niet zou hebben verleend als die informatie op tijd bekend was geweest. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verzwegen inkomen. Het terugbetalen gebeurt volgens hoofdstuk 8 van de beleidsvoorschriften (‘Terugvordering’).

Het armoedebeleid van de gemeente kent diverse regelingen voor inwoners met een laag inkomen. We noemen dit minimaregelingen. Het zijn

  • a.

    de Meedoen-regeling (zie paragraaf 9.4.2);

  • b.

    de Collectieve zorgverzekering voor minima (ook wel Gemeentepolis genoemd) (zie paragraaf 9.4.3);

  • c.

    de Tegemoetkoming Chronisch zieken en gehandicapten (zie paragraaf 9.4.4);

  • d.

    Kindpakket (zie paragraaf 9.4.5);

  • e.

    de Inkomenstoeslag (zie paragraaf 9.4.6), en

  • f.

    de Studietoeslag (zie paragraaf 9.4.7).

 

Deze regelingen hebben alle een specifiek doel en gelden voor een specifieke doelgroep. Dit wordt hieronder verder toegelicht. Daarnaast is er nog de regeling over de bijzondere bijstand. Deze wordt verder toegelicht onder paragraaf 9.5.

 

Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

 

De regelingen uit het armoedebeleid zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen (zie ook hierna). Basisvoorwaarden voor het indienen van een aanvraag zijn:

  • a.

    de inwoner is 18 jaar of ouder,

  • b.

    is bij de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen, en

  • c.

    heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel.

 

Voor de overige voorwaarden: zie de volgende paragrafen.

 

Hoe hoog mogen het inkomen en het vermogen zijn?

 

Het inkomen moet onder een bepaalde grens blijven om recht te kunnen hebben op één van de minimaregelingen. Die inkomensgrenzen verschillen per minimaregeling en de hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook nog af van de leef- en woonsituatie. Uitgangspunt voor de inkomensgrens is de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Deze bijstandsnorm moet worden gezien als het sociaal minimum. De inkomensgrenzen van de minimaregelingen liggen tussen de 105% en 130% van de bijstandsnorm. De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de minimaregelingen. Het vermogen telt niet mee bij de minimaregelingen, met uitzondering van de Individuele inkomenstoeslag. Dit is bijzondere bijstand, waarvoor een vermogenstoets geldt. Voor deze vermogenstoets gelden de bepalingen over de bijzondere bijstand (Hoofdstuk 9.5.4).

 

Hoe wordt het inkomen berekend?

 

Het gaat om het (maandelijkse) inkomen dat de aanvrager heeft op de datum van de aanvraag. Dat inkomen kan zijn loon, uitkering, pensioen of inkomen uit zelfstandig ondernemerschap, na aftrek van belastingen en wettelijke premies. De opgebouwde vakantietoeslag en extra inkomsten zoals een dertiende maand moeten daarbij worden opgeteld. Wanneer er sprake is van variabel inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de laatste drie maanden.

Voor het bepalen van het inkomen van een zelfstandige wordt uitgegaan van de volgende gegevens:

  • De netto-winst van de (tussentijdse) winst-verliesrekening of jaarrekening.

  • Het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven. Dit staat onder het kopje ‘inkomen ondernemingen’ en/of ‘resultaat overige werkzaamheden’.

 

De regels over inkomen die voor algemene bijstand gelden, gelden ook voor de minimaregelingen. Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten, worden ook voor de minimaregelingen vrijgelaten. Zie verder Hoofdstuk 4 Inkomen en vermogen.

In afwijking van deze algemene regel wordt bij de vaststelling van het inkomen niet meegenomen: de inkomenstoeslag en de studietoeslag.

 

Als er loonbeslag op het inkomen ligt, dan wordt uitgegaan van het inkomen na aftrek van dit beslag. Bij een minnelijke of wettelijke schuldsanering geldt het vrij te laten bedrag (Vtlb) als inkomen. Dat is het bedrag dat overblijft om van te leven. Als de Vtlb hoger is dan het inkomen, bijvoorbeeld in het geval van een bijstandsuitkering, dan wordt uitgegaan van het inkomen.

 

 

Wat kan ik krijgen?

Wat een inwoner kan krijgen verschilt per regeling. Hieronder worden de verschillende regelingen uitgelegd. Bij iedere regeling worden de bedragen genoemd die een klant kan krijgen. Deze bedragen gelden voor een kalenderjaar, met uitzondering van de inkomenstoeslag (1 x per 12 maanden). De hoogte van de Meedoen-regeling en het Kindpakket zijn in 2022 vastgesteld op respectievelijk € 200 per volwassen gezinslid en € 500 per inwonend kind van 0 tot 21 jaar. Deze bedragen kunnen worden aangepast als het college dit noodzakelijk acht. De bedragen van de inkomenstoeslag (paragraaf 9.4.6) worden op 1 januari van elk kalenderjaar aangepast aan de zogeheten consumentenprijsindex, die door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt vastgesteld. De bedragen van de studietoeslag worden vastgesteld ter hoogte van de (geïndexeerde) wettelijke minimumbedragen. Voor de collectieve zorgverzekering voor minima (Gemeentepolis) geldt dat de gemeentelijke bijdragen in de premie voor de aanvullende verzekeringen zijn vastgesteld voor de duur van het contract met de zorgverzekeraar, tenzij tussentijds anders wordt overeengekomen.

 

Hoe kan ik aanvragen en wanneer weet ik of ik recht heb?

 

Een aanvraag voor minimaregelingen kan op verschillende manieren worden ingediend:

  • 1.

    Digitaal:

    • a.

      Berekenuwrecht, op de website: https://berekenuwrecht.nibud.nl/;

    • b.

      www.gezondverzekerd.nl (collectieve zorgverzekering)

  • 2.

    Met een aanvraagformulier:

    • a.

      te downloaden op de website van de gemeente;

    • b.

      dat bij de gemeente kan worden opgehaald;

    • c.

      dat bij samenwerkingspartners in het sociaal domein verkrijgbaar is.

 

Het college beoordeelt ‘op aanvraag’ of er recht bestaat op een bijdrage uit de betreffende minimaregeling. Dat betekent, dat de klant op de aanvraagdatum aan de voorwaarden van de betreffende minimaregeling moet voldoen.

 

Kan het zijn dat het ontvangen bedrag moet worden terugbetaald?

 

De minimaregeling moet worden terugbetaald, als de klant belangrijke informatie heeft verzwegen en het college die regeling niet zou hebben verleend als die informatie op tijd bekend was geweest. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verzwegen inkomen. Het terugbetalen gebeurt volgens Hoofdstuk 8 Terugvordering.

 

AM. Paragraaf 9.4.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat is het doel?

 

Het doel van de Meedoen-regeling is om mensen met een laag inkomen te helpen om mee te doen in de samenleving. Daarom vergoedt de Meedoen-regeling de kosten om te kunnen sporten, mee te doen aan culturele activiteiten of maatschappelijke activiteiten.

 

Wanneer heb je recht?

 

Recht op de Meedoen-regeling hebben alle inwoners van Zutphen van 18 jaar en ouder met een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrenzen die voor de algemene bijstand gelden (zie par. 9.5.4). Onder het volgende kopje staat aangegeven voor welke kosten de Meedoen-regeling geldt. Inwoners moeten kosten hebben gemaakt om mee te kunnen doen aan de samenleving. Elk gezinslid van 18 jaar en ouder heeft recht op een vergoeding. De bijdrage moet tijdens het kalenderjaar worden aangevraagd.

 

Wat kun je krijgen?

 

Er geldt een maximale vergoeding van € 125,- per kalenderjaar.

 

Er kunnen meerdere activiteiten vergoed worden, totdat de maximale vergoeding bereikt is. De vergoeding kan ook verstrekt worden in een andere vorm dan geld, bijvoorbeeld in natura. De Meedoen-regeling vergoedt de volgende kosten:

  • Lidmaatschap verenigingen (sociaal-cultureel, sport);

  • Lidmaatschap belangenorganisaties (vakbonden, patiëntenvereniging, politieke partij, etc.);

  • Abonnementen zwemmen; zwemlessen;

  • Abonnementen sportschool en fitness;

  • Danslessen, muzieklessen, muzische vorming;

  • Abonnementen , bibliotheek, schouwburg, bioscoop en museumjaarkaart;

  • Cursussen (volwasseneneducatie, vorming, specifieke onderwerpen als omgaan met geld gezondheidsbevordering, sociale weerbaarheid);

  • Internetkosten als de inwoner door ziekte en handicap langdurig aan huis gebonden bent;

  • Ouder en baby activiteiten (b.v. babyzwemmen).

 

Let op!

  • als niet het maximale bedrag wordt toegekend, omdat een lager bedrag is aangevraagd, kan voor het resterende deel tijdens het lopende kalenderjaar nog een declaratie worden ingediend.

Wat is het doel?

 

Het doel van de Meedoen-regeling is om mensen met een laag inkomen te helpen om mee te doen in de samenleving. Daarom vergoedt de Meedoen-regeling de kosten om te kunnen sporten, mee te doen aan culturele activiteiten of maatschappelijke activiteiten.

 

Wanneer heb je recht?

 

Recht op de Meedoen-regeling hebben alle inwoners van Zutphen van 18 jaar en ouder met een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Inwoners moeten kosten hebben gemaakt om mee te kunnen doen aan de samenleving. Elk gezinslid van 18 jaar en ouder heeft recht op een vergoeding. De bijdrage moet tijdens het kalenderjaar worden aangevraagd.

 

Wat kun je krijgen?

 

Er geldt een maximale vergoeding van € 200 per kalenderjaar.

 

Er kunnen meerdere activiteiten vergoed worden, totdat de maximale vergoeding bereikt is. De vergoeding kan ook verstrekt worden in een andere vorm dan geld, bijvoorbeeld in natura. In ieder geval kunnen de volgende kosten worden vergoed:

  • Lidmaatschap verenigingen (sociaal-cultureel, sport);

  • Lidmaatschap belangenorganisaties (vakbonden, patiëntenvereniging, politieke partij, etc.);

  • Zwemlessen;

  • Losse lessen voor sportactiviteiten;

  • Danslessen, muzieklessen, muzische vorming;

  • Losse kaartjes of abonnementen schouwburg, bioscoop en museumjaarkaart;

  • Cursussen (volwasseneneducatie, vorming, specifieke onderwerpen als omgaan met geld gezondheidsbevordering, sociale weerbaarheid);

  • Ouder en baby activiteiten (b.v. babyzwemmen).

Naast deze kosten voor lidmaatschappen, lessen en dergelijke kunnen ook kosten vergoed worden die nodig zijn in verband met deze activiteiten, zoals sportkleding, zwemspullen etc.

 

Let op!

  • als niet het maximale bedrag wordt toegekend, omdat een lager bedrag is aangevraagd, kan voor het resterende deel tijdens het lopende kalenderjaar nog een declaratie worden ingediend.

 

AN. Paragraaf 9.4.3 wordt in zijn geheel vervangen als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat kun je krijgen?

 

De CZM bestaat uit de basisverzekering en een aanvullende verzekering. Gekozen kan worden uit drie pakketten: Garant Verzorgd 1, 2 of 3. Pakket 3 is het meest uitgebreide pakket. Ook zijn er 3 verschillende tandartspakketten, waarbij de maximale vergoeding steeds hoger worden. Voor mensen met een volledig kunstgebit is er aparte tandartsverzekering.

 

De aanvullende verzekering en de tandartsverzekering zijn verplichte onderdelen van de CZM. Op www.gezondverzekerd.nl staat hoe de pakketten zijn samengesteld. In alle pakketten is de eigen bijdrage voor de Wmo verzekerd tot maximaal € 300,-. In het meest uitgebreide pakket, GarantVerzorgd 3, is het verplichte wettelijk risico ook verzekerd. 50% van deze verzekering wordt door de gemeente betaald aan de verzekeraar, de overige 50% betaalt de verzekerde via de premie.

 

Dit pakket is alleen geschikt voor inwoners die veel zorgkosten maken vanwege beperkingen en/of chronische aandoeningen.

 

Als richtlijn hiervoor kan gelden dat tenminste twee van de onderstaande criteria van toepassing zijn in de situatie van de aanvrager:

  • indicatie voor een voorziening vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO);

  • betaling van een eigen bijdrage aan het Centraal Administratie Kantoor ( CAK) voor zorg aan huis;

  • indicatie vanuit de Wet langdurige Zorg ( WlZ );

  • betaling van het volledige verplichte eigen risico.

Wat is het doel?

 

Het doel van de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) is dat huishoudens met een laag inkomen goed verzekerd zijn tegen een lage premie. Dat bespaart kosten en voorkomt zorgmijding. De CZM bestaat uit de basisverzekering en een aanvullende verzekering. Gekozen kan worden uit drie pakketten. Deze pakketten zijn qua samenstelling vergelijkbaar met de reguliere pakketten van de verzekeraar en kennen daarnaast extra vergoedingen. In de twee uitgebreide(re) pakketten is het verplicht eigen risico bovendien volledig verzekerd

 

Wanneer heb je recht?

Je hebt recht als je ouder dan 18 jaar bent, in Zutphen woont, Nederlander of daaraan gelijkgesteld en het (gezins-) inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Je kunt aanvragen in de periode november-december voor het daaropvolgend verzekeringsjaar. Voor het overige zijn de bepalingen van de Zorgverzekeringswet van toepassing en ook de bepalingen uit het contract tussen de gemeente Zutphen en de zorgverzekeraar die de CZM uitvoert.

 

Wat kun je krijgen?

Korting op de zorgpremie. De gemeente betaalt een bijdrage in de premie voor de pakketten (inclusief de verzekering van het verplicht eigen risico). Deze bijdrage is in beginsel vastgesteld voor de duur van het contract met de zorgverzekeraar die de CZM uitvoert, maar kan in overleg met de verzekeraar worden aangepast. Deze bijdrage wordt rechtstreeks overgemaakt naar de verzekeraar.

Aevitae is de verzekeraar die – vanaf 2021 – de CZM uitvoert voor de gemeente Zutphen.

 

AO. Paragraaf 9.4.4 wordt in zijn geheel vervangen als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

9.4.4 Tegemoetkoming zorgkosten

 

(Vervallen)

 

Overgangsregeling 2020

 

In 2020 kan nog een aanvraag voor de Tegemoetkoming zorgkosten worden ingediend en toegekend als het volledig benutte eigen risico betrekking heeft op 2019. Het inkomen is op het moment van aanvraag niet hoger dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor het overige zijn de criteria van toepassing onder 9.4.4 van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen (1e wijziging).

9.4.4 Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

 

De Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is een regeling die vanaf 2021 bestaat. Deze regeling is vastgesteld via een afzonderlijke beleidsregel, dus niet als onderdeel van de Beleidsvoorschrften. De regeling voorziet in een vaste tegemoetkoming in een drietal situaties waarbij sprake is van meerkosten in verband met en chronische ziekte of een beperking. Daarnaast biedt de regeling de mogelijkheid tot maatwerk voor specifieke situaties.

 

De regeling wordt hier vermeld omdat de ze onderdeel uitmaakt van het minimabeleid. Met de vermelding op deze plek ontstaat een compleet beeld van het minimabeleid.

 

AP. Paragraaf 9.4.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Waarom het Kindpakket?

 

Op 3 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Zutphen de beleidsnota Armoede en schulden vastgesteld. Daarin is vastgelegd dat er een extra impuls komt om de armoede onder kinderen terug te dringen. De Jeugdregeling is hiervoor in eerste instantie in het leven geroepen. De Jeugdregeling en de Meedoenregeling voor wat betreft kinderen tot 18 jaar, worden samengevoegd tot één regeling voor kinderen. Deze regeling wordt het Kindpakket genoemd.

 

Wat is het doel van het Kindpakket?

 

Deze regeling is bedoeld als een financiële ondersteuning voor gezinnen met kinderen tot 18 jaar met een laag inkomen. De regeling levert een bijdrage in kosten die gemaakt worden voor kinderen in het gezin. Hieronder wordt beschreven welke uitgaven voor vergoeding in aanmerking komen.

 

Wat is de wettelijke grondslag van het Kindpakket?

 

Het Kindpakket is op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgesteld.

 

Wanneer heb je recht op het Kindpakket?

 

De aanvrager is ingeschreven in de Basisregistratie personen van Zutphen en heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel. Hij of zij is 18 jaar of ouder en heeft één of meerdere inwonende kinderen in de leeftijdscategorie van 0 tot 18 jaar. Deze kinderen staan eveneens ingeschreven in de Basisadministratie personen van Zutphen.

 

De aanvrager ontvangt op de datum van de aanvraag een uitkering Participatiewet, Ioaw, Ioaz, Bbz, zak- en kleedgeld bij verblijf in een inrichting, periodieke bijzondere bijstand of heeft een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals vastgelegd in de Participatiewet. De kostendelersnorm is niet van toepassing. Er wordt uitgegaan van het inkomen waarover iemand de beschikking heeft. Dit moet blijken uit feitelijke gegevens (bijvoorbeeld: wettelijke of minnelijke schuldsanering).

 

De aanvrager heeft aantoonbare uitgaven voor zijn kind(eren):

  • a.

    uitgaven voor sport, cultuur en maatschappelijke participatie, zoals omschreven in de Meedoen-regeling;

  • b.

    uitgaven in verband schoolactiviteiten: naschoolse activiteiten, brede school, ouderbijdrage buitenschoolse activiteiten, excursies en schoolreisjes kinderen, overblijfkosten, deelname aan ‘topklassen’, zomerschool en zomerkampen;

  • c.

    uitgaven voor kleding, schoeisel, sportkleren, speelgoed, inrichting eigen kamer, hobby’s, school- en studiespullen, laptop/computer, fiets, uiterlijk verzorging (bijvoorbeeld kapper), boeken, cadeau verjaardag, sint en kerst, boeken, uitje of vakantie.

 

Reguliere uitgaven voor eten en drinken komen niet in aanmerking voor vergoeding.

 

De aanvrager geeft op het aanvraagformulier aan welke uitgaven hij heeft gedaan of wil doen. De besteding van het geld kan achteraf gecontroleerd worden door de gemeente.

 

De aanvraag kan één keer per kalenderjaar worden gedaan, uiterlijk op de laatste dag van het kalenderjaar.

 

Wat kun je krijgen?

 

€ 350,- voor een kind, waarvan ten hoogste € 175,- voor uitgaven onder c.

 

Dit bedrag kan in geld of in natura verstrekt worden.

 

Hoe kun je het Kindpakket krijgen?

 

Er kan een aanvraag worden gedaan via Bereken uw Recht Plus. Inwoners die bekend zijn bij de gemeente omdat zij een bijstandsuitkering ontvangen of een gebruik maken van minimaregelingen worden actief benaderd.

 

Wanneer krijg je het Kindpakket?

 

Tussen de datum van de aanvraag en het besluit op de aanvraag liggen maximaal 8 weken, maar het college streeft er naar om binnen 4 weken een besluit te nemen. De aanvrager kan in bezwaar gaan tegen het besluit op zijn aanvraag.

Waarom het Kindpakket?

 

Op 3 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Zutphen de beleidsnota Armoede en schulden vastgesteld. Daarin is vastgelegd dat er een extra impuls komt om de armoede onder kinderen terug te dringen. De Jeugdregeling is hiervoor in eerste instantie in het leven geroepen. De Jeugdregeling en de Meedoen-regeling voor wat betreft kinderen tot 18 jaar, worden samengevoegd tot één regeling voor kinderen. Deze regeling wordt het Kindpakket genoemd.

 

Wat is het doel van het Kindpakket?

 

Deze regeling is bedoeld als een financiële ondersteuning voor gezinnen met (inwonende) kinderen tot 21 jaar met een laag inkomen. De regeling levert een bijdrage in kosten die gemaakt worden voor kinderen in het gezin. Hieronder vallen ook pleegkinderen, waarvoor de ouder(s) een pleegoudervergoeding of kinderbijslag ontvangt (ontvangen).

 

Wat is de wettelijke grondslag van het Kindpakket?

 

Het Kindpakket is op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgesteld.

 

Wanneer heb je recht op het Kindpakket?

 

De aanvrager is ingeschreven in de Basisregistratie personen van Zutphen en heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel. Hij of zij is 18 jaar of ouder en heeft één of meer inwonende kinderen in de leeftijdscategorie van 0 tot 21 jaar. Deze kinderen staan eveneens ingeschreven in de Basisregistratie personen van Zutphen. Het gaat om (inwonende) kinderen waarvoor de ouder(s) kinderbijslag of een pleegoudervergoeding ontvangt (ontvangen) (of als de kinderen 18 jaar of ouder zijn: heeft ontvangen (hebben ontvangen)).

 

De aanvrager ontvangt op de datum van de aanvraag een uitkering Participatiewet, Ioaw, Ioaz, Bbz, zak- en kleedgeld bij verblijf in een inrichting, periodieke bijzondere bijstand of heeft een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, zoals vastgelegd in de Participatiewet. De kostendelersnorm is niet van toepassing. Er wordt uitgegaan van het inkomen waarover iemand de beschikking heeft. Dit moet blijken uit feitelijke gegevens (bijvoorbeeld: wettelijke of minnelijke schuldsanering).

 

De aanvrager heeft aantoonbare uitgaven voor zijn kind(eren):

  • a.

    uitgaven voor sport, cultuur en maatschappelijke participatie, zoals bedoeld in de Meedoen-regeling;

  • b.

    uitgaven in verband schoolactiviteiten: naschoolse activiteiten, brede school, ouderbijdrage buitenschoolse activiteiten, excursies en schoolreisjes kinderen, overblijfkosten, deelname aan ‘topklassen’, zomerschool en zomerkampen;

  • c.

    uitgaven voor materiële zaken als kleding, schoeisel, speelgoed, inrichting eigen kamer, hobby’s, school- en studiespullen, laptop/computer, fiets, uiterlijk verzorging (bijvoorbeeld kapper), boeken, cadeau verjaardag, Sinterklaas en kerst, boeken, uitje of vakantie.

  •  

Alles wat bijdraagt aan participatie van kinderen kan worden vergoed. Reguliere uitgaven voor eten en drinken komen niet in aanmerking voor vergoeding.

 

De aanvrager geeft op het aanvraagformulier aan welke uitgaven hij heeft gedaan of wil doen. De besteding van het geld kan achteraf gecontroleerd worden door het college.

 

De aanvraag kan één keer per kalenderjaar worden gedaan, uiterlijk op de laatste dag van het kalenderjaar.

 

Wat kun je krijgen?

 

€ 500 voor een kind, waarvan € 175 voor uitgaven onder c. Bij dit laatste bedrag geldt desgewenst een marge van € 50 naar beneden of boven.

Dit bedrag kan in geld of in natura verstrekt worden.

 

Hoe kun je het Kindpakket krijgen?

 

Er kan een aanvraag worden gedaan via Bereken uw Recht Plus. Inwoners die bekend zijn bij de gemeente omdat zij een bijstandsuitkering ontvangen of een gebruik maken van minimaregelingen worden actief benaderd.

 

Wanneer krijg je het Kindpakket?

 

Tussen de datum van de aanvraag en het besluit op de aanvraag liggen maximaal 8 weken, maar het college streeft er naar om binnen 4 weken een besluit te nemen. De aanvrager kan in bezwaar gaan tegen het besluit op zijn aanvraag.

 

AQ. Paragraaf 9.4.6 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat kun je krijgen?

 

De inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar (voor 2020):

  • 1.

    € 300,-, voor een alleenstaande;

  • 2.

    € 375,- voor een alleenstaande ouder;

  • 3.

    € 420,- voor gehuwden.

  • 4.

    50% van de onder a, b en c genoemde bedragen voor personen in een inrichting die geen woonlasten hebben in verband met een eigen (huur- of koop-) woning.

 

Let op!

  • De inkomenstoeslag wordt 1 x per twaalf maanden verstrekt. Na toekenning van de (eerste) inkomenstoeslag kan een volgende aanvraag op zijn vroegst worden gedaan twaalf maanden na deze (eerste) aanvraag. De datum van de meest recente aanvraag geldt als peildatum voor de volgende aanvraag.

  • Nadat een inkomenstoeslag is toegekend, wordt een stijging van het inkomen als gevolg van werkaanvaarding gedurende maximaal drie maanden niet als inkomen gezien bij de beoordeling van de volgende aanvraag. Bij de beoordeling van een eerste aanvraag geldt deze termijn niet.

Wat is het doel?

 

De inkomenstoeslag is een jaarlijkse aanvulling op het inkomen. Deze aanvulling is bestemd voor inwoners die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen, zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen.

 

 

Wanneer heb je recht?

 

Recht op inkomenstoeslag hebben alle inwoners van Zutphen van 21 jaar tot de AOW-leeftijd die al 36 maanden een inkomen hebben dat niet hoger is dan 105% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen dat niet boven de vermogensgrens in de Partici patiewet ligt (zie paragraaf 9.5.4). Bij het bepalen van de hoogte van het inkomen is een marginale overschrijding van ten hoogste € 10 op maandbasis toegestaan.

 

Op de aanvraagdatum moet de klant aan die voorwaarden voldoen.

 

Het college gaat ervan uit, dat studenten zicht hebben op inkomensverbetering. Ze hebben daarom geen recht op de inkomenstoeslag. Onder studenten wordt verstaan alle jongeren die ‘uit ’s Rijks kas bekostigend onderwijs volgen’, ongeacht of men daar studiefinanciering voor ontvangt (dus ook een BBL-, BOL- of deeltijdopleiding valt hieronder). De studieperiode telt niet mee voor de hierboven genoemde periode van 36 maanden.

 

Wat kun je krijgen?

 

De inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar (voor 2020):

  • 1.

    300 voor een alleenstaande;

  • 2.

    375 voor een alleenstaande ouder;

  • 3.

    420 voor gehuwden.

  • 4.

    50% van de onder a, b en c vermelde bedragen voor personen in een inrichting die geen woonlasten hebben in verband met een eigen (huur- of koop-) woning.

De inkomenstoeslag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex.

 

Let op!

  • De inkomenstoeslag wordt 1 x per twaalf maanden verstrekt. Na toekenning van de (eerste)inkomenstoeslag kan een volgende aanvraag op zijn vroegst worden gedaan twaalf maanden na deze (eerste) aanvraag. De datum van de meest recente aanvraag geldt als peildatum voor de volgende aanvraag.

  • Nadat een inkomenstoeslag is toegekend, wordt een stijging van het inkomen als gevolg van werkaanvaarding gedurende maximaal drie maanden niet als inkomen gezien bij de beoordeling van de volgende aanvraag. Bij de beoordeling van een eerste aanvraag geldt deze termijn niet.

 

AR. Paragraaf 9.4.7 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat is het doel?

 

Het doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking extra inkomensondersteuning te geven. Het moet gaan om studenten, die niet in staat zijn het minimumloon te verdienen. De meeste studenten vullen hun studiefinanciering aan met inkomsten uit werk. Voor studenten met een beperking is dat minder goed mogelijk. Door dit financiële extraatje is de kans groter dat zij hun studie succesvol afronden.

 

Wanneer heb je recht?

 

Recht op studietoeslag hebben alle inwoners van Zutphen van 18 jaar of ouder die recht hebben op studiefinanciering of tegemoetkoming schoolkosten en niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen maar wél mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het inkomen is niet hoger dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en het vermogen ligt niet boven de vermogensgrens in de Participatiewet (zie par. 9.5.4). Studenten die kunnen worden opgenomen in het doelgroepregister van de banenafspraak kunnen de studietoeslag krijgen als het inkomen en vermogen niet te hoog zijn.

 

Wat kun je krijgen?

 

De hoogte van de studietoeslag bedraagt € 130,- per maand. De studietoeslag wordt toegekend vanaf het moment dat de klant als student staat ingeschreven.

 

Let op!

  • Mensen met een Wajong-uitkering hebben geen recht op de studietoeslag. Voor hen is er een regeling binnen de Wajong.

  • Een belangrijke doelgroep zijn van jongeren 18, 19, 20 jaar die langer op school blijven bij het speciaal onderwijs of praktijkschool.

Wat is het doel?

 

Het doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking extra inkomensondersteuning te geven. Het moet gaan om studenten die vanwege hun beperking niet in staat zijn hun studie te combineren met werk. De meeste studenten vullen hun studiefinanciering aan met inkomsten uit werk. Voor studenten met een beperking is dat minder goed mogelijk. Door dit financiële extraatje is de kans groter dat zij hun studie succesvol afronden.

 

Wanneer heb je recht?

 

Recht op een studietoeslag bestaat als de aanvrager op de datum van de aanvraag recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (met uitzondering van het levenslang lerenkrediet) of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten én door een structurele medische beperking tijdens de studie geen inkomsten kan verwerven. Om te bepalen of iemand door een structurele medische beperking niet in staat is om naast zijn studie inkomsten uit werk te verwerven, kan een medisch advies worden opgevraagd. Als uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat de aanvrager onder de doelgroep valt, wordt geen medische advies opgevraagd. Afwijzing van een aanvraag studietoeslag omdat de aanvrager niet onder de doelgroep valt, kan alleen op basis van een medisch advies.

 

Wat kun je krijgen?

 

De hoogte van de studietoeslag is afhankelijk van de leeftijd en bedraagt het door de rijksoverheid vastgestelde wettelijke minimumbedrag (per leeftijdscategorie). Dat wordt elk jaar twee keer vastgesteld, met ingang van 1 januari en 1 juli.

 

Let op!

  • Mensen met een Wajong-uitkering hebben geen recht op de studietoeslag. Voor hen is er een regeling binnen de Wajong.

  • Een belangrijke doelgroep zijn jongeren van 18, 19, 20 jaar die langer op school blijven bij het speciaal onderwijs of praktijkschool.

  • De student moet de studiefinanciering of tegemoetkoming WTOS bij DUO hebben aangevraagd en daadwerkelijk ontvangen. Een beschikking van DUO is noodzakelijk om het recht op studietoeslag vast te stellen. Het mogelijk recht hebben op studiefinanciering of een tegemoetkoming WTOS, zonder dit te hebben aangevraagd, is niet voldoende om recht te hebben op studietoeslag. Het kan voorkomen dat wel studiefinanciering is aangevraagd, maar deze niet wordt ontvangen. Dit ‘nulrecht’ is een vorm van studiefinanciering. Belanghebbende heeft dan wel een beschikking, maar krijgt niets uitbetaald. Met dit nulrecht wordt voldaan aan de voorwaarde voor het ontvangen van studiefinanciering. Een beschikking van DUO voor enkel een studentenreisproduct geeft recht op studietoeslag voor ho-studenten (hbo, universiteit) van 15 jaar en ouder en mbo-studenten van 18 jaar en ouder. Mbo-studenten jonger dan 18 jaar met een studentenreisproduct hebben geen recht op studietoeslag. Zij hebben namelijk al recht op het reisproduct vóórdat zij recht hebben op studiefinanciering.

  • Bij inkomsten uit werk tijdens de studieperiode is er in beginsel geen recht op de studietoeslag. Inkomsten tijdens vakantieperioden waarin niet gestudeerd wordt, worden gekort op de studietoeslag. Stagevergoeding (een stage vormt onderdeel van de studie) wordt vrijgelaten tot een bepaald bedrag dat in de wet is vastgelegd. Overige inkomsten als alimentatie en wezenpensioen blijven buiten beschouwing. Er is geen vermogenstoets.

 

AS. Paragraaf 9.5.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

In een aantal gevallen kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Het gaat om de volgende gevallen die door de wetgever zijn geregeld:

 

Buiten Nederland en geen rechtmatig verblijf

 

Bijstand kan niet worden verleend voor kosten die zijn gemaakt buiten Nederland. De kosten moeten ontstaan zijn binnen Nederland en betrekking hebben op uitgaven die worden gedaan in Nederland. Ook kan geen bijstand worden verleend aan personen die niet over een geldige verblijfstitel beschikken.

 

Niet-noodzakelijke kosten

 

De wetgever heeft van sommige kosten bepaald, dat deze niet-noodzakelijk zijn en dus niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Het gaat om:

  • a.

    Alimentatie/onderhoudsbijdrage die betaald moet worden aan iemand anders

  • b.

    Boete

  • c.

    Schade die geleden of toegebracht is

  • d.

    Vrijwillige premiebetaling voor een publiekrechtelijke zorgverzekering

  • e.

    Kosten van medische handelingen die kunnen worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde

 

Beroep op voorliggende voorzieningen

 

Een voorliggende voorziening is een regeling waarop de aanvrager aanspraak kan maken. Het gaat dan om regelingen die bedoeld zijn om de kosten te betalen. De inwoner kan er rechten aan ontlenen. Bekende voorliggende voorzieningen waarop een klant beroep kan doen zijn:

  • a.

    Zorgtoeslag, voor de kosten van de zorgverzekering

  • b.

    Huurtoeslag, voor de kosten van huur

  • c.

    Wmo, voor de kosten van sommige voorzieningen, zoals een rolstoel of huishoudelijke hulp

  • d.

    Collectieve zorgverzekering van Menzis, alleen als sprake is van begunstigend beleid voor medische kosten (zie onder 9.6.2)

 

Let op: voor medische kosten zijn de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Dat betekent dat de vergoedingen uit die regelingen voldoende zijn en dat er geen bijzondere bijstand voor extra medische kosten hoeft te worden verstrekt. De gemeente doet dit wel, om inwoners met die extra kosten tegemoet te komen. De CZM is het belangrijkste middel daarvoor. Dit wordt een vorm van ‘buitenwettelijk beleid’ genoemd.

 

Als een voorziening voldoende in de kosten voorziet, dan zijn er in principe geen mogelijkheden om bijzondere bijstand te verlenen. De voorziening is dan passend en toereikend. Als een voorliggende voorziening niet passend en toereikend is, kan bijzondere bijstand worden verleend voor het deel dat niet vergoed wordt, mits aan de overige voorwaarden is voldaan.

 

Het kan zijn dat de kosten ook via het sociale netwerk kunnen worden vergoed. Als de kosten via het sociale netwerk zijn voldaan, kunnen deze ook als voorziening worden beschouwd.

 

Uitzondering : zeer dringende redenen

 

In de bovengenoemde gevallen kan geen bijzondere bijstand worden verleend, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen. Dat is alleen aan de orde, als er sprake is van een acute noodsituatie die alleen kan worden opgelost door het verlenen van bijstand.

In een aantal gevallen kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Het gaat om de volgende gevallen die door de wetgever zijn geregeld.

 

Buiten Nederland en geen rechtmatig verblijf

 

Bijstand kan niet worden verleend voor kosten die zijn gemaakt buiten Nederland. De kosten moeten ontstaan zijn binnen Nederland en betrekking hebben op uitgaven die worden gedaan in Nederland. Ook kan geen bijstand worden verleend aan personen die niet over een geldige verblijfstitel beschikken.

 

Niet-noodzakelijke kosten

 

De wetgever heeft van sommige kosten bepaald, dat deze niet-noodzakelijk zijn en dus niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Het gaat om:

  • a.

    Alimentatie/onderhoudsbijdrage die betaald moet worden aan iemand anders

  • b.

    Boete

  • c.

    Schade die geleden of toegebracht is

  • d.

    Vrijwillige premiebetaling voor een publiekrechtelijke zorgverzekering

  • e.

    Kosten van medische handelingen die kunnen worden gerekend tot de ontwikkelingsgeneeskunde

 

Beroep op voorliggende voorzieningen

 

Een voorliggende voorziening is een regeling waarop de aanvrager aanspraak kan maken. Het gaat dan om regelingen die bedoeld zijn om de kosten te betalen. De inwoner kan er rechten aan ontlenen. Bekende voorliggende voorzieningen waarop een klant beroep kan doen zijn:

  • a.

    Zorgtoeslag, voor de kosten van de zorgverzekering

  • b.

    Huurtoeslag, voor de kosten van huur

  • c.

    Wmo, voor de kosten van sommige voorzieningen, zoals een rolstoel of huishoudelijke hulp

  • d.

    Collectieve zorgverzekering van Aevitae, alleen als sprake is van begunstigend beleid voor medische kosten (zie paragraaf 9.6.2)

 

Let op: voor medische kosten zijn de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Dat betekent dat de vergoedingen uit die regelingen voldoende zijn en dat er geen bijzondere bijstand voor extra medische kosten hoeft te worden verstrekt. Het gemeentebestuur doet dit wel, om inwoners met die extra kosten tegemoet te komen. De CZM is het belangrijkste middel daarvoor. Dit wordt een vorm van ‘buitenwettelijk beleid’ genoemd.

 

Als een voorziening voldoende in de kosten voorziet, dan zijn er in principe geen mogelijkheden om bijzondere bijstand te verlenen. De voorziening is dan passend en toereikend. Als een voorliggende voorziening niet passend en toereikend is, kan bijzondere bijstand worden verleend voor het deel dat niet vergoed wordt, mits aan de overige voorwaarden is voldaan.

 

Het kan zijn dat de kosten ook via het sociale netwerk kunnen worden vergoed. Als de kosten via het sociale netwerk zijn voldaan, kunnen deze ook als voorziening worden beschouwd.

 

Uitzondering : zeer dringende redenen

 

In de bovenvermelde gevallen kan geen bijzondere bijstand worden verleend, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen. Dat is alleen aan de orde, als er sprake is van een acute noodsituatie die alleen kan worden opgelost door het verlenen van bijstand.

 

AT. Paragraaf 9.6.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor medische kosten kan vaak een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Deze gelden daarom als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Dat betekent dat er voor (verzekerbare) medische kosten in principe geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Om inwoners met een laag inkomen tegemoet te komen in medische kosten, is er een collectieve zorgverzekering met Menzis afgesproken (zie par. 9.4.3).

 

In drie situaties kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten:

  • a.

    Voor een eigen bijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg, voor zover dit niet vergoed wordt door de CZM.

  • b.

    Voor de volgende kosten in de aanvullende sfeer als mensen zich aantoonbaar niet aanvullend kunnen verzekeren: hoortoestellen, brillen/contactlenzen, tandheelkundige hulp en fysiotherapie. De maximale vergoeding is in beginsel niet hoger dan de vergoeding in Garant Verzorgd 1 en Garant Tandverzorgd 250 van de CZM. Voor brillen en contactlezen geldt een maximale vergoeding van € 150,- voor enkelvoudige glazen en € 350,- voor varifocus. Voor kinderen tot 18 jaar is vergoeding conform Garant Tandverzorgd 750 van toepassing.

  • c.

    In acute noodsituaties, voor zover de kosten niet vergoed worden door de zorgverzekeraar (dat hoeft hier dus niet de CZM te zijn).

 

In een aantal gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zorgkosten die niet of onder zeer beperkende voorwaarden verzekerbaar zijn. Dit begunstigende beleid bestaat uit de volgende zorgkosten:

  • a.

    Alarmeringsapparatuur: als dit noodzakelijk is als gevolg van ouderdom, ziekte of gebrek om zelfstandig te kunnen wonen. Het gaat om de eenmalige aansluitkosten, het sleutelkastje en de maandelijkse kosten. Maximale vergoeding: € 12,50 per maand.

  • b.

    Bewassing en kledingslijtage: maximaal één keer per jaar, nadat de medische noodzaak is vastgesteld. Voor wat betreft bewassing wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld aan de hand van het door de Gemeenschappelijk Medische Dienst in het verleden vastgestelde vergoedingenoverzicht (GMD-lijst). De hoogte van de bijstand in verband met kledingslijtage wordt vastgesteld aan de hand van een medisch advies.

  • c.

    Dieetkosten: voor de kosten van een specifiek dieet, als de medische noodzaak is aangetoond. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van het ziektebeeld en op basis van de prijzengids van het NIBUD.

  • d.

    Stookkosten: voor hogere verwarmingskosten die veroorzaakt worden door een chronische ziekte of handicap. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de GMD-lijst.

  • e.

    Maaltijdvoorziening: voor de meerkosten van een warme maaltijdvoorziening bij aantoonbare beperkingen (en ouderdom), op basis van de tabel kosten van voeding van het Nibud. Maximale vergoeding: € 2,75 per maaltijd.

  • f.

    Andere kosten: voor pedicure- en manicurekosten die ouderen maken, tot maximaal € 300,- per jaar. Voor podotherapie (consult en zolen), tot maximaal € 90,- per jaar. Ook voor orthopedisch schoeisel en prothese-BH, voor beide kostensoorten kan twee keer per jaar bijstand worden verleend, onder aftrek van de normale kosten, die zijn vastgelegd in de meest actuele NIBUD-prijzengids.

  • g.

    Waskosten in een instelling: als het door omstandigheden voor een cliënt in een instelling niet mogelijk is te wassen of de was te laten doen, kan tot een maximaal bedrag van € 23,61 per maand worden vergoed voor de extra kosten in verband met het wassen van kleren. Omdat het om algemene kosten van bestaan gaat wordt uitgegaan van 100% draagkracht boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

NB De eigen bijdragen WMO komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand omdat deze eigen bijdragen niet als bijzonder noodzakelijke kosten kunnen worden gezien. Via de collectieve zorgverzekering biedt de gemeente de mogelijkheid aan om zich voor deze kosten te verzekeren.

Voor medische kosten kan vaak een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Deze gelden daarom als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Dat betekent dat er voor (verzekerbare) medische kosten in principe geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Om inwoners met een laag inkomen tegemoet te komen in medische kosten, is er een collectieve zorgverzekering met Aevitae afgesproken (zie paragraaf 9.4.3).

 

In drie situaties kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten:

  • a.

    Voor een eigen bijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg, voor zover dit niet vergoed wordt door de CZM (waarbij de vergoeding in het aanvullende Pluspakket van Aevitae het uitgangspunt is).

  • b.

    Voor de volgende kosten in de aanvullende sfeer als mensen zich aantoonbaar niet aanvullend kunnen verzekeren: hoortoestellen, brillen/ contactlenzen, tandheelkundige hulp en fysiotherapie. De maximale vergoeding is in beginsel niet hoger dan de vergoeding in het aanvullende Plus-pakket van Aevitae. Voor brillen en contactlezen geldt een maximale vergoeding van € 150 voor enkelvoudige glazen en € 350 voor varifocus. Voor kinderen tot 18 jaar is vergoeding conform het aanvullende Plus-pakket van Aevitae van toepassing.

  • c.

    In acute noodsituaties, voor zover de kosten niet vergoed worden door de zorgverzekeraar (dat hoeft hier dus niet de CZM te zijn).

 

In een aantal gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zorgkosten die niet of onder zeer beperkende voorwaarden verzekerbaar zijn. Dit begunstigende beleid bestaat uit de volgende zorgkosten:

  • a.

    Alarmeringsapparatuur: als dit noodzakelijk is als gevolg van ouderdom, ziekte of gebrek om zelfstandig te kunnen wonen. Het gaat om de eenmalige aansluitkosten, het sleutelkastje en de maandelijkse kosten. Maximale vergoeding: € 12,50 per maand.

  • b.

    Bewassing en kledingslijtage: maximaal één keer per jaar, nadat de medische noodzaak is vastgesteld. Voor wat betreft bewassing wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld aan de hand van het door de Gemeenschappelijk Medische Dienst in het verleden vastgestelde vergoedingenoverzicht (GMD-lijst). De hoogte van de bijstand in verband met kledingslijtage wordt vastgesteld aan de hand van een medisch advies.

  • c.

    Dieetkosten: voor de kosten van een specifiek dieet, als de medische noodzaak is aangetoond. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van het ziektebeeld en op basis van de prijzengids van het NIBUD.

  • d.

    Stookkosten: voor hogere verwarmingskosten die veroorzaakt worden door een chronische ziekte of handicap. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de GMD-lijst.

  • e.

    Maaltijdvoorziening: voor de meerkosten van een warme maaltijdvoorziening bij aantoonbare beperkingen (en ouderdom), op basis van de tabel kosten van voeding van het Nibud. Maximale vergoeding: € 2,75 per maaltijd.

  • f.

    Andere kosten: voor pedicure- en manicurekosten die ouderen maken, tot maximaal € 300 per jaar. Voor podotherapie (consult en zolen), tot maximaal € 90 per jaar. Ook voor orthopedisch schoeisel en prothese-BH, voor beide kostensoorten kan twee keer per jaar bijstand worden verleend, onder aftrek van de normale kosten, die zijn vastgelegd in de meest actuele NIBUD-prijzengids.

  • g.

    Waskosten in een instelling: als het door omstandigheden voor een cliënt in een instelling niet mogelijk is te wassen of de was te laten doen, kan tot een maximaal bedrag van € 23,61 per maand worden vergoed voor de extra kosten in verband met het wassen van kleren. Omdat het om algemene kosten van bestaan gaat wordt uitgegaan van 100% draagkracht boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

NB De eigen bijdragen Wmo komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand omdat deze eigen bijdragen niet als bijzonder noodzakelijke kosten kunnen worden gezien. Via de collectieve zorgverzekering biedt de gemeente de mogelijkheid aan om zich voor deze kosten te verzekeren.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met:

  • -

    1 juli 2020: voor de in artikel I onder W bij de 1e bullit vermelde wijziging;

  • -

    1 juni 2021: voor de in artikel I onder AA, AC en AJ vermelde wijzigingen;

  • -

    1 juli 2021: voor de in artikel I onder G vermelde wijziging;

  • -

    1 januari 2022: voor de in artikel I onder AF vermelde wijziging;

  • -

    1 april 2022: voor de in artikel I onder AR vermelde wijziging;

  • -

    5 november 2022: voor de in artikel I onder W bij de 2e bullit vermelde wijziging;

  • -

    1 januari 2023: voor de in artikel I onder X vermelde wijziging;

  • -

    1 juli 2023: voor de in artikel I onder F, I, J, K, L, M, O, R en U vermelde wijzigingen.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (5e wijziging).

 

Aldus besloten op 30 mei 2023.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

Naar boven