Financiële verordening gemeente Teylingen 2023

De raad van de gemeente Teylingen,

gelezen het voorstel van het college van 23 mei 2023 met als onderwerp Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Teylingen 2023,

 

gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering d.d. 29 juni 2023,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

besluit:

 

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Teylingen 2023 vast te stellen:

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    Bedrijfsvoeringkosten: kosten voor salarissen (inclusief inhuur), opleidingen, huisvesting, automatisering en informatisering, financiën en archief;

  • c.

    EMU-saldo: het geraamde onderscheidenlijk gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een provincie onderscheidenlijk een gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

  • d.

    Inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • e.

    Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting;

  • f.

    Overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces.

  • g.

    Rechtmatigheidsverantwoording: een schriftelijke verklaring van het college als onderdeel van de jaarrekening waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt aan het begin van elke raadsperiode de programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college de begroting per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    Het grensbedrag dat bij de jaarrekening wordt gehanteerd voor overlopende activa en passiva bedraagt meer dan € 5.000 per individuele post.

  • 6.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen van € 25.000 als de begrotingsruimte dit toelaat.

Artikel 5. Autorisatie begroting

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma;

  • 2.

    Bij de behandeling van de tussenrapportage in de raad bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het bijstellen van het beleid;

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de geautoriseerde baten of lasten van een taakveld de geautoriseerde begrotingsraming over- of onderschrijden met minimaal € 25.000;

  • 4.

    Het college is bevoegd om de begrote lasten en begrote baten van een taakveld te overschrijden tot € 25.000 waarbij de autorisatie door de raad plaats vindt in de eerstvolgende tussenrapportage van het begrotingsjaar of via een afzonderlijk voorstel (met begrotingswijziging) aan de raad;

  • 5.

    Niet in de begroting geraamde aanwendingen van bestemmingsreserves tot € 25.000 binnen het specifieke doel van de bestemmingsreserve, behoeven niet vooraf aan de raad te worden gemeld, tenzij bij de instelling van de reserve en / of begroting anders is afgesproken;

  • 6.

    Het college is bevoegd over de gehele post onvoorzien, bedoeld in artikel 4, lid 2, te beschikken, voor incidentele overschrijdingen op geautoriseerde lasten. Daarover wordt de raad achteraf geïnformeerd in de tussenrapportage;

  • 7.

    Het college draagt er zorg voor, dat na besluitvorming alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de begroting juist en volledig in de budgetten van de programma's en de programmaonderdelen worden verwerkt.

Artikel 6. Autorisatie investeringskredieten

  • 1.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 2.

    Bij de behandeling van de tussenrapportage in de raad bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen aan de raad voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten;

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht, dat een geautoriseerd investeringskrediet met meer dan € 50.000 of minimaal met 25% - met een ondergrens van € 10.000 - dreigt te overschrijden. Onder deze grens is het college bevoegd om te overschrijden.

  • 4.

    Verwachte kredietoverschrijdingen met meer dan € 50.000 en niet geraamde investeringen worden vooraf door de raad geautoriseerd via een afzonderlijk voorstel (met begrotingswijziging) terwijl de overige overschrijdingen in de eerstvolgende tussenrapportage van het begrotingsjaar door de raad worden geautoriseerd;

  • 5.

    In de tussenrapportage worden investeringskredieten gemeld die minimaal met een bedrag van € 25.000 dienen te worden bijgesteld en door de raad geautoriseerd;

  • 6.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de investeringskredieten juist en volledig in de budgetten van de investeringskredieten worden verwerkt.

  • 7.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 2,5 miljoen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 7. Tussenrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een tussenrapportage per kalenderjaar over de eerste zes maanden van het lopende begrotingsjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 4.

    Het college biedt de raad in de raadsvergadering van december een slotwijziging aan met de laatste financiële bijstelling op de begroting van het lopende jaar.

  • 5.

    In de slotwijziging worden zoveel mogelijk de budgetoverhevelingen naar het volgende begrotingsjaar onderbouwd opgenomen.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    Omvangrijke meerjarige verplichtingen met aanmerkelijke risico’s;

  • b.

    Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000,

  • c.

    Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk in december een normenkader rechtmatigheid ter vaststelling aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Uitvoering van beleid voor activering, waardering en afschrijving van activa gebeurt conform de criteria zoals vastgelegd in de nota Activabeleid;

  • 2.

    Indien noodzakelijk wordt de nota Activabeleid herzien door het college en ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      Onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      Precariobelasting;

    • c.

      Rioolheffing

    • d.

      Afvalstoffenheffing

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2.

    Voor privaat- en publiekrechtelijke vorderingen groter dan

  • 3.

    € 5.000 en ouder dan 3 maanden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling van de openstaande vorderingen.

  • 4.

    Voor de overige openstaande privaat- en publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Uitvoering van beleid voor de vorming van de reserves en voorzieningen gebeurt conform de criteria en richtlijnen zoals vastgelegd in de nota Reserves en voorzieningen;

  • 2.

    Indien noodzakelijk herziet en actualiseert het college de nota Reserves en Voorzieningen en wordt ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Deze nota bevat tenminste:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Indien tussentijdse herziening van het beleid noodzakelijk is dan wordt dit opgenomen in een tussentijdse rapportage, kadernota of begroting.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een percentage over de directe kosten die betrekking hebben op die rechten en heffingen en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden. Dat percentage wordt berekend door de totale overheadkosten te delen door de totale omzet voor het begrotingsjaar.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en rechten.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het college legt het beleid en naderende regels omtrent financiering vast in het treasurystatuut.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. De regels voor het vastleggen van leningen, garanties en risicodragend kapitaal legt het college vast in beleid.

5. Paragrafen

Artikel 21. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De overheadkosten;

  • b.

    Overige toe te rekenen kosten aan de rechten en heffingen;

  • c.

    De mate van kostendekkendheid.

Artikel 22. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Het treasurystatuut, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels omtrent de financiering.

Artikel 23. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. De nota’s Onderhoud kapitaalgoederen, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels omtrent het onderhoud van kapitaalgoederen.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden, en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • b.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • c.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • d.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt;

  • e.

    voor de ontwikkelingen en kosten van de bedrijfsvoering van HLT volstaat bij de begroting en jaarstukken een verwijzing naar de begroting en jaarstukken van de Gemeenschappelijke regeling werkorganisatie HLTsamen.

Artikel 26. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Indien noodzakelijk biedt het college de raad een herziene nota Grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      De wijze van autorisatie van grondexploitatiebudgetten en de jaarlijkse actualisatie daarvan;

    • c.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • d.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Teylingen 2019, vastgesteld door de raad op 11 juli 2019, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van het begrotingsjaar 2023. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening, behoudens daar waar in deze verordening specifiek anders staat vermeld;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening gemeente Teylingen 2023”.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 29 juni 2023,

Robert van Dijk

griffier

Carla G.J. Breuer

voorzitter

Naar boven