Gemeenteblad van Oirschot
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oirschot | Gemeenteblad 2023, 299004 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oirschot | Gemeenteblad 2023, 299004 | beleidsregel |
Uitvoeringsbeleid horeca Oirschot 2023
De aanwezigheid van horecabedrijven in de gemeente zorgt mede voor een levendig dorp. Voor veel mensen is de horeca een sociale ontmoetingsplaats. Daarnaast vervult de horeca een ondersteunende rol voor activiteiten zoals winkelen en diverse evenementen. De horeca is daarmee een belangrijke factor in het economisch en sociaal functioneren van een dorp. Deze positieve bijdrage betekent echter niet dat er geen grenzen hoeven te worden getrokken ten aanzien van de ontwikkeling en bedrijfsvoering van de horeca. In dit uitvoeringsbeleid horeca worden daarom alle aspecten rondom horeca uitgewerkt naar beleidsmatige of uitvoering gerelateerde standpunten. Van een visie waar welke soort horeca mag komen is in dit uitvoeringsbeleid horeca geen sprake.
Er is behoefte aan een eenduidig en samenhangend uitvoeringsbeleid horeca. De doelstelling van het uitvoeringsbeleid horeca is te zorgen dat horecaondernemers, maar ook omwonenden/inwoners, weten welke richtlijnen en voorschriften gehanteerd worden met betrekking tot horecabedrijven, in welke vorm dan ook, in de gemeente. Ook wordt duidelijk wat partijen van elkaar kunnen en mogen verwachten. De belangrijkste partijen binnen het uitvoeringsbeleid horeca zijn de horecaondernemers uit alle kerkdorpen, de omwonenden/inwoners, de gemeente en de politie.
Dit leidt tot de volgende subdoelstellingen:
Het uitvoeringsbeleid horeca is niet gericht op slijterijen. Slijterijen blijven dan ook buiten de doelstelling van dit uitvoeringsbeleid.
1.5 Status en inwerkingtreding beleid
Het uitvoeringsbeleid horeca heeft de status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er moet volgens het beleid gehandeld worden, maar de burgemeester dan wel het college blijven bevoegd om af te wijken (artikel 4:84 Awb). Afwijken is mogelijk wanneer de gevolgen onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen of wanneer het meest doelmatige gebruik van de locatie wordt beperkt en afwijken gezien de feitelijke omstandigheden te rechtvaardigen is.
Dit uitvoeringsbeleid horeca treedt na bekendmaking in werking. Bekendmaking vindt plaats in het Gemeenteblad. Het vastgestelde beleid is op overheid.nl te raadplegen. Zodra het beleid in werking is getreden worden alle nieuwe aanvragen en meldingen hieraan getoetst.
Het Terrassenbeleid gemeente Oirschot is in het geheel opgenomen in het uitvoeringsbeleid horeca. Dit wordt daarom ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 2 Wet en regelgeving
De definities van de in de Alcoholwet opgenomen begrippen worden overgenomen.
Voor het bedrijfsmatig schenken van alcoholhoudende drank voor consumptie ter plaatse en anders dan om niet is een alcoholvergunning vereist, zoals bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet. Een terras behoort bij de inrichting van het horecabedrijf. Het eventuele terras moet als lokaliteit zijn opgenomen op de alcoholvergunning, anders mag daar geen alcoholhoudende drank worden verstrekt.
Er zijn 2 soorten alcoholvergunningen, voor een commercieel en voor een paracommercieel horecabedrijf. Afhankelijk van de aard van het horecabedrijf is één van deze soorten vergunningen aan de orde. De Alcoholwet stelt eisen aan personen die alcoholhoudende drank verstrekken, maar ook aan de inrichting van het horecabedrijf.
In de Alcoholwet is opgenomen dat bij gemeentelijke verordening ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld moeten worden waaraan paracommerciële rechtspersonen zich moeten houden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank. De regels zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
2.2 Algemene Plaatselijke Verordening
De definities van de in de APV opgenomen begrippen worden overgenomen.
In de APV zijn diverse artikelen opgenomen die betrekking hebben op openbare inrichtingen. Een horecabedrijf, zowel commercieel als paracommercieel, is een openbare inrichting. Op deze bedrijven zijn de volgende artikelen uit de APV van toepassing:
Artikel 2:28 exploiteren openbare inrichting: het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. In een aantal gevallen is geen vergunning vereist. De burgemeester kan aan door hem aangewezen categorieën van openbare inrichtingen ambtshalve vrijstelling verlenen van de vergunningplicht. Van deze mogelijkheid maakt de burgemeester gebruik. Zie hiervoor artikel 4.2.1.
Artikel 2:29 sluitingstijd: in dit artikel zijn voor de verschillende soorten openbare inrichtingen de sluitingstijden opgenomen. Op is genomen wanneer de inrichtingen gesloten moeten zijn. Wanneer de inrichtingen open mogen zijn is dus de niet genoemde periode. Van de sluitingstijd kan de burgemeester op aanvraag ontheffing verlenen. Wanneer of in welke gevallen de burgemeester de ontheffing zal verlenen is omschreven in artikel 5.6.2.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting: de burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. De in artikel 2:29 genoemde tijden zijn dan niet van toepassing.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen: het is verboden in een openbare inrichting de orde te verstoren, zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten moet zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, of op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen: in dit artikel is opgenomen wanneer en binnen welke tijden een paracommercieel horecabedrijf alcoholhoudende drank mag verkopen. Een paracommercieel horecabedrijf mag geen gebruiksmogelijkheden aanbieden voor bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, mits het met instemming van de plaatselijke horeca geschiedt en/of als er via de plaatselijke horeca geen passend alternatief onderkomen voorhanden is. Om oneerlijke (gesubsidieerde) concurrentie met de plaatselijke horeca te voorkomen worden door gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, bij het organiseren van bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken, consumptieprijzen gehanteerd die gelijk zijn aan het niveau van de plaatselijke horeca.
2:34f Verbod happy hours: ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Hoofdstuk 2 - afdeling 7 Toezicht op speelgelegenheden: in de APV is opgenomen dat in hoogdrempelige inrichtingen maximaal 2 kansspelautomaten geplaatst mogen worden. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan. Wanneer sprake is van een hoog- of laagdrempelige inrichting is opgenomen in de Beleidsregel speelautomaten Oirschot 2018.
2.3 Overige wet- en regelgeving
2.3.1 Landelijke wet- en regelgeving
Op horecabedrijven kan meerdere landelijke wet- en regelgeving van toepassing zijn. Zo kan onder andere de volgende wet- en regelgeving van toepassing zijn:
Bovenstaande lijst is niet uitputtend bedoeld. Op grond van de wet- en regelgeving kan het zijn dat er meerdere meldingen/vergunningen/toestemmingen ingediend of aangevraagd moeten worden.
2.3.2 Provinciale en regionale wet- en regelgeving
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Bij het opstellen van ruimtelijke ontwikkelingen met horeca-activiteiten moet rekening worden gehouden met de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Integraal Veiligheidsplan De Kempen
Het Integraal Veiligheidsplan beschrijft de rol van de gemeente in het veiligheidsbeleid. Zo worden onder andere de doelstelling, uitgangspunten en de bestuurlijke rollen op het gebied van integrale veiligheid beschreven. Er zijn 7 onderwerpen die prioriteit hebben. Horeca gerelateerde zaken kunnen in meerder van die prioriteiten ondergebracht worden. Het Integraal Veiligheidsplan van de Kempen sluit aan op het Regionaal Veiligheidsplan Oost-Brabant.
2.3.3 Gemeentelijke wet- en regelgeving
Monument in het groen, kwalitatief leven
Oirschot moet een blijvend recreatief karakter houden. Toerisme en recreatie is 1 van de 3 belangrijkste economische pijlers voor Oirschot. Bij iedere vorm van economische ontwikkeling staan kwaliteit en professionaliteit voorop met een goede inpassing of versterking van het groene en cultuurhistorische karakter van Oirschot. Kwaliteit moet invulling krijgen door in alle aspecten van wonen, leven en bedrijvigheid te streven naar het ‘topsegment’. De kwalificatie ‘topsegment’ laat zich het best duiden door een voorbeeld. Oirschot streeft, waar het de ontwikkeling van toerisme en recreatie betreft, niet naar ‘massatoerisme’ als een Zandvoort of grote vakantieparken als Centerparcs.
Preventie- en handhavingsplan alcohol
In het Preventie- en handhavingsplan alcohol is opgenomen hoe de gemeente omgaat met de 2 algemene hoofddoelstellingen daarvan en welke resultaten behaald moeten worden. De hoofddoelstellingen zijn:
Uitvoeringsbeleid Kwaliteit VTH
Het Uitvoeringsbeleid kwaliteit vergunningen, toezicht en handhaving Omgevingsrecht is van toepassing op horecabedrijven en -activiteiten. In dit beleid zijn de uitgangspunten opgenomen:
Tussen de bij de afdeling Oirschot van Koninklijke Horeca Nederland aangesloten horecabedrijven, de politie en de gemeente is een convenant gesloten. Het hoofddoel van het convenant is een integrale aanpak te realiseren om verstoring van openbare orde in en rond de horeca-inrichtingen en verschillende vormen van overlast voor de omgeving te voorkomen. Daarvoor leveren alle partijen een maximale inspanning. De inspanningen en maatregelen die de partners uit het convenant moeten verrichten zijn opgenomen in het convenant.
Hoofdstuk 3 Horeca in de gemeente
Er zijn verschillende manieren om onderscheid te maken in de soorten horecabedrijven. Zo is er het onderscheid tussen commerciële, paracommercieel, ondersteunende en ondergeschikte horeca. Ook is er het onderscheid tussen droge en natte horeca, daarbij wordt gekeken of horecabedrijven wel of geen alcohol verkopen voor consumptie ter plaatse. Tot slot is er het onderscheid tussen categorie A tot en met E. Dit is het onderscheid binnen de ruimtelijke ordening.
Maar wat is horeca als activiteit? Horeca is het totaal van activiteiten dat is gericht op het verstrekken van logies en/of ter plaatse nuttigen van etenswaren (spijzen) en dranken. Bij het nuttigen van etenswaren en dranken zal het in de meeste gevallen gaan om het nuttigen ter plaatse in een daarvoor ingerichte ruimte en/of terras.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om gewenste ontwikkelingen te stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Bij een toets of horeca op een bepaalde locatie mogelijk is, is de geldende bestemmingsplanregeling bepalend. Het bestemmingsplan is het primaire kader om horeca-activiteiten te kanaliseren. Toetsing aan het bestemmingsplan kent zijn beperkingen. Het bestemmingsplan is niet bedoeld als instrument ter handhaving van het horecabeleid. Het fungeert als regulerend instrument voor nieuwe horeca of uitbreidingen.
De reguliere horecabedrijven zijn te groeperen naar verschillende categorieën van horeca. Waar in de gemeente welke (maximale) categorie horeca gevestigd mag worden is afhankelijk van de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. De volgende categorisering wordt zowel voor horecabedrijven binnen de bebouwde kom als daarbuiten aangehouden: de bestemmingsplannen kennen een onderverdeling in de vorm van welke horeca is toegestaan, de categorieën A tot en met E of 1 tot en met 5:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.
Voor de bestemmingsplannen waar dit onderscheid nog niet in zit wordt dat bij een herziening alsnog gedaan.
Deze categorisering is alleen van toepassing op reguliere horecabedrijven. Wanneer sprake is van een paracommerciële inrichting of wanneer de horeca-activiteiten ondersteunend of ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming mag geen regulier horecabedrijf worden uitgeoefend. Er moet dan een bij de hoofdbestemming passende bestemming worden opgenomen, al dan niet met de vermelding van ondersteunende horeca.
Terrassen op gemeentegrond zijn niet (altijd) opgenomen in de geldende bestemmingsplannen. De algemene bestemmingen, zoals verkeer of groen, moeten de vestiging van een terras dan mogelijk maken (al dan niet met afwijken bestemmingsplan).
3.1.2 Regulier, paracommercieel, ondersteunend of ondergeschikte
Op een locatie met de hoofdbestemming horeca mag een regulier (commercieel) horecabedrijf worden uitgeoefend, een horecabedrijf wat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Een regulier horecabedrijf is gericht op het aantrekken van bezoekers van buiten en dus extern gericht. Op locaties zonder een hoofdbestemming horeca kan dit anders liggen. Daarbij kan ook sprake zijn van commerciële horeca-activiteiten, maar dan ondersteunend aan of als nevenactiviteit bij een andere hoofdbestemming. Daarnaast kan er sprake zijn van een paracommerciële inrichting.
Op een locatie met een andere hoofdbestemming dan horeca, waar (commerciële) activiteiten worden verricht en waarvoor aan de deelnemers aan de betreffende (commerciële) activiteiten tegen betaling (kleine) eetwaren/maaltijden en/of dranken worden verstrekt voor consumptie ter plaatse is sprake van ondersteunende horeca. De horeca-activiteiten moeten zowel functioneel als ruimtelijk ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit. De horeca-activiteit mag maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van de hoofdactiviteit beslaan, waarbij ondersteunende ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot de horecafunctie worden gerekend. Er is sprake een interne doelgroep van bezoekers. De horeca-activiteiten mogen uitsluitend gericht op de hoofdactiviteit plaatsvinden.
Nevenactiviteit (nevengeschikt)
Bij horeca-activiteiten als nevenactiviteit is net als bij ondersteunende horeca-activiteiten sprake van een andere hoofdbestemming dan horeca. Er worden ook commerciële activiteiten verricht en er worden ook tegen betaling (kleine) eetwaren en/of dranken verstrekt voor consumptie ter plaatse. Er bestaat echter een verschil tussen ondersteunende horeca en horeca als nevenactiviteit. De horeca-activiteit als nevenactiviteit mag los van overige (commerciële) (hoofd)activiteiten plaatsvinden. De horeca-activiteiten hoeven dan ook niet gericht te zijn op de hoofdactiviteit. Er kan daardoor sprake zijn van zowel een interne als een externe doelgroep van bezoekers.
Bij een paracommercieel horecabedrijf moeten de horeca-activiteiten ten diensten staan van activiteiten op recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De horeca-activiteiten mogen alleen samen met deze activiteiten worden uitgevoerd. De horeca-activiteiten mogen daarom uitsluitend gericht op deze activiteiten plaatsvinden en hebben dus een interne doelgroep.
Onderscheid wordt gemaakt tussen droge en natte horeca. Met droge horeca wordt bedoeld: horecabedrijven waar geen alcoholhoudende drank wordt geschonken voor consumptie ter plaatse. Het betreft onder andere cafetaria’s en gelegenheden waar eetwaren of uitsluitend alcoholvrije dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar alcoholhoudende drank wordt verkocht voor consumptie elders dan ter plaatse (meegeven). Bij natte horeca wordt alcoholhoudende drank verstrekt voor consumptie ter plaatse.
De horeca neemt een belangrijke plaats in, in de recreatieve en toeristische sector in de gemeente Oirschot en levert ook een aandeel in de Oirschotse werkgelegenheid. De gemeente Oirschot kent een diversiteit in horecabedrijven, variërend van restaurant tot café, van kantine tot lunchroom en van kleinschalige verblijfseenheden tot grotere campings.
Verspreidt door de diverse kernen liggen diverse solitair gelegen horecabedrijven. Op en rond de Markt in Oirschot is er een concentratie van horecabedrijven. Daarnaast liggen er verspreid door het buitengebied ook een aantal (ondersteunende) horecabedrijven. De horecabedrijven in de kleinere kernen voorzien voornamelijk in een plaatselijke behoefte. Daarnaast zijn deze horecabedrijven interessant voor passanten. De horecabedrijven in het centrum van Oirschot zijn niet alleen gericht op de inwoners van het dorp of de hele gemeente, maar trekken ook veel regionale bezoekers en recreanten.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om gewenste ontwikkelingen te stimuleren en ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Bij de toets of een horecabedrijf nieuw kan vestigen of een bestaand bedrijf kan uitbreiden is het bestemmingsplan bepalend. Op basis van de diverse bestemmingsplannen in de gemeente zijn er geen rechtstreekse mogelijkheden voor nieuwvestiging of uitbreiding van horecabedrijven. Aan nieuwvestiging en uitbreiding van het oppervlakte van horeca binnen categorie E of 5 wordt in de gehele gemeente geen medewerking verleend. Bij nieuwvestiging of uitbreiding van het oppervlakte van horeca binnen de categorie A/1 tot en met D/4 wordt, in voorkomende gevallen, afzonderlijk beoordeeld of nieuwvestiging of uitbreiding gewenst is. Er zal dan ook een beoordeling plaatsvinden of het plan de leefbaarheid van de kern en/of de gemeente bevordert.
Bij reguliere horecabedrijven binnen de bebouwde kom heeft nieuwvestiging of uitbreiding van horecabedrijven op of rond de diverse dorpspleinen/markten de voorkeur. Bij nieuwvestiging in het centrumgebied moet in acht worden genomen dat geen leegstand ontstaat van daarbinnen gelegen panden waar horeca mogelijk is. Aan solitair binnen de bebouwde komen gelegen nieuwe reguliere horecabedrijven wordt geen medewerking verleend. Ook aan nieuwe in het buitengebied gelegen reguliere horecabedrijven wordt, behoudens in visies aangewezen gebieden, geen medewerking verleend. Bestaande in het buitengebied gelegen reguliere horecabedrijven mogen gehandhaafd blijven en in sommige gevallen nog uitbreiden. Er wordt in principe alleen medewerking verleend aan een nieuw horecabedrijf in het buitengebied als het horecabedrijf direct verbonden is met een andere hoofdactiviteit, dus ondersteunende horeca.
Hoofdstuk 4 Exploiteren horecabedrijf
Om een horecabedrijf te kunnen vestigen en te mogen (blijven) exploiteren zijn diverse vergunningen vereist.
Op grond van artikel 3 van de Alcoholwet is het voor een (paracommercieel) horecabedrijf verboden het horecabedrijf uit te oefenen zonder een vergunning van de burgemeester. Een (nieuwe) alcoholvergunning moet worden aangevraagd als:
Een alcoholvergunning kan alleen worden verleend voor de uitoefening van een horecabedrijf in een inrichting, eventueel met een onmiddellijk aansluitend terras. In de Alcoholwet zijn de bepalingen opgenomen waaraan voldaan moet worden om een alcoholvergunning te kunnen krijgen. Wanneer daar niet aan voldaan wordt moet de burgemeester de alcoholvergunning weigeren (artikel 27 Alcoholwet). Voor paracommerciële horecabedrijven is aanvullend hierop nog bepaald dat het bestuur een reglement moet vaststellen dat waarborgt dat de verstrekking van alcohol in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze gebeurd (artikel 9 Alcoholwet).
Het wel of niet voldoen aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan is niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag om een alcoholvergunning. Het kan dus voorkomen dat de alcoholvergunning verleend moet worden, maar dat deze niet gebruikt kan worden omdat horeca niet past binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Schorsen en intrekken vergunning
Een alcoholvergunning kan worden geschorst (artikel 32 Alcoholwet) en worden ingetrokken (artikel 31 Alcoholwet).
Een alcoholvergunning kan van rechtswege vervallen (artikel 33 Alcoholwet). Dit betekent dat de vergunning automatisch vervalt als een genoemde reden in artikel 33 Alcoholwet van toepassing is.
4.1.2 Melding wijzigen inrichting
Als een horecabedrijf een zodanige verandering ondergaat, waardoor het niet langer in overeenstemming is met de in de alcoholvergunning gegeven omschrijving, moet de vergunninghouder dat binnen 1 maand na de wijziging melden aan de burgemeester (artikel 30 Alcoholwet). Het gaat hierbij om wijziging van het oppervlakte, het toevoegen van een lokaliteit, het vergroten/verkleinen van een terras, het toevoegen van een nieuw terras of het vervallen van een terras. Als door de wijziging nog steeds wordt voldaan aan alle eisen waar een inrichting aan moet voldoen, stuurt de burgemeester een aan de nieuwe situatie aangepaste vergunning aan vergunninghouder. De aangepaste vergunning is geen nieuw besluit. Voldoet de inrichting niet meer aan de eisen dan wordt de vergunning ingetrokken.
4.1.3 Melding wijziging leidinggevende
Leidinggevenden van een horecabedrijf worden in de alcoholvergunning vermeld op een apart aanhangsel. Bij wijzigen van de leidinggevende(n), niet zijnde de ondernemer, is geen nieuwe alcoholvergunning nodig, maar kan de wens aan de burgemeester worden gemeld een leidinggevende bij te laten schrijven of een leidinggevende door te laten halen (artikel 30a Alcoholwet). De melding moet minimaal 8 weken voordat de leidinggevende aan de slag moet gaan of gaat stoppen worden ingediend. De melding moet gezien worden als een aanvraag tot het wijzigen van het aanhangsel. Bij de melding moet worden aangegeven welke persoon (of personen) als leidinggevende bijgeschreven moet worden of welke persoon (of personen) van het aanhangsel afgehaald moet worden.
De burgemeester stuurt onverwijld een ontvangstbevestiging. Vanaf ontvangst van de ontvangstbevestiging mag de leidinggevende zijn werkzaamheden uitvoeren. De wijziging van het aanhangsel is een besluit. Als in het besluit de leidinggevende niet bijgeschreven wordt, moet deze onmiddellijk zijn werkzaamheden als leidinggevende staken.
Voor het exploiteren van een openbare inrichting (met eventueel bijbehorend terras), wat een horecabedrijf is, is op grond van de APV een vergunning van de burgemeester vereist (artikel 2:28 APV). Dit is de exploitatievergunning. Een exploitatievergunning maakt het mogelijk preventief te toetsen of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met de woon- en leefsituatie in de omgeving en of de openbare orde niet nadelig wordt beïnvloed. Als de woon- en leefsituatie of de openbare orde nadelig worden beïnvloed weigert de burgemeester de exploitatievergunning. De burgemeester weigert de exploitatievergunning ook als er strijd is met het bestemmingsplan. Een exploitatievergunning is in principe voor onbepaalde tijd, maar de burgemeester kan in de vergunning bepalen dat de vergunning voor een bepaalde termijn geldt. Aan de vergunning kan de burgemeester voorschriften verbinden. Een vergunning is pand- en ondernemers gebonden en niet overdraagbaar. Voorschriften worden verbonden om te zorgen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting niet nadelig wordt beïnvloed en de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Vrijstelling exploitatievergunning
De APV schrijft een exploitatievergunning voor alle openbare inrichtingen voor. In de APV worden een paar uitzonderingen genoemd wanneer geen exploitatievergunning vereist is (winkel, zorginstelling, museum en/of bedrijfskantine- of restaurant). De burgemeester kan extra categorieën van openbare inrichtingen ambtshalve vrijstelling verlenen van de vereiste van een exploitatievergunning. De volgende categorieën van openbare inrichtingen worden door de burgemeester vrijgesteld:
Voor deze categorieën van openbare inrichtingen is dus geen exploitatievergunning vereist.
In een exploitatievergunning voor een openbare inrichting waarbij horeca-activiteiten het hoofddoel van de inrichting zijn, verbindt de burgemeester voorschriften aan de exploitatievergunning. In ieder geval de volgende voorschriften worden aan de vergunning verbonden:
Aanvullend hierop kunnen voorschriften worden opgelegd die betrekking hebben op specifieke vormen van reguliere horeca of specifieke onderdelen van de inrichting. Voor droge horeca worden in ieder geval de volgende voorschriften opgenomen:
Paracommerciële, ondersteunende en nevengeschikte horeca
In een exploitatievergunning voor een openbare inrichting waar de horeca-activiteit ondersteunend of nevengeschikte is aan de hoofdactiviteit of waarbij sprake is van een paracommerciële horeca-activiteit, verbindt de burgemeester voorwaarden aan de exploitatievergunning om daarmee te zorgen dat de horeca-activiteit ondersteunend dan wel nevengeschikt blijft aan de hoofdactiviteit of om te zorgen dat de horeca-activiteit paracommercieel blijft. De bestemmingen (of soortgelijke bestemmingen) waarbij sprake kan zijn van een ondersteunende, nevengeschikte of paracommerciële horeca-activiteit zijn de volgende:
Omdat er een grote verscheidenheid aan openbare inrichtingen is worden de voorschriften (deels) afhankelijk gemaakt van de soort openbare inrichting waarvoor de exploitatievergunning vereist is. Aan wordt gesloten bij het verschil tussen ondersteunende, nevengeschikte en paracommerciële horecabedrijven. De voorschriften zijn ook afhankelijk van of de inrichting ook over een alcoholvergunning beschikt.
De volgende algemene voorschriften gelden voor alle ondersteunende, nevengeschikte en paracommerciële openbare inrichtingen:
De algemene voorschriften worden aangevuld met de volgende voorschriften wanneer de openbare inrichting niet beschikt over een alcoholvergunning:
De algemene voorschriften worden aangevuld met de volgende voorschriften wanneer de openbare inrichting beschikt over een alcoholvergunning:
Dag- en/of verblijfsrecreatieve en agrarische bestemmingen
Voor ondersteunende of nevengeschikte horeca-activiteiten met een dag- en/of verblijfsrecreatieve bestemming of een agrarische bestemming worden de algemene voorschriften aangevuld met de volgende voorschriften:
Voor ondersteunende horeca-activiteiten, ongeacht welke bestemming het perceel heeft, worden de algemene voorschriften aangevuld met de volgende voorschriften:
De horeca-activiteit moet ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit. De horeca-activiteit mag hierdoor geen zelfstandige functie hebben of krijgen. De horeca-activiteit moet zowel functioneel als ruimtelijk ten dienste staan van en in overeenstemming zijn met de statutaire doelstellingen van de hoofdactiviteit.
Voor paracommerciële horeca-activiteiten (sport, maatschappelijke, culturele en educatieve bestemmingen) worden de algemene voorschriften aangevuld met de volgende voorschriften:
Er worden geen gebruiksmogelijkheden aangeboden voor bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken. Bij gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties kan hierop een uitzondering worden gemaakt, mits het met instemming van de plaatselijke horeca geschiedt en/of als er via de plaatselijke horeca geen passend alternatief onderkomen voorhanden is.
Om oneerlijke (gesubsidieerde) concurrentie met de plaatselijke horeca te voorkomen worden door gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, bij het organiseren van bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken, consumptieprijzen gehanteerd die gelijk zijn aan het niveau van de plaatselijke horeca.
Voor gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties is het verboden om de mogelijkheid tot het houden (waaronder inbegrepen de verhuur van het pand en inventaris) van bijeenkomsten van persoonlijke aard openlijk aan te prijzen of onder de aandacht te brengen met bijvoorbeeld posters, brochures, publicaties in kranten of tijdschriften, internet of via social media kenbaar te maken.
De horeca-activiteit moet ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit. De horeca-activiteit mag hierdoor geen zelfstandige functie hebben of krijgen. De horeca-activiteit moet zowel functioneel als ruimtelijk ten dienste staan van en in overeenstemming zijn met de statutaire doelstellingen van de hoofdactiviteit.
In de exploitatievergunning voor een sportbestemming kan het maximaal toegestane aantal verenigingsgerelateerde feesten vastgelegd, als dat nog niet is vastgelegd in eventuele huur- of andere overeenkomsten. Het aantal kan afhankelijk zijn van de aard en omvang van de sportclub.
Wijzigen en intrekken vergunning
Een exploitatievergunning kan worden gewijzigd en worden ingetrokken (artikel 1:6 APV). Bij wijziging van de exploitatievorm, de exploitant of de bedrijfsvoering waarbij er sprake is van invloed op de woon- en leefomgeving van de inrichting of de openbare orde moet een nieuwe exploitatievergunning worden aangevraagd.
Wanneer er voor het horecabedrijf ook een alcoholvergunning is vereist worden de leidinggevenden van het horecabedrijf niet opgenomen in de exploitatievergunning. Wel wordt een verwijzing gemaakt naar het aanhangsel met leidinggevenden behorende bij de alcoholvergunning. Bij wijziging van het aanhangsel hoeft dan geen wijziging gedaan te worden van de exploitatievergunning.
Is er geen sprake van een alcoholvergunning dan worden de leidinggevenden wel opgenomen in de exploitatievergunning. In dat geval moet bij wijziging van de persoon van de leidinggevende de vergunninghouder dat binnen 1 week schriftelijk melden aan de burgemeester. De melding wordt gezien als aanvraag tot het wijzigen van de exploitatievergunning. Overeenkomstig de wijziging van de leidinggevende op het aanhangsel behorende bij de alcoholvergunning mag de nieuwe leidinggevende de leiding in het horecabedrijf uitoefenen vanaf het moment dat de wijziging is gemeld en de ontvangst van de melding is bevestigd. De wijziging van de exploitatievergunning is een besluit. Als de nieuwe leidinggevende niet bijgeschreven wordt in de exploitatievergunning, moet deze onmiddellijk zijn werkzaamheden als leidinggevende staken.
Als een horecabedrijf met een alcoholvergunning een zodanige verandering ondergaat, waardoor het niet langer in overeenstemming is met de in de alcoholvergunning gegeven omschrijving, moet een melding tot wijziging worden gedaan. Als deze melding wordt gedaan wordt die melding tevens gezien als aanvraag tot wijziging van de exploitatievergunning. Het gaat hierbij om wijziging van het oppervlakte, het toevoegen van een lokaliteit, het vergroten/verkleinen van een terras, het toevoegen van een nieuw terras of het vervallen van een terras.
Is er geen sprake van een koppeling met een alcoholvergunning dan moet bij wijziging van het oppervlakte, het toevoegen van een lokaliteit, het vergroten/verkleinen van een terras, het toevoegen van een nieuw terras of het vervallen van een terras dat binnen 1 maand na de wijziging worden gemeld aan de burgemeester. De melding wordt aangemerkt als aanvraag tot wijziging van exploitatievergunning.
Als de wijziging (geldt in beide situaties) geen invloed heeft op woon- en leefomgeving van de inrichting of de openbare orde, stuurt de burgemeester een aan de nieuwe situatie aangepaste exploitatievergunning aan vergunninghouder. De aangepaste exploitatievergunning is geen nieuw besluit. Voldoet de inrichting niet meer aan de eisen dan wordt de exploitatievergunning ingetrokken. Dat is wel een besluit.
Hoofdstuk 5 Aspecten bij horeca
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten en/of standpunten op diverse aspecten rondom horecabedrijven benoemd.
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) geeft overheidsorganen de mogelijkheid vergunningen te weigeren of in te trekken als sprake is van gevaar dat strafbare feiten gepleegd zullen worden of bij het vermoeden dat strafbare feiten gepleegd zijn. Ook geeft de Web Bibob overheidsorganen de mogelijkheid advies te vragen aan het Landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen over de mate van gevaar of over de ernst van de feiten en omstandigheden die zijn gepleegd.
Voor de toepassing van de Wet Bibob heeft de gemeente de “Bibob beleidsregel” “vastgesteld. Op grond van deze beleidsregel wordt voor een alcoholvergunning voor een horecabedrijf, een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal of een exploitatievergunning voor een horecabedrijf of een seksbedrijf door de gemeente een Bibob-toets uitgevoerd en kan eventueel advies worden gevraagd aan het Landelijk bureau Bibob. Hierop gelden echter een paar uitzonderingen. Zo wordt er in beginsel geen toets uitgevoerd voor de paracommerciële instellingen, waarvan de horeca-inrichting in eigen beheer van de rechtspersoon is en niet is verpacht aan een derde, bij een bouwkundige aanpassing van een bestaande horeca-inrichting waarover niet eerder een Bibob-verdenking is gerezen en het wijziging of toevoeging van een terras behorende bij een inrichting. De Bibob-toets gebeurt via het daarvoor vastgestelde werkproces.
Als er een goede reden voor is kan ook een Bibob-toets worden uitgevoerd op reeds verleende vergunningen.
Een leidinggevende mag niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Wat slecht levensgedrag is wordt deels ingevuld door de zedelijkheidseisen uit het Alcoholbesluit. Daarnaast kan de burgemeester nog een eigen beoordeling uitvoeren. Bij deze nadere beoordeling kijkt de burgemeester naar eerder getoond gedrag wat in het belang van veiligheid, openbare orde en het woon- en leefklimaat niet past bij de verantwoordelijkheid die een leidinggevende over een horecabedrijf heeft. Gekeken wordt dus naar gedragen die relevant zijn voor het functioneren van de leidinggevende, gedragen die naar hun aard de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de leidinggevende als verantwoordelijke een bedreiging vormt voor de veiligheid, openbare orde en het woon- en leefklimaat in de buurt van het horecabedrijf. In ieder geval de volgende categorieën van gedragen zijn relevant, omdat deze gedragingen de veiligheid van bezoekers en omwonenden, de openbare orde in en buiten het horecabedrijf en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf kunnen raken:
drugs gerelateerde feiten, waaronder in ieder geval wordt begrepen: bezit, handel en vervaardigen van hard- en softdrugs, openlijk of hinderlijk gebruik van drugs, rijden onder invloed van drugs of medicijnen en dumpen drugsafval (zowel gerelateerd aan de Opiumwet als gerelateerd aan regels omtrent onrechtmatig gebruik van of handel in geneesmiddelen of genotmiddelen);
Niet alleen strafrechtelijke veroordelingen zijn hierbij van belang, ook een lopend strafonderzoek en bestuurlijke of fiscale feiten tellen mee. Ook naar gedragingen in privé-tijd mogen meegewogen worden, mits deze relevant zijn. Een toets in het kader van de integriteit kan niet gezien worden als beoordeling in het kader van slecht levensgedrag. Andere dan de hiervoor genoemde (categorieën van) gedragingen worden alleen meegewogen bij de beoordeling, voor zover daaruit een zeker patroon ter bevestiging van het slechte levensgedrag valt op te maken. Het moet daarbij gaan om een recidiverend karakter van bepaalde gedragingen, dan wel het schenden van regels in algemene zin al dan niet gedurende een langere periode, waardoor de betrokken gedragingen niet meer op zichzelf staan, maar in combinatie voldoende ernstig zijn om te kunnen worden betrokken bij de beoordeling.
In beginsel worden bij de beoordeling enkel gedragingen meegewogen die in een periode van 5 jaar voorafgaand aan het beoordelingsmoment hebben plaatsgevonden. Als er binnen de periode van 5 jaar sprake is van relevante gedragingen dan kunnen ook gedragingen die zich hebben voorgedaan buiten de 5-jaarperiode worden betrokken bij de beoordeling van het levensgedrag. Deze oudere gedragingen kunnen dan een duiding geven, dan wel blijk geven, van een patroon van gedragingen gedurende een langere periode. Als er sprake is van een dergelijk patroon kunnen ook andere gedragingen dan de eerder benoemde categorieën duiding geven en een patroon ondersteunen. Als er in de 5 jaar voorafgaand aan het beoordelingsmoment geen gedragingen zijn gebleken, dan wordt de betrokkene geacht te voldoen aan de eis omtrent het levensgedrag en wordt niet toegekomen aan een weging van eventueel oudere gedragingen.
Wanneer er sprake is van slecht levensgedrag wordt onderbouwd waarom daar sprake van is. In de onderbouwing wordt in ieder geval ingegaan op de aannemelijkheid dat de gedraging plaats heeft gevonden, de relevantie van de gedraging en waarom de gedraging een bedreiging vormt voor de veiligheid, openbare orde en het woon- en leefklimaat in de buurt van het horecabedrijf.
Een leidinggevende die van slecht levensgedrag is mag niet als leidinggevende optreden. Als de leidinggevende ook de horecaondernemer is wordt de alcoholvergunning geweigerd. Als de leidinggevende niet ook de horecaondernemer is wordt geweigerd de leidinggevende bij te schrijven op het aanhangsel.
Ook voor het verkrijgen van een exploitatievergunning op basis artikel 2:28 van de APV geldt de voorwaarden dat de exploitant of de leidinggevende niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn. Voor wat betreft de beoordeling bij een exploitatievergunning wordt eenzelfde beoordeling, dus zedelijkheidseisen en nadere beoordeling, uitgevoerd als vereist is op basis van de Alcoholwet en het Alcoholbesluit.
De Alcoholwet stelt eisen aan de inrichting van het horecabedrijf. Het college heeft in het Uitvoeringsbeleid kwaliteit vergunningen, toezicht en handhaving Omgevingsrecht een beoordelingsrichtlijn opgesteld voor de beoordeling van deze eisen. Op de aspecten die in deze beoordelingsrichtlijn als ‘Laag’ zijn geprioriteerd vindt geen toetsing en geen handhaving plaats bij (verenigings-) gebouwen met een beperkte omvang. In beginsel zal bij strijd met deze aspecten een vergunning worden verleend en hierop geen handhaving plaatsvinden. Op de aspecten die als ‘Regulier’ worden geprioriteerd vindt normale toetsing plaats. Deze aspecten worden ook gecontroleerd. Bij strijd met deze aspecten wordt een vergunning geweigerd en kan handhaving plaatsvinden.
5.4 Openbare orde en veiligheid
De horecaondernemer is verantwoordelijk voor de veiligheid van het personeel en van de bezoekers en voor het behoud van de goede orde in het horecabedrijf en daarbuiten. Dit houdt in dat maatregelen getroffen moeten worden die de veiligheid zoveel als mogelijk waarborgen.
Gebruiksvergunning of -melding
Voor het gebruiken van panden waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn of waarin aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van de verzorging nachtverblijf wordt verschaft of waarin aan meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar of aan meer dan 10 lichamelijk/verstandelijk gehandicapten dagverblijf wordt verschaft is op basis van het Gebruiksbesluit een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik of een gebruiksmelding voor brandveilig gebruik vereist. Of er sprake is van een vergunningplicht of meldingsplicht is afhankelijk van de activiteiten die plaatsvinden in het pand, het aantal personen wat in het horecabedrijf kan verblijven en van het soort personen (hulpbehoevend) wat er verblijft.
Een gebruiksmelding wordt op ontvankelijkheid gecontroleerd. Een ontvankelijke melding wordt voor kennisgeving aangenomen. Hierbij vindt er geen inhoudelijke toets plaats of aan het Gebruiksbesluit wordt voldaan. Een horecabedrijf moet wel ten alle tijden voldoen aan de voorschriften uit het Gebruiksbesluit.
Bij periodieke toezicht controles wordt door een toezichthouder van de gemeente of van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost gecontroleerd of het horecabedrijf in werking is conform de eisen van de omgevingsvergunning of van het Gebruiksbesluit.
Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen
Wanneer bij een horecabedrijf tenten, overkappingen, parasols e.d. worden geplaatst moeten die voldoen aan het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen. Deze eisen zijn altijd van toepassing, ongeacht of een melding brandveilig gebruik gedaan moet worden.
Het is verboden om zonder een melding brandveilig gebruik op basis van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen een plaats of een gedeelte daarvan in gebruik te nemen of te gebruiken als:
Aan de melding kunnen maatwerkvoorschriften worden verbonden. Het doen van een melding is niet nodig als het een evenement in de zin van de APV betreft. Het maakt dan onderdeel uit van de evenementenvergunning of -melding.
Feestversiering zoals slingers, vlaggen, papieren vlaggetjes in een pand moeten vanwege de brandveiligheid voldoen aan de normen die gelden voor het pand. Het is belangrijk dat versieringen niet gemakkelijk ontvlambaar zijn en dat bij het ophangen van de versieringen de brandveiligheidsvoorschriften nageleefd worden.
5.4.3 Constructieve veiligheid
Bij podia, stellages, lichtinstallaties, inpandige tribunes e.d. moet aandacht besteed worden aan constructieve veiligheid. Voor de constructie is het Bouwbesluit van toepassing. Hiervoor geldt de vastgestelde NEN-norm 60702.
De horecaondernemer is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en de constructies van welk te plaatsen onderdeel dan ook. De constructieve veiligheid van podia, stellages, lichtinstallaties, inpandige tribunes e.d. wordt niet van gemeentewege getoetst.
Vanwege de risico’s op aantasting van de openbare orde en veiligheid wordt het hanteren van huisregels, of een huisreglement, verplicht gesteld wanneer het horecabedrijf als hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel gecombineerd met levende muziek en dat in de avond en het begin van de nacht (bijvoorbeeld (eet)café en feestzaal) of in de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn. Wanneer er voor een specifiek horecabedrijf aanleiding is om het hanteren van huisregels ook verplicht te stellen wordt die voorwaarde opgenomen in de exploitatievergunning.
Wanneer huisregels worden gehanteerd worden deze op voor alle bezoekers zichtbare locaties opgehangen. Huisregels worden dan in ieder geval bij of nabij elke toegang van het horecabedrijf kenbaar gemaakt. De huisregels worden ook vooraf kenbaar gemaakt aan potentiële bezoekers, bijvoorbeeld op de website van het horecabedrijf of via sociale media. Ook het personeel moet op de hoogte zijn van de huisregels en worden geïnstrueerd hoe ze moeten handelen bij overtreding van de huisregels.
Huisregels moeten in ieder geval informatie bevatten over hoe de horecaondernemer omgaat met de toegangsleeftijd en de controle daarop, het schenken van alcoholhoudende drank, het gebruik van drugs, roken en de aanwezigheid van wapens.
Ook voor andere soorten horecabedrijven wordt geadviseerd huisregels te hanteren. Welke huisregels dan relevant zijn en dus gehanteerd kunnen worden is afhankelijk van het soort horecabedrijf.
Bij het horecaconvenant aangesloten horecabedrijven hanteren een uniform toelatingsbeleid, opgenomen als huisregels in het horecaconvenant. Bij het niet naleven van die huisregels kan aan personen de toegang worden ontzegd. Bij het opleggen van een ontzegging aan een minderjarige, dan worden ook de ouders/verzorgers in kennis gesteld van de ontzegging.
De burgemeester kan een persoon die een strafbaar feit op basis van het Wetboek van Strafrecht of de APV begaat een bevel geven zich gedurende ten hoogste 7 of 14 dagen niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden. Bij lichte strafbare feiten kan het bevel (maximaal 7 dagen) pas worden gegeven als de betreffende persoon minimaal 1 keer is gewaarschuwd door de politie. Bij zwaardere strafbare feiten kan direct een bevel (maximaal 14 dagen) worden gegeven. Wanneer de strafbare feiten worden gepleegd op vrijdag tussen 22.00 uur en zaterdag 04.00 uur en zaterdag 22.00 uur en zondag 04.00 uur kan het bevel worden verlengd naar maximaal 6 maanden.
De horecaondernemer is primair verantwoordelijk voor de orde en de veiligheid in zijn bedrijf en in de directe omgeving daarvan. De horecaondernemer moet daarom zorgen voor voldoende toezicht vanaf de opening tot sluitingstijd. Met toezicht wordt bedoeld: het in de gaten houden van de aanwezigen en de activiteiten. Afhankelijk van de aard van het horecabedrijf kan het normale personeel dit toezicht uitoefenen, kan zelf een horecaportier in dienst worden genomen of moet een (door de Minister van Veiligheid en Justitie erkend) professioneel beveiligingsbedrijf in worden gehuurd. Professionele beveiliging moet voldoen aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Dit geldt dus zowel voor een horecaportier in eigen dienst als een ingehuurd beveiligingsbedrijf. Bij het in dienst nemen van een horecaportier moet daarnaast ook voldaan worden aan de Wet op de weerkorpsen. Het inzetten van een portier (eigen of ingehuurd) kan worden verlangd als de omstandigheden daar aanleiding toe geven en er feitelijk beveiligingswerkzaamheden worden verricht. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij verlengde openingstijden en bijzondere gelegenheden, zoals de kermis, carnaval of andere evenementen. De ingehuurde professionele beveiligers binnen een uitgaansgebied ten tijde van het plaatsvinden van de kermis in het betreffende kern moeten allemaal afkomstig zijn van 1 beveiligingsbedrijf en met elkaar in verbinding staan. Bij de inzet van een horecaportier of professioneel beveiligingsbedrijf moeten met de politie afspraken worden gemaakt over de inzet en de wijze van handelen.
Horecaportiers of medewerkers van een professioneel beveiligingsbedrijf moeten duidelijk als beveiliger herkenbaar zijn.
Wanneer binnen het horecabedrijf gebruik wordt gemaakt van cameratoezicht zorgt de horecaondernemer ervoor de tekst “Cameratoezicht” leesbaar en duidelijk in het zicht wordt opgehangen. Het registeren van opnamen en persoonsgegevens is een verantwoordelijkheid van de horecaondernemer. Dit moet gebeuren conform de Algemene verordening gegevensbescherming.
Het bij zich dragen van wapens en het gebruik van wapens is een absoluut taboe in het uitgaansleven. Er wordt daarom gestreefd naar een wapenvrij uitgaansleven. Bij het hanteren van huisregels wordt daarin opgenomen dat het bij zich dragen of gebruiken van een wapen verboden is. De horecaondernemer moet hierop toezien. Mocht een horecaondernemer een persoon aantreffen die een wapen bij zich draagt of deze gebruikt dan informeert de horecaondernemer de politie daarover. De horecaondernemer verleent medewerking aan voorlichtingscampagnes waarin gewaarschuwd wordt voor wapenbezit.
5.5 Drank- en voedselverstrekking en genotsmiddelen
Overmatig alcoholgebruik vormt niet alleen een gevaar voor de gezondheid, maar ook voor de veiligheid. Om overlast van personen die teveel alcohol hebben gedronken zo veel als mogelijk te beperken worden aanvullende voorwaarden gesteld aan alcoholverstrekking.
Alcoholvrije dranken, sappen en fris mogen overal geschonken worden. Zowel voor consumptie ter plaatse als voor consumptie elders dan ter plaatse. Daarvoor is geen toestemming vereist. Wel moet gezorgd worden dat het zichtbaar is dat een alcoholvrije drank wordt gedronken, door bijvoorbeeld andere glazen te gebruiken voor alcoholvrije dranken dan die gebruikt worden voor alcoholhoudende dranken.
Onder alcoholvrije dranken vallen ook dranken tot 0,5 vol%. Personen jonger dan 18 jaar mogen helemaal geen alcohol nuttigen, dus ook geen dranken tot 0,5 vol%.
In zowel een commercieel als in een paracommercieel horecabedrijf mag naast zwak alcoholhoudende drank ook sterke drank worden verkocht.
Bij zowel een reguliere als een speciale bar (bijvoorbeeld speciale bierenbar) moet altijd een alcoholvrij alternatief aanwezig zijn.
Aan personen jonger dan 18 jaar mag geen alcohol worden verstrekt. Op basis van een identiteitsbewijs moet vastgesteld worden dat een persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. De horecaondernemer checkt hier actief op. Er mag ook geen alcohol worden versterkt aan personen ouder dan 18 jaar als de alcohol kennelijk bedoeld is om door te geven aan een persoon die nog geen 18 jaar is (wederverstrekking). Ook mag aan een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert geen alcohol meer worden verstrekt. Als een persoon die al in kennelijke staat verkeert als hij wil toetreden tot het horecabedrijf dan mag die persoon niet toe worden gelaten.
Personeel moet goed geïnstrueerd zijn over en gewezen zijn op dat er geen alcohol geschonken mag worden aan 18-, bij kennelijke staat van dronkenschap en in het kader van wederverstrekking. Ook moet het personeel over voldoende kennis beschikken om risico’s rond alcoholgebruik goed in te schatten. Dit kan door middel van diverse cursussen en trainingen waarin horecapersoneel of beveiliging geschoold kunnen worden rondom het thema alcohol en jongeren. Om alcohol te mogen schenken moet het personeel minimaal 16 jaar oud zijn (uitgezonderd stagiaires).
Als in het horecabedrijf alleen publiek ouder dan 18 jaar wordt toegelaten, moet de horecaondernemer ervoor zorgen dat ook alleen die doelgroep in het horecabedrijf kan komen. Het is aan de horecaondernemer om te zorgen dat die maatregelen worden genomen die nodig zijn om te zorgen dat er ook daadwerkelijk alleen personen ouder dan 18 jaar worden toegelaten. Maatregelen tegen alcoholgebruik onder de 18 jaar zijn dan niet meer nodig.
In artikel 2:34f van de APV is een verbod op happy hours opgenomen. Het verbod betekent dat het verboden is bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Het plaatsen van buitenbars/tapeilanden op terrassen bij horecabedrijven, zoals opgenomen in de alcoholvergunning en/of exploitatievergunning, is toegestaan wanneer het terras op eigen grond is gelegen. Wanneer sprake is van gemeentegrond is een buitenbar/tapeiland uitsluitend toegestaan op het terras welke tegen de gevel(s) van het eigen horecabedrijf is of zijn gelegen en binnen de periode dat het terras geplaatst mag worden op basis van een exploitatievergunning of een terrasvergunning. Aan een buitenbar/tapterras bij op afstand gelegen terrassen op gemeentegrond wordt geen medewerking verleend. Tijdens evenementen of gemelde incidentele festiviteiten en tijdens de collectieve festiviteiten carnaval (zaterdag tot en met dinsdag), de kermis in het betreffende kerkdorp (dagen waarop de kermis plaatsvindt), de jaarwisseling en Koningsdag is het plaatsen van een buitenbar/tapeiland op alle terrassen toegestaan, dus ook op de op afstand gelegen terrassen.
Extra eisen paracommerciële rechtspersonen
Om een alcoholvergunning te kunnen krijgen moet het bestuur van een paracommercieel rechtspersoon een reglement vaststellen. Het reglement moet waarborgen dat de verstrekking van alcohol in de het bedrijf vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op een verantwoorde wijze plaatsvindt. Het reglement moet in ieder geval de volgende verplichte zaken bevatten:
Het reglement of een afschrift daarvan moet in het horecabedrijf aanwezig zijn.
Een paracommerciële rechtspersoon mag werken met barvrijwilligers. Een barvrijwilliger is een persoon die niet in dienst is en die alcohol versterkt in het horecabedrijf van een paracommerciële rechtspersoon. Elke barvrijwilliger moet een voorlichtingsinstructie op het gebied van sociale hygiëne hebben gevolgd, anders mag niet worden opgetreden als barvrijwilliger. Welke voorlichtingsinstructie gevolgd moet worden moet opgenomen zijn in het door het bestuur vast te stellen reglement. In het horecabedrijf moet een registratie van barvrijwilligers die de voorlichtingsinstructie hebben gekregen worden bijgehouden.
Voor de bezoekers van het horecabedrijf is het van belang om op de hoogte te zijn van de maatregelen die worden genomen om schenken aan personen jonger dan 18 jaar en aan personen in kennelijke staat van dronkenschap tegen te gaan en om wederverstrekking te voorkomen. Hiervoor kunnen verschillende communicatiemiddelen gebruikt worden, zoals social media, een website, communicatie in het horecabedrijf (bijvoorbeeld posters, schermen en signs bij de toegang en de bar) en de regels in de huisregels. De horecaondernemer werkt ook actief mee aan alcoholcampagnes rondom het tegengaan van alcoholgebruik onder de 18 jaar en alcoholmisbruik.
In elke gelegenheid waar alcohol wordt geschonken moet de leeftijdsgrens van 18 jaar voor het nuttigen van alcohol duidelijk en goed zichtbaar worden aangegeven.
5.5.2 Glazen, bekers en flessen
Glas en glasscherven kunnen op straat zorgen voor overlast en vervuiling. Glas(scherven) op straat brengen ook een reëel veiligheidsrisico met zich mee. Horecaondernemers moeten er daarom op toezien dat bezoekers geen glas mee naar buiten nemen of van het terras af meenemen.
In het belang van de openbare orde en openbare veiligheid wordt het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen en servies in principe verplicht gesteld bij evenementen in de zin van artikel 2:25 van de APV in de buitenlucht of in tenten/overkappingen. Dit geldt dus ook bij evenementen op terrassen van horecabedrijven. Kunststof mag worden vervangen door papieren drinkgerei en -flessen en servies. Het gebruik van glazen en flessen van glas wordt alleen toegestaan bij evenementen die uitsluitend in gebouwen plaatsvinden of bij festivals in de buitenlucht waar hoofdzakelijk speciale alcoholhoudend dranken worden verkocht en waarbij voor het glaswerk een borg of aankoopbedrag betaald moet worden (zoals speciaal bierenfestivals). Ook achter de bar mogen glazen flessen en grootverpakkingen worden gebruikt.
Als een evenement in de (directe) nabijheid van een horecabedrijf (natte en droge horeca) plaatsvindt, ook zonder directe relatie tussen het evenement en het horecabedrijf, kan aan het horecabedrijf de verplichting tot het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen en servies opgelegd worden. Dit geldt voor het terras. Voor het binnen gedeelte van de inrichting geldt dit niet, mits de horecaondernemer er op toeziet of laat zien dat er geen glaswerk of servies mee naar buiten en/of het terras gaat. Als de verplichting wordt opgelegd moet het betreffende horecabedrijf ook gebruik maken van kunststof drinkgerei en -flessen en servies. Voordat de gemeente overgaat tot het stellen van deze verplichting bij een horecabedrijf wat geen relatie heeft met het evenement overlegt de gemeente met betreffend horecabedrijf over het voornemen tot het stellen van de verplichting. Als de verplichting wordt opgelegd communiceert de gemeente dit richting het horecabedrijf.
Het begrip “(directe) nabijheid” wordt als volgt gedefinieerd: het horecabedrijf (al dan niet met terras) grenst direct aan de locatie waar het evenement plaatsvindt en/of is zichtbaar vanaf de locatie en heeft daardoor een uitstraling richting het evenemententerrein. Kunststof mag worden vervangen door papieren drinkgerei en -flessen en servies.
Voor restaurants of andere horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op eten (ook tijdens het betreffende evenement) wordt de verplichting tot het gebruiken van kunststof drinkgerei en -flessen niet opgelegd, mits het gebruik van het servies en glaswerk uitsluitend inpandig en/of op het bij de inrichting horende terras plaatsvindt.
De horecabedrijven in het centrumgebied van Oirschot (rondom de Markt) en Middelbeers (rondom Doornboomplein die hoofzakelijk zijn gericht op de vertrekking van alcohol en het ten gehore brengen van muziek, al dan niet uitsluitend tijdens de collectieve festiviteiten, mogen tijdens de collectieve festiviteiten carnaval en kermis, zowel binnen als buiten op de terrassen de gasten uitsluitend kunststof bekers en flessen laten gebruiken. Glaswerk voor gebruik door gasten is niet toegestaan. Het gebruik van serviesgoed wel.
De Warenwet verplicht de horecaondernemer tot het naleven van de regels omtrent voedselveiligheid. Als eet- en drinkwaren in het horecabedrijf worden bereidt moet het bedrijf beschikken over een HACCP-plan. Er moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde hygiënecode om te voldoen aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid. Er zijn diverse op de verschillende branches afgestemde hygiënecodes. In de hygiënecode staan eisen die worden gesteld aan de temperatuur van het voedsel, de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voeding en regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimten.
De NVWA kan ook adviseren over het verstrekken van eet- en drinkwaren.
Voor sommige eisen met betrekking tot hygiëne en inrichting wordt onderscheid gemaakt tussenmobiele en/of tijdelijke bedrijfsruimten (marktkramen, feesttenten etc.) en “vaste” bedrijfsruimten (er is sprake van een “vast” gebouw). Dit in tegenstelling tot de eisen met betrekking tot voedselveiligheid en eisen voor de temperatuur van levensmiddelen. Deze zijn voor de verschillende soorten bedrijfsruimten identiek.
Drugs vormen niet alleen een gevaar voor de gezondheid, maar ook voor de veiligheid. Zowel het handelen in als het gebruik van drugs in horecabedrijven brengen onaanvaardbare risico’s met zich mee. Een horecaondernemer spreekt zich daarom uit tegen elke vorm van het gebruik van drugs (opnemen in eventuele huisregels) en stemt de handelswijze daar ook op af. Samen met de gemeente en de politie spant een horecaondernemer zich dan ook in voor een drugsvrije horeca. Zowel de horecaondernemer als eventueel personeel moet in staat zijn om gedragspatronen te herkennen die horen bij het dealen van drugs. Ook fysieke gedragskenmerken van het gebruik van drugs moeten herkend kunnen worden. De horecaondernemer verleent medewerking aan voorlichtingscampagnes waarin gewaarschuwd wordt tegen drugs.
Mocht een horecaondernemer toch een persoon aantreffen die drugs aan het dealen of gebruiken is in het horecabedrijf dan seint de horecaondernemer de politie daarover in.
Novadic-Kentron is het expertisecentrum op het gebied van gebruik van middelen, verslaving en verslavingszorg. Zij dragen bij aan een gezonde en reële kijk op het gebruik van genotmiddelen. Ter preventie van mogelijke incidenten met drugs kunnen horecabedrijven maatregelen treffen. Maatregelen moeten worden afgestemd op de risico’s die samenhangen met het te verwachten publiek en het soort horecabedrijf. In eventuele huisregels kunnen striktere regels dan de wettelijke regels omtrent druggebruik in het horecabedrijf worden opgenomen. In horecabedrijven waar drugsgebruik te verwachten is kan de horecaondernemer publieksvoorlichting inzetten om bezoekers te informeren over de (gezondheids)risico’s van drugsgebruik. De insteek hierbij is niet het juridisch kader (zoals bij communicatie over wetten en huisregels), maar het gezondheidskader. Het doel van deze vorm van communicatie is om gezondheidsrisico’s terug te dringen bij het gebruik van drugs. Dat kan door bezoekers te ontmoedigen om (overmatig) drugs te gebruiken, maar ook om hen handvatten mee te geven die de kans op gezondheidsincidenten verkleint op het moment dat ze, ondanks wetten en ontmoediging, toch (overmatig) drugs gebruiken.
Het inademen van lachgas zorgt voor een korte sterke roes. Het effect treedt al snel op na inademing en houdt een aantal minuten aan. Inademen kan vanuit een ballon of rechtstreeks vanuit een patroon of cilinder. Lachgas als verdovend middel staat op de lijst met verboden middelen van de Opiumwet. Hierdoor is het verboden lachgas in te nemen, maar ook om het te (ver)kopen met het doel het als verdovend middel te gebruiken.
Patronen of cilinders mogen door het horecabedrijf nog wel gekocht en gebruikt worden voor toepassingen in de keuken.
In openbare gelegenheden mag binnen niet gerookt worden. Dit geldt ook voor e-sigaretten, met en zonder nicotine. Er mag niet worden voorzien in een inpandige afgesloten rookruimte, rokers moeten buiten staan. Ook in een shishalounge mogen binnen geen tabakswaren worden gerookt. Hierdoor mag er in een shishalounge binnen dan ook geen waterpijp worden gerookt. In een shishalounge kan wel gebruik wordt gemaakt van tabaksalternatieven, zoals smaakstenen en -pasta’s. De horecaondernemer moet actief beleid voeren om te voorkomen dat het rookverbod geschonden wordt.
Aan jongeren onder de 18 jaar mogen geen tabaksproducten of aanverwante artikelen worden verstrekt.
Voor specifieke activiteiten in een horecabedrijf, zoals een schuimparty, het verrichten van seksuele of erotische handelingen en tatoeëren en piercen, kunnen aanvullende hygiënecodes van toepassing zijn. Die hygiënecodes moeten gevolgd worden. Ook voor horeca-activiteiten in een wellnessbedrijf gelden hygiënecodes die gevolgd moeten worden.
5.7 Openings- en sluitingstijden
In artikel 2:29 van de APV zijn de sluitingstijden van diverse soorten openbare inrichtingen, wat horecabedrijven zijn, opgenomen. Vanaf sluitingstijd mogen geen bezoekers meer aanwezig zijn in het horecabedrijf. Voor horecabedrijven met nachtverblijf zijn de sluitingstijden alleen van toepassing op een kantinegedeelte, restaurant, bar of andere algemene verblijfsruimten waar dranken en etenswaren worden verstrekt.
In de zaterdagnachten in het voor- en najaar dat de klok wordt verzet wordt voor wat betreft de sluitingstijd gedaan alsof de klok in de betreffende nacht niet wordt verzet.
5.7.2 Ontheffing sluitingstijd
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijden uit artikel 2:29 van de APV. Een aanvraag ontheffing wordt getoetst aan de volgende voorwaarden:
Een ontheffing is mogelijk voor alle dagen van de week. Er wordt geen (individuele)(extra) ontheffing verleend voor verruiming van de sluitingstijd:
In afwijking van het hierboven genoemde aantal van 6 keer per jaar kan voor een toeristenpoort of een cultuurboerderij maximaal 1 keer per maand een verruiming van de sluitingstijd worden verkregen tot maximaal 01.00 uur. Maximaal 2 keer per jaar is verruiming mogelijk op maximaal 3 aaneengesloten dagen tot maximaal 01.00 uur, mits de activiteit een lokaal karakter heeft. Een activiteit heeft een lokaal karakter als de gast(en) of artiest(en) en/of het merendeel van de bezoekers uit de Brabantse Kempen, het Groenewoud of de Meierij komen.
Wanneer op en rondom de Markt van de kern Oirschot evenementen worden georganiseerd, waarbij ook binnen de horeca-inrichtingen activiteiten plaatsvinden ten behoeve van die evenementen, kan boven op de 6 keer individuele verruiming 2 keer extra ontheffing worden verleend voor verruiming van de sluitingstijd met maximaal 1 uur voor de nachten van zaterdag op zondag en zondag op maandag voor de deelnemende horeca-inrichtingen. Van deze mogelijkheid zijn carnaval, kermis, 2e Paasdag, Koningsdag, de vrijdag na Hemelvaart, 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag uitgesloten, omdat er op basis van de APV dan al een verlate sluitingstijd geldt.
Vanwege mogelijke (geluids)overlast voor de omgeving mag een terras, in de gehele gemeente, vanaf de openingstijd van het horecabedrijf op zondag (zondag op maandag) tot en met donderdag (donderdag op vrijdag) tot uiterlijk 0.00 uur geopend zijn voor bezoekers. Op vrijdag (vrijdag op zaterdag) en zaterdag (zaterdag op zondag) mag een terras tot 01.00 uur geopend zijn. Na respectievelijk 0.00 uur en 01.00 uur moeten bezoekers het terras verlaten. Uitsluitend personeel wat aan het opruimen is mag na respectievelijk 0.00 uur en 01.00 uur nog op het terras aanwezig zijn.
Een terras mag nooit langer geopend zijn dan de binnenruimte van het horecabedrijf.
Wanneer op het terras sprake is van een collectieve of een gemelde incidentele festiviteit op basis van de artikelen 4:2 of 4:3 van de APV mag er versterkte muziek ten gehore worden gebracht op het terras. Het ten gehore brengen van die versterkte muziek moet op basis van de APV stoppen om 01.00 uur. Als deze eindtijd later is dan de toegestane eindtijd van het terras dan mag het terras tijdens die festiviteiten open blijven tot 01.00 uur, dus met versterkte muziek.
Bij een evenement op het terras waarvoor toestemming is verleend geldt, als de eindtijd van het evenement later is dan dat het terras open mag zijn, de eindtijd van het evenement ook voor het gebruik van het terras.
In een reguliere openbare inrichting mag alcohol worden geschonken van openings- tot sluitingstijd. Voor paracommerciële inrichtingen gelden op basis van artikel 2:34b van de APV afwijkende tijden waarop gestart mag worden met het schenken van alcoholhoudende drank. Hierbij wordt een verschil gemaakt tussen sportkantines, gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties en andere paracommerciële inrichtingen.
In alle horecabedrijven is sprake van geluidproductie. Hierdoor kan in meer of mindere mate geluidshinder voor de omgeving ontstaan. Dit is onvermijdelijk en tot op een zekere hoogte aanvaardbaar, maar het moet wel gereguleerd worden. Om een toelaatbaar geluidsniveau te waarborgen en daardoor overlast tot een minimum te kunnen beperken worden geluidsnormen opgelegd, zowel via landelijke regelgeving als via gemeentelijke regelgeving.
Metingen worden uitgevoerd conform de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai”, maar zonder strafcorrectie voor muziekgeluid en exclusief meetcorrectie.
De geluidproductie heeft niet alleen gevolgen voor de omgeving, maar ook voor de bezoekers. Een te hoge geluidproductie of te lange blootstelling daaraan kan gehoorschade veroorzaken. Om gehoorschade te voorkomen kunnen maatregelen worden genomen.
5.8.1 Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit
Voor inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit gelden de daarin opgenomen geluidsnormen voor het ten gehore brengen van versterkte muziek. Wanneer een overkapping met warmtelampen aanwezig is bij een inrichting wordt het stemgeluid van bezoekers meegeteld bij het geproduceerde geluidsniveau.
Als bij een inrichting het organiseren van speciale geluidproducerende activiteiten tot de normale bedrijfsvoering hoort kan het zijn dat met de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit te laag zijn. In dat geval kunnen maatwerkvoorschriften voor die inrichting worden vastgesteld. Er kunnen maatwerkvoorschriften worden opgenomen voor de bedrijfsduurcorrectie, een ander langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximaal geluidsniveau LAmax (eventueel voor een bepaalde activiteit), plaats waar de geluidsnormen gelden en technische voorzieningen en gedragsregels om aan de geluidsnormen te voldoen.
5.8.3 Horecaconcentratiegebied
De gemeente kan voor horecaconcentratiegebieden, binnen wettelijke grenzen, geluidsniveaus nader bepalen (artikel 2:19a Activiteitenbesluit). Bij de aanwijzing van een gebied moet rekening worden gehouden met de consequenties van een dergelijke aanwijzing voor de bewoners van het gebied en de overige belanghebbenden. Ook binnen een horecaconcentratiegebied is het mogelijk maatwerkvoorschriften te stellen. In de gemeente is geen horecaconcentratiegebied aangewezen. Er is ook geen aanleiding om een horecaconcentratiegebied aan te wijzen.
Bij de aangewezen collectieve festiviteiten op basis van artikel 4:2 van de APV gelden andere geluidsnormen voor het ten gehore brengen van versterkte muziek dan opgenomen in de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit. In de APV zijn hiervoor de afwijkende geluidsnormen opgenomen, die zowel voor inpandig als het buitenterrein (bij de inrichting horend terras) gelden. Tijdens collectieve festiviteiten moet het produceren van extra geluid om 01.00 uur worden beëindigd. Dat geldt zowel inpandig als op het buitenterrein. Daarna gelden de normen uit het Activiteitenbesluit weer.
Op basis van artikel 4:2 van de APV kan het college nadere regels vaststellen met een andere maximale geluidsnorm. Vooralsnog wordt geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Op basis van artikel 4:3 van de APV kan elk horecabedrijf 4 keer per jaar een incidentele festiviteit organiseren, waarbij andere geluidsnormen dan opgenomen in het Activiteitbesluit gelden voor het ten gehore brengen van versterkte muziek. Een festiviteit kan op basis van het Activiteitenbesluit niet uit meerdere dagen bestaan. Een festiviteit die zowel voor als na 0.00 uur plaatsvindt wordt wel beschouwd als 1 festiviteit. Voor een incidentele festiviteit moet minimaal 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit een melding van de incidentele festiviteit worden gedaan. In de APV zijn de afwijkende geluidsnormen opgenomen. Hierbij mag zowel inpandig als op het buitenterrein van de inrichting (bij de inrichting horend terras) versterkte muziek ten gehore worden gebracht. Tijdens incidentele festiviteiten moet het produceren van extra geluid om 01.00 uur worden beëindigd. Daarna gelden de normen uit het Activiteitenbesluit weer.
Op basis van artikel 4:3 van de APV kan het college nadere regels vaststellen met een andere maximale geluidsnorm. Vooralsnog wordt geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Op basis van artikel 2:28, eerste lid, onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit moet de gemeente normen bepalen voor het ten gehore brengen van onversterkte muziek. Deze normen zijn bepaald in artikel 4:5 van de APV.
Op de bij de inrichting horende terrassen mag geen versterkte muziek ten gehore worden gebracht. Uitzondering hierop is tijdens de in artikel 4:2 van de APV aangewezen collectieve festiviteiten of tijdens een op basis van artikel 4:3 van de APV gemelde incidentele festiviteit. De geluidsnormen uit deze artikelen zijn dan van toepassing. Ook ten behoeve van gemelde of vergunde evenementen kan van dit verbod worden afgeweken. Op een terras mag uitsluitend onversterkte muziek ten gehore worden gebracht als voldaan wordt aan de normen zoals die zijn opgenomen in artikel 4:5 van de APV.
Voor evenementen op het buitenterrein van inrichtingen, afgezien van incidentele of collectieve festiviteiten en welke niet tot de normale bedrijfsvoering behoren, gelden dezelfde geluidsnormen uit het Uitvoeringsbeleid evenementen als die daarin gehanteerd worden bij buitenevenementen bij niet-inrichtingen.
Om gehoorschade bij kinderen/jongeren te voorkomen zorgt de horecaondernemer ervoor dat bij horeca-activiteiten die voornamelijk gericht zijn op personen jonger dan 18 jaar of bij activiteiten waar personen van alle leeftijden aanwezig zijn het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte maximaal 88 dB(A) bedraagt. Dit is inclusief stem- en omgevingsgeluid. Van kinderen kan namelijk niet verwacht worden dat zij hun eigen gehoor beschermen. Waarschuwingen en gehoorbescherming zijn dan niet nodig.
Bij alle overige horeca-activiteiten spant de horecaondernemer zich in om het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte maximaal 92 dB(A) te laten bedragen. Dit is de gezondheidskundige streefwaarde en is inclusief stem- en omgevingsgeluid. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor de horecabedrijven waarvan de hoofdactiviteit het produceren van geluid betreft, zoals cafés, discotheken, clubs, feestzalen en theaters/culturele centrums. Bij deze horecabedrijven mag het gemiddelde geluidsniveau op de dansvloer op 1,5 meter meethoogte wel meer dan 92 dB(A) bedragen, inclusief stem- en omgevingsgeluid. De horecaondernemer zorgt er in dat geval voor dat het geluidsniveau maximaal 103 dB(A) bedraagt, inclusief stem- en omgevingsgeluid, mits onderstaande aanvullende maatregelen worden getroffen. Wel moet zoveel als mogelijk gestreefd worden naar een geluidsniveau rond de 92 dB(A).
Bij een geluidsniveau hoger dan gemiddeld 92 dB(A) is gehoorbescherming erg belangrijk. Bij productie van een dergelijke geluidsniveau moet daarom door horecaondernemer informatie worden verschaft over gehoorschade, gehoorbescherming met een muziekfilter beschikbaar worden gesteld en moeten de geluidsboxen tot een afstand van 2 meter zoveel als mogelijk van het publiek worden afgeschermd.
Bezoekers moeten worden voorgelicht over:
Informatieverstrekking kan bijvoorbeeld via de website van het horecabedrijf, bij de toegang of op posters of digitale schermen.
In het horecabedrijf moet op een laagdrempelige manier gehoorbescherming verkrijgbaar zijn. Dit kan door bijvoorbeeld verkoop van gehoorbescherming bij de ingang, de bar of bonnenverkoop of door het plaatsen van oordopautomaten.
Gehoorbescherming die wordt aangeboden moet het geluid aanzienlijk reduceren, zonder dat dat ten koste gaat van de geluidbeleving. Gehoorbescherming moet een minimale beschermingsfactor van SNR15 hebben. Schuimoordoppen als gehoorbescherming worden afgeraden, omdat deze vaak niet goed afsluiten, deze doppen de muziek vervormen en er lastig een gesprek mee gevoerd kan worden. Ook worden schuimoordoppen vaak niet goed ingedaan, waardoor een vals gevoel van veiligheid ontstaat.
Onderstaande maatregelen zijn niet verplicht, maar helpen de gehoorschaderisico’s verder te beperken, meestal zonder aantasting van de geluidbeleving:
Creëer geluidsluwe zones en las stilte pauzes. Zorg ook voor dynamiek in de muziek door een bewuste afwisseling van geluidsvolume tussen en binnen nummers. Daardoor blijft de beleving goed gedurende het luisteren naar de muziek (of neemt deze zelfs toe), zonder dat het nodig is om de volumeknop in de loop van de tijd steeds verder open te draaien. Het maakt bezoekers eerder bewust van bijvoorbeeld oorsuizingen als eerste signaal dat het geluid te hard is.
Een terras behoort tot de inrichting van het horecabedrijf. Het maakt daarbij niet uit of het terras op eigen terrein of op gemeentegrond is gelegen. Als op het terras alcoholhoudende drank wordt geschonken moet het terras als lokaliteit worden opgenomen in de alcoholvergunning. In alle gevallen, dus ook als er geen alcoholhoudende drank wordt geschonken op het terras, moet een terras worden aangegeven in de exploitatievergunning. Een op te stellen terras moet in ieder geval voldoen aan onderstaande voorschriften, welke als voorschriften worden verbonden aan de exploitatievergunning. De voorschriften zijn deels afhankelijk van de ligging op eigen terrein of op gemeentegrond. De algemene voorschriften zijn altijd van toepassing, de voorschriften voor gemeentegrond alleen als het terras (deels) op gemeentegrond is gelegen. Bij (gedeeltelijke) plaatsing op gemeentegrond is er geen aparte vergunning meer nodig op basis van artikel 2:10 van de APV, zoals voorheen de terrasvergunning. Ondergeschikte wijzigingen in de voorschriften kunnen zonder aanpassing van dit uitvoeringbeleid horeca worden doorgevoerd.
De openingstijden van het terras zijn gelijk aan die van de inrichting, maar het terras mag nooit later geopend zijn voor bezoekers dan tot 0.00 uur. In de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag mag het terras nooit later geopend zijn voor bezoekers dan tot 01.00 uur. Na de eindtijd van het terras moeten bezoekers het terras verlaten. Uitsluitend personeel wat aan het opruimen is mag na de eindtijd nog op het terras aanwezig zijn.
Op het terras mag geen versterkte muziek ten gehore worden gebracht. Uitzondering hierop is tijdens de in artikel 4:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening aangewezen collectieve festiviteiten of tijdens een op basis van artikel 4:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemelde incidentele festiviteit. De geluidsnormen en eindtijden uit deze artikelen zijn dan van toepassing. Ook ten behoeve van gemelde of vergunde evenementen kan van dit verbod worden afgeweken.
Het voetgangersgedeelte van de openbare weg mag gebruikt worden voor het plaatsen van een terras, mits de vrije (doorgang)ruimte minimaal 1,50 meter is en de vrije ruimte boven het terras minimaal 2,20 meter bedraagt; deze maat kan anders zijn voor gebieden waar uit de bestrating van de openbare ruimte duidelijk blijkt welke gronden als terras/uitstalruimte mogen worden gebruikt.
Op een terras, welke is gelegen tegen de gevel(s) van het eigen horecabedrijf, mag een buitenbar of tapeiland worden geplaatst. Op op afstand gelegen terrassen is plaatsing niet toegestaan. Uitzondering hierop is tijdens gemelde of vergunde evenementen en tijdens op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening aangewezen collectieve festiviteiten of gemelde incidentele festiviteiten, dan is het plaatsen van een buitenbar/tapeiland op alle terrassen toegestaan, dus ook op de op afstand gelegen terrassen.
Op het terras mogen geen tijdelijke en/of permanente tenten/overkappingen/serres worden geplaatst. Uitzondering hierop is tijdens gemelde of vergunde evenementen en tijdens op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening aangewezen collectieve festiviteiten of gemelde incidentele festiviteiten, mits voor plaatsing toestemming is verleend, of wanneer daarvoor een omgevingsvergunning is verleend en expliciet toestemming is gegevens voor het gebruik van de gemeentegrond daarvoor.
Het tijdelijk uitbreiden van het terras is uitsluitend toegestaan ten behoeve van evenementen, mits daarvoor toestemming is verleend.
Voor het gebruik van gemeentegrond voor terrassen in het centrum van de kern Oirschot is niet langer een aparte terrasvergunning vereist, maar wordt dat opgenomen in de exploitatievergunning. Ook voor terrassen op gemeentegrond buiten het centrum van de kern Oirschot wordt het terras opgenomen in de exploitatievergunning. In de exploitatievergunning wordt het oppervlakte van het terras wat op gemeentegrond is gelegen aangegeven, evenals de situering. Het oppervlakte in de exploitatievergunning is de basis voor het te betalen bedrag voor het gebruik van de gemeentegrond. Die kosten worden jaarlijks in rekening gebracht.
Vinden er bouwtechnische of uiterlijke wijzigingen plaats aan het pand waarin het horecabedrijf is gevestigd, dan kan het zijn dat een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen aangevraagd moet worden. Als op een terras (semi) permanente bouwwerken worden opgericht kan het zijn dat ook daarvoor een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen nodig is en/of een ontheffing op grond van artikel 2:10 van de APV.
5.11.1 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn regels opgenomen waaraan de verschillende typen bedrijven moeten voldoen. Alle vormen van reguliere horecabedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit en zijn te kenmerken als type B- inrichtingen. Een melding Activiteitenbesluit is vereist bij het starten of wijzigen van de inrichting en moet minimaal 4 weken voor start of wijziging worden ingediend. Een dergelijke melding wordt op ontvankelijkheid gecontroleerd. Een ontvankelijke melding wordt voor kennisgeving aangenomen. Hierbij vindt er geen inhoudelijke toets plaats of aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Bij periodieke milieucontroles (toezicht) wordt gecontroleerd of het horecabedrijf in werking is conform de eisen van het Activiteitenbesluit.
5.12 Toegankelijkheid minder validen
Gelet op het VN-verdrag Handicap moet een horecaondernemer aandacht schenken aan de sociale en fysieke toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Dit natuurlijk binnen de beperkingen van de monumentale of beeldbepalende panden waar horecabedrijven soms in gevestigd zijn.
Als een hulp- en/of blindengeleidehond als zodanig kenbaar is moet deze toegelaten worden in een horecabedrijf. Bij maatregelen die genomen kunnen worden voor mensen met een beperking kan gedacht worden aan:
Toe- en doorgangen die breed genoeg zijn: om voor rolstoelen goed toegankelijk te zijn moet de toegang minimaal 150 centimeter breed zijn. Bij obstakels op doorgangen is een vrije breedte van 90 centimeter noodzakelijk om rolstoelgebruikers en mensen met andere hulpmiddelen (rollator, scootmobiel) er zelfstandig te kunnen laten passeren.
Een goed toegankelijkheid van een horecabedrijf is niet alleen van belang voor mensen met een beperking. Hierbij moet ook gedacht worden aan ouderen met rollators en ouders met kinderwagens.
Goed gestructureerde en duidelijke taal: gebruik voor de te verspreiden informatie, zoals brochures, website (digitoegankelijk.nl of drempelvrij.nl) en informatie in de inrichting, goed gestructureerde en duidelijke taal in een goed leesbaar lettertype. Gebruik in de communicatie bij voorkeur “mensen/personen met een beperking” in plaats van “invaliden”.
Aangepaste informatievoorziening: voor blinde en slechtziende mensen is schriftelijke informatie slecht bruikbaar. Filmpjes of geluidsopnamen op internet bieden voor hen mogelijkheid tot meer informatie. Ook kan overwogen worden de mogelijkheid te bieden informatie op de website door de computer te laten voorlezen. Voor dove of slechthorende mensen is een andere informatievoorziening nodig.
Op grond van de Wet op de kansspelen is een aanwezigheidsvergunning nodig voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten. Voor behendigheidsautomaten is geen aanwezigheidsvergunning nodig. In artikel 2:40 van de APV is opgenomen dat uitsluitend in hoogdrempelige inrichtingen maximaal 2 kansspelautomaten geplaatst mogen worden. In een laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan. Daar mogen alleen behendigheidsautomaten worden geplaatst. Het aantal behendigheidsautomaten in een laagdrempelige inrichting is niet beperkt tot een maximaal aantal, zolang er maar geen sprake is van een speelautomatenhal.
Wat onder een hoogdrempelige inrichting wordt verstaan is uitgewerkt in de “Beleidsregel Speelautomaten Oirschot 2018”. Ook is hierin opgenomen waar kansspelautomaten geplaatst mogen worden in gecombineerde inrichtingen, dus met zowel hoogdrempelige als laagdrempelige lokaliteiten.
Op grond van artikel 30d lid 2 van de Wet op de kansspelen kan een vergunning voor een bepaalde of onbepaalde tijd worden verleend. Een vergunning voor bepaalde tijd is voor een periode van maximaal 4 jaar. Een aanwezigheidsvergunning kan worden ingetrokken (artikel 30f Wet op de kansspelen).
In de Wet op de kansspelen en daarop gebaseerde lagere regelgeving is een zorgplicht opgenomen voor vergunninghouders. Die plicht komt er op neer dat vergunninghouders maatregelen en voorzieningen moeten treffen die nodig zijn om verslaving als gevolg van deelname aan hun kansspelen zoveel als mogelijk te voorkomen. Deze zorgplicht geldt ook voor vergunninghouders die losse kansspelautomaten in horecabedrijven hebben staan. De risico’s van losse kansspelautomaten zijn net als bij speelautomatenhallen als zeer hoog te kwalificeren. De te nemen maatregelen moeten voornamelijk gericht zijn op “voorkomen”, zowel wat betreft verslavingspreventie als wat betreft consumentenbescherming (bijvoorbeeld informatievoorziening, geen reclameactiviteiten, toegangsbeleid, kennis risico’s bij leidinggevende/bestuurders). Ook moet voorkomen worden dat minderjarigen deel kunnen nemen aan kansspelen. De leeftijdsgrens moet ook duidelijk zichtbaar zijn bij de speelautomaten. Welke maatregelen worden getroffen, in welke mate en hoe is aan vergunninghouder, mits aan de wettelijke vereisten wordt voldaan en er geen sprake is van misleiding.
Als de verkoopactiviteiten hoofdzakelijk bestaan uit het verkopen van niet gerede voedingsmiddelen is er sprake van detailhandel (bijvoorbeeld bakker, slager, viswinkel en kaaswinkel). Als de verkoopactiviteiten hoofdzakelijk (meer dan 70% van de verkoopactiviteiten) bestaan uit het verkopen van gerede voedingsmiddelen, al dan niet voor consumptie ter plaatse, is er sprake van een horecabedrijf (bijvoorbeeld shoarmazaak en afhaalpizzeria).
Bij een horecabedrijf mag in een horeca-lokaliteit, de ruimte waar alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse worden geschonken, geen detailhandel plaatsvinden. Hierop geldt een uitzondering voor de verkoop van condooms en damesverband. Aan detailhandel worden in de Alcoholwet een aantal andere activiteiten gelijk gesteld die ook niet zijn toegestaan in een horeca-lokaliteit.
In een ruimte voor detailhandel mag geen alcoholhoudende drank worden verkocht voor gebruik ter plaatse en ook niet voor gebruik elders dan ter plaatse (behoudens verkoop in supermarkt, speciaalzaak e.d). Ook het schenken van alcoholhoudende dranken vanuit andere niet-horeca gelegenheden, zoals kapsalons, nagelstudio’s en schoonheidssalons, is niet toegestaan.
In een slijterij, waar het gaat om detailhandel, mag in het slijtlokaal geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Uitzondering hierop is dat wel (gratis) geproefd mag worden ten behoeve van de aankoopbeslissing. Het initiatief tot het proeven moet van de klant komen. Een slijterij mag niet het initiatief nemen tot het laten proeven van alcoholhoudende drank voor de aankoopbeslissing.
Na sluitingstijd van de slijterij mag het slijterijbedrijf tegen betaling een proeverij organiseren in de slijtlokaliteit. Dit mag als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 6 Bijzondere gelegenheden en specifieke horecavormen
Alleen horecabedrijven met een geldende alcoholvergunning in de kern waar het op dat moment kermis is mogen, tijdens alle dagen van de kermis, de horeca-activiteiten op het bij de inrichting horende terras en daar direct aansluitend aan buiten de inrichting uitbreiden of een evenement organiseren bij hun horecabedrijf die de normale bedrijfsvoering overstijgt. Ook op het kermisterrein, waar de attracties staan, of daar direct aangrenzend aan mogen evenementen worden georganiseerd waarbij horeca-activiteiten worden geëxploiteerd. In alle gevallen onder de voorwaarde dat de openbare veiligheid en de bereikbaarheid te allen tijde gewaarborgd blijft.
Bij dergelijke uitbreidingen van de inrichting of evenementen wordt het gebruik van kunststof drinkgerei en -flessen altijd verplicht gesteld. Dit geldt voor terrassen en direct aansluitend daaraan en zowel voor alcoholhoudende als niet-alcoholhoudende drank. Voor het binnen gedeelte van de inrichting geldt dit niet, mits de horecaondernemer er op toeziet of laat zien dat er geen glaswerk of servies mee naar buiten en/of het terras gaat. Voor restaurants en andere horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op eten wordt de verplichting tot het gebruiken van kunststof drinkgerei en -flessen niet opgelegd, mits het gebruik van het servies en glaswerk uitsluitend inpandig en/of op het bij de inrichting horende terras plaatsvindt.
Een evenement in een horecabedrijf is niet altijd ook een evenement in de zin van artikel 2:25 van de APV. Een evenement in de zin van de APV is elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. De 2 elementen uit de bepalingen worden nader toegelicht:
elke voor publiek toegankelijke: dit wil zeggen dat de activiteit een open karakter moet hebben, dus openbaar toegankelijk (niet besloten). Voorbeeld: Een besloten feest (bijv. bedrijfsfeest met uitnodigingenlijst) is niet voor publiek toegankelijk. Wanneer een feest een "besloten" karakter heeft, maar er publiekelijk kaarten worden verkocht en/of reclame wordt gemaakt, is er wel sprake van een evenement;
De meeste uit te voeren activiteiten van horecabedrijven voldoen aan deze elementen, maar daarmee zijn die activiteiten nog geen evenementen. Bij beide elementen moet de vraag gesteld worden of de te organiseren activiteit tot de normale bedrijfsvoering van het (horeca)bedrijf behoort waar het evenement plaats zal gaan vinden. Activiteiten die niet tot de normale bedrijfsvoering behoren zijn evenementen volgens de APV. Daarop is het Uitvoeringsbeleid evenementen van toepassing en daarvoor moet een evenementenvergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan.
Voor de beoordeling of een activiteit tot de normale bedrijfsvoering behoort, kunnen o.a. de volgende factoren een rol spelen:
Een vechtsportgala behoort nooit tot de normale bedrijfsvoering en is daarom altijd een evenement in de zin van de APV. Evenementen in paracommerciële horecabedrijven die zijn gericht op de doelstelling van de beherende stichting of vereniging zijn geen evenementen in de zin van de APV.
Activiteiten in sporthallen/-complexen waarbij in hoofdzaak sportbeoefening plaatsvindt (o.a. toernooien en jeugdvakantieweken) worden niet beschouwd als evenementen, maar als reguliere bedrijfsvoering van de sporthal/-complex. Een Nederlands, Europees en Wereld Kampioenschap en dergelijke valt echter niet onder de reguliere bedrijfsvoering en wordt dus beschouwd als evenement.
Vechtsportgala’s brengen bijzondere risico’s met zich mee ten aanzien van de openbare orde en veiligheid. Een vechtsportgala wordt daarom aangemerkt als een evenement als het niet wordt georganiseerd in een regulier clubgebouw van een vechtsportvereniging. Onder een regulier clubgebouw wordt verstaan de accommodatie waarin een vechtsportvereniging normaliter traint, wedstrijden houdt en haar “thuis” heeft.
Vechtsportgala’s worden aangemerkt als categorie C-evenement, waarbij altijd advies zal worden ingewonnen bij de regionale politie en/of het Openbaar Ministerie. Als besloten wordt dat een evenementenvergunning kan worden verleend, worden hieraan in elk geval de volgende voorwaarden verbonden:
Vanwege het voorkomen dat de veiligheid, de openbare orde, het woon- en leefklimaat en/of de gezondheid van de (jeugdige) inwoners van de gemeente nadelig wordt beïnvloed als gevolg van de vestiging van een coffeeshop worden coffeeshops in de gemeente Oirschot niet getolereerd. De gemeente Oirschot hanteert hiervoor een nul-beleid. Hierdoor wordt daarom hiervoor geen enkele soort vergunning verleend.
In de gemeente kan op basis hoofdstuk 3 van de APV voor maximaal 1 seksbedrijf een exploitatievergunning worden verleend. Het uit te oefenen seksbedrijf mag in ieder geval geen raamprostitutiebedrijf betreffen.
Wanneer een seksbedrijf gevestigd wordt in de gemeente en daarbij is tevens sprake van horeca-activiteiten dan is ook een exploitatievergunning op basis van artikel 2:28 van de APV vereist. De exploitatievergunning op basis van artikel 2:28 van de APV wordt gecombineerd met de exploitatievergunning op basis van hoofdstuk 3 van de APV.
De gemeente beschikt niet over een verordening waarmee een speelautomatenhal mogelijk wordt gemaakt. In de gemeente is de vestiging van een speelautomatenhal daarom niet toegestaan. Van een speelautomatenhal is sprake als een inrichting bestemd is om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen (hoofdactiviteit).
6.7 Paracommerciële horecabedrijven
In de Alcoholwet is opgenomen wat een paracommerciële rechtspersoon is. Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Het gaat dan bijvoorbeeld om de horecaruimtes van gemeenschapshuizen, sportclubs en ontmoetingscentra die worden geëxploiteerd door de daarin gevestigde verenigingen of stichtingen zelf. Een paracommerciële rechtspersoon heeft diverse (financiële) voordelen ten opzichte van een reguliere horecabedrijf. Zo mag een paracommerciële rechtspersoon bijvoorbeeld met vrijwilligers werken, hoeft een leidinggevende voor het schenken van alcohol niet altijd aanwezig te zijn en is er veelal sprake van de ontvangst van een subsidie. Om oneerlijke concurrentie met reguliere horecabedrijven te voorkomen zijn in de APV bepalingen opgenomen voor paracommerciële rechtspersonen. In artikel 2:34b van de APV is opgenomen dat paracommerciële rechtspersonen tijdens de openingsuren die zijn gekoppeld aan de hoofdbestemming van de inrichting alcoholhoudende drank mogen schenken. Hierop is een uitzondering voor het aanvangstijdstip in sportkantines (maandag tot en met zaterdag vanaf 14.00 uur) en gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties en overige paracommerciële inrichtingen (alle dagen van de week vanaf 10.00 uur).
Een paracommercieel horecabedrijf mag geen gebruiksmogelijkheden aanbieden voor bijeenkomsten van persoonlijke (in privésfeer) of commerciële aard (niet gebonden aan verenigingen of stichtingen) en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken. In de APV wordt hierop een uitzondering gemaakt voor gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, mits het met instemming van de plaatselijke horeca geschiedt en/of als er via de plaatselijke horeca geen passend alternatief onderkomen voorhanden is. Van instemming van de plaatselijke horeca is sprake als het gemeenschapshuis/multifunctionele accommodatie toestemming heeft van de horecabedrijven uit dezelfde dorpskern die de gewenste bijeenkomst ook hadden kunnen organiseren, dus daar bijvoorbeeld ook de plek voor hebben. Van de horecabedrijven die de bijeenkomst niet zelf kunnen organiseren is geen toestemming vereist. Hiervoor kunnen op voorhand afspraken worden gemaakt tussen de horecabedrijven en het lokale gemeenschapshuis/multifunctionele accommodatie, welke bijeenkomsten kunnen met instemming van de horeca sowieso plaatsvinden in een gemeenschapshuis/multifunctionele accommodatie.
Er is geen passend alternatief voorhanden als er geen horecabedrijven in de betreffende dorpskern zijn gevestigd met daarbij een ruimte die geschikt is voor de gewenste bijeenkomst, zoals bijvoorbeeld een zaalruimte.
Om oneerlijke (gesubsidieerde) concurrentie met de horeca te voorkomen worden door gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, bij het organiseren van die bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken, consumptieprijzen gehanteerd die gelijk zijn aan het gemiddelde niveau van de horeca uit de betreffende dorpskern.
Op locaties zonder een in het bestemmingsplan opgenomen hoofdbestemming horeca is soms horeca ondersteunend aan de hoofdbestemming toegestaan. Er is dan een andere hoofdactiviteit, waaraan het horecabedrijf ondersteunend is. Wat is toegestaan is bepaald in het bestemmingsplan. Horecalokaliteiten die gebruikt worden ter ondersteuning van een andere hoofdactiviteit dan horeca mogen niet ter beschikking worden gesteld aan derden voor feesten en partijen. De lokaliteiten mogen niet openbaar toegankelijk zijn voor degenen die niets met de hoofdactiviteit van doen hebben. Het gaat dus om uitsluitend intern gerichte horeca. De lokaliteiten mogen uitsluitend bereikbaar zijn via het erf of via de toegang van de hoofdactiviteit. Er is dus geen aparte openbaar toegankelijke ingang tot deze lokaliteiten. Aangezien een terras tot de inrichting behoort en ook een horecalokaliteit is of kan zijn, gelden deze bepalingen ook op een eventueel terras.
Hierbij kan gedacht worden aan horeca bij bijvoorbeeld een (binnen)speeltuin, (doe)boerderij of museum of bij een workshop.
6.9 Horeca als nevenactiviteit (ondergeschikte horeca)
Op locaties zonder een hoofdbestemming horeca kan horeca als nevenactiviteit zijn toegestaan. Waar en wanneer horeca als nevenactiviteit is toegestaan is bepaald in het bestemmingsplan. Horecalokaliteiten die gebruikt worden ten behoeve van de nevenactiviteit mogen niet ter beschikking worden gesteld aan derden voor feesten en partijen. Wel mogen de lokaliteiten openbaar toegankelijk zijn voor derden, dus niet alleen de interne/eigen bezoekers, maar ook degenen die niets met de hoofdactiviteit van doen hebben. De horecalokaliteiten mogen uitsluitend bereikbaar zijn via het erf of via de toegang van de hoofdactiviteit.
Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een restaurant of café van een hotel, camping, bungalowpark of groepsaccommodatie.
In het buitengebied zijn op diverse locaties in het bestemmingsplan percelen aangeduid als “Toeristenpoort”. Deze Toeristenpoorten vormen het start- en eindpunt voor recreanten en toeristen die het betreffende gebied willen verkennen. Een Toeristenpoort moet beschikken over een aantal basisfuncties. Eén van die basisfuncties is het geven van gelegenheid tot eten en drinken. Wanneer de aanduiding “Toeristenpoort” is gegeven bij een horecabestemming is er al sprake van reguliere horeca-activiteiten. De horeca-activiteiten ten behoeve van de Toeristenpoort hoeven dan niet ondersteunend te zijn aan de horeca-activiteiten die al plaatsvinden. Wordt de aanduiding gegeven bij een andere bestemming, dan is er sprake van ondersteunende horeca. De horeca-activiteiten moeten dan direct gerelateerd zijn aan het gebruik als Toeristenpoort en mogen geen zelfstandige functie krijgen. Het exploiteren van zaalaccommodaties, ten behoeve van het houden van feesten, partijen en dergelijke, valt niet onder het uitbaten van een Toeristenpoort. De horeca-activiteit moet tijdens openingsuren van de Toeristenpoort openbaar toegankelijk zijn, verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor, al dan niet besloten, feesten en partijen is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholische drank te verstrekken in of vanuit de inrichting voor gebruik ter plaatse. Verkopen voor gebruik elders is wel toegestaan. Zodra er alcohol voor gebruik te plaatse wordt verkocht is er geen sprake meer van droge horeca, maar van natte horeca. Er is dan een alcoholvergunning vereist. Wanneer alcohol wordt verstrekt voor gebruik ter plaatse mag er in het natte gedeelte geen alcohol meer worden verkocht voor gebruik elders. Dat kan nog wel als het droge deel gescheiden is van het natte deel. Een exploitatievergunning is altijd vereist.
Hoofdstuk 7 Aspecten rondom vergunningen en meldingen
Voor het doen van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing of het indienen van een melding moet gebruik worden gemaakt van de daarvoor vastgestelde (e)-formulieren. Als de aanvraag/melding op een andere manier dan via het vastgestelde (e)-formulier wordt ingediend, moet deze aangevuld worden met het formulier. Pas na ontvangst van het formulier wordt de aanvraag/melding in behandeling genomen.
Het aanvraagformulier kan gedownload worden van de gemeentelijke website, dan wel digitaal ingevuld worden.
Bij het aanvraagformulier moeten de daarin aangegeven vereiste bijlagen worden ingediend. Een kopie van een legitimatiebewijs wordt in het kader van de bescherming van persoonsgegevens niet opgevraagd voor een vergunning/melding (wel voor Bibob-onderzoek). Ook een uittreksel van de Kamer van Koophandel wordt niet opgevraagd. De gemeente kan zelf in de registratie van de Kamer van Koophandel kijken.
Als voor de beoordeling van een aanvraag meer gegevens nodig zijn kan de gemeente hierom verzoeken. De aanvrager krijgt dan een termijn van in principe 2 weken om de benodigde gegevens aan te leveren.
Voor de procedure wordt aangesloten bij hetgeen in het Uitvoeringsbeleid kwaliteit vergunningen, toezicht en handhaving Omgevingsrecht is omschreven. De burgemeester is bevoegd te besluiten over zaken in het kader van de Alcoholwet en zaken die betrekking hebben op openbare inrichtingen uit de APV. Het college besluit over andere zaken.
Uit het Uitvoeringsbeleid kwaliteit vergunningen, toezicht en handhaving Omgevingsrecht vloeien voorschriften voort voor diverse soorten vergunningen, ontheffingen e.d. Algemeen geldende voorschriften en eventuele maatwerk voorschriften worden opgenomen in een besluit. Voorschriften moeten haalbaar en uitvoerbaar zijn.
Vergunningen worden in principe verleend voor onbepaalde tijd, tenzij anders is bepaald in de vergunning. Ook een melding voor een bepaalde wijziging (melding wijziging leidinggevende of inrichting) geldt in principe voor onbepaalde tijd. Ontheffingen voor een bepaalde activiteit (verruiming sluitingstijd) of meldingen voor een bepaalde festiviteit (incidentele festiviteit) hebben in principe een eenmalige werking en zijn dus voor een bepaalde tijd.
Binnen de VRBZO bestaat de Digitale Multidisciplinaire activiteitenkalender (DigiMak). Deze regionale activiteitenkalender is een bestuurlijk instrument dat binnen de veiligheidsregio wordt gebruikt door brandweer, politie en de GHOR om inzicht te krijgen in het activiteitenaanbod in de regio. De regionale kalender draagt daarnaast bij aan de planning voor eventuele inzet, voorbereiding op calamiteiten, de operationele uitvoering en nazorg rondom een evenement. Momenteel wordt DigiMak alleen nog voor evenementen gebruikt en niet meer voor (extra) horeca-activiteiten die om inzet kunnen vragen. Horeca-activiteiten, zoals verruiming sluitingsuur, worden dan ook niet in DigiMak geregistreerd.
7.8 Gemeentelijk aanspreekpunt
De casemanagers APV en bijzondere wetten van team Vergunningen van Samenwerking Kempengemeenten zijn de eerste aanspreekpunten voor horeca-aangelegenheden, zowel voor ondernemers als voor interne en externe adviseurs. Wanneer het gaat om nieuwvestiging of uitbreiding van een horecabedrijf zijn de medewerkers ruimtelijk ordening van gemeente het eerste aanspreekpunt.
Hoofdstuk 8 Toezicht en handhaving
8.1 Samenwerking/verantwoordelijkheden
De ondernemer is primair zelf verantwoordelijk voor een ordelijke en veilige gang van zaken in het horecabedrijf. Ook is hij is verantwoordelijk voor het naleven van de aan de vergunningen of meldingen verbonden voorschriften. Dit is onder andere van belang, omdat de voorschriften ervoor zorgen dat overlast voor het woon- en leefklimaat zoveel als mogelijk wordt beperkt. De ondernemer moet nadrukkelijk aandacht besteden aan de wettelijke verplichtingen. Daarnaast de ondernemers verantwoordelijk voor al het personeel dat wordt ingezet, ook in het kader van de Arbowet. Dit geldt ook voor eventueel personeel dat via professionele partijen wordt ingehuurd. De ondernemer moet naar eigen oordeel de maatregelen nemen die leiden tot een vermindering van risico’s op het gebied van openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu. Afspraken over verantwoord drank verstrekken, een veiligheidsbeleid, alertheid op drugs en wapens en over het schoonhouden van de directe omgeving kunnen daaruit voortvloeien. Uitgangspunt daarbij is dat nadrukkelijk aandacht besteed wordt aan de wettelijke verplichtingen (Alcoholwet, Wet Milieubeheer), verplichtingen die voortvloeien uit de APV en branche specifieke bindende voorwaarden.
Wanneer huisregels gehanteerd worden ziet de horecaondernemer toe op de naleving daarvan.
De gemeente, de burgemeester specifiek, is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid en handhaving van de openbare orde en veiligheid. Zij voert hierin de regie en organiseert het overleg met de betrokken partijen. De gemeente heeft een verantwoordelijkheid voor de fysieke infrastructuur en kan deze verantwoordelijkheid invullen door het nemen van maatregelen of het stellen van voorschriften. De gemeente houdt toezicht op hoe de horecaondernemer de voorschriften naleeft en treedt op als de voorschriften niet nageleefd worden.
Bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees daarvoor, is de burgemeester op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet bevoegd bevelen te geven die zij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde of de veiligheid. Deze bevoegdheden kan zij ingevolge artikel 178 Gemeentewet niet overdragen.
De verantwoordelijkheid van de politie is gericht op opsporing van strafbare feiten en op het houden van toezicht. Dit toezicht richt zich op een gerichte bijdragen aan het terugdringen van criminaliteit en handhaving op het gebied van de openbare orde. De wijze waarop aan dit toezicht vorm wordt gegeven kan onderwerp zijn van afspraken tussen gemeente, politie en horecaondernemers. Het toezicht en optreden van de politie is gebonden aan het door de Lokale Driehoek (burgemeester en vertegenwoordiging van politie en Openbaar Ministerie) vastgestelde beleid.
Het Openbaar Ministerie voert het vervolgingsbeleid uit en ondersteunt afspraken uit de Lokale Driehoek. Dit kan de effectiviteit van de afgesproken maatregelen versterken. Denk hierbij aan lik-op-stukbeleid, handhaving van de "kleine norm " en een stelselmatige daderaanpak. Het Openbaar Ministerie zorgt voor een effectief repressief beleid als sluitstuk. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie preventieve en proactieve maatregelen stimuleren en ondersteunen.
De hulpdiensten, zoals de brandweer en GHOR, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van hun wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast adviseren de hulpdiensten aan de gemeente. Andere overheden of diensten kunnen de gemeente ook adviseren of ondersteunen.
Alle betrokken partijen hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het toezicht op horecabedrijven.
De horecaondernemer is primair verantwoordelijk voor de orde in het horecabedrijf en voor de veiligheid van de bezoekers van het horecabedrijf. De horecaondernemer moet daarom zorgen voor voldoende toezicht. Bij het hanteren van huisregels ziet de horecaondernemer er ook op toe dat de huisregels worden nageleefd. Daarnaast is de horecaondernemer verantwoordelijk voor het wijzen op eventuele risico’s die zijn verbonden aan bezoek van het horecabedrijf.
De gemeente is belast met het volledige toezicht. Met het toezicht op horecabedrijven zijn door de burgemeester aangewezen personen belast. De burgemeester heeft het aanwijzen van toezichthouders gemandateerd aan de Teammanager Toezicht en Handhaving van Samenwerking Kempengemeenten. De teammanager heeft toezichthouders aangewezen die zijn belast met het toezicht op de APV, op de Alcoholwet of op beide. Toezicht op horecabedrijven vindt voornamelijk plaats om overlast tegen te gaan. Vooral de naleving van de sluitingstijden en geluidsnormen zijn aan de orde, alsmede het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
Toezicht op alcoholverstrekking, voornamelijk op de leeftijdsgrens en wederverstrekking, wordt uitgevoerd op basis van het Preventie- en Handhavingsplan alcohol. Daarin wordt op basis van een uitgevoerde risicoanalyse bepaald wat de hotspots zijn waarop het toezicht wordt uitgeoefend. In het Uitvoeringsprogramma VTH wordt vervolgens jaarlijks een aantal uren opgenomen voor het uitoefenen van het toezicht. Ook worden er uren opgenomen voor niet geplande controles om zo adequaat op klachten vanuit de omgeving van horecabedrijven in te kunnen gaan. In het Uitvoeringsprogramma zijn ook uren opgenomen voor de controle van inrichtingseisen voor het verkrijgen van een alcoholvergunning (alle nieuwe horecabedrijven worden gecontroleerd op de inrichtingseisen voordat een alcoholvergunning wordt verleend) of de controle of bestaande horecabedrijven nog voldoen. Ook wordt ingezet op controle van geluidsnormen.
De burgemeester heeft ook de politie aangewezen voor het toezicht op horecabedrijven. De politie ziet specifiek toe op de sluitingstijd. In het algemeen houdt de politie toezicht op de openbare orde en veiligheid in en rondom horecabedrijven. De politie reageert zo snel als mogelijk op klachten of aanvragen van assistentie vanuit de horecabedrijven.
Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO)
In opdracht van de gemeente voert de VRBZO controles op brandveiligheid uit. Jaarlijks wordt een controleprogramma gemaakt met de bedrijven die gecontroleerd gaan worden.
Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB)
In opdracht van de gemeente voert de ODZOB controles uit op de Wet milieubeheer en/of het Activiteitenbesluit. Jaarlijks wordt een controleprogramma gemaakt met de bedrijven die gecontroleerd gaan worden.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De NVWA controleert of horecabedrijven zich houden aan de regels uit de Warenwet. Controles worden zelfstandig gepland. De gemeente heeft hier geen rol in.
Een ondernemer kan besluiten slechts personen vanaf een bepaalde leeftijd binnen te laten. Als dit het geval is moet de ondernemer erop toezien dat ook uitsluitend personen vanaf die leeftijd binnengelaten worden. Vanuit gemeentewege is (vooralsnog) niet bepaald dat bij (bepaalde soorten) horecabedrijven een minimale leeftijd gehanteerd moet worden.
8.2.2 Administratieve controle
Naast het feitelijk toezicht in de inrichting kunnen ook de voor de inrichtingen geldende vergunningen, ontheffingen en dergelijke onderworpen worden aan een administratieve controle. Een administratieve controle kan gebeuren op alle aspecten. Wanneer zaken worden geconstateerd die niet meer juist zijn, moet afhankelijk van het geconstateerde gebrek de vergunning worden gewijzigd, een nieuwe vergunning worden aangevraagd of wordt de vergunning van overheidswege ingetrokken.
8.3 Crisis- en rampenbeheersing
Het kan voorkomen dat er in een horecabedrijf een ernstig incident plaatsvindt. Er kan dan besloten worden om over te gaan tot ontruimen. Doordat in een horecabedrijf veel bezoekers in een beperkte ruimte bij elkaar kunnen zijn moet vooraf bekend zijn hoe er wordt ontruimd. Als er een beveiligingsorganisatie aanwezig is, heeft deze de taak om de ontruiming te begeleiden en/of uit
te voeren. Als er geen beveiligingsorganisatie aanwezig is, is dit een taak van de horecaondernemer dan wel personeel. Ontruimen kan gedeeltelijk of volledig plaatsvinden. Er kunnen diverse redenen zijn om te ontruimen. Deze zijn onder andere:
Het besluit tot het starten van een ontruimingsprocedure kan plaatsvinden door de horecaondernemer, of bij zijn afwezigheid door de hoofdverantwoordelijke van de locatie, het hoofd Bedrijfshulpverlening (BHV), door de politie of door de brandweer. Als het nodig is kan het ook op bevel (last) van de burgemeester.
Een ontruiming kan alleen maar goed en rustig verlopen, als er voldoende tijd is om te ontruimen. Als er te weinig tijd is kunnen er eenvoudig zaken fout gaan. Een ander probleem bij ontruimen is de grote kans op paniek. Paniek ontstaat vaak uit onzekerheid. De verantwoordelijke voor de ontruiming moet daarom zorgen dat tijdig ontruimd wordt, zodat dit rustig kan gaan, en moet de bezoekers duidelijk informeren over waarom ontruimd wordt.
De ontruiming is geregeld in de Gemeentewet. De eindverantwoordelijke van de gemeente is de burgemeester. Het zoeken naar verdachte zaken is in eerste instantie een taak van de politie. Als er explosieven gevonden worden, of verdachte zaken in dat kader, kan de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) van Defensie worden ingeschakeld.
Een ramp is een gebeurtenis of dreiging met ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid als gevolg, waarbij mens of materieel belang ernstig wordt bedreigd of geschaad en waarvoor een gecoördineerde multidisciplinaire inzet van (operationele) diensten nodig is. Onder crisisbeheersing wordt ook wel verstaan: het aanwenden van alle middelen (in personeel en in materieel) die nodig zijn om rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen of schadegevallen te bestrijden of te voorkomen.
De medewerker rampenbestrijding van de gemeente is verantwoordelijk voor de voorbereiding binnen de gemeentelijke organisatie. Dit betekent dat het regionale crisisplan en de deelprocessen Bevolkingszorg actueel worden gehouden en dat medewerkers door middel van opleiden, oefenen en bijscholen worden voorbereid op hun rol in een gemeentelijk proces ten tijde van een ramp/crisis. Met de komst van de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (Wkr/2004) is de verplichting geschapen om middels het Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding (RBR) voorbereidingen te treffen op mogelijke rampen in de regio. De Wkr besteedt specifiek aandacht aan het verbeteren van de voorbereiding op rampen. Artikel 6 lid 1 Wkr verwijst naar artikel 3 Wet Rampen en Zware Ongevallen en artikel 6 Geneeskundige Hulp bij Rampen en Ongevallen (WGHOR). In dit artikel wordt gesteld dat eens per vier jaar een regionaal beheersplan opgesteld moet worden waarin een risico-inventarisatie opgenomen wordt met betrekking tot risico’s op rampen en zware ongevallen in de regio. Het risico op calamiteiten in of bij horecabedrijven wordt niet als een reëel risico gezien.
Rampenbestrijding en de veiligheidsketen
De veiligheidsketen geeft alle elementen weer die samen leiden tot een optimale bestrijding van rampen. Het gaat daarbij om zaken die ter voorkoming van rampen, bij de voorbereiding op en de bestrijding van rampen en in de herstelfase moeten worden gedaan. De veiligheidsketen bestaat uit de schakels pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. De brandweer (rode kolom), de GHOR (gele kolom) de politie (blauwe kolom) en de gemeente (oranje kolom) zijn gezamenlijke partners in de veiligheidsketen bij de rampenbestrijding.
In een horecabedrijf kan altijd ingegrepen worden op basis van klachten, het niet naleven van de (maatwerk)voorschriften en in het kader van de openbare orde en veiligheid.
De horecaondernemer doet aangifte van strafbare feiten in en rondom het horecabedrijf. Ook bij overtreding van een ontzegging wordt aangifte gedaan.
Geconstateerde overtredingen, hieronder valt ook het niet voldoen aan de vergunningsvoorschriften, worden afgehandeld op basis van de in het Preventie en handhavingsplan alcohol omschreven uitgangspunten en handhavingsstrategie. Sancties bestaan bijvoorbeeld uit het opleggen van een boete, een last onder dwangsom, (tijdelijke) sluiting of in het uiterste geval het intrekken van vergunningen.
Aan een persoon die jonger is dan 18 jaar en waarvan is geconstateerd dat hij alcoholhoudende drank bij zich heeft kan een boete worden opgelegd. Ook kan een HALT-straf worden opgelegd. Aan een persoon die via wederverstrekking alcoholhoudende drank geeft aan een persoon jonger dan 18 jaar kan ook een boete worden opgelegd.
Bij overtredingen die worden geconstateerd door de VRBZO en/of de ODZOB wordt het handhavingstraject door de gemeente doorlopen. De gemeente is bevoegd gezag.
De politie reageert zo snel als mogelijk op klachten van horecaondernemers over bijvoorbeeld openbare dronkenschap of aanvragen om assistentie. Ook als een horecaondernemer een beroep doet op de politie omdat een persoon met een ontzegging zich toch in het horecabedrijf bevindt, een persoon wordt betrapt die drugs dealt of gebruikt of een persoon een wapen bij zich draagt of gebruikt reageert de politie zo snel als mogelijk om de betreffende persoon te verwijderen.
Bij constatering van een overtreding van de Warenwet kan de NVWA de horecaondernemer beboeten. Als de horecaondernemer nalatigheid kan worden verweten met betrekking tot de verkochte waren kan de NVWA ook een boete opleggen.
Het uitvoeringsbeleid horeca heeft de status van beleidsregel op grond van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Er moet volgens het beleid gehandeld worden, maar de burgemeester dan wel het college blijven bevoegd om af te wijken (hardheidsclausule). Afwijken is mogelijk wanneer de belangen onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-299004.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.