Wijziging Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen 2021

zaaknummer 33348-2023

datum 27 juni 2023

 

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte tot wijziging van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte;

gelezen het voorstel van de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen;

 

besluiten:

Artikel I  

De Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen 2021, vastgesteld bij besluit van 8 december 2020, nr. 60000-2020, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2022, nr. 98078-2022, wordt als volgt gewijzigd:

A

De eerste en tweede alinea na de opsomming in artikel 1.1.5 vervallen.

B

Na artikel 1.1.5 wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd.

1.1.5a. Toepassing artikel 4:84 Awb

Artikel 4:84 Awb is van overeenkomstige toepassing bij de invordering van rijksbelastingen. Op grond hiervan is het onder omstandigheden mogelijk om af te wijken van beleidsregels zoals die zijn opgenomen in een beleidsbesluit dat van toepassing is voor de praktijk van de ontvanger, zoals deze leidraad. Afwijking van beleidsregels is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen.

C

Artikel 1.1.12 wijzigt als volgt:

1. De eerste zin van de eerste alinea wordt vervangen door:

Op verzoek van de belanghebbende of zijn gemachtigde geeft de ontvanger een verklaring af over het betalingsgedrag van de belanghebbende. De verklaring ziet op formele belastingschulden of andere vorderingen ten name van de belanghebbende waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen op het moment van afgifte van de verklaring. De verklaring biedt geen garantie dat de materieel verschuldigde belastingen tot het moment van afgifte van de verklaring volledig zijn voldaan.

2. Aan de eerste alinea van artikel 1.1.12 wordt het volgende toegevoegd:

Op de procedure voor de afgifte van de verklaring en op de inhoud ervan, is het bepaalde in artikel 35.12 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing.

D

Artikel 14.2.5 ingevoegd.

14.2.5. Beslag op roerende zaken van derden

Als het de deurwaarder bekend is dat onder de voor beslag vatbare zaken zich zaken van derden bevinden waarop ook verhaal mogelijk is, legt hij eerst zoveel mogelijk beslag op de zaken die eigendom zijn van de belastingschuldige. Pas als de zaken van de belastingschuldige zelf onvoldoende dekking bieden voor de openstaande schuld, legt de ontvanger beslag op de zaken van derden.

E

In artikel 14.2.14 wordt ‘Waarborgwet 1986’ in de eerste en tweede zin telkens vervangen door ‘Waarborgwet 2019’.

F

Na artikel 14.4.1a wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd:

14.4.1b. Bankbeslag en energietoeslag

Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Pw, een energietoeslag heeft ontvangen, geldt het volgende.

Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het door de bank op het bankbeslag afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.

G

Artikel 14.4.5b wijzigt als volgt:

1. De eerste zin komt te luiden:

Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, geldt het volgende.

2. De laatste zin wordt vervangen door de volgende twee zinnen:

De ontvanger betaalt het verschil tussen het initieel vastgestelde vrij te laten bedrag en het op verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag aan de belastingschuldige. Dit doet de ontvanger nadat de bank op het beslag heeft afgedragen.

H

Na artikel 19.3.8, wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

19.3.9. Toepassing beslagvrije voet bij AOW-gerechtigden

De ontvanger kan ten laste van in Nederland woonachtige belastingschuldigen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, een vordering doen op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Hierbij houdt hij rekening met de hoogste beslagvrije voet die op grond van artikel 475da, eerste lid, Rv, geldt voor de leefsituatie van de belastingschuldige.

I

Artikel 19.5 komt als volgt te luiden:

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, stelt de ontvanger een vrij te laten bedrag vast, als bedoeld in artikel 1cbis.2, tweede lid, van de regeling. In het geval de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger geen vrij te laten bedrag vast.

De belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de ontvanger een betalingsvordering doet, kan een verzoek indienen als bedoeld in artikel 1cbis.2 van de regeling. Indien de belastingschuldige in dit verzoek aantoont wat zijn leefsituatie is, stelt de ontvanger alsnog het (volledige) voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de belastingschuldige nadat op de vordering is afgedragen, ten hoogste tot het verschil tussen het eerder vastgestelde vrij te laten bedrag en het na het verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag.

J

Na artikel 19.5, wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

19.6. Vordering en energietoeslag

Als de ontvanger bij een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Pw, een energietoeslag heeft ontvangen, een overheidsvordering doet of een betalingsvordering doet, geldt het volgende.

Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het daarop afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.

K

1. Artikel 24.3 komt te luiden:

24.3. Reikwijdte van de verrekening

De wet biedt de mogelijkheid om aan de belastingschuldige uit te betalen en van de belastingschuldige te innen bedragen met elkaar te verrekenen.

De verrekening is ook mogelijk ingeval de betalingstermijn(en) van de belastingaanslag nog niet is (zijn) verstreken.

2. Artikel 24.6.3. komt te luiden:

24.6.3. Instemming of weigering met een cessie of verpanding

De weigering van een instemming met de cessie of verpanding heeft betrekking op de gehele cessie of verpanding. De instemming wordt niet gedeeltelijk verleend. Wel bestaat de mogelijkheid om een uit te betalen bedrag in gedeelten te cederen of te verpanden. De ontvanger moet dan bij iedere cessie of verpanding afzonderlijk beoordelen of hij daarmee instemt.

Bij de beoordeling of met een cessie of verpanding wordt ingestemd, wordt geen rekening gehouden met materieel ontstane belastingschulden die nog niet zijn geformaliseerd in een belastingaanslag. De ontvanger zal met een cessie of verpanding instemmen als op het tijdstip van de mededeling van de cessie of verpanding ten name van de belastingschuldige geen voor verrekening vatbare (en dus geformaliseerde) schuld invorderbaar is.

De ontvanger maakt zijn beschikking aan de belastingschuldige en aan de derde - in dit geval de pandhouder of cessionaris - bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarbij de belastingschuldige op de mogelijkheid wordt gewezen bij het college van de in de Regionale Samenwerking DOWR Belastingen/Financiële Administratie deelnemende gemeente Raalte beroep in te stellen.

3. Artikel 24.6.6 komt te vervallen.

L

Aan het einde van de eerste alinea van artikel 25.5.1, wordt de volgende zin toegevoegd:

Als voor de belastingschuld waarvoor om uitstel van betaling wordt verzocht, al uitstel van betaling op grond van artikel 25.5.3 is genoten, is de maximale looptijd van de betalingsregeling twaalf maanden, gerekend vanaf de datum waarop de betalingsregeling op grond van artikel 25.5.3 is toegekend.

M

Artikel 25.6.1 wijzigt als volgt:

1. De tweede alinea vervalt.

2. De betalingsregeling heeft een looptijd van ten hoogste twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de ontvanger de betalingsregeling bij beschikking toestaat. Als voor de belastingschuld waarvoor om uitstel van betaling wordt verzocht, al uitstel van betaling op grond van artikel 25.6.2d is genoten, is de maximale looptijd van de betalingsregeling twaalf maanden, gerekend vanaf de datum waarop de betalingsregeling op grond van artikel 25.6.2d is toegekend.

N

De tweede alinea van artikel 25.6.2 komt te luiden:

De ontvanger kan bij het verlenen van een betalingsregeling zekerheid eisen (zie artikel 25.1.13). Dit zal hij in ieder geval doen als het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige in het verleden, of de aard of de omvang van de belastingschuld waarvoor om uitstel wordt verzocht, daartoe aanleiding geeft. Uitgangspunt voor de hoogte van de zekerheid is de hoogte van de schuld waarvoor uitstel is verzocht.

O

Artikel 25.6.2a wijzigt als volgt:

1. De eerste zin komt te luiden:

Als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan de ontvanger desgevraagd uitstel voor een langere periode verlenen.

2. Na de opsomming wordt de volgende alinea ingevoegd:

Als de totale belastingschuld ten tijde van de ontvangst van het verzoek om uitstel, minder dan € 20.000 bedraagt, kan de ondernemer volstaan met een eigen verklaring. De ondernemer moet daarin aannemelijk maken dat aan de eisen onder a. tot en met d. wordt voldaan.

P

Artikel 25.6.2c vervalt.

Q

Artikel 25.6.2d wijzigt als volgt:

1. Onderdeel f komt te luiden:

Er is geen sprake van een aangifteverzuim voor de belastingschuld waarvoor om uitstel van betaling wordt verzocht.

2. De eerste zin na de opsomming vervalt.

R

Artikel 26.2.2 komt te vervallen.

S

In artikel 26.2.3 wordt ‘2269’ vervangen door ‘3350’ en de vierde alinea vervalt

T

In artikel 26.2.4 wordt de eerste alinea vervangen door

Als het totale saldo op al de bank- en spaarrekeningen samen boven een bepaald bedrag uitkomt, wordt het verzoek afgewezen.

 

Gezinssituatie

Aanvrager geboren vóór 1 januari 1935

Partner geboren vóór 1 januari 1935

Vermogensnorm

Gehuwd/samenwonend

Ja

Ja

€ 9.000,-

Gehuwd/samenwonend

Ja

Nee

€ 6.725,-

Gehuwd/samenwonend

Nee

Ja

€ 6.725,-

Gehuwd/samenwonend

Nee

Nee

€ 4.350,-

Alleenstaande ouder

Ja

N.v.t.

€ 6.350,-

Alleenstaande ouder

Nee

N.v.t.

€ 3.950,-

Alleenstaand

Ja

N.v.t.

€ 5.675,-

Alleenstaand

Nee

N.v.t.

€ 3.275,-

 

U

In artikel 26.2.4 wordt na de tweede alinea de volgende nieuwe alinea ingevoegd:

Als de belastingschuldige een energietoeslag heeft ontvangen als bedoeld in artikel 35, vierde of vijfde lid, Pw, wordt een bedrag ter hoogte van het ontvangen bedrag aan energietoeslag, niet in aanmerking genomen als vermogen voor de beoordeling van het recht op kwijtschelding.

V

Artikel 26.2.12 wijzigt als volgt:

1. In sub A van de derde alinea wordt ‘66’ vervangen door ‘67’.

2. In sub B van de derde alinea wordt ‘58’ vervangen door ‘60’.

W

In artikel 26.2.19 wordt ‘34’ vervangen door ‘3’ en wordt ‘79’ vervangen door ‘50’.

X

Aan de opsomming van artikel 26.3.8 wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

 

  • -

    Publieke schuldeisers, indien en voor zover die een vordering hebben op belastingschuldige waarop artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is en die daarom niet mag worden kwijtgescholden, tenzij die vordering vanwege het verwijtbaar handelen of nalaten van belastingschuldige is ontstaan of onbetaald gebleven.

Y

Artikel 32.2 vervalt.

Z

In de eerste zin van artikel 73.5.6 wordt achter ‘artikel 19a van de regeling’, ‘of artikel 22a van de regeling’ toegevoegd.

 

Artikel II  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdelen F, J en U met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2022 in werking.

Aldus besloten in de vergadering van 27 juni 2023.

de secretaris,

Monique van Esterik

de burgemeester,

Martijn Dadema

Naar boven