Gemeenteblad van Hollands Kroon
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2023, 287319 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2023, 287319 | beleidsregel |
Voor u ligt het Vergunningen-, Toezicht- en Handhavings- (VTH) beleid 2023. Dit beleid is de opvolger van de Kadernota 2019-2022. Het is in zijn vorm en uitvoering geheel nieuw. Hiermee geven we uitvoering aan de eerdere aanbevelingen van de Provincie, maar sluiten ook aan bij de ambities van de Raad.
Dit beleidsplan geeft invulling aan onze wettelijke plicht om een beleidsplan op te stellen en aan onze wens om de uitvoering van vergunningverlening, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving concreet vorm te geven op zowel strategisch als operationeel niveau. Zo wordt de basis gelegd voor de integrale uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van het omgevingsrecht.
2. Strategisch beleid: Visie, ambities en doelen
Een fysiek veilige gezonde en duurzame leefomgeving is het primaat. Een integrale benadering van maatschappelijk opgaven, vraag- en risico gestuurd werken zijn hierbij het uitgangspunt. Naleving van wet- en regelgeving gaan hierbij hand in hand. De beschikbare capaciteit en middelen wordt gericht ingezet op prioriteiten en aandachtsgebieden.
Voor u ligt het beleid voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving voor het jaar 2023. Onder de fysieke leefomgeving vallen de VTH-taken die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, waarbij het gaat over milieu, bouwen en ruimtelijke ordening.
Omdat er steeds grotere maatschappelijk opgaven op ons afkomen die een integrale benadering vragen, sluiten wij ons VTH-beleid hierop aan. We kijken hierbij niet alleen naar onze wettelijke taken, maar ook naar hoe we hierop tijdig kunnen anticiperen. Ambities worden geprioriteerd opdat we optimale inzet van de vergunningverleners, toezichthouders en handhavers hebben.
Wij werken hierbij samen met inwoners en bedrijven en vragen hun bij te dragen in de realisatie van de gewenste leefomgeving. Samenwerken met ketenpartners als de Provincie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (ODNHN), Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD), de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN), Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de politie is hierbij het uitgangspunt.
In tegenstelling tot voorgaande jaren is er bewust voor gekozen om VTH-beleid voor één jaar op te stellen. Onze huidige kadernota loopt dit kalenderjaar 2022 af. Een mooi moment om een volledige nieuwe weg in te slaan, aansluitend bij de aanbevelingen van de Provincie, maar ook de wensen en ambities van ons nieuwe College. En juist ook het feit dat we pas sinds d.d. 30 juni 2022 een nieuw College hebben maakt dat we deze nieuwe weg inslaan.
Voor het aankomende jaar gaan we uit van ambities zoals op dit moment verwoord in het Coalitieakkoord en de Begroting 2023. Dit zijn de documenten die nu het eerste jaar leidend zijn en welke gedurende 2023 nader worden uitgewerkt in diverse kader scheppende documenten zoals de gemeentelijke omgevingsvisie. Daarnaast werken we aan onze basistaken van het VTH-domein. Op basis van een concreet plan van aanpak hebben we voor dit jaar als uitzondering gekozen voor een 1-jarig VTH- beleid.
Met een nieuwe raad wordt ook op een andere manier invulling gegeven aan belangrijke opgaven. Opgaven die vragen om een integrale benadering en waarvoor de behoefte bestaat duidelijke kaders te stellen voor de aankomende jaren. Hoog op de agenda staan klimaatadaptatie, energietransitie, maar vooral ook de integrale aanpak van de woningbouwopgave. Ook het onderzoeken naar mogelijk verduurzamen en daarmee revitaliseren van bedrijventerreinen en extra toezicht op de huisvesting van arbeidsmigranten zijn speerpunten.
Ten opzichte van voorgaande jaren is voor dit VTH-beleid duidelijk dat vooral de woningbouwopgave met zeer duidelijke doelen voor 2023 en de daaropvolgende jaren nieuw is. De andere ambities zoals de huisvesting van arbeidsmigranten en handhaving van permanente bewoning op recreatieparken worden voor 2023 nadere geïnventariseerd en brengen als zodanig andere doelen met zich mee. Ook de BAG is afgelopen jaar 2022 opnieuw geïnventariseerd en heeft hierdoor nagenoeg geen impact meer op het operationele beleid.
In onderstaand overzicht zijn alle ambities die betrekking hebben op het VTH-domein uiteengezet. Hierbij is gelijk weergegeven wat de doelen zijn die hierbij horen en welke indicatoren er kunnen worden gebruikt bij het monitoren. Ook de langlopende (thematische) projecten en/of programma’s die onderdeel (gaan) uitmaken van het reguliere werk worden beschreven zoals het huisvesten van Oekraïners. Als laatste worden de werkzaamheden op grond van de wettelijke taken beschreven.
Het totaaloverzicht is het uitgangspunt voor het nog nader uit te werken aspect “Capaciteit & Middelen” en daarmee ook het Uitvoeringsprogramma. (m.a.w. wat is de beschikbare capaciteit en/of middelen naast het reguliere werk om ambities en/of extra werk uit projecten/programma’s daadwerkelijk te realiseren)
2.2.2 Thema’s en lang lopende projecten
Vanuit het strategische beleid vindt een doorvertaling naar het operationele beleid plaats: Hierbij gaat het om:
Uitgangspunt is dat de teams vraag – en risico gestuurd werken. (Bijlage 2 t/m5). Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).
Naast prioritering speelt efficiëntie en aldus eenduidige procedures eveneens een rol. Want, hoe eenduidiger een procedure, des te meer het rechtszekerheidsbeginsel wordt gewaarborgd. En des te efficiënter wij op kwalitatief niveau adviseren en wij ruimte hebben voor het verwezenlijken ambities naast reguliere taken.
Voor alle teams binnen het VTH -domein geleden een aantal algemene uitgangspunten.
Veilig woon- en leefklimaat is het primaire doel
Veilig woon- en leefklimaat is van het grootste belang. Het is standhouden van het huidige niveau van veiligheid is het minimale uitgangpunt. Dat is een collectieve verantwoordelijkheid van de overheid, inwoners en bedrijven. We gaan uit van signalering en handhaving die past bij de situatie: oplossingsgericht in plaats van sanctiegericht.
Goede dienstverlening & maatwerk
We leveren goede dienstverlening die de leefwereld van inwoners, bedrijven en instellingen als vertrekpunt neemt, Wij zijn een organisatie die maatwerk levert als het moet en altijd oog heeft voor de menselijke maat. We kijken steeds wat we toe kunnen voegen aan de kracht van de samenleving. Met elkaar, voor elkaar.
De organisatie zet de inwoners altijd centraal, zij werkt aan excellente dienstverlening. We stellen ons tot doel om de effectiviteit van de werkprocessen te verhogen. We verkleinen de fysieke afstand tussen de inwoner en de organisatie door te experimenteren met andere vormen van dienstverlening. Het uitgangspunt ‘Ja, tenzij’ is de dagelijkse praktijk maar er is ook ruimte voor ‘nee’ waarbij mensen wel worden gewezen wat wel mogelijk is. Uitgangspunt is dat het contact persoonlijk moet zijn om de dienstverlening zo optimaal mogelijk te maken.
Als gemeentelijke organisatie zijn we in staat om verbinding te maken met alle lagen van de samenleving in Hollands Kroon. Tenslotte doen wij ons werk voor hen. Dat doen we door goed te luisteren en door te vragen. De vraag achter de vraag te begrijpen. We stemmen onze communicatie af op inwoners, bedrijven en instellingen. Dat doen we met de juiste toon en in toegankelijke taal. We kiezen de juiste kanalen om onze inwoners te bereiken, zowel fysiek als online. Dat is altijd maatwerk. We hebben onze eigen kanalen, maar sluiten ook aan bij kanalen die onze inwoners graag gebruiken. Participatie is hierbij een belangrijk. We experimenteren met allerlei vormen van participatie. Dat is maatwerk. Net wat het beste is in relatie tot het onderwerp en ervoor zorgt dat inwoners laagdrempelig kunnen meedenken.
Kwaliteit van advisering door goed opgeleid medewerkers en kwaliteitscontroles
De PDCA -cyclus wordt in elk team toegepast. Processen, (nieuw) beleid en werkafspraken worden gemonitord en bijgestuurd. In 2023 gaan we hier gezamenlijk nader invulling aangeven opdat we een uniforme vastgestelde werkwijze hanteren. Als uitgangspunt hanteren we Openwave voor monitoring van de reguliere taken en analyseren we de uitkomsten van de Intaketafel en Omgevingstafel, alsook het Bouwberaad op haalbaarheid van ambities.
Voor de invoering van de Omgevingswet zijn handhavingsbesluiten en vergunningen begrijpelijk (B1 niveau) voor alle aanvragers en verzoekers
Het team APV is een qua formatie en daarmee ook ambities en doelen nieuw. Zij zijn sinds de zomer van 2022 zelfstandig gaan opereren.
De basis op orde en ontwikkelen via learning-by- doing
Hierbij werken we gezamenlijk aan een upgrade van o.a. kennisniveau, besluiten, processen maar ook ons informele en persoonlijke contacten met onze initiatiefnemers en belanghebbenden.
Het team APV is een qua formatie en daarmee ook ambities en doelen nieuw. Hun ambitie is de zomer van 2022 vertaald naar een Plan van Aanpak. Hiermee is invulling gegeven aan de ambitie op basis van gestelde doelen en termijnen, maar ook wat hiertoe nodig is om dit te behalen.
Naast het afhandelen van vraag gestuurde wettelijke taken komen er een aantal doelen bij. De uren voor het behalen van dit alles is berekend. Dit heeft geresulteerd in een tijdelijke uren uitbreiding van één jaar voor 28 uur per week aan administratieve ondersteuning. Hoewel deze uren per november 2022 waren ingevuld, is dit wegens ziekte al in januari 2023 helaas komen te vervallen. Gezocht wordt naar een passend oplossing qua invulling werkzaamheden. Na dit jaar wordt geanalyseerd of deze tijdelijk uitbreiding en aanpassing moet worden aangehouden en/of aangepast opdat gestelde doelen binnen termijn gehaald worden.
Voor 2023 werken we het proces rondom evenementen verder uit. Hierbij brengen we in kaart wat de risicovolle evenementen zijn en welke tevens als “niet als kortdurend en incidenteel” aan te merken zijn. Voor deze categorie onderzoeken we de mogelijkheid wat qua omgevingsplan/omgevingsvergunning mogelijk is en stellen hiertoe een integrale aanpak voor op;
We maken een inventarisatie van verleende exploitatievergunningen en hoeveel er moeten worden herzien. We maken hiertoe een start met een eerste aanschrijving op basis van de bestaand vergunningen. We verzoeken de exploitanten te vergunning te controleren en bij wijzigingen zelf een nieuwe aanvraag in te dienen.
3.3.3 Toezicht, Handhaving en Veiligheid
De teams toezicht, handhaving en veiligheid zijn in sterke mate van elkaar afhankelijk. Capaciteit speelt hierbij een belangrijke rol, als de handhavingsverzoeken dermate hoog zijn, maar er zijn te weinig toezichthouders, dan kunnen we niet alle verzoeken afhandelen. Vice-versa geldt dit ook. Als we gaan controleren, dan heeft de controle enkel effect als we op informele wijze een illegale situatie oplossen of als er een follow-up vanuit handhaving komt.
Voor beide teams geldt dat we liever voorkomen dan genezen. Preventie is dan ook het uitgangspunt. De informele aanpak, oftewel het gesprek, is het uitgangspunt. Niet alleen streven we hiermee een reductie aan handhavingszaken na, maar dienen we tegelijkertijd het algemene organisatiedoel: dienstverlening.
Lastenverlichting via Informele aanpak
Indien een illegale situatie is geconstateerd streven wij in eerste instantie een informele aanpak na. Door in te zetten op het persoonlijke gesprek, buurtbemiddeling en mogelijk mediation willen wij zo voorkomen dat het handhavingstraject volledig wordt ingezet. Op deze wijze proberen 30% formele handhavingszaken te voorkomen.
Dwangsommen niet tijdig beslissen
Het aantal keer dat een dwangsom is betaald vanwege het niet tijdig beslissen op een verzoek om handhaving is nul.
Toelichting: Een verzoek om handhaving dient op grond van de algemeen wet bestuursrecht binnen een “redelijke termijn” afgehandeld te worden. Over het algemeen komt dit neer op 8 weken of er dient binnen deze termijn een nieuwe beslistermijn bekend zijn gemaakt. Als deze termijn wordt overtreden kan een ingebrekestelling volgen met een dwangsom. Het besluit dient dan binnen twee weken bekend te worden gemaakt. Deze indicator kan gezien worden als een monitor voor klantvriendelijkheid.
Optimalisatie beleid, besluiten en processen
Nieuwe werkwijze afhandeling handhavingsverzoeken in Q1 2023. Dit moet leiden tot een reductie van 65% van het in behandeling nemen van handhavingsverzoeken. Op dit moment behandelen wij alle verzoeken, zonder te werken op basis van de risicoanalyse en strategieën. Wij streven hiermee een urenbesparing van 1000 uur op jaarbasis;
Inventarisatie van de handhavingstaken met betrekking tot handhaving kinderopvang voor eind 2023. Op dit moment is het gehele traject bij handhaving belegd en kost het team 690 uur. Hiermee willen we anticiperen op de wetswijziging per 2024. In 2021 heeft de regering besloten dat in 2024 50% van de gastouders jaarlijks geïnspecteerd moeten worden. Dit houdt in dat vanaf dat moment er 47-jaarlijkse inspecties bijkomen;
Opschonen zaaksystemen: door verschillende wijzen van werken en personele wisselingen is er vervuiling in het aantal dossiers ontstaan. We gaan voor Q1 inzichtelijke maken welke dossiers gesloten kunnen worden en wat de lopende zaken zijn welke op basis van geconstateerderde achterstanden en urgentie prio krijgen in afhandeling. Voor Q2 hebben we het procesmatig zaakgericht werken o.a vanuit Openwave op orde.
We gaan de interne- en externe vragen en overleggen inventariseren en daar waar mogelijk efficiënter maken. Het doel is dit terug te brengen naar maximaal 500 uur voor het gehele team per jaar. Op dit moment wordt er 640 uur per jaar voor het hele team aan besteedt, dit kan teruggebracht worden door bijvoorbeeld overleggen effectiever in te gaan zetten of door betere informatievoorzieningen, zowel intern als extern.
Bij de doelen van toezicht maken we een onderscheid in toezicht op bouwwerken en toezicht op brandveiligheid, om deze reden hebben we dan ook aparte doelstellingen hiervoor opgenomen. Omdat we bij handhaving processen gaan herzien, maar wij ook ondermijning willen integreren hebben wij ook hiertoe voor Toezicht een nieuw doel voor 2023 opgesteld.
In gevallen waarin de overtreding weinig tot geen gevaar opleveren en er een lage prioritering is, kiezen we voor de informele aanpak. Dit houdt in dat de Toezichthouders ter plekke gaan kijken en met de overtreders gaan praten. Hiermee streven we het oplossen ter plekke na en proberen we zo formele handhavingszaken te voorkomen. Doel: reductie 30% handhavingszaken welke een lage prioritering hebben.
Op 100% van de verleende vergunningen voor de activiteit bouw waarop een hoge prioriteit zit vindt tijdens het bouwtoezicht plaats door de toezichthouders bouw. Wanneer de WKB in werking treedt wordt het toezicht gedaan door een kwaliteitsborger. De toezichthouder zal dan een administratieve toets doen.Toelichting: er zit natuurlijk een vertraging tussen het verlenen van een vergunning en het daadwerkelijk gebouwd worden van een bouwwerk. Dit betekent dat het toezicht vaak ook nog van toepassing is op bouwwerken die in eerdere jaren zijn verleend.
Bij alle constateringen van overtredingen wordt getracht er samen uit te komen via de informele aanpak. Bij alle overtredingen die niet in gezamenlijkheid kunnen worden opgelost, wordt een handhavingstraject gestart. Het streven is 15% van deze handhaafzaken te voorkomen. Tevens is de constructieve veiligheid van de gebouwen gewaarborgd.
Alle instellingen waar niet of verminderd zelfredzame volwassenen of kinderen wonen of verblijven worden jaarlijks gecontroleerd op brandveiligheid. Dit doen we in samenwerking met de VRNHN. Bij alle geconstateerde overtredingen wordt de instelling aangeschreven met een begunstigingstermijn. Er wordt een handhavingstraject ingezet zodra een instelling zich niet aan de begunstigingstermijn houdt. Afspraken met de VRNHN worden geëvalueerd en aangepast waar nodig.
Interne werkprocessen en afspraken
We sluiten onze wijze van toezicht aan op de nieuwe processen van Handhaving dit betreft o.a.:
We vergroten de informele aanpak: In beginsel zullen wij alle meldingen voor illegale huisvesting van arbeidsmigranten proberen oplossen middels deze aanpak. D.w.z. dat wij na controle een hersteltermijn afspreken met de overtreder en deze schriftelijk op de hoogte stellen van de gebreken e/o overtredingen. Wanneer na deze hersteltermijn de overtreding niet gestaakt is zetten wij de zaak door naar afdeling Handhaving. Deze aanpak zullen wij tussentijds evalueren en eventueel uitbreiden met andere casuïstiek;
Voor de realisatie van haar doelstellingen is de gemeente mede afhankelijk van andere partijen. Dit hoofdstuk beschrijft welke samenwerkingspartners en overlegvormen er zijn en hoe de samenwerking wordt gestructureerd. Dit is geen uitputtend overzicht, maar dit zijn de meest voorkomende samenwerkingspartners.
Doel: onder mandaat uitvoering geven aan het milieubeleid en de milieutaken van de deelnemende gemeenten en de provincie. Door adequate, professionele en transparante vergunningverlening zorgt de OD voor een schoon, veilig, gezond en duurzame leefomgeving
Specifiek taken waartoe Hollands Kroon met de OD een dienstverleningsovereenkomst heeft
Doel: Het gezamenlijk behartigen van belangen, die de schaal van de individuele gemeenten te boven gaan, voor de veiligheid van de bevolking.
Veiligheidsregio Noord-Holland Noord staat voor het verkleinen van risico’s en het beperken van leed en (gezondheids)schade bij incidenten. Dit wordt gedaan door het bieden van adequate hulp en intensief samenwerken met andere partijen die betrokken zijn bij veiligheid en hulpverlening. Inwoners en bedrijven worden gestimuleerd tot zelfredzaamheid en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Belangrijke thema’s zijn Zorg en Veiligheid, Veilig Leven, Brandweer, Omgevingswet en oriëntatie op nieuwe crisistypen (cyber, klimaat, extreem geweld).
Specifiek taken waartoe Hollands Kroon met de VR een dienstverleningsovereenkomst heeft
De provincie houdt toezicht op de gemeentelijke monumentenzorg, daar waar er ingrijpende wijzingen aan provinciale monumenten worden ze tevens om advies gevraagd
Ook wordt intensief samengewerkt op het vinden van locaties voor (logies) voorzieningen om buitenlandse werknemers (legaal) te huisvesten en houdt zij interbestuurlijk toezicht
Het toezicht op de kinderopvang is uitbesteedt aan de GGD. Onder kinderopvang vallen alle kinderdagverblijven, de buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouderopvang. Het wettelijk kader voor de toezicht en handhaving voor kinderopvang wordt gevormd door de Wet kinderopvang (Wko) en de daarbij behorende beleidsregels. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen ligt nadrukkelijk bij de houder (c.q. exploitant) van deze voorzieningen voor kinderopvang. De GGD houdt voor de gemeente Den Helder toezicht op de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. De gemeente Den Helder oefent de handhaving hierop uit. Daarnaast draagt de gemeente Den Helder zorg voor de registratie in het Landelijk Register Kinderopvang
(LRK) en draagt zij zorg voor de jaarlijkse verantwoording van haar taken aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het toezicht op de gemeente Den Helder bij de uitvoering van haar taken wordt uitgeoefend door de Inspectie van het Onderwijs.
Met het RIEC Noord-Holland is er een convenant met daarin afspraken over de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van ondermijning (georganiseerde criminaliteit, bestrijding handhavingsknelpunten en de bevordering van integriteitsbeoordelingen).
De samenwerking tussen de waterschappen en gemeenten heeft betrekking op het toezicht en handhaving van zaken die grondwater of oppervlaktewater gerelateerd zijn, zoals waterkwaliteit en -kwantiteit, medegebruik van openbaar water en nautisch toezicht op vaarbewegingen.
Ook adviseert het waterschap de gemeente over waterhuishoudkundige gevolgen en bij vergunningverlening en handhaving van lozingen op de riolering. Daarnaast stelt het waterschap een waterschapsverordening vast. De waterschapsverordening bevat regels voor waterkeringen, watergangen en grondwater.
De samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de gemeente heeft betrekking op waterkwaliteit en wegen. Monitoren en versterken van de veiligheid van de waterkeringen is hierbij tevens een onderdeel.
4. Voorbereiding Monitoring en Verslaglegging
4.1 Voorbereiding: Processen en procedures
Om ervoor te zorgen dat het de ambtelijke organisatie op een juiste wijze uitvoering geeft aan de uit- voering van het VTH-uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid, handelt de organisatie op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen (art. 7.4, Bor).
Hoewel binnen Hollands Kroon op een eenduidige manier wordt gewerkt zijn procedures en protocollen onvoldoende vastgelegd. In 2021/2022 is er in het kader van de Omgevingswet en de Wkb aan processen gewerkt. Zo is de Intake-/Omgevingstafel vastgesteld, maar ook hoe we omgaan met de BOPA is op hoofdlijnen bepaald. Daarnaast zijn processen voor het verplichte advies van de gemeenteraad vastgelegd.
De evaluatie van de Kadernota VTH 2019-2022 en de vaststelling van dit beleid leert ons dat we voor 2023 (integrale) processen en daarmee ook (nieuwe) procedures nader in kaart moeten brengen. Dit geldt voor alle teams binnen het VTH-domein ook als doel meegenomen voor 2023. In bijlage 7 is daarom voor nu enkel een globale beschrijving te vinden van werkwijzen welke tot stand is gekomen op basis van gesprekken met medewerkers van de teams. Uitgangspunt is dat we op basis van de strategieën werken zoals te lezen in bijlage 2 t/m6.
Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor de teams zelf, de directie maar moeten ook kunnen dienen voor doeleinden als voor periodieke verantwoording aan het bestuur. Jaarlijks leggen we verantwoording af via monitoring van de vastgestelde ambities en doelen dit doen we via de volgende instrumenten
Voor alle taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt gebruik gemaakt van Openwave en Kiss. In het najaar van 2022 is gewerkt aan de nadere invulling van deze programma’s. Dit maakt het mogelijk om vanaf 2023 reguliere taken digitaal bij te houden en op basis van rapportages onze prognoses te analyseren.
Met de komst van de Omgevingswet komt de nadruk steeds meer te leggen op het vooroverleg. Dit richten wij in met een intake- en omgevingstafel.
Deze tafels moeten het mogelijk maken om initiatieven, waarbij strijd met wet- en regelgeving is, maar welke wel aansluiten bij onze ambities te realiseren. Voordat een initiatief een geheel vergunningstraject doorloopt wordt al gemotiveerd weergegeven bij waarom het wel of niet wenselijk is. Jaarlijks zullen deze motiveringen geanalyseerd worden. Op basis hiervan kan dan worden geconcludeerd of we onze ambities waarmaken. Sinds 2022 werken wij volgens deze systematiek.
De dienstverlening moet voldoende uitvoeringskwaliteit hebben. Hiermee wordt bedoeld, de mate waarin een product en/of dienstverlening voldoet aan de juridische doelen en bijdraagt aan de omgevingsdoelen.
Om een voldoende uitvoeringskwaliteit te hebben zijn er de volgende doelen.
Op basis van het aantal bezwaar-en beroepszaken en dan met name de zaken die standhouden bij de rechter, kan onze kwaliteit van dienstverlening worden geanalyseerd. Hoewel het nog geen standaard onderdeel van onze werkwijze vormt, willen we binnen het VTH-domein, deze uitkomsten ook qua inhoud gaan analyseren. Dit mede met het oog om te kijken of er in bepaalde gevallen beleid ontwikkeld kan worden. Voor 2023 willen we hiermee een start maken binnen alle VTH-teams.
Met het voeren van een vergunningenstrategie waarbij communicatie een speerpunt is proberen wij bezwaarschriften te voorkomen. Over de besluiten die genomen worden door het college communiceren we actief. Daarin vertellen we waarom we een bepaalde koers varen, maar ook welke voor- en nadelen tegenover elkaar afgewogen zijn en wat verder aandacht nodig heeft of beter kan. Hierin leveren we maatwerk. De aard van het genomen besluit bepaalt de vorm van de communicatie.
Ook door het bieden van de mogelijkheid tot vooroverleg en deelname aan de omgevingstafel proberen wij aan de voorkant bezwaarschriften te voorkomen.
De gemeente Hollands Kroon werkt al enige tijd met de informele aanpak bij bezwaarschriften. Vaak leidt een bezwaarschriftenprocedure tot ontevredenheid bij burgers en is weinig klantgericht. Er komt een besluit op bezwaar maar het onderliggende conflict is niet opgelost. Iedere bezwaarmaker wordt in de gelegenheid gesteld om in gesprek te gaan. De ervaringen zijn positief. Een deel van de bezwaarschriften kunnen informeel worden afgedaan. In 2023 gaan wij hiermee door.
Voordat een beleidsperiode is verstreken, wordt ten behoeve van het nieuwe beleid een evaluatie uitgevoerd. Er wordt dan beoordeeld of:
Ook deze evaluatie documenteren wij in het jaarverslag en de resultaten worden gebruikt voor het nieuwe VTH-beleid voor de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsprogramma VTH voor het volgende jaar.
5. Organisatie: Capaciteit en middelen
Binnen Hollands Kroon werken we op basis van structurele kosten, waarvan de vaste medewerkers bekostigd worden, dit zijn de berekenden fte. Daarnaast werken we met incidentele kosten, gekoppeld aan een tijdelijk project of ambities. Ook hebben we samenwerkingsafspraken voor de realisatie van onze doelen.
5.1 Capaciteit en Middelen Vergunningen
Hollands Kroon werkt met drie vaste vergunningverleners Wabo, een jurist Wabo en daarnaast inhuur voor reguliere taken. Binnen onze gemeente is bij de vaste vergunningverleners voldoende kennis en kunde aanwezig om de doelen zoals eerder geformuleerd te kunnen behalen. Mochten er ontwikkelingen aankomen waarvan de kennis niet aanwezig is dan zal dit hiaat via een opleiding worden ingevuld of op een andere wijze ingevuld worden (bijvoorbeeld inhuur of externe advisering).
Het is vooral de veelheid van ontwikkelingen en ambities die voor capaciteitsproblemen zorgt. Krapte op de arbeidsmarkt is goed voelbaar. Vacatures kunnen niet vervuld worden met ervaren of goed opgeleide mensen.
oor aanvragen omgevingsvergunningen voorzien wij in 2023 een lichte stijging van het aantal aanvragen. Dit is gebaseerd op de ervaring/cijfers van de afgelopen 5 jaar. De huidige interne capaciteit is hiervoor niet voldoende maar wordt aangevuld met de bestaande inhuur. Op deze manier kan hieraan worden voldaan. Wel voorzien wij een toename van het aantal aanvragen vlak voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarnaast voorzien wij een extra belasting daar waar het gaat om participatie en als gevolg van de ja-tenzij benadering. Dit vloeit onder andere voort uit de Omgevingswet maar ook uit het coalitieakkoord.
Voor ruimtelijke procedures verwachten wij het komende jaar geen grote toename. We verwachten wel een piek vlak voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Naast de ruimtelijke procedures onder de Wro zijn wij bezig met het opstellen van het gemeentelijke. De transformatie naar het omgevingsplan vraagt capaciteit van onze organisatie. Deze capaciteit vullen wij intern in. Voor het reguliere werken huren wij capaciteit in waar nodig. Hiervoor is budget opgenomen in de begroting.
De gemeentelijke omgevingsvisie moet worden geactualiseerd. In het de omgevingsvisie werken wij een Breed Welvaart Kader uit. Dit kader helpt ons bij de afweging voor grootschalige & bedrijfsontwikkelingen in onze gemeente. Voor de ontwikkeling van de omgevingsvisie zoeken wij de integraliteit met andere onderwerpen maar ook met onze regiogemeenten en andere partners. In het de begroting zijn financiële middelen opgenomen voor het opstellen van de omgevingsvisie.
In het kader van het gemeentelijk omgevingsplan maken wij per deelgebied een inventarisatie. Voor 2023 staan de gebieden Niedorp/Winkel, Wieringerwaard en Nieuwesluis, Den Oever en Anna Paulowna op de planning. Vanuit het college is de wens om ontwikkelingen in een breder verband te bekijken. Hiervoor stellen wij dorpsvisies op. De inventarisatie in het kader van het omgevingsplan zijn hiervoor het uitgangspunt. Deze worden uitgewerkt tot ambities voor het gebied. Uiteraard wordt dit samen met de inwoners gedaan.
Gelet op de ontwikkelingen op de woningmarkt en de ambities uit het coalitieakkoord gaan wij in 2023 aan de slag met een herziening van de gemeentelijke woonvisie, inclusief actualisatie van het woonbehoefteonderzoek. Daarnaast gaan wij kijken naar alternatieve woonvormen, de huisvestgingsverordening. Wij voorzien op dit onderwerp een tekort aan capaciteit. In 2023 gaan wij hier extra capaciteit voor werven.
Gelet de maatschappelijke ontwikkelingen en de ambities vanuit het coalitieakkoord voorzien wij een aandachtspunt voor wat betreft capaciteit. Daar waar tekorten ontstaan kijken wij naar een optimalisering van de werkprocessen. Bijvoorbeeld door te werken met veeg(bestemmings)plannen in plaats van een plan voor elk initiatief. Daarnaast kijken wij naar inhuur voor de reguliere werkzaamheden. Uiteraard gaan wij het liefst voor een duurzame invulling wanneer dat mogelijk is, maar de arbeidsmarkt is erg krap.
5.2 Capaciteit en middelen APV
Het team APV bestaat structureel uit 3 fte Voor 2023 is er een tijdelijke uitbreiding van 28 uur per week voor de ondersteuning van administratieve lasten. Hiertoe is een uitgebreide urenstaat met planning opgemaakt, welke voortkomt uit het Plan van Aanpak over de ambities van het team. Door de tijdelijke uitbreiding is het de bedoeling de gestelde ambities en doelen voor 2023 te behalen. 21Gedurende 2023 gaan we bekijken of de tijdelijke uitbreiding een jaar verlengd moet worden. Daarnaast wordt er juridische begeleiding en procesbegeleiding geboden om de gestelde doelen te behalen. Ook dit is intern opgevuld.
Wijziging Alcoholwet vergunning commercieel en para commercieel |
|||
Wijziging Exploitatie vergunning commercieel en para commercieel |
* cijfers van 2021 en tot 1 december 2022 (Openwave is voor APV pas in 2020 ingericht. Cijfers voor die tijd ontbreken.)
5.3 Capaciteit en Middelen Handhaving & Toezicht
Het team Handhaving bestaat uit 3 fte. Waarvan 1 vacante vacatures waartoe ingehuurd wordt. Het invullen van de vacante vacatures met ervaren en goed opgeleide mensen is erg lastig gezien de huidige arbeidsmarkt. Doordat er over een periode van zo’n 3 jaar steeds personele wisselingen zijn geweest in combinatie met geen goede overdracht, zijn er achterstanden ontstaan. Voor zover we op dit moment kunnen zien, betreft dat -teruggekeken tot 1 januari 2021- 183 handhavingsdossiers. Gemiddeld genomen moet voor het onderzoeken en behandelen van een handhavingsdossier zo’n 20 uur geraamd worden. 183 x 20 uur is 3660 mensuren.
Het team Toezicht bestaat uit 5 fte waarvan 1 voor 32 uur de administratieve taken op zich neemt. De andere 4 zijn 36 uur en zijn aangesteld o.a. toezichthouder Wabo. Hiervan is 1 FTE langdurig ziek en het is onduidelijk of en wanneer deze persoon terugkomt. Om deze reden is 1 FTE op huurbasis aangenomen voor alle bouwkundige taken. Deze taken zijn voor dit jaar geborgd.
1 FTE is voor alle toezichthoudende taken en houdt zich ook bezig met ondermijning. De overige 2 FTE zijn voor alle overige toezichthoudende taken.
Beide teams hebben structureel uren te kort. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is hier niet zomaar een oplossing voor. Daarom is als extra doel naast de ambities en wettelijke taken om bestaande processen te herzien, opdat processen en procedures efficiënter en effectiever worden. Zo gaan we onderzoeken of het aantal uur dat besteed wordt aan de wettelijke taak handhaving bij Kinderdagopvang wellicht anders kan worden ingericht, opdat er we er niet wekelijks ca.24 uur per week aan kwijt willen zijn. Ook gaan werkprocessen herbekijken op efficiëntie en effectiviteit opdat we enkel op basis van prioritering gaan werken.
Door daadwerkelijk risico-gestuurd te gaan werken zal er capaciteit bij zowel Toezicht als Handhaving vrijgespeeld worden. Gedurende 2023 dienen de werkprocessen en daarmee ook de uren besparing te zijn vastgesteld. Voor laatste wordt interne begeleiding geboden. We streven hierbij de volgde prognoses na, opdat de reguliere werkzaamheden maar ook de ambities in dit beleid gerealiseerd kunnen worden.
Bij de prognose voor 2023 zijn we uitgegaan van de bijgestelde ambities (zoals minder uren voor de BAG en Oekraïners). De aantal inspecties gemoeid met handhavingsverzoeken en de prioritering hierin zijn een zeer ruw inschatting aangezien voor beide teams Handhaving en daarmee ook Toezicht nog aangepast moeten worden.
5.4 Capaciteit en Middelen Samenwerkingsafspraken
De advisering van een aantal taken binnen het VTH-domein zijn belegd bij de Omgevingsdienst en de Veiligheidsregio. Voor 2023 continueren we de samenwerkingsafspraken. Met beide gemeenschappelijke regelingen zijn afspraken gemaakt voor 2023. Er wordt, voor zover dat mogelijk is, gewerkt conform de Omgevingswet.
In het geval van de omgevingsdienst wordt het VTH - uitvoeringsprogramma 2022 door middel van een collegebesluit doorgezet tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet halverwege 2023. Het college stelt, in samenspraak met de OD en de provincie, halverwege 2023 het uitvoeringsprogramma voor de laatste helft van dat jaar vast.
Op basis van de door het AB vastgestelde begroting 2023 geldt voor Hollands Kroon een bijdrage van € 1.733.131,- voor het jaar 2023.
Op basis van de door het AB vastgestelde begroting 2023 geldt voor Hollands Kroon een bijdrage van € 3.647.842.
Bijlage 1. Relevante wet- en regelgeving
Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)
Op 14 april 2016 is de Wet VTH van kracht geworden. Hierdoor zijn wijzigingen aangebracht in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze wet brengt met zich mee dat de gemeente aan kwaliteitscriteria moet voldoen voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): Wabo /omgevingsrecht
In landelijke wet- en regelgeving zoals de Wabo, Bor en Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) is bepaald in welke gevallen burgers, bedrijven en instellingen een omgevingsvergunning nodig hebben. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning kan digitaal bij het landelijke omgevingsloket (OLO) in- gediend worden. Er geldt daarbij een procedure waarop een besluit volgt voor mogelijk meerdere activiteiten.
Bij vergunningverlening worden activiteiten preventief getoetst. Hierbij worden de wettelijke (indienings- ) eisen van onder andere de Bor, Mor en de Wabo gehanteerd. Zo wordt bijvoorbeeld voor de activiteit bouwen getoetst op constructieve veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en welstand. Voor een inrit / uitritvergunning op verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de weg.
De Wabo heeft een hoofdstuk dat geheel gewijd is aan handhaving. De Wabo is zo opgezet dat er bestuurlijk kan worden gehandhaafd op het bepaalde in de Wabo zelf en op een dertiental andere omgevingsrechtelijke wetten. Het ruime bereik van de Wabo moet leiden tot integrale handhaving. Ver- leende vergunningen, ontheffingen en meldingen worden door toezichthouders gecontroleerd. Daarnaast zijn er toezichts- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving zoals controle op vergunningsvrij bouwen, gebruik in relatie tot het bestemmingsplan, etc. Bij de activiteit bouwen is het van belang dat bouwwerken constructief- en brandveilig, bruikbaar en energiezuinig worden gebouwd en voldoen aan de eisen van welstand. De kwaliteit van bestaande gebouwen wordt gecontroleerd, zodat deze voldoen aan wet- en regelgeving. Wat betreft het gebruik van het bouwwerk (wonen of werken) is het van belang dat dit past binnen het bestemmingsplan. Daarnaast wordt op basis van meldingen, klachten en eigen waarnemingen toegezien op illegale bouwwerken en gebruik.
De OD NHN heeft een adviserende rol op diverse gebieden in relatie met milieu: zij adviseert over milieuaspecten bij het opstellen van bestemmingsplannen en het wijzigen hiervan, bij diverse geluids- aspecten, in het kader van externe veiligheid, luchtkwaliteit, etc. Milieuklachten worden door de RUD NHN in behandeling genomen. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld en wordt gerapporteerd over de uitgevoerde werkzaamheden. Beide worden ter informatie verzonden aan de gemeenteraad.
Om de kans op brand in gebouwen, en de gevolgen daarvan, te beperken worden aan gebouwen en het gebruik ervan brandveiligheidseisen gesteld. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) adviseert in het geval van vergunningen en meldingen brandveilig gebruik. Dit gebeurt niet alleen bij bouwwerken maar ook bijvoorbeeld bij evenementen. In het geval van omgevingsvergunningen met de activiteit bouwen en brandveilig gebruik gaat het om compartimentering van het gebouw om ont- stane branden te isoleren en daarnaast om brandblusmiddelen en maatregelen die ervoor moeten zorgen dat personen in het geval van brand zo snel en veilig mogelijk kunnen vluchten. Ook de controles op brandveilig gebruik worden uitgevoerd door de VRNHN. In het geval van overtredingen wordt in overleg met de gemeente getreden.
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
In de APV is de gemeentelijke regelgeving op het gebied van leefbaarheid en openbare orde opgenomen. Het gaat met name om onderwerpen en activiteiten die in de openbare ruimte plaatsvinden zoals bij- voorbeeld exploitatievergunningen, (grote) evenementen en overlast. De APV wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Niet voor alle zaken is het college het bevoegd gezag. Voor sommige zaken, zoals de exploitatievergunning en seksinrichtingen, is de burgemeester het bevoegd gezag.
Het gaat bij de APV veelal om onderwerpen en activiteiten waar burgers direct hinder van kunnen ondervinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn geluidoverlast bij evenementen, loslopende honden en het stallen van caravans en aanhangers. De gemeente ontvangt regelmatig klachten en meldingen van burgers over APV gerelateerde zaken. De toezichthouders nemen klachten in behandeling en zijn in eerste instantie ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van verleende vergunningen en ontheffingen.
Het doel van deze wet is gezondheidsschade door alcohol bij jongeren te voorkomen en verstoring van de openbare orde door alcoholmisbruik onder jongeren terug te dringen. De burgemeester is het bevoegd gezag is voor de AW. De taken op het gebied van vergunningverlening lagen reeds bij de gemeente. Met de wetswijziging werden de toezichtstaken overgeheveld van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) naar de gemeente.
De burgemeester is het bevoegd gezag als het gaat om het verstrekken van vergunningen op grond van de AW. Horecabedrijven waar alcohol verstrekt wordt voor gebruik ter plaatse (bijvoorbeeld cafés, restaurants en sportkantines) mogen niet in werking zijn zonder vergunning. Dat geldt ook voor slijterijen waar sterke alcoholische drank (meer dan 15% alcohol) verkocht wordt. Daarnaast worden er ook ontheffingen verleend, bijvoorbeeld in verband met het tijdelijk verstrekken van alcohol. Dit gaat vaak samen met evenementen. Het toetsingskader voor aanvragen op grond van de AW ligt vast in de wet.
Per 1 januari 2013 is de burgemeester behalve met vergunningverlening, ook belast met toezicht en handhaving op grond van de AW. Voorheen werd dit uitgevoerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De AV is een gemeentelijke verordening. Hierin staat o.a. de gemeentelijke regelgeving op het gebied van inzameling van huishoudelijk afval.
Naast bovenstaande worden er ook vergunningen en toestemmingen verleend op grond van bijzondere wetten en lokale regelgeving. Er worden bijvoorbeeld vergunningen verstrekt in het kader van de Wet op de kansspelen (veelal speelautomaten).
Het toezicht op parkeren, op grond van de Wegenverkeerswet, gebeurt door de toezichthouders. Ook het toezicht op de kansspelen is bij hen ondergebracht. Het toezicht bij de markt wordt uitgevoerd door de marktmeester.
Bijlage 2. Toetsingsmatrix Bouwbesluit
In wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en bedrijven een vergunning moeten aanvragen om ze te mogen uitvoeren of ondernemen en welke activiteiten gemeld moeten worden. Het is echter niet nodig om elke aanvraag die wordt ingediend even diepgaand te toetsen aan de regels. Immers niet iedere activiteit die vergunningplichtig is of moet worden gemeld heeft hetzelfde toetsingskader.
Het toetsen van een omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen aan het Bouwbesluit 2012 gebeurt op verschillende niveaus:
Ad a) bij een snelle beoordeling wordt er niet zo zeer gekeken naar de inhoud van de bij een bouwaanvraag behorende technische bescheiden, maar wordt er meer gelet op de aanwezigheid van de vereiste informatie.
Ad b) bij het visueel beoordelen wordt er aandacht besteed aan de uitgangspunten van de ingediende bescheiden zonder deze inhoudelijk te controleren.
Ad c) bij het representatief toetsen wordt niet alles gecontroleerd maar worden er per te toetsen object enkele representatieve onderdelen gepakt. Deze belangrijke onderdelen worden dan geheel getoetst.
Ad d) bij het integraal toetsen is het de bedoeling dat vrijwel alles van het desbetreffende onderdeel gecontroleerd en nagerekend wordt.
Als blijkt dat iets niet juist is wordt een toetsingsniveau dieper getoetst. In principe is dat het eerstvolgende toetsingsniveau. Blijkt bijvoorbeeld uit de visuele beoordeling dat er zaken niet lijken te kloppen, dan wordt het bouwplan alsnog representatief getoetst.
In bovenstaande tabel is geen onderscheid gemaakt naar gebieden, zoals bijvoorbeeld buitengebied, woonwijken, bedrijventerreinen en het centrum. Het gaat in principe om de aard van het bouwwerk. Dit laat onverlet dat in specifieke gevallen van het schema kan worden afgeweken in gevallen dat de omgeving er wel toe doet. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de veiligheid voor de omgeving door de aard van het gebruik van het bouwwerk.
Bijlage 3. Vergunningstrategie
Deze bijlage beschrijft de strategieën voor vergunningverlening voor diverse activiteiten. Vanuit een risicoanalyse en de prioriteitenstelling volgt een bepaald toetsingsniveau voor diverse activiteiten. In dit beleidsplan worden de toetsingsprotocollen per taakveld gespecificeerd zodat het toetsingsproces transparant en voorspelbaar is voor zowel de gebruikers als voor de klanten.
Het doel van het toetsingsprotocol is om de verlening van vergunningen transparanter te maken en uniformiteit in de toetsing te bewerkstelligen. Met het toetsingsprotocol legt de gemeente zichzelf voor iedere vergunning een minimum toetsingsniveau op.
Het bestuurlijk vaststellen van de toetsingsniveaus van de diverse voorschriften zodat de vergunningverlening op een verantwoorde wijze plaats vindt. Hierdoor kunnen ook de medewerkers afgewogen en expliciete keuzes maken bij het toetsen van vergunningaanvragen en meldingen.
Onze visie: Ja,mits e willen samen met onze inwoners, ondernemers en overige organisaties werken aan een veilig, prettig en duurzaam woon-, werk- en leefklimaat in onze dorpen en buitengebied. Wij dragen daaraan bij door het verstrekken van informatie over en voor ruimtelijke initiatieven in de fysieke leefomgeving van Hollands Kroon en het geven van toestemming daarvoor via het verlenen van omgevingsvergunningen vanuit de ‘ja, tenzij’-gedachte. Dit is passend bij de doelstelling van de Omgevingswet en zal verwoord worden in de ja, tenzij kompas.
We willen initiatieven faciliteren binnen onze gemeente door middel van een optimale dienstverlening. Tegelijkertijd willen we de leefbaarheid van onze gemeenschap beschermen, alsmede het bewaken van het evenwichtig toebedelen van functies aan locaties. Daarnaast vormen de invoering van de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging en de stikstofproblematiek, spuitvrijezoneproblematiek, de woningbouwopgave en de energietransitie de belangrijke prioriteiten in de beleidsperiode tot en met 2023.
1.3 Uitgangspunten bij beoordelingen van vergunningen en meldingen
Het toetsingsprotocol heeft uitsluitend betrekking op de voorschriften zoals opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving. De mate van toetsen wordt bepaald door het effect dat een calamiteit met zich meebrengt, de kans dat deze zich voordoet én de bestuurlijke prioriteit.
1.3.1 Informatieverstrekking en principeverzoek
Voordat een principeverzoek of complete aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend, komt het regelmatig voor dat een aanvrager vooraf overleg wil over de haalbaarheid van zijn plan (voor een concreet initiatief). Vaak wordt in eerste instantie het verzoek gedaanbij een betrokken medewerker waarbij de initiatiefnemer het project toelicht en de mogelijke vereiste vergunningen of meldingen worden besproken, met de bijbehorende procedures.
Jaarlijks verzoeken onze inwoners en ondernemers ongeveer 500 tot 550 keer om een initiatief te toetsen op haalbaarheid. Vooroverleg/principeverzoek vormt een informele procedure die als doel heeft een indicatie te geven over de haalbaarheid van het bouwplan. Het overleg stelt een potentiële aanvrager in de gelegenheid om de haalbaarheid van een initiatief na te gaan zonder veel kosten te maken en het plan tot in detail uit te werken. Het vooroverleg stelt de gemeente in staat om – meestal via het bouwberaad en onder de Omgevingswet de Omgevingstafel – zich een oordeel te vormen over een initiatief en eventueel daartoe wijzigingen of alternatieven voor te stellen. Tijdens een formele aanvraag zijn we daarin minder flexibel vanwege ‘het primaat van de aanvraag’ (het bevoegd gezag moet beslissen op hetgeen is aangevraagd) en de beslistermijn. Bij het principeverzoek wordt globaal gekeken naar de (ruimtelijke) wenselijkheid, haalbaarheid en inpasbaarheid van het plan. Hierbij is vaak het bestemmingsplan leidend, aangevuld met ander lokaal beleid (bijv. ruimtelijke kwaliteit). Na het vooroverleg is het voor de initiatiefnemer duidelijk of een later in te dienen aanvraag om vergunning kans van slagen heeft en welke procedure hiermee is gemoeid. Als het plan aangepast moet worden, wordt duidelijk aangegeven op welke onderdelen dit dan dient te gebeuren.
Deze werkwijze sluit bovendien goed aan bij de Omgevingswet. Daarbij moeten alle aanvragen straks immers in principe binnen 8 weken worden afgehandeld. Daarbij vraagt de Omgevingswet om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’. Een dergelijke vraag past naar zijn aard beter bij het informele karakter van het vooroverleg dan bij een formele aanvraagprocedure. Het vooroverleg/principeverzoek en de omgevingstafel zijn daarmee instrumenten dat we ook de komende periode willen blijven stimuleren voor alle bouwinitiatieven van enige omvang.
De indieningvereisten voor aanvragen om vergunningen, ontheffingen en meldingen zijn opgenomen in diverse regelingen, zoals de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor), het Activiteitenbesluit en/of het Bouwbesluit 2012.
In bijzondere gevallen kunnen voor de beoordeling andere gegevens nodig zijn dan in specifieke regelingen is opgenomen of wanneer er geen indieningvereisten zijn vastgesteld. Op grond artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het college om (specifieke) aanvullende gegevens vragen. In het geval een aanvraag niet voldoet aan de indieningsvereisten kan deze niet ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent concreet dat de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen.
Voordat dit gebeurt wordt de aanvrager altijd eerst in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen minimaal vier en maximaal acht weken aan te vullen Is de aanvraag daarna nog niet compleet dan wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld.
1.3.3 Kernwaarden van onze dienstverlening
Hieronder is concreet omschreven welk niveau van dienstverlening we willen behouden cq bereiken.
Als algemene leidraad voor de toetsing van vergunningen geldt dat uit de ingediende gegevens altijd voldoende aannemelijk moet zijn dat aan de geldende regelgeving wordt voldaan. De gemeente zorgt ervoor dat zij zelf voldoende kennis op de diverse disciplines bezit of inhuurt zodat de gemeente zich er altijd van kan vergewissen of rapporten en adviezen van derden voldoen aan de regelgeving.
1.3.4 Interne en externe afstemming
Integrale vergunningverlening is een onderdeel van de dienstverlening van een gemeente. Een adequate interne afstemming is nodig om aanvragen binnen de wettelijke termijnen compleet af te handelen en draagt daardoor in grote mate bij aan de klantbeleving van de dienstverlening. Dit behelst in eerste instantie een goede afstemming, zowel tussen vergunningverleners en andere interne betrokkenen, als tussen vergunningverlener, toezichthouder, handhaver en adviseurs. Deze afstemming is van wezenlijk belang voor een eenduidige, uniforme toetsing en optreden naar buiten toe. Hiervoor zijn werkprocessen opgesteld en werkafspraken gemaakt. Afstemming en adviesmomenten zijn verwerkt in deze werkprocessen en -afspraken. De werkprocessen en -afspraken die de organisatie aangaan worden in een afzonderlijk document vastgelegd. Deze dynamische uitwerking is een reactie van de organisatie op de bestuurlijke keuzes in dit beleidsplan
Externe afstemming is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in zowel vergunningverlening, toezicht als handhaving. De samenwerkende partners (waterschap, politie, veiligheidsregio, omgevingsdienst, provincie, ministerie enz.) benutten zo de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer. Ook het overleg met adviseurs van aanvragers, zoals architecten, milieuadviseurs etc., zal veelal nodig zijn en bijdragen aan het gewenste eindresultaat.
1.4 Uitwerking per beleidsveld
In veel wet- en regelgeving worden de laatste jaren vergunningstelsels vervangen door een systeem van meldingen. Door het stellen van algemeen verbindende regels, is het aanvragen van een vergunning minder vaak nodig. Deze transitie vindt al jaren plaats in de milieuwetgeving. Ook voor het brandveilig gebruiken en slopen is een systeem van meldingen opgenomen in het Bouwbesluit 2012
Bij meldingen gaat de wetgever er van uit dat voor bepaalde activiteiten volstaan kan worden met een mededeling (melding) aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend.
Een volledige inhoudelijke toetsing van een melding past niet binnen de systematiek van de meldingsplicht. Echter, een inhoudelijke toetsing van een melding vindt wél plaats voor wat betreft de relevante feiten van het gemelde bedrijf. Het accent van de taken van de gemeente met betrekking tot meldingen verplaatst zich naar het uitvoeren van toezicht.
Het algemene uitgangspunt voor de behandeling van meldingen is als volgt:
In het uitvoeringsprogramma VTH kan het college voor specifieke onderdelen van de melding ervoor kiezen enkele gegevens toch vooraf te toetsen en bij strijdigheden de melder hierover te berichten. Hierdoor kunnen achteraf, bij handhaving, mogelijke problemen worden voorkomen.
1.4.2 Vergunningenstrategie Bouwen
In het Bouwbesluit zijn voorschriften opgenomen waaraan een bouwwerk moet voldoen. Voor wat betreft de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning is het Bouwbesluit onderverdeeld in de hoofdstukken Veiligheid, Gezondheid, Bruikbaarheid, Energiezuinigheid en Milieu en Installaties. Het is onmogelijk om alle bouwwerken en onderwerpen uit het Bouwbesluit 100% te toetsen. Dit vraagt te veel middelen en personele capaciteit. Ook betekent dit dat de aanvrager zeer veel gegevens dient te overleggen, wat niet in verhouding staat tot de aanvraag. Om te voorkomen dat bij de toetsing willekeur optreedt, is het noodzakelijk afspraken te maken om te komen tot een aanvaardbaar toetsingsniveau.
Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen verschillende gebruiksfuncties. De voorschriften voor de verschillende bouwwerken zijn onderverdeeld in verschillende thema’s. De voorschriften kunnen wat betreft zwaarte per gebruiksfunctie verschillen. Bovendien hanteert het Bouwbesluit verschillende niveaus met betrekking tot deze voorschriften.
Bij verandering van zowel het gebruik als de technische staat van een bouwwerk zijn de voorschriften van het van rechtens verkregen niveau van toepassing, wat weer nooit lager mag zijn dan de ondergrens, het niveau voor bestaande bouw.
De dynamiek in de bouwpraktijk kan ertoe leiden dat bepaalde risico’s die door de gemaakte keuzes onderbelicht worden op enig moment toch een groter maatschappelijk gewicht gaan krijgen waardoor beleid dient te worden bijgesteld. Landelijke ontwikkelingen of lokale incidenten kunnen ertoe leiden dat vanuit de rijksoverheid wordt opgelegd actie te ondernemen. Dit is eerder aan de orde geweest bij onder meer de veiligheid van platte daken, veiligheid van gevelbekleding en (spouw)ankers en brandveiligheid van woning scheidende wandconstructies. Voor dergelijke incidenten is vooraf geen toets niveau vast te stellen. De aanpak ervan zullen wij telkens als project uitvoeren. Risico’s moeten inzichtelijk, beheersbaar en controleerbaar zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) waarop de activiteit bouwen moet worden getoetst, maken die risico’s beheersbaar. Door het werken met een bestuurlijk vastgestelde toets matrix zijn de interne risico’s afgedekt en krijgt de bestuurlijke verantwoordelijkheid zijn plaats. Daarnaast kunnen hierdoor eventuele aansprakelijkheidsstellingen worden begrensd. Het is moeilijk aan te geven wat een adequaat toetsingsniveau is. Feit is dat er ten aanzien van de toetsing van de vergunning gemotiveerd keuzes moeten worden gemaakt en prioriteiten moeten worden gesteld. De prioriteiten die de gemeente heeft gegeven aan de verschillende taakvelden zijn opgenomen in bijlage 2.
De bouwregelgeving is in heel Nederland gelijk. De voorschriften uit het Bouwbesluit zijn vooral geënt op veelvoorkomende bouwwerken. Het is voor het college mogelijk af te wijken van een voorschrift als op basis van gelijkwaardigheid door de aanvrager is aangetoond dat op een andere wijze aan het voorschrift wordt voldaan. Gelijkwaardigheid moet altijd naar het genoegen van burgemeester en wethouders worden aangetoond. Dit laatste is niet zonder belang. Bij gelijkwaardigheidsvraagstukken kan de lokale situatie een belangrijke rol spelen. Bij brandveiligheidsvraagstukken is onder meer de ligging en bereikbaarheid van het gebouw en ook de capaciteit van de lokale brandweer relevant voor de beoordeling van een voorgestelde gelijkwaardige oplossing. Dit is maatwerk waarbij een net zo veilige situatie moet worden gerealiseerd als met de geldende regelgeving is bedoeld. Daarom kan het zo zijn dat een gelijkwaardige oplossing in verschillende situaties anders moet worden benaderd. De gemeente heeft, vooral ook als het gaat over veiligheid, wettelijk een belangrijke rol en moet een zorgvuldige overweging maken om al dan niet akkoord te gaan met een gelijkwaardige oplossing. Bij complexe materie vraagt het collegeadvies aan de deskundigen. Voor brandveiligheidsvraagstukken heeft de VRNHN een grote rol. Adviezen worden door de gemeente beoordeeld. In het algemeen geldt dat de gemeente zelf over voldoende kennis moet beschikken om zich ervan te vergewissen dat de inhoud van een advies geen gebreken bevat en ook in juridische procedures standhoudt. Bij conflictsituaties tussen aanvrager en de gemeente kan advies worden gevraagd aan de Adviescommissie Toepassing en gelijkwaardigheid bouwvoorschriften
Een aanvraag wordt ook getoetst aan de regels van het bestemmingsplan. Indien blijkt dat een plan niet voldoet aan de regels van het geldende bestemmingsplan, wordt beoordeeld of er mogelijkheden zijn hiervan af te wijken. Dit kan zijn met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Ook kan het nodig zijn dat een aanpassing van of een nieuw bestemmingsplan nodig is. Een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen die in strijd is met planologische regels moet worden beschouwd als een aanvraag omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Initiatieven die niet passen binnen de geldende regels, worden lokaal getoetst.
1.5 Vergunningenstrategie Ruimtelijke Ordening
De activiteit “afwijken van het bestemmingsplan” maakt meestal onderdeel uit van een aanvraag omgevingsvergunning met de activiteit bouwen. Het Besluit omgevingsrecht kent typen bouwwerken die ook als deze in strijd zijn met de regels van het bestemmingsplan, zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (vergunningsvrij) gebouwd mogen worden. De situatie kan zich dus voordoen dat voor het realiseren van het bouwwerk geen omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, maar wel voor het afwijken van het bestemmingsplan. In die gevallen wordt dus een omgevingsvergunning verleend met uitsluitend de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. In bestemmingsplannen en beleidsregels kan worden bepaald wanneer er sprake is van afwijkend gebruik en in welke gevallen en onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend.
Er zijn verschillende soorten afwijkingen:
buitenplanse afwijking of kruimelgevallen: kleinere afwijkingen van het bestemmingsplan. Deze afwijkingen staan in het Besluit Omgevingsrecht. Voorbeelden zijn de uitbreiding van een woonhuis of een bijgebouw aan een woning, bedrijfsgebouwen voor boerderijen, energie en telecom en het openbaar vervoer of het wegverkeer. Ook als een gebouw op een andere manier wordt gebruikt valt kan in veel gevallen met een kruimelgeval worden meegewerkt. Afhankelijk van het soort project of activiteit moet het bevoegd gezag motiveren dat er sprake is van een goed woon-, werk- en leefklimaat.
afwijkingen van het bestemmingsplan voor speciale (grotere) projecten. De aanvraag hiervoor bevat een goede ruimtelijke onderbouwing. De ruimtelijke onderbouwing moet de afwijking van het bestemmingsplan motiveren en beschrijft de aard en omvang van het project, de mate van ingrijpendheid in de ruimtelijke structuur, het geldende beleid van zowel gemeente als andere overheden, de aanwezige waarden en de milieugevolgen. De gemeente verleent medewerking aan de aanvraag als uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat de aanvraag niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
1.6 Vergunningenstrategie Brandveilig gebruik
De brandveiligheid in een gebouw wordt altijd bepaald door een combinatie van factoren, zoals bouwkundige kwaliteit, de installatietechnische brandbeveiligingsvoorzieningen, de organisatorische beheersmaatregelen en het feitelijk gebruik. Om het juiste niveau van brandveiligheid te behouden, zijn er, naast bouwtechnische voorschriften, voorschriften over het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk nodig. Het Bouwbesluit 2012 bevat landelijk geldende regelgeving over het brandveilig gebruik van bouwwerken en is van toepassing op alle bouwwerken. In de Wabo en het Bouwbesluit 2012 zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot brandveiligheid. De volgende drie situaties worden onderscheiden:
Gebruiksmelding: Voor brandveilig gebruiken van veel gebouwen is geen omgevingsvergunning nodig, maar geldt een meldingsplicht. Basis hierbij is dat geen inhoudelijke beoordeling van gegevens meer vooraf plaatsvindt, maar voornamelijk wordt beoordeeld of de melding volledig is. In de gebruiksfase van bouwwerken wordt toezicht gehouden. Getoetst wordt op volledigheid.
Advies op evenementen is hier niet betrokken. Zowel bij Wabo-aanvragen als bij evenementen aanvragen wordt prioritering aangebracht die de diepgang van toetsing bepalen.
2. Toetsingskader voor bouwen, ruimtelijke ordening, aanleggen en slopen
Hieronder staan de diverse toetsingskaders beschreven met betrekking tot bouwen, slopen, ruimtelijke ordening en aanleggen.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) benoemt onder meer bouwwerken met een geringe ruimtelijke uitstraling die als vergunningsvrij worden aangemerkt. Bij het bouwen van dergelijke bouwwerken aan een voorgevel of in een beschermd stads- of dorpsgezicht, geldt uit esthetische overwegingen het vergunningsvrije stelsel niet, zodat een preventieve welstands- of bestemmingsplantoets mogelijk is. Dit brengt echter ook mee dat de toets aan het Bouwbesluit en Bouwverordening relevant wordt, met alle bijbehorende (administratieve) lasten van dien. Ter beperking van die (administratieve) lasten worden bouwwerken die primair als vergunningsvrij zijn aangemerkt, maar om esthetische overwegingen alsnog aan een vergunningplicht zijn onderworpen (monument of beschermd gezicht, kleine wijzigingen aan de voorgevel), preventief uitsluitend getoetst aan welstand en het geldend planologisch regime.
Het Bouwbesluit 2012 geeft landelijk geldende regels voor de technische eisen waaraan bouwwerken dienen te voldoen. Het bevat voorschriften met betrekking tot het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Ten aanzien van vergunningverlening is de keuze gemaakt om geen aanvullende prioriteiten te stellen boven hetgeen wettelijk verplicht is. Het toetsen van elke aanvraag aan alle aspecten van het Bouwbesluit 2012 is binnen de huidige formatie niet mogelijk en ook niet noodzakelijk. Bij vergunningverlening vindt prioritering plaats door keuzes te maken in het niveau van diepgang van toetsing van de aanvraag. Niet alle aspecten van het Bouwbesluit 2012 zijn namelijk voor alle bouwwerken van even groot belang en bovendien dreigt door de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, het toetsen van een aanvraag aan het Bouwbesluit 2012 door marktpartijen te gaan geschieden.
Bij het toetsen van bouwaanvragen aan het Bouwbesluit 2012 legt de gemeente altijd de nadruk op constructieve veiligheid en brandveiligheid. De aandacht voor de overige aspecten uit het Bouwbesluit kan per jaar verschillen afhankelijk van de ervaringen uit voorgaande jaren. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt aangegeven waar in dat jaar specifiek aandacht aan wordt geschonken.
Een extern constructiebureau controleert de constructieberekeningen.
De gemeente heeft een bouwverordening waarin nog een beperkt aantal voorwaarden staan waaraan bouwwerken dienen te voldoen.
De Bouwverordening komt te vervallen zodra de Omgevingswet in werking is getreden. De aspecten die de gemeente met deze verordening regelt, worden straks namelijk zoveel mogelijk ingebracht in het omgevingsplan onder het regime van de nieuwe Omgevingswet. Zolang de bouwverordening bestaansrecht heeft, wordt ieder plan dat nog door de gemeente wordt getoetst, gecheckt op de daarin relevante voorschriften
De gemeente toetst iedere omgevingsvergunningaanvraag aan het geldende planologisch regime. Doel hiervan is om de ruimtelijke inrichting van de gemeente welke is vastgelegd in onder meer bestemmingsplannen te beschermen.
Voor zover een aanvraag niet past binnen de hierin gestelde regels, kan op basis van de Omgevingsvisie en/of de beleidsregels horende bij de Verordening Fysieke Leefomgeving voor gronden en bouwwerken die vallen binnen de reikwijdte van artikel 4 van bijlage II van het BOR alsnog een vergunning worden verleend.
Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid van Hollands Kroon beoogt een versoepeling van de regels en daarmee van de toetsing van de criteria, waaraan het uiterlijk van bouwwerken moet voldoen.
Doel van de versoepeling van de regels is om op die plekken die een hogere beeldkwaliteit hebben, en waar het van belang wordt geacht om deze beeldkwaliteit te behouden, hogere kwaliteitseisen te stellen aan het uiterlijk van bouwwerken. Dit geldt met name voor de beschermde dorpsgezichten, het landelijk gebied en de kernen met welstandsintentief gebied. In de overige gebieden stelt de gemeente zich terughoudend op. Dat geldt bijvoorbeeld voor de meeste woongebieden en de bedrijventerreinen. In het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is sprake van 3 niveaus op basis waarvan het uiterlijk van bouwwerken wordt beoordeeld:
Welstandsvrij: hier gelden geen criteria voor het uiterlijk van bouwwerken. De welstandsvrijegebieden zijn voornamelijk gelegen in de woongebieden en bedrijventerreinen.
Welstandsluw: Het uiterlijk van bouwwerken wordt alleen beoordeeld wanneer de plannen zich aan de voorkanten van het openbare gebied bevinden. Voor de achterkanten geldt dat hier alleen wordt gekeken of zich geen excessen voordoen. Het welstandsluwniveau geldt voor hoofdzakelijk voor het buitengebied.
Welstandsintensief: dit geldt voor gebieden waar extra inspanning voor behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is. Het bijzonder niveau is van toepassing op het beschermd dorpsgezicht Kolhorn, Barsingerhorn en een enkele kernen en oude linten zoals Hippolytushoef Stroe, Oosterland, Westerland, Nieuwe Niedorp en Wieringerwaard Voor het omgevingsvergunningplichtig bouw- of verbouwplan, is hier een speciaal preventief welstandstoezicht aan de orde. Met andere woorden: de omgevingsvergunning voor het bouw- of verbouwplan moet voldoen aan bepaalde regels.
De drie niveaus brengen criteria met zich mee waaraan het uiterlijk van het bouwwerk wordt getoetst. Wordt niet voldaan aan de gestelde criteria dan moet aanpassing van vorm, kleur of materiaalgebruik worden doorgevoerd. Mocht naderhand blijken dat het bouwwerk niet conform de gestelde criteria is uitgevoerd, dan wordt hierop gehandhaafd door de gemeente. De criteria worden tenslotte niet voor niets opgesteld: het doel is om de kwaliteit van de openbare ruimte te behouden of te versterken.
2.7 Toetsingskader voor Brandveilig gebruik
De taak op het gebied van brandveiligheid wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) De VRNHN doet namens de gemeente de inhoudelijke toets op de relevante wet- en regelgeving (zoals de Wabo, het Bouwbesluit 2012, AMvB BGBOP en de APV) op het terrein van onder meer bouwen, ruimtelijke ordening, vuurwerkopslagplaatsen en evenementen. Het voornaamste doel van advisering en toezicht op het gebied van brandveiligheid is het streven naar minder branden, minder slachtoffers en minder schade. Hierbij zijn vooral het voorkomen van de calamiteiten (preventie) en het creëren van de mogelijkheid om aanwezige personen veilig te kunnen laten vluchten, van essentieel belang.
2.8 Toetsingskaders voor toepassing van de Wet Bibob
De Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur), geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een bedrijf of persoon te laten onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt dat de vergunning of de subsidie wordt misbruikt, dan kan de gemeente de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning of subsidie intrekken
Bijlage 4. Risicoanalyse toezicht en handhaving
Het aspect ‘risicoanalyse’ is alleen uitgewerkt voor toezicht en handhaving, omdat voor vergunningen vooral de behandeltijd en vergunning kwaliteit van toepassing zijn. Daardoor konden geen noemenswaardige problemen benoemd konden worden.
Voor het maken de risicoanalyse is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerd risicomodel van het voormalige ministerie van Justitie. Dit model gaat uit van de volgende definitie:
Er wordt gebruik gemaakt van de methodiek risico = negatief effect x kans, waarmee een mogelijk risico wordt berekend. Hierbij worden de volgende vragen gesteld:
Deze methodiek is een gangbare landelijke risicobeoordelingsmethode, die door meerdere overheidsorganen wordt toegepast en is gebaseerd op de methode ‘Programmatisch handhaven – Gids voor gemeenten waterschappen en provincies’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Met dit model wordt er voor gezorgd dat voor alle te onderscheiden activiteiten (feitelijk de overtredingen) de kans wordt bepaald dat er iets gebeurt. Vervolgens wordt dit afgezet tegen de ernst van de gevolgen daarvan, het effect. Om de kans te bepalen is gebruik gemaakt van de Tafel van Elf. De risicoanalyse is een lijst, waarin de omgang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk zijn gemaakt.
In het model zijn 7 effect categorieën gedefinieerd om het effect van een (potentiële) overtreding te bepalen. Aan deze negatieve effecten wordt een waarde toegekend aan de hand van een 5-puntenschaal systeem (1 heel klein, 2 klein, 3 gemiddeld, 4 groot en 5 heel groot). In de risicoanalyse wordt ook beoordeeld hoe groot de kans is dat een regel of voorschrift niet wordt nageleefd.
Uit de uitgevoerde risicoanalyse komen de volgende prioriteiten naar voren:
Gezien de aanwezige capaciteit bij zowel toezicht als handhaving is het niet mogelijk om ons te richten op alle prioriteiten. Er is daarom gekozen om een verdere prioritering in de inventarisatie te maken, waarbij de voor 2023 hebben besloten ons te richten op prioriteiten die betrekking hebben op constructieve- en brandveiligheid (1 b en 1c, 3, 4, en 5) en ondermijning (7). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de multidisciplinaire inzetbaarheid van de toezichthouders.
Bijlage 5. Handhavingsstrategie
De nalevingstrategie in Hollands Kroon bestaat uit twee onderdelen:
Het doel van een preventiestrategie is het voorkomen van overtredingen van wet- en regelgeving door inwoners, bezoekers en bedrijven. Of simpel gezegd voorkomen is beter dan genezen. Dit proberen we te doen door:
We maken onderscheid tussen vier toezichtvormen:
Toezicht op de verleende (bouw) vergunningen
Wij houden integraal toezicht waarbij het opheffen van de overtredingen het uitgangspunt is. Hierbij kiezen we voor de informele aanpak daar waar mogelijk. Door in gesprek te gaan met de overtreder proberen we de inwoners en ondernemers uit te leggen wat gewenst is en te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Op deze wijze proberen we een handhavingstraject te voorkomen. Deze wijze van werken doen we vooral bij grootschalige woningbouw en instellingen waar niet of verminderd zelfredzame volwassenen of kinderen wonen of verblijven.
Toezicht naar aanleiding van klachten en meldingen
Meldingen komen zowel telefonisch als digitaal binnen. In het 4de kwartaal van 2022 is gewerkt aan de digitale uniforme registratie van de taken binnen het VTH-domein. Openwave, Kis en Sharepoint zijn het uitgangspunt. Meldingen en klachten zijn nog onvoldoende hierin meegenomen, afgesproken is om vanaf 2023 ook dit te gaan registeren en hiertoe een goed digitaal proces voor af te gaan stemmen.
Binnen Hollandskroon is geprioriteerd in meldingen en klachten. Anoniem wordt in beginsel niet opgepakt tenzij er een gegrond vermoeden van gevaar in het geding is. Voor handhaving geldt daarbij nog dat slechts de digitale weg via de website hiertoe is opengezet en waartoe registratie via het BSN-nummer noodzakelijk is.
Het overgrote deel van de klachten heeft betrekking op bouwwerkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de melder/klager. Het merendeel gaat over de vraag of er wel een vergunning aan de vermeende overtreder is afgegeven. In deze gevallen neemt een toezichthouder contact op met de melder/klager. Als de situatie niet telefonisch opgelost kan worden, dan wordt de situatie ter plaatse beoordeeld.
De toezichthouders nemen contact op met de melder en beoordelen de situatie ter plaatse. Indien er sprake is van een overtreding wordt hiertegen opgetreden. In sommige gevallen kan dit via overleg worden opgelost. Indien overleg niet toereikend blijkt te zijn, wordt er op verzoek van de toezichthouder een handhavingstraject gestart. De toezichthouder geeft aan de melder aan dat er een officieel verzoek tot handhaving ingediend moet worden. Zo is er het beginselplicht tot handhaving. Dit kan tot intensieve trajecten leiden waarbij er juridische capaciteit moet worden ingezet.
Omdat de ervaring leert dat we in veel gevallen we te maken krijgen met (langlopende) conflicten tussen de omwonenden is de eerste stap: buurtbemiddeling. Beide partijen moeten hiertoe bereid zijn. Wanneer de zaken niet juridisch op te lossen zijn is de laatste mogelijkheid nog team GKB in te schakelen. Zij kunnen dan ook nog kijken om te bemiddelen.
Gebieds-/wijkgerichte aanpak is waar we naartoe willen en dan middels een samenwerking met de Boa’s en wijkbeheer. Een integrale aanpak is hierbij het uitgangspunt, met als doel: vaststelling van het probleem en de regierol en een gerichte inzet van toezichthouders en handhavers.
Themagericht toezicht houdt in het toezicht naar aanleiding van projecten die voortkomen uit actuele landelijke/Provinciale thema’s of uit bestuurlijke prioriteiten. Enkele voorbeelden hiervan zijn de controles:
Huisvesting Oekraïners: Regionaal is een quotum van huisvesting bepaald voor de vestiging van de Oekraïners per gemeente bepaald. Dit quotum is reeds halverwege 2022 overschreden. Voor de huisvesting is primair gekeken naar brandveiligheid en zijn tijdelijke gedoogbeschikkingen aan de hand van hiertoe vastgesteld gedoogbeleid verstrekt. Voor 2023 verwachten we slechts een beperkte hoeveelheid aan nieuwe vestigingen.
Bijlage 6. Sanctiestrategie Handhaving
Uitgangspunt is de zogenaamde “beginselplicht tot handhaving” zoals deze in de rechtspraak is geformuleerd. Dit houdt in dat in beginsel van de overheid verwacht mag worden dat zij handhavend optreedt tegen geconstateerde overtredingen. In deze sanctiestrategie is aangegeven hoe wordt omgegaan met geconstateerde bestuursrechtelijke overtredingen. De sanctiestrategie wordt gehanteerd als leidraad om te bepalen hoe er formeel gereageerd wordt op geconstateerde overtredingen.
Het is niet mogelijk en/of wenselijk om tegen alle overtredingen handhavend op te treden. Daarnaast is er ook niet de capaciteit om tegen iedere overtreding handhavend op te treden. De strategie is daarom zo opgesteld dat zij een gestructureerd afwegingskader biedt, maar tegelijkertijd enige flexibiliteit biedt om in te spelen op en rekening te houden met lokale wensen en omstandigheden.
Als bij toezicht geconstateerd wordt dat er sprake is van één of meerdere overtredingen, dan moet worden afgewogen welke sanctie passend is voor dat concrete geval. Het door ons gehanteerde stappenplan is het uitgangspunt bij reguliere situaties
Herhaling van (vergelijkbare) overtredingen: indien optreden tegen een eerdere overtreding geen effect heeft gehad, kan bij herhaling van de overtreding opnieuw gekozen worden voor een (hogere) last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang als dat effectiever is.
Voor de hoogte van dwangsommen en de verleende begunstigingstermijn geldt, dat deze veelal afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Aanknopingspunten voor de bepaling van de begunstigingstermijn zijn bijvoorbeeld de tijd die nodig is om de overtreding ongedaan te maken en de mate van gevaarzetting voor de omgeving ofwel we hanteren een redelijk termijn. Voor de hoogte van de dwangsom wordt bijvoorbeeld gekeken naar de zwaarte van de overtreding, de mate van economisch gewin en of de last een voldoende financiële prikkel vormt.
Bij de ernst van de overtreding gaat het om (mogelijke) risico's voor milieu, veiligheid en gezondheid. Bij het gedrag van de overtreder gaat het om de categorieën: proactief, onverschillig, calculerend of een bewuste structurele overtreding. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder worden alleen bestuursrechtelijke of in zwaardere gevallen ook strafrechtelijke maatregelen getroffen.
Voor de aanpak van overtredingen staat de gemeente Hollands Kroon een aantal instrumenten ter beschikking. Deze worden hieronder weergegeven.
Wanneer het een ernstige overtreding betreft, er gezien de gevolgen sprake is van spoed bij het opheffen ervan en de overtreder zelf niet in staat is of bereid is de overtreding te beëindigen of ongedaan te maken. Het betreft een herstelactie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding op kosten van de overtreder.
Een situatie waarbij de overtreding geheel of gedeeltelijk moet worden opgeheven c.q. hersteld en waarbij een financiële prikkel effectief is. Het betreft een herstelsanctie gericht op het geheel of gedeeltelijk herstellen van de overtreding c.q. het voorkomen en/of herhalen van de overtreding. Opties daarbij zijn:
2.1: Ineens: er wordt uitgegaan van één dwangsombedrag dat in één keer wordt verbeurd.
2.2: Per overtreding of tijdseenheid: er wordt een maximum aan de te verbeuren dwangsom gesteld met een vastgesteld bedrag per overtreding of tijdsduur.
De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en het beoogde voordeel van de overtreding. De hoogte wordt per geval bepaald en gemotiveerd.
Primair last onder dwangsom ineens
De gemeente heeft een bepaalde beleidsvrijheid om te kiezen of zij een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom oplegt om een overtreding ongedaan te maken. Behoudens bijzondere omstandigheden kiezen wij om de hiernavolgende redenen voor het opleggen van een last onder dwangsom ineens boven het toepassen van bestuursdwang.
Het opleggen van een last onder dwangsom legt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die taken bij de overtreder en geeft de gemeente slechts de plicht te toetsen of na het verstrijken van de termijn de overtreding ongedaan is gemaakt;
Toepassen van bestuursdwang leidt vaker tot hogere kosten (voorbereiding, uitvoering) dan het opleggen van een last onder dwangsom. Ook is het nog maar de vraag of de kosten op de overtreder verhaald kunnen worden;
Bij herhaalde overtredingen is een dwangsom effectiever omdat de last na de verwijdering of het ongedaan maken van de overtredingen blijft bestaan. Als de overtreding opnieuw plaatsvindt, wordt de dwangsom alsnog verbeurd;
Als de eerste dwangsom is verbeurd en de overtreding is niet beëindigd, wordt een tweede hogere dwangsom opgelegd. Als dit niet het gewenste resultaat oplevert, zal indien mogelijk een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Bij het opleggen van spoedeisende bestuursdwang wordt zoveel mogelijk de normale bestuursdwangprocedure gevolgd met een aangepaste (zeer) korte begunstigingstermijn. In voorkomende acute gevallen of onomkeerbare situaties kan bestuursdwang mondeling worden aangezegd en meteen worden geëffectueerd. Naderhand dient de bestuursdwang alsnog op schrift te worden gesteld en bekend te worden gemaakt.
Hieronder staan enkele voorbeelden genoemd:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Een aangetroffen situatie dient van geval tot geval te worden beoordeeld.
Preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom
Als er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet- en regelgeving gesteld voorschrift kan een preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom worden opgelegd. Het moet dan gaan om een overtreding die nog niet eerder of langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Daarbij is van belang dat die overtreding in de beschikking kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid ten aanzien van handhavingbeschikkingen is vereist.
Intrekken of weigeren vergunning
Een eerder verleende vergunning of ontheffing kan ingetrokken worden als sanctie op onrechtmatig gedrag van een houder van een beschikking. Intrekking is slechts mogelijk op grond van verschillende wet- en regelgeving waarvoor de gemeente bevoegd gezag is. Te denken valt hierbij aan het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het niet nakomen van de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen. In sommige gevallen zijn nog aanvullende handhavingsmaatregelen nodig in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Verder kan een vergunning worden ingetrokken als bestraffende sanctie.
Dit kan het geval zijn als iemand doelbewust een vergunning overtreedt of als de overtreding voor grote overlast voor de omgeving leidt. De situatie waarin van de intrekkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt van geval tot geval beoordeeld.
De burgemeester heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid een horeca-inrichting (tijdelijk) te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde. Zaken die gerelateerd zijn aan verstoring van de openbare orde en die afzonderlijk niet tot een sanctie kunnen leiden, kunnen bij deze maatregel samen worden genomen.
Wanneer het gaat om ongewenste situaties waarbij een financiële prikkel preventief kan werken (bestraffende sanctie). Dit moet expliciet in de wet geregeld zijn. Hollands Kroon maakt geen gebruik van de mogelijkheid om een bestuurlijke boet op te leggen.
Wanneer het gaat om ongewenste situaties (kleine overtredingen in de openbare ruimte op basis van de Apv en Afvalstoffenverordening), waarbij een financiële prikkel preventief kan werken. De beschikking is niet bedoeld om hiermee een overtreding te beëindigen. Een belangrijk verschil met bestuurlijke boete is dat de oplegging en inning bij de bestuurlijk strafbeschikking via het CJIB loopt en deze onder het strafrecht valt. De bestuurlijke strafbeschikking kan alleen in aangewezen gevallen worden opgelegd. Hollands Kroon heeft geen gevallen aangewezen en neemt geen bestuurlijke strafbeschikkingen.
Beschikking in het kader van Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
(Wet Mulder). In een aantal gevallen, voornamelijk kleine verkeersovertredingen, is een BOA bevoegd om een beschikking op basis van de Wet Mulder op te leggen.
Tegen deze beschikking staat bezwaar en daarna beroep open. Administratieve afhandeling wordt door het CJIB verzorgd indien de BOA's niet aangewezen zijn voor het optreden tegen een strafbaar feit worden de overtredingen gemeld bij de politie Noord-Holland Noord.
Het gemeentebestuur heeft verschillende mogelijkheden om panden, inrichtingen of woningen te sluiten of in het ergste geval te onteigenen.
Alle overtredingen worden in principe volgens een 3 stappenplan afgehandeld.
Hier zijn echter 3 uitzonderingen op. Indien sprake is van aantoonbaar verwijtbaar handelen en/of mogelijk gevaar dan wordt volgens het 2 stappenplan gehandeld. Hiervan is sprake indien een omgevingsvergunning is geweigerd en het plan wordt toch uitgevoerd of als een inwoner vooraf op de hoogte is dat hij een overtreding begaat.
Overtredingen met acuut gevaar en/of onomkeerbare en/of veiligheidsgevolgen (zoals ernstige overlastsituaties) worden in 1 stap afgehandeld door middel van spoedeisende bestuursdwang.
Een 3e uitzondering is een bouwstop. Het opleggen van een bouwstop heeft tot doel de situatie te bevriezen. Het staken van de werkzaamheden voorkomt dat de illegale situatie in ernst en omvang toeneemt. De bouwstop voorkomt daarnaast dat voor de betrokkene extra kosten voortvloeien uit het aanpassen van het werk aan de geldende regels of het verwijderen van het werk. Het opleggen van een bouwstop kan niet voorkomen dat de overtreder toch doorbouwt zonder dat daar een sanctie aan verbonden is. Dit wordt slechts voorkomen door het tegelijk met de bouwstop opleggen van een preventieve last onder dwangsom, omdat het gevaar van het opnieuw begaan van de overtreding zich kennelijk voordoet.
Als de gezondheid of de veiligheid in het geding is wordt in ieder geval een bouw-, gebruiksstop opgelegd. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat:
Daarnaast wordt er een bouwstop opgelegd als een belanghebbende hierom verzoekt en er sprake is van bouwen zonder omgevingsvergunning.
Een last onder dwangsom omvat naast de te nemen herstelmaatregelen ook een begunstigingstermijn. Binnen deze termijn kan de overtreder de door het bestuursorgaan opgelegde lastgeving uitvoeren zonder dat deze het dwangsombedrag verbeurt (artikel 5:32a lid 2 Awb). De begunstigingstermijnen worden ook per geval bepaald en gemotiveerd. Uitgangspunt is dat de begunstigingstermijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. Een begunstigingstermijn is niet noodzakelijk, wanneer de overtreding onmiddellijk beëindigd wordt. Wanneer het niet mogelijk is de overtreding onmiddellijk te beëindigen wordt een 'redelijke' begunstigingstermijn gegeven.
Een begunstigingstermijn kan niet worden verruimd nadat deze is verstreken. In rechtspraak is bepaald dat een besluit tot verruiming van de begunstigingstermijn dat genomen is na het verstrijken van de begunstigingstermijn doch voordat de eerste dwangsom is verbeurd, wel is toegestaan. Wanneer er sprake is van meerdere overtredingen waarvoor de overtreder wordt aangeschreven, wordt per last een aparte begunstigingstermijn bepaald.
De (maximale) hoogte van een dwangsom wordt vastgesteld aan de hand van de redelijkheid. Artikel 5:32b lid 3 Awb stelt namelijk dat de bedragen in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom moeten staan. Er is geen wettelijk maximaal te verbeuren bedrag noch zijn er concrete regels voor het bepalen van de hoogte van een dwangsom. Bestuursorganen hebben dus een redelijke marge bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom. De hoogte van een dwangsom wordt slechts door de rechter terughoudend getoetst en dan vaak alleen als de hoogte van de dwangsom aanhangig gemaakt wordt in het kader van bezwaar of beroep. De rechter kijkt alleen of er sprake is van een evenredige dwangsom. Men moet zich er echter wel van vergewissen of de hoogte van de op te leggen dwangsom in de concrete omstandigheden van dat geval niet disproportioneel is. Het karakter van een last onder dwangsom is immers reparatoir.
Uitgangspunten bij het bepalen van de (maximum) hoogte van dwangsommen:
Het bedrag moet voldoende afschrikwekkend zijn om de overtreder te stimuleren de overtreding uit eigen beweging te beëindigen binnen de begunstigingstermijn zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
De geschatte kosten om de overtreding te beëindigen moeten hoger zijn dan het geschatte financiële voordeel van de overtreder bij het laten voortduren van de overtreding.
Het onrechtmatig verkregen voordeel dat de overtreder heeft moet worden weggenomen.
De bevestiging van normen gesteld in het belang van milieu, ruimtelijke ordening, natuur en
landschap, veiligheid, volksgezondheid etc.
De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval, het nalevingsgedrag van de overtreder in het verleden of calculerend gedrag van de overtreder.
In de jurisprudentie is bepaald dat de financiële omstandigheden van de overtreder in beginsel geen rol spelen bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom. Ook de mogelijk (ernstige) financiële gevolgen van handhavend optreden, vormen geen grond voor het oordeel dat het optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhaving behoort te worden afgezien. De hoogte van het dwangsombedrag dient te zijn afgestemd op de zwaarte van het geschonden belang en op de beoogde werking van de dwangsom en niet op de draagkracht van de overtreder. In het geval van meerdere overtredingen wordt per last een apart dwangsombedrag bepaald.
Bij de controles en handhaving van de Drank en Horeca hanteren we een afwijkende sanctiestrategie
Drank- en Horecavergunning aanwezig:
Stap 1 – Bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing geven
Stap 2 – Bij een tweede overtreding de Drank- en Horecavergunning voor 12 weken schorsen
Stap 3 – Bij een derde overtreding de Drank- en Horecavergunning en exploitatievergunning intrekken
Geen aanwezigheid Drank- en Horecavergunning:
Stap 1 – Bij eerste overtreding voornemen opleggen last onder dwangsom
Stap 2 – Bij tweede overtreding last onder dwangsom opleggen
Stap 3 – Bij derde overtreding bestuursdwang toepassen
Er is alleen sprake van overmacht in de zin van dit gedoogkader in situaties van onverwachte, niet voorzienbare van buiten komende oorzaak/omstandigheid. Een aantal gevallen van overmachtsituaties heeft een wettelijke grondslag (5:5 Awb). Van een overmachtssituatie is in de praktijk slecht zeer zelden sprake.
In overgangssituaties kan gedogen aanvaardbaar zijn als de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving gemoeid zouden zijn. Kenmerkend voor een overgangssituatie is, dat er concreet zicht dient te zijn op legalisatie. Gedogen kan aanvaardbaar zijn in overgangssituaties, zoals bijvoorbeeld (niet limitatief):
Indien een overtreding wel legaliseerbaar is, maar er geen concreet zicht op legalisatie bestaat, is dit in beginsel geen reden om van handhavend optreden af te zien. In dat geval wordt bij het inzetten van een sanctiemiddel de overtreder, of andere rechthebbende, op de hoogte gesteld van de legalisatiemogelijkheden. Indien van een legalisatiemogelijkheid gebruik wordt gemaakt, kan er op dat moment concreet zicht op legalisatie ontstaan, waardoor gedogen op dat moment aan de orde kan zijn.
Het feit dat er sprake is van een gedoogwaardige situatie (overgangs- of overmachtsituatie) wil niet automatisch zeggen dat er in die gevallen een recht op gedogen bestaat. Gedogen dient alleen aan de orde te zijn in bijzondere situaties. Het enkele feit dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is aangevraagd, betekent dus niet dat -met een verwijzing naar concreet zicht op legalisatie- alvast begonnen mag worden met bouwen.
Het achterliggende belang van de overtreder is evident beter gediend met gedogen
Het indienen van bezwaar en beroep kunnen ertoe leiden dat ook andere belangen dan het door de regelgeving te beschermen belang moeten worden meegenomen in de afweging.
Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een toezegging zijn gedaan of door het verstrekken van informatie door de gemeente bij de betrokkene de verwachting heeft gewekt dat niet zou worden gehandhaafd, kan onder omstandigheden het vertrouwensbeginsel zwaarder wegen dan het belang dat met handhaving is gediend.
Ook in andere gevallen kan bij uitzondering uit onze rechtsbeginselen voortvloeien, dat andere belangen dan de belangen die de overtreden regel beoogt te beschermen moeten worden afgewogen tegen de belangen die met (onmiddellijke) handhaving zijn gediend, kunnen rechtvaardigen dat een wetsovertreding (tijdelijk) gedoogd wordt.
Uitgangspunt is dat slechts in bepaalde gevallen en bij uitzondering mag worden overgegaan tot gedogen. De gedoogstrategie van Hollands Kroon neemt de inhoud van de algemene Nota Grenzen aan gedogen in acht. Er moet sprake zijn van een overgangs- en overmachtssituatie en de uitkomst van een belangenafweging dient het gedogen niet in de weg te staan.
Gedogen kan zorgen voor de nodige flexibiliteit, mits het op de juiste wijze wordt ingezet. Hierbij dienen de belangen van bedrijven en derde belanghebbenden gewaarborgd te worden. De gevolgen van het gedogen kunnen voor een groot deel zelf in de hand gehouden worden. Dit kan door duidelijkheid te verschaffen over wat er wordt gedoogd, hoelang er zal worden gedoogd, wiens overtreding er wordt gedoogd en onder welke voorwaarden er wordt gedoogd. Gedogen dient zoveel mogelijk in omvang en/of tijdsduur te worden beperkt.
Gedogen kan aan de orde zijn bij overgangs- en overmacht situaties. In sommige gevallen kan het belang van de overtreder beter gediend zijn met gedogen. Uitgangspunt is dat aan de inzet van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten een belangenafweging en een zorgvuldige voorbereiding vooraf dient te gaan. Het feit dat het bestuur een bepaalde overtreding gedoogt, is een factor die op verschillende plaatsen in die belangenafweging een rol speelt waarbij de belangen van de fysieke leefomgeving, de overtreder, van derden en het algemeen belang zorgvuldig dienen te worden afgewogen.
Andere overheden en eigen overheid
Handhaving van een publiek contract, aangegaan met een andere overheid of met een ander onderdeel van de eigen overheid is niet anders dan anders. Ook daar geldt: “afspraak is afspraak”. Nog meer dan bij particulieren gelden daar nalevingsdoelen in de sfeer van algemeen normbesef en geloofwaardigheid van de normerende overheid.
Hooguit kunnen er juridische complicaties optreden, in het bijzonder bij het strafrechtelijk vervolgen van de rijksoverheid of bij het bestuurlijk optreden tegen de eigen overheid.
Bijlage 7. Procedures & Processen
Voor alle teams en hun werkwijzen geldt dat wij aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (awb). Wettelijk termijnen worden in acht genomen maar we sluiten ook aan bij begrippen als belanghebbende en toetsen aanvragen/ verzoeken formeel inhoudelijk. De wijze waarop we werken is veelal niet vastgelegd. Hieraan zal op basis van de doelstellingen worden gewerkt. Onderstaand is een globale weergave, tot stand gekomen op basis van interviews.
Voor de werkwijze sluiten wij aan bij de strategie zoals in bijlage 2 en 3 uiteengezet. De kernwaarde bij dienstverlening zijn naast de Awb-procedures leidend. Vooruitlopende op de omgevingswet oefenen we met de Intake- en Omgevingstafel en hanteren daarbij het volgende proces.
Toezicht op de uitvoering van de verleende vergunning vormt het slotstuk van het vergunningenproces.
Per jaar worden er circa 250 controles uitgevoerd op de bouwplaats door onze toezichthouders. Naast het toezicht op de bouwactiviteiten en de bouwplaats omvat het tevens het beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages en het laten nader (laten) beoordelen van aangetroffen afwijkingen. Jaarlijks worden er circa 200 vergunningen gereed gemeld. Dat betekent dat de uitvoering is afgerond en akkoord is bevonden. Zowel wat betreft de frequentie en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend heeft de gemeente beleidsvrijheid.
Hollandskroon heeft als uitgangspunt dat elke vergunning in de uitvoering wordt gecontroleerd. De uitvoerder blijft verantwoordelijk voor een juiste uitvoering, het toezicht controleert op hoofdlijnen. Daarbij staat veiligheid (constructieve veiligheid, brandveiligheid, installaties) voorop.
De frequentie en de diepgang van de controle hangen af van het type bouwwerk en de observaties van de toezichthouder gedurende het vergunningen en controleproces.
Met de introductie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is de verwachting dat de minimaal benodigde capaciteit afneemt omdat het toezicht op de bouw dan gedeeltelijk wordt overgenomen door de kwaliteitsborger van de aannemer. We zullen dit na inwerkingtreding Wkb monitoren.
Bij het toezicht geldt in zijn algemeenheid dat de toezichthouder zich kan identificeren en zijn wettelijke bevoegdheden spaarzaam, maar daar waar nodig, gebruikt.
Bij het aangaan van gesprekken met (mogelijke) overtreders en de overig betrokkenen is het doel om te komen tot een gelijkwaardige dialoog met de overtreder om de juiste feiten en omstandigheden te achterhalen. De aangesprokene wordt uitgenodigd om zijn/haar perspectief weer te geven.
De toezichthouder beoordeelt altijd de mogelijkheden om te komen tot een oplossing en daartoe tot afspraken te komen. Daarbij speelt de ernst van de overtreding een rol, maar ook de persoon van de overtreder en eventueel overige betrokkenen. Eventuele afspraken en termijn worden schriftelijk vastgelegd in het controlerapport en gecontroleerd. Het controlerapport voldoet aan de minimale eisen die de Raad van State daaraan stelt (zie kader).
Nalevingsstrategie handhaving: Preventie
De gemeente Hollands Kroon verkiest een handhavingsstrategie die goed gedrag stimuleert en overtredingen voorkomt. Hollands Kroon richt zich dus bewust op preventie in gesprek met onze inwoners en ondernemers. Na- tuurlijk neemt dit niet weg dat de gemeente doorpakt daar waar nodig is. De kernwaarden bij onze preventiestrategie is het geven van duidelijkheid en een focus op de eigen verantwoordelijkheid.
Een belangrijk element van elke preventiestrategie is voorlichting. Veel overtredingen worden immers begaan door onbekendheid met de regels van bijvoorbeeld het bestemmingsplan/omgevingsplan. Uitleg over de regels, over het onderliggende doel ervan en de wijze waarop de gemeente toezicht blijft daarom belangrijk. Voor 2023 willen we extra informatie op de website en socialmedia verschaffen.
Zichtbaarheid van het toezicht en de mogelijke gevolgen van een overtreding is een belangrijke factor bij het voorkomen van overtredingen. Ook willen we voorkomen dat overtreders opnieuw in de fout gaan en een nieuwe overtreding plegen. Daarom besteden we veel ‘nazorg’ in de vorm van her controles om recidive te voorkomen door in het toezicht zichtbaar te zijn nadat de overtreding is beëindigd.
Nalevingsstrategie Handhaving: Handhavingstoezicht
Handhavingstoezicht is het toezicht op de overige omgevingsrechtelijke regelgeving, naast het vergunningentoezicht. Vooral het toezicht op de naleving van bestemmingsplannen valt daaronder, maar ook illegaal bouwen en de naleving van de technische voorschriften uit het Bouwbesluit/Bbl.
Jaarlijks ontvangt en behandelt Hollands Kroon ongeveer 25 klachten/melding van inwoners, bedrijven en belangengroepen die betrekking hebben op de Wabo/Omgevingswet. Daarnaast voeren we specifieke toezicht thema’s uit zoals huisvesting Arbeidsmigranten. Tot slot vindt er ambtshalve surveillance plaats per gebied. Als de toezichthouders onderweg zijn spenderen zij hier extra tijd aan indien mogelijk. Combineren zij het met toezicht op ondermijning,
Als we een klacht of melding krijgen hanteren we de volgende richtlijnen die daarbij gelden:
We handelen verzoeken zo snel mogelijk af, het streven is een maximale termijn van 8 weken
Verlenging van de termijn wordt gecommuniceerd.
De overtreder wordt uitgenodigd om te reageren op het verzoek om handhaving.
Er wordt gekeken naar het ‘probleem achter het probleem’.
Indien daartoe mogelijkheden zijn, wordt andere instrumenten zoals het informele gesprek en buurtbemiddeling Is er sprake is van een overtreding en geen bijzondere omstandigheden zijn, wordt een handhavingsprocedure gestart
Nalevingsstrategie handhaving: Sanctiestrategie
Elk jaar is het nodig om in circa 50 situaties sanctionerend op te treden met als doel om overtredingen ongedaan te maken. Deze zaken kunnen voortvloeien uit verzoeken om handhaving van inwoners of door de toezichthouders geconstateerde overtredingen die niet door hen kunnen worden opgelost.
Werkwijze formeel handhavingsverzoek
Verschil klacht of handhavingsverzoek
Het is van belang dat duidelijk is of iemand een klacht of een verzoek om handhaving indient. Een handhavingsverzoek is een formeel verzoek van een belanghebbende aan de gemeente om een handhavingsbesluit te nemen. Hierop zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (§ 4.1.3.2. Awb) van toepassing. Een verzoek om handhaving is een formeel juridische kwestie die voor de gemeente verplichtingen schept en waar de aanvrager rechten aan kan ontlenen.
Het bevoegd gezag heeft op grond van artikel 5.2 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) tot taak klachten te behandelen die betrekking hebben op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten met betrekking tot het uitvoeren van het betrokken project.
Als er sprake is van een spoedsituatie bij ernstige hinder of direct gevaar, dan wordt er direct een controle uitgevoerd n.a.v. de ontvangen klacht/melding. In meeste andere gevallen wordt er n.a.v. de klacht/melding een handhaafzaak aangemaakt en deze wordt, conform de prioriteit uit het VTH-beleid en de beschikbare capaciteit, opgepakt. Bij anonieme meldingen wordt er geen handhaafzaak aangemaakt.
Indieningsvereisten handhavingsverzoek
Een verzoek om handhaving moet voldoen aan de indieningsvereisten van de artikelen 4:1 en 4:2 Awb. Een ontvankelijk handhavingsverzoek is:
Anonieme handhavingsverzoeken kunnen niet in behandeling worden genomen en worden behandeld als klacht/melding.
Bij onduidelijkheid over de vraag of er al dan niet sprake is van een formeel verzoek om handhaving, neemt de behandelend ambtenaar contact op met de indiener.
De verzoeker om handhaving ontvangt binnen twee weken na binnenkomst van zijn verzoek een ontvangstbevestiging. Als het verzoek onduidelijk en/of onvolledig is, stelt de gemeente de verzoeker in de gelegenheid om het verzoek binnen een bepaalde termijn aan te vullen.
Als blijkt dat de gemeente een handhavingsverzoek heeft ontvangen terwijl de gemeente daarop niet het bevoegde gezag is, dan wordt het handhavingsverzoek op grond van artikel 2:3 Awb doorgezonden aan het bevoegde orgaan. De afzender wordt hiervan in kennis gesteld.
Het kan voorkomen dat klachten of handhavingsverzoeken bij de gemeente binnen komen die niet behoren tot een gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak. In veel gevallen gaat het dan om zaken waarbij de direct betrokkenen zelf verantwoordelijk zijn voor de oplossing van het probleem. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan meldingen van huurders die een geschil hebben met hun verhuurder (woningcorporatie of particulier). In dergelijke gevallen wordt de melder geïnformeerd en doorverwezen naar bijv. de woningcorporatie, de GGD of buurtbemiddeling.
Als gemeente zijn wij slechts belast met het toezicht op, en de handhaving van, verschillende publiekrechtelijke wet- en regelgeving. Overtreding van dergelijke wetgeving geeft ons een titel om iemand aan te spreken, en zo nodig middels sancties de naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Het gaat onze taak en expertise te buiten om men van advies in privaatrechtelijke aangelegenheden te voorzien. Dit betekent dat wij als gemeente zijnde hierin niet kunnen optreden.
Werkwijze beoordeling Handhavingsverzoek
Bij de ontvangst van een verzoek om handhaving wordt getoetst of de indiener van dit verzoek belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, lid 1 Awb aangemerkt als belanghebbende dan wordt het aangevraagde verzoek om handhaving niet-ontvankelijk verklaard.
Voor het bepalen van een redelijke termijn voor de behandeling van een handhavingsverzoek is de jurisprudentie van de Raad van State over dat onderwerp van belang. Er kan niet worden volstaan met de mededeling dat zal worden gehandhaafd. Binnen de bepaalde termijn dient het daadwerkelijke handhavingsbesluit te zijn genomen dan wel te middels voldoende onderbouwing te worden verlengd.
Bij veel handhavingsverzoeken is het nodig om onderzoek te verrichten op grond van het gelijkheidsbeginsel (de vraag of gelijke gevallen ook gelijk behandeld worden). Dit type onderzoek vergt zeer veel toezichts- en handhavingscapaciteit. Voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is een beleidslijn opgesteld.
Daar komt bij dat de vastgestelde handhavingsstrategie de stappen voorschrijft voor het nemen van een handhavingsbesluit:
De eerste stap bestaat uit het uitvoeren van een controle naar de in het verzoek aangegeven zaken door een toezichthouder, deze controle wordt uitgevraagd middels het verzoek tot inspectie formulier;
Vervolgens krijgen overtreders de gelegenheid tot vrijwillig herstel van overtredingen binnen een daarvoor gestelde termijn. De juridisch medewerker stelt hiervoor een brief op in Openwave;
De eerste stap bestaat uit het uitvoeren van een controle naar de in het verzoek aangegeven zaken door een toezichthouder, deze controle wordt uitgevraagd middels het verzoek tot inspectie formulier; Vervolgens krijgt de overtreder, een brief waarin het voornemen geuit wordt om een handhavingsbesluit te nemenDe overtreder krijgt de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen (artikel 4:8 lid 1 Awb) en eventueel de overtreding uit eigen beweging te beëindigen;
Indien de overtreding daarna nog niet is beëindigd, dan wordt een handhavingsbesluit genomen;
Indien van toepassing wordt er ook een besluit genomen op het verzoek om handhaving. Dit is een besluit tot handhaving dan wel, indien de zienswijze en/of gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, de afwijzing van het handhavingsverzoek.
Tegen het besluit kunnen de verzoeker en derde belanghebbenden bezwaar maken en vervolgens beroep instellen bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State.
Uit het voorgaande blijkt dat de procedure voor de afhandeling van een handhavingsverzoek veel tijd in beslag neemt.
Procedureel leidt dit tot de volgende werkwijze:
De verzoeker om handhaving ontvangt een ontvangstbevestiging.
In de ontvangstbevestiging geven we duidelijk aan waar het handhavingsverzoek precies op ziet. Hiermee bakenen we de omvang van het verzoek af. Wordt er daarna een nieuw onderdeel door de verzoeker ingebracht? Dan wordt dit ingeboekt en behandeld als een nieuw handhavingsverzoek.
Indien we de termijn van 8 weken (artikel 4:13 Awb) niet halen, dan wordt binnen die periode de termijn middels een brief verlengd (artikel 4:14 Awb). Weet je hoe lang je nog nodig hebt, noem dan die termijn. Weet je het niet, dan ligt een verlenging van telkens 8 weken voor de hand.
Als er sprake is van een situatie dat in overleg tussen partijen naar een minnelijke oplossing wordt gezocht, dan wordt dat formeel vastgelegd op basis van 4:15 Awb. De termijn voor het geven van een beschikking kan namelijk worden opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd.
Los van de termijnen, is een zo spoedig mogelijke afhandeling uiteraard te allen tijde het streven.
Bij de inhoudelijke beoordeling van een verzoek om handhaving wordt in eerste instantie gekeken naar de aard en ernst van de overtreding. Het spreekt voor zich dat er in spoedeisende situaties zo snel mogelijk wordt opgetreden. Het wegnemen van het gevaar staat hierbij voorop.
Verzoek om handhaving is niet-ontvankelijk. Nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld om binnen twee weken het verzoek aan te vullen kan het zijn dat het verzoek nog steeds niet-ontvankelijk is. Verzoeker wordt daarover geïnformeerd. Het VOH wordt dan niet in behandeling genomen dit is een appellabel besluit.
Verzoek om handhaving is ontvankelijk. Na onderzoek naar het gevraagde blijkt dat geen sprake is van een overtreding (waartegen wij bevoegd zijn op te treden). VOH wordt geheel afgewezen.. Hiertegen staat bezwaar open. Verzoeker wordt over de procedure geïnformeerd.
Verzoek om handhaving is ontvankelijk. Na onderzoek blijkt dat sprake is van een overtreding.
In de waarschuwingsbrief naar de overtreders vermelden wij de reden voor controle (in onze brieven vermelden wij dat de reden voor de controle een verzoek om handhaving is.)
Voortgangsbericht (in de fase van de waarschuwingsbrief ontvangt de indiener van het handhavingsverzoek een voortgangsbericht.)
In het voornemen naar de overtreder vermelden wij de reden voor de controle en wat de constateringen zijn waarmee het strijdig is, bevoegdheidsgrondslagen en het voornemen tot handhaven zelf en de mogelijkheid voor het indienen van een zienswijze. Afschrift voornemen last onder dwangsom/last onder dwangsom (De indiener van een verzoek om handhaving ontvangt een geanonimiseerd afschrift van het voornemen last onder dwangsom, met een korte begeleidende brief. De indiener wordt niet actief gewezen op de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. Indien deze persoon wel een zienswijze naar voren brengt, wordt deze meegewogen bij de last onder dwangsom onder verwijzing van zienswijze belanghebbende.)
Verzoek om handhaving kan geheel worden toegewezen, of gedeeltelijk worden toegewezen dan wel afgewezen.
Voor de begunstigingstermijn, soorten handhavingsbesluiten, de hoogte van dwangsommen en soorten sancties sluiten wij aan bij de Handhavingsstrategie. We hanteren de hierin benoemde uitgangspunten bij de vaststelling van besluiten. Wat betreft de Invordering gaan wij meer specifiek in 2023 aan de slag. Afgelopen jaren is hieraan onvoldoende uitvoering gegeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-287319.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.