Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 287199 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 287199 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Derde Wijziging van de Havenverordening Rotterdam 2020
De Havenverordening Rotterdam 2020 wordt als volgt gewijzigd:
Onder het tweede gedachtestreepje van de considerans wordt na ‘de ordening’ ingevoegd ‘(efficiënt gebruik van de haven)’.
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
In artikel 1.6, onderdeel b, vervalt ‘als’ en wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.
In artikel 1.9, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
In artikel 3.3, onderdeel c, wordt ‘ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.
Artikel 3.6, eerste lid, komt te luiden:
In artikel 3.7, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘oever- of kadeverdedigingswerken’ vervangen door ‘oeverbeschermingswerken’.
Het opschrift van artikel 3.8 komt te luiden: ‘Artikel 3.8 Rechthebbenden’.
Aan artikel 3.11, vierde lid, wordt toegevoegd ‘, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt’.
Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:
Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4.3 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.
Artikel 4.4, eerste lid, komt te luiden:
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd;
Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
In de aanhef van artikel 4.12 wordt ‘als laatste hebben bevat’ vervangen door ‘leeg daarvan zijn’.
In artikel 4.13, eerste lid, wordt ‘bedrijf’ vervangen door ‘locatie’.
Artikel 5.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5.3, eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen
Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden:
Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen
Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 6.2, eerste lid, wordt ‘bedrijf’ vervangen door ‘locatie’.
Artikel 6.3, eerste lid, komt te luiden:
Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding, een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden, een vloeistof als bedoeld in bijlage 1 of een vluchtige organische stof wordt gebruik gemaakt van een:
In de titel van artikel 6.4 vervalt ‘als bedoeld in de IGC Code of het ADN’.
In artikel 7.1 wordt telkens ‘een woonconcentratie’ vervangen door ‘kwetsbare objecten’.
In de titel van paragraaf 8 wordt na ‘bunkeren’ ingevoegd ‘, debunkeren’.
Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren
Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.
Artikel 8.5 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 8.6, derde lid, onderdeel b, wordt ‘inclusief’ vervangen door ‘alsmede’.
Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen
Aan paragraaf 8 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:
Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:
In Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Rotterdam 2020 wordt ‘woonconcentraties’ telkens vervangen door ‘kwetsbare objecten’
Er wordt een bijlage 3 toegevoegd, luidende:
BIJLAGE 3 als bedoeld in artikel 5.4 van de Havenverordening Rotterdam 2020
De in artikel 5.4 van de Havenverordening Rotterdam 2020 bedoelde stoffen zijn:
Stoffen genoemd in de IBC-code met indicatie S/P en notatie ‘Toxic Vapour detection:
De Bijlage: Toelichting op de Havenverordening Rotterdam 2020 wordt als volgt gewijzigd:
In de toelichting komt te tekst onder ‘Verhouding tot andere regelgeving’ te luiden:
Een van de doelstellingen van de Havenverordening is de ordening van/in de haven. Dat begrip is niet meteen op het eerste oog duidelijk. Bedoeld is niet de ruimtelijke ordening; daar gaan de raad (bestemmingsplannen) en het college (vergunningen, uitwerkings- en wijzigingsplannen) over. In de vorige Havenverordening werd het begrip ‘orde’ gebruikt. Van dat begrip is afgestapt omdat er verwarring kon ontstaan met de openbare orde en op dat gebied is de burgemeester bevoegd.
Verhouding tot andere regelgeving
Met het begrip ‘ordening’ wordt beoogd een efficiënt gebruik van de haven. De considerans van de verordening is niet aangepast. In de definitiebepalingen zijn de begrippen ordening en efficiënt gebruik van de haven gedefinieerd. In de verordening wordt verder het begrip efficiënt gebruik van de haven gehanteerd.
De bepalingen in de Havenverordening zijn aanvullend ten opzichte van hogere (inter) nationale regelgeving. Voor wat betreft de nationale regelgeving valt in het bijzonder te denken aan het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart, de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (na invoering van de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving). Bij internationale regelgeving valt te denken aan Marpol, SOLAS en ADN.
De artikelen in de Havenverordening staan niet op zichzelf. De artikelen kunnen een relatie of afhankelijkheid hebben met andere paragrafen en artikelen in de verordening. De Havenverordening dient dan ook als geheel gezien en gelezen te worden om te kunnen bepalen of een bepaalde handeling of gedraging al dan niet is toegestaan.
In de toelichting wordt artikel 1.1 Begripsomschrijvingen als volgt gewijzigd:
De begripsomschrijving ‘Ontgasvoorziening’ komt te luiden:
Op bovenlokaal niveau worden regels gesteld die het ontgassen van ladingtanks met gevaarlijke dampen naar de atmosfeer beperken. Schepen dienen hun ladingtanks dan op een andere wijze van hun gevaarlijke dampen te ontdoen. Dit zal via een ontgasvoorziening moeten plaatsvinden.
Deze ontgasvoorziening kan zowel op een vaste locatie als op een mobiele locatie (bijvoorbeeld op een schip of een truck) worden geplaatst. Een ontgasvoorziening kan ook ingezet worden voor het afvangen van dampen tijdens de overslag van schadelijk of gevaarlijke stoffen waarvoor een aansluiting op een dampretourleiding is vereist. Voor ontgasvoorzieningen die niet onder een omgevingsvergunning van een inrichting vallen dan wel, na de invoering van de Omgevingswet, op een locatie mogen plaatsvinden op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan de havenmeester een vergunning verlenen.;
Na de begripsomschrijving ‘Scheepsafvalstoffen’ wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:
Met de begripsomschrijving van ventileren wordt aangesloten bij de bepalingen uit het (nog vast te stellen) CDNI Het CDNI stelt een grens waaronder de dampen naar de buitenlucht mogen worden geventileerd, de zogenaamde Accepted Vent Free Level. Deze komt overeen met 10% van de onderste explosiegrens van een (brandbare) stof.
In de toelichting van artikel 1.3 komt de laatste regel te luiden: ‘In enkele artikelen in de verordening is expliciet bepaald dat "eenieder" zich aan dat voorschrift dient te houden (bijvoorbeeld het artikel dat niet-rechthebbenden verbiedt om een schip vast te houden (artikel 3.8), de mogelijkheid voor eenieder om werkzaamheden aan een schip te verrichten (artikel 4.5) of zich aan het plan van aanpak te houden (artikel 4.7)).’.
In de toelichting van artikel 1.7 komt de laatste regel in de eerste alinea te luiden: ‘Het tweede lid geeft de mogelijkheid om in bepaalde situaties hiervan af te wijken.’ en komt de laatste regel te vervallen.’.
In de toelichting van artikel 1.9 wordt een regel toegevoegd, luidende: ‘Deze mogelijkheid is algemeen opgenomen omdat bij het opstellen van de verordening niet alle ontwikkelingen die zich in de scheepvaart voordoen, (kunnen) zijn voorzien.’.
In de toelichting van artikel 1.10 wordt een regel toegevoegd, luidende: ‘Algemeen is de bevoegdheid van de Havenmeester om voorwaarden te stellen waaraan een aanvraag of toestemming moet voldoen.’.
De toelichting van de inleiding van Paragraaf 3 komt te luiden:
In de verordening is als een van de doelen genoemd, naast het milieu en de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven. Er is regelmatig verwarring ontstaan omtrent dit begrip, mede in verband met de burgemeestersbevoegdheden (openbare orde) en het begrip ‘ruimtelijke ordening’. Om reden dat met ordening in de Havenverordening iets anders is bedoeld, is ervoor gekozen het begrip ‘ordening’ te vervangen door ’een efficiënt gebruik’ omdat dat begrip beter aansluit bij wat bedoeld wordt.
De toelichting van artikel 3.2 komt te luiden:
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich wel of niet mogen bevinden dan wel voor ligplaatsen aan te geven welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn. Het college kan bijvoorbeeld besluiten om pleziervaartuigen uit havenbekkens te weren.
In de toelichting van artikel 3.4 wordt ‘haveninfrastructuur’ vervangen door ‘infrastructuur’.
De tweede alinea in de toelichting van artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting van artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:
De tweede alinea komt te luiden:
Om deze reden is bepaald dat het gebruik van deze hulpmiddelen niet is toegestaan als het schade toebrengt of kan toebrengen aan de infrastructuur. Het is aan de schipper of de kapitein om te bepalen of het gebruik van de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven veilig plaats kan vinden. Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.
De toelichting van artikel 3.7 komt te luiden:
Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen.
Het is alleen toegestaan ankers of spudpalen te gebruiken wanneer zeker is gesteld dat deze geen schade kunnen veroorzaken. Dit is in gebieden die door het college zijn aangewezen of op ligplaatsen met de betreffende verkeerstekens of besluiten die eenzelfde strekking hebben als een verkeersteken. In andere gevallen dient de informatie opgevraagd te worden bij de havenmeester.
Na de toelichting van artikel 3.7 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:
De titel bij deze bepaling komt beter overeen met de inhoud dan bij de vorige versie van de verordening. Een rechthebbende is iemand die rechten op het schip kan doen gelden, als rechtmatig gebruiker (eigenaar/huurder) dan wel gemachtigd is of anderszins (bijvoorbeeld een bestuursorgaan die gebruik maakt van zijn bevoegdheid bestuursrechtelijke sancties toe te passen).
De toelichting van artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:
Aan de eerste alinea van wordt toegevoegd: ‘Het vaststellen van de grenzen van deze ruimte geschiedt op een zodanige wijze, dat de eigenaar van de ligplaats onder praktisch alle omstandigheden al zijn reguliere scheepvaartontvangsten kan afhandelen, waarbij ook voldoende manoeuvreerruimte overblijft voor het vertrek en de aankomst van schepen op naburige ligplaatsen.’.
In de toelichting van artikel 4.4 wordt na de eerste alinea een nieuwe alinea ingevoegd: ‘De toegang dient zo geplaatst te zijn dat deze geen gevaar of schade kan veroorzaken.’ en wordt in de tweede alinea ‘op te zetten.’ vervangen door ‘te hebben.’.
De toelichting van artikel 4.5 komt te luiden:
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
Grote werkzaamheden aan schepen vinden doorgaans plaats op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, bijvoorbeeld op een scheepswerf of in een dok. Alle overige werkzaamheden kunnen worden verricht door de eigen bemanning, een reparatiefirma of werknemers van de stuwadoor. Om deze reden richt het artikel zich tot eenieder. Het verrichten van werkzaamheden kan gevaren met zich meebrengen.
Om te voorkomen dat overige werkzaamheden die buiten een locatie waar deze activiteit is toegestaan worden uitgevoerd, uitgroeien tot werkzaamheden van grote omvang met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur zijn in het eerste lid, onder b, voorschriften opgenomen dat de duur van de werkzaamheden totaal ten hoogste zeven dagen mag zijn
Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen. Verder is het verbod van open vuur en vonkvorming in het petroleumhavengebied, dat elders is geregeld, onverkort van kracht bij het verrichten van werkzaamheden..
Onder het in het tweede lid bedoelde tankschip wordt tevens begrepen een combinatietankschip, dat is omgebouwd tot bulkcarrier en nog slechts geschikt is voor het vervoer van droge lading. In de praktijk is gebleken dat in deze van scheepstype veranderde schepen restanten van voormalig vervoerde vloeibare lading achter kunnen blijven die bij het uitvoeren van werkzaamheden met vuur kunnen leiden tot ongewenste gevaarlijke situaties.
In het derde lid is bepaald dat werkzaamheden aan een installatie van een schip, die wordt aangedreven door specifieke brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, niet zomaar zijn toegestaan. Het college kan hier voorwaarden aan stellen om het efficiënt gebruik van de haven en (milieu)veiligheid te waarborgen. Reden is dat dergelijke werkzaamheden zoveel gevaar met zich mee kunnen brengen dat enkel een melding niet volstaat.
Sloopwerkzaamheden zijn geregeld in het vierde lid. Met slopen wordt bedoeld het demonteren van de scheepsconstructie. Sloopwerkzaamheden zijn specifieke werkzaamheden die niet op het herstel van het schip gericht zijn, maar erop zijn gericht het schip uit de vaart te nemen.
In de toelichting van artikel 4.6 wordt ‘het eerste lid’ vervangen door ‘dit artikel’.
De toelichting van artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting van artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting van artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:
Er wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:
In het tweede lid is een meldingsverplichting opgenomen voor het ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie. Deze meldverplichting is van toepassing voor het schip dat gaat ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie die op een ander schip staat. Indien de ontgassingsinstallatie over een vergunning dient te beschikken zal ook in de vergunning een meldplicht voor de installatie worden opgenomen.
De toelichting van artikel 4.11 komt te luiden:
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
Dit artikel regelt in zijn algemeenheid het veilig en milieuverantwoord schoonmaken van tanks, inclusief het gebruik van een ontgassingsinstallatie. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel. Slechts het onvermijdelijke laten ontsnappen van een klein restje gas bij het openen van de ladingtanks of sloptanks is toelaatbaar.
In het eerste lid, onder c, wordt geregeld dat de zogenaamde stankstoffen uit bijlage 1 en die niet onder het bepaalde onder a, b en d vallen, verboden zijn open schoon te maken.
Uit het eerste lid volgt dat voor stoffen waar gesloten schoonmaken niet is voorgeschreven open mag worden schoongemaakt.
In het vierde lid is geregeld dat ventileren alleen is toegestaan op een locatie die de havenmeester daartoe heeft aangewezen. In de Havenverordening is het begrip ventileren opgenomen. Dit is de situatie waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen uit de ladingtank in het uitgeblazen mengsel onder vastgestelde waarden zit. Daarbij wordt zowel naar de limieten van brandbaarheid als de giftigheid gekeken. Of gevaarlijke gassen en dampen aan die limieten moet voldoen is weer afhankelijk van de classificatiecode die het heeft gekregen op basis van internationale vervoerswetgeving zoals het ADN. Voor de gassen en dampen van gevaarlijke stoffen die alleen de classificatiecode brandbaar (‘F’) hebben hoeft geen giftigheid gemeten te worden. Dit is wel het geval wanneer de stof de classificatiecode T heeft en in het ADN in tabel C kolom 18 van het ADN een giftigheidsmeter wordt vereist voor de betreffende stof. Hiermee wordt aangesloten bij internationale regelgeving.
In het zesde lid is in zijn algemeenheid bepaald dat het schoonmaken van stoffen (als bedoeld in artikel 4.11 eerste lid), hetgeen mede inhoudt het openen of ventileren van deze ruimtes na het schoonmaken, door het college kan worden beperkt of verboden, indien atmosferische omstandigheden dit noodzakelijk maken. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de havenmeester en de milieuautoriteiten op basis van afgegeven weercodes.
In de toelichting van artikel 5.2 komt de tweede alinea te luiden:
Onderdeel f bepaalt dat schepen (in het algemeen, niet specifieke schepen) het petroleumhavengebied mogen doorvaren, indien dat noodzakelijk is om hun bestemming te bereiken. Gelet op de aard van de schepen ligt het voor de hand dat ze ruim afstand houden ten opzichte van andere in de petroleumhaven verblijvende schepen en de kortste weg kiezen zonder (onnodig) te stoppen.
In de toelichting van artikel 5.3 wordt toegevoegd: ‘Het roken mag alleen in gesloten ruimten plaatsvinden, bijvoorbeeld een woon- of dienstruimte, of in ruimten die voldoen aan de eisen die de internationale wetgeving voorschrijft voor ruimten waar gerookt mag worden.’.
Na de toelichting van artikel 5.3 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:
Artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 Tankschepen met gevaarlijke stoffen
De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 hebben hetzelfde onderwerp, maar hebben betrekking op verschillende soorten schepen. Gelet op het verschillende karakter van de schepen (constructie en (hoeveelheid) lading) zijn verschillende voorwaarden per soort schip van toepassing verklaard. Van belang om te melden is dat het bepaalde in artikel 5.4 op deze bepalingen onverminderd van toepassing is. De eisen van artikel 5.4 gelden in alle in artikelen 5.5 tot en met artikel 5.7 beschreven situaties.
De toelichting van artikel 5.5 komt te luiden:
Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen
Het is naast genoemde situaties in artikel 5.4 en artikel 5.5 voor een binnentankschip met gevaarlijke stoffen ook toegestaan zich op een ligplaats te bevinden buiten een petroleumhaven wanneer dit in overeenstemming is met de ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen zoals bedoeld in artikel 3.1.
De toelichting van artikel 5.6 komt te luiden:
Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen
Zeetankschepen mogen alleen buiten een petroleumhaven ligplaats nemen wanneer wordt voldaan aan alle voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid. De verklaring van een gasdeskundige is nodig wanneer de condities van de lading- of sloptanks niet op voorhand, voor binnenkomst haven, zeker gesteld kunnen worden door de havenmeester. De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft.
Activiteiten met gevaarlijke stoffen, die de conditie van de ladingtanks of sloptanks wijzigen, zijn niet toegestaan wanneer een verklaring van een gasdeskundige wordt vereist. Wanneer de omstandigheden van het schip afwijken van de ‘verklaring gasdeskundige’, bijvoorbeeld omdat de tanks zijn geladen of gelost, dan wel zijn schoongemaakt, is het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven niet (langer) toegestaan, omdat de verklaring dan niet meer dekkend is. De inhoud van de ‘verklaring gasdeskundige’ is dus bepalend voor wat het schip mag, in dit geval het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven.
Aan de toelichting van artikel 5.7 wordt toegevoegd: ‘De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft.
Wat in artikel 5.6 is opgenomen geldt eveneens voor combinatietankschepen.’
In de toelichting van artikel 6.3 wordt in de vierde alinea ‘of schadelijke stoffen worden gebruikt en om die reden’ vervangen door ‘of schadelijke stoffen worden gebruikt. Om die reden’.
De toelichting van artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
De eerst alinea en tweede alinea komen te luiden:
Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met bepaalde hoeveelheden van een gevaarlijke stof die in bijlage 2 worden genoemd ligplaats te nemen. Uit de bijlage volgt welke afstand tot kwetsbare objecten bij het toekennen van een ligplaats in acht moet worden genomen indien een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen zich aan boord van het schip bevindt. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en kwetsbare objecten.
Met deze regeling wordt vooruit gelopen op de Omgevingswet die op een later tijdstip in werking treedt.
In aanvulling op de veiligheidscontouren zoals vastgesteld in de Besluiten tot vaststelling van de Veiligheidscontouren is de ligplaatszonering een veiligheidscontour die rondom kwetsbare objecten wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen. Het eerste lid heeft betrekking op alle schepen, het tweede lid op alleen zeetankschepen.
In de toelichting van de titel van paragraaf 8 wordt na ‘bunkeren’ ingevoegd ‘, debunkeren’.
De toelichting van artikel 8.1 komt te luiden:
Artikel 8.1 heeft betrekking op het bunkeren. Het bevat voorschriften voor het aanwijzen van brandstoffen en hulpstoffen waarvoor een bunker (of debunker) vergunning nodig is.
Het vijfde lid staat onder voorwaarden gelijktijdige operationele handelingen tijdens het bunkeren toe.
Activiteiten die gelijktijdig uitgevoerd worden met een bunkering, zoals ladinghandelingen, bunkeren van andere brandstoffen of smeerolie, schoonmaken en repareren, kunnen risico’s opleveren. In diverse best practice guidelines wordt gesteld dat gelijktijdige handelingen alleen verantwoord zijn als er een risico-assessment is uitgevoerd waaruit is gebleken of er en onder welke condities, gelijktijdig andere activiteiten verantwoord plaats kunnen vinden. Het resultaat van de risico-assessment wordt verwerkt in de door de vlaggenstaat goedgekeurde operationele documentatie, zoals het bunker managementplan, voor het schip dat gebunkerd wordt. De bij de bunkering betrokken partijen moeten het gestelde en de beperkingen vanuit deze operationele documentatie naleven. Alleen die handelingen die in de operationele documentatie zijn opgenomen, mogen tijdens het bunkeren plaatsvinden.
Na de toelichting van artikel 8.4 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:
Artikel 8.8 geeft het college de bevoegdheid voor aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen tekens voor te schrijven alsmede passeerafstanden die schepen in acht moeten nemen ten opzichte van de bunkeractiviteit. Het motief voor deze bevoegdheid is de veiligheid: het bunkeren is een activiteit die invloed heeft op de veiligheid van de omgeving. Door tekens voor te schrijven en passeerafstanden wordt de veiligheid gediend van de gebruikers van de omgeving. Het college bepaalt welke tekens verplicht zijn en bij welke bunkeractiviteit welke minimale passeerafstand geldt die passerende schepen aan moeten houden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-287199.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.