Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 286652 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 286652 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Vierde wijziging van de Participatieverordening Rotterdam 2015
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 mei 2023,
(raadsvoorstel nr. 23bb003372/23bo005018);
gelet op artikelen 147 en 149 Gemeentewet en artikel 8a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet;
het noodzakelijk is bepalingen met betrekking tot de proefplaats, persoonlijke ondersteuning en op werk gerichte voorzieningen aan te passen in verband met de inwerkingtreding van de Wet uitvoeren breed offensief;
De Participatieverordening Rotterdam 2015 wordt als volgt gewijzigd:
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beschut werk: werk in een beschutte omgeving en onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 10b van de Wet;
dagbesteding: voorziening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rotterdam 2015, in te zetten door cluster Maatschappelijke Ondersteuning;
doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet, waarvan uitgezonderd de in artikel 7, derde lid, van de Wet genoemde personen;
doelgroep loonkostensubsidie: groep personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Wet;
interne werkbegeleiding: voorziening, op grond van artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet, ter ondersteuning van de persoon met een arbeidsbeperking bij het dagelijks uitvoeren van opgedragen taken door een directe collega op de werkvloer, die de normale werkbegeleiding in duur en intensiteit te boven gaat;
niet-uitkeringsgerechtigde: persoon als bedoeld in http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2023-01-01/#Hoofdstuk1_Paragraaf1.1_Artikel6artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Wet;
participatieplaats: voorziening als bedoeld in artikel 10a van de Wet;
In artikel 2 vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
Na het vijfde lid, worden de volgende leden toegevoegd:
Een aanvraag voor loonkostensubsidie, persoonlijke ondersteuning bij werk dan wel overige op werk gerichte voorzieningen als bedoeld in de artikelen 12, 12a, 14 en 18 kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn, mogelijke, werkgever door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Het college onderzoekt, zo spoedig mogelijk na de aanvraag voor persoonlijke ondersteuning dan wel overige op werk gerichte voorzieningen, de mogelijkheden en ondersteuningsbehoefte van de persoon. Zowel de werkgever als de bij hem in dienst zijnde persoon dienen mee te werken aan dit onderzoek om de noodzaak te kunnen bepalen.
Het college zorgt, waar nodig, voor een persoon als bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, onderdeel a, of 10d, tweede lid, van de Wet voor integrale ondersteuning en voortgezette persoonlijke ondersteuning bij de overgang van onderwijs naar werk, van werk naar onderwijs en van werk naar werk door de verstrekking van relevante informatie, advies en hulp, waaronder doorverwijzing naar betreffende instanties.
Artikel 4 Weigering en beëindiging voorziening
Het college kan een voorziening beëindigen als:
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de Wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;
Het college kan een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet die algemene bijstand ontvangt, toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid van verlenging met maximaal vier maanden, onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.
Het college geeft slechts toestemming voor een proefplaats, als:
de werkgever de intentie heeft de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan de proefplaatsing, een arbeidsovereenkomst voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd- of uitzendbeding, aan te bieden met een minimale omvang van hetzelfde aantal uren als gedurende de proefplaatsing van toepassing was.
Het college verleent toestemming voor verlenging van de proefplaatsing als dat naar het oordeel van het college op grond van motivering noodzakelijk is om een beeld te vormen van de geschiktheid van de persoon. Hierbij worden in ieder geval de aard van de beperkingen, de afstand tot de arbeidsmarkt en de mate van complexiteit van het werk bezien.
Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het college kan een persoon als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet, ambtshalve dan wel op aanvraag, persoonlijke ondersteuning bieden als bedoeld in artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet, indien die persoon zonder ondersteuning niet in staat zou zijn de hem opgedragen taken te verrichten en deze persoon een arbeidsovereenkomst krijgt, dan wel heeft, van ten minste zes maanden voor minimaal 12 uur per week.
Het college stelt de volgende kwaliteitseisen:
ten aanzien van een jobcoachorganisatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, toont de jobcoachorganisatie door middel van een bewijsstuk aan dat deze door het UWV is erkend op grond van het Erkennings- en intrekkingskader uitvoering persoonlijke ondersteuning 2019 van het UWV dan wel de meest recente versie van dit erkennings- en intrekkingskader.
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12a Interne werkbegeleiding
Het college kan aan een persoon als bedoeld in artikel 10, eerste en tweede lid, van de Wet, ambtshalve dan wel op aanvraag, persoonlijke ondersteuning aanbieden als bedoeld in artikel 10, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet, indien die persoon zonder ondersteuning niet in staat zou zijn de hem opgedragen taken te verrichten en deze persoon een arbeidsovereenkomst krijgt, dan wel heeft, van ten minste zes maanden voor minimaal 24 uur per week.
Het college verstrekt ambtshalve dan wel op aanvraag een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Wet aan de werkgever als de werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. De aanvraag voor loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Wet wordt ingediend binnen zes maanden na aanvang van de dienstbetrekking.
Artikel 17 Vergoeding noodzakelijke kosten
Artikel 18 Overige op werk gerichte voorzieningen
Het college onderzoekt welke voorziening adequaat of passend is om het werk, proefplaats of opleidingslocatie te kunnen bereiken dan wel het werk te kunnen uitvoeren. Het college houdt hierbij in ieder geval rekening met de aard van de beperking, het aantal dagen waarop de persoon werkt of een opleiding volgt.
Het college beoordeelt of de voorziening bijdraagt aan het al dan niet volledig kunnen benutten van de arbeidscapaciteit van de persoon, de aard en omvang van de loonvormende arbeid waarvoor de voorziening is gevraagd maar ook eventuele besparing op de uitkering die het verstrekken van een voorziening met zich mee zou brengen en daarmee proportioneel is.
Artikel 18a Specifieke voorwaarden vervoersvoorzieningen
Na artikel 18a worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 18b Specifieke voorwaarden intermediaire voorziening
Het college kan een intermediaire voorziening toekennen als die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie en deze noodzakelijk is voor de uitoefening van het verrichten van het werk dan wel het kunnen volgen van de opleiding in het kader van re-integratie.
Artikel 18c Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen
De meeneembare voorziening wordt in bruikleen beschikbaar gesteld, tenzij sprake is van een individuele maatwerkvoorziening of als bruikleen, gezien de aard van de voorziening, niet mogelijk of wenselijk is. Het college kan dan besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken dan wel een vergoeding te verstrekken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 juni 2023.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
N.D.Z.R. Mohamed-Hoesein
In het gedeelte van de Wet uitvoeren breed offensief dat per 1 juli 2023 in werking treedt, zijn diverse wijzigingen in de Participatiewet opgenomen om personen met een arbeidsbeperking te ondersteunen en het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om hen in dienst te nemen.
Onder de wijzigingen vallen ook nieuwe verplichtingen ten aanzien van de verordening.
In de verordening moet nu worden opgenomen:
Daarnaast geeft de Wet uitvoeren breed offensief een aanvraagrecht voor zowel werknemer als werkgever voor loonkostensubsidie, persoonlijke ondersteuning en overige op werkgericht voorzieningen voor personen met een arbeidsbeperking. Hiertoe zijn ook bepalingen toegevoegd.
De Participatieverordening Rotterdam 2015 wordt met deze wijziging hierbij aangepast om aan de nieuwe verplichtingen te voldoen.
In artikel 1 zijn, naast een technische aanpassing, drie definities toegevoegd, te weten: jobcoaching, interne werkbegeleiding en preferent proces loonkostensubsidie.
De term ‘garantiebanen’ is verwijderd omdat deze niet meer voorkomt in de verordening.
In artikel 2 vervalt alleen onderdeel f omdat dit nu geen onderdeel (meer) is van de doelgroep als zodanig. Dit betreft een technische wijziging.
In artikel 3 wordt allereerst een technische wijziging gedaan door het vervangen van de foutieve benaming ‘doelgroep garantiebanen’ in de juiste, zijnde ‘doelgroep loonkostensubsidie’.
Daarnaast worden enkele leden toegevoegd. Drie leden betreffen algemene bepalingen over het nu in de Wet uitvoeren breed offensief opgenomen aanvraagrecht voor zowel de werkgever als de bij hem in dienst zijnde of proefplaatsing volgende persoon, voor loonkostensubsidie, persoonlijke ondersteuning, jobcoaching dan wel interne werkbegeleiding, of overige op werk gerichte voorzieningen.
Het laatste toegevoegde lid geeft aan hoe integrale ondersteuning en ondersteuning bij overgangen van bijvoorbeeld werk naar werk of van school naar werk, gegeven kan worden aan de daar aangegeven personen.
In artikel 4 is nu ook aangegeven wanneer een voorziening in het algemeen geweigerd kan worden naast de bepalingen wanneer een voorziening beëindigd kan worden.
Artikel 6 is aangepast op de nieuwe, nu in de wet opgenomen, vaste periode van twee maanden proefplaatsing en de mogelijkheid van maximaal vier maanden verlenging en op welke wijze en onder welke voorwaarden dat kan geschieden.
Het tweede lid geeft de voorwaarden aan, waaronder ook is opgenomen dat er sprake moet zijn van de intentie om een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden af te sluiten zonder proeftijd – en uitzendbeding. Bij uitspraak van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2003:AO1606) is bepaald dat er geen sprake kan zijn van een proeftijd als er een proefplaatsing aan voorafgegaan is.
In het derde lid is aangegeven wanneer in ieder geval geen proefplaats wordt gegeven.
De Memorie van Toelichting van de Wet uitvoeren breed offensief geeft aan dat het niet de bedoeling is dat na een proefplaatsing bij indiensttreding forfaitaire loonkostensubsidie wordt verstrekt. Daarom wordt dit hier ook aangegeven.
De overige leden bevatten bepalingen inzake de eventuele verlenging van de proefplaatsing en de proefplaatsingsovereenkomst. In nadere regels kan eventueel aangegeven worden in welke gevallen welke duur van verlenging kan plaatsvinden.
Na artikel 11 is een artikel 11a ingevoegd om het artikel over de mogelijkheid van de verstrekking van een werkpremie een nieuwe plaats te geven. Dit was artikel 18a.
Artikel 12 is aangepast aan de eisen van de Wet uitvoeren breed offensief. In het artikel zijn nu bepalingen over de vorm, de duur en intensiteit van te verstrekken jobcoaching aangegeven en de eisen die gesteld worden aan de jobcoach dan wel jobcoachorganisatie.
Deze stonden in de Nadere regels jobcoaching en zijn nu opgenomen in de verordening.
Jobcoaching kan worden gegeven als de persoon een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal 12 uur per week heeft.
Bij de regimes geldt de aangegeven intensiteit bij een arbeidsovereenkomst van minimaal 24 uur per week. Als het aantal uur per week van de arbeidsovereenkomst minder dan 24 uur is dan wordt het aantal uur naar rato bepaald.
De duur is beperkt tot maximaal drie jaar, met uitzondering voor een persoon met beschut werk. Al bij twee jaar wordt bezien of de persoon op de juiste plek zit en binnen afzienbare tijd zonder jobcoaching de werkzaamheden kan blijven uitvoeren en er derhalve nog noodzaak is voor de jobcoaching.
Nadere bepalingen over onder meer hoogte van de subsidie en wijze van verstrekken zullen in nadere regels worden opgenomen.
In artikel 12a heeft nu de nieuwe vorm van persoonlijke ondersteuning een plaats gekregen, zijnde de interne werkbegeleiding. Hier is de eis gesteld dat de directe collega, die de begeleiding uitvoert bij een persoon met een arbeidsbeperking op de werkvloer, een opleiding hiervoor heeft gehad. Dit heet ook wel een zogenaamde Harrie-training.
Daarnaast moet de interne werkbegeleider meer inzet geven dan de gewone dagelijkse begeleiding, die gebruikelijk is om een persoon bij de werkzaamheden te begeleiden.
Subsidie voor interne werkbegeleiding kan alleen worden gegeven voor een jaar als er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal 24 uur per week.
In nadere regels kan onder meer worden aangegeven wat de hoogte is van de subsidie.
In artikel 14 is nu opgenomen volgens welk administratief proces de loonkostensubsidie wordt uitgevoerd, in overeenstemming met de verplichting in de Wet uitvoeren breed offensief. Landelijk is een preferent werkproces loonkostensubsidie uitgewerkt, zoals aangegeven in de Memorie van Toelichting (vergaderjaar 2019-2020, 35394, nr. 3, pag. 49). Rotterdam volgt dit werkproces.
Daarnaast zijn ook bepalingen ten aanzien van het aanvraagrecht door zowel de persoon zelf, werknemer zijnde, als werkgever opgenomen.
Ook als nog niet is vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en er een aanvraag voor loonkostensubsidie binnenkomt, zal deze mede gezien worden als verzoek om te bepalen of de persoon tot deze doelgroep behoort.
Artikel 15 komt te vervallen omdat dit artikel niet wordt toegepast.
Artikel 16 komt te vervallen omdat deze vergoeding in de praktijk nooit is toegepast en ook moeilijk uitvoerbaar is.
In artikel 17 is aangegeven dat het college ten behoeve van het volgen van een re-integratietraject aan personen uit de doelgroep naast scholing en training een vergoeding kan verstrekken voor andere voorzieningen, zoals bijvoorbeeld reiskosten en werkkleding.
Het doel van het verstrekken van voorzieningen bijvoorbeeld in de vorm van vergoedingen is het wegnemen van (financiële) belemmeringen om deel te nemen aan bijvoorbeeld een re-integratietraject. Op basis van een individuele beoordeling zal de noodzaak bepaald worden voor toekenning van een voorziening.
In het tweede lid van dit artikel is opgenomen dat het college onder meer nadere regels stelt ten aanzien van de soort kosten (aard), de hoogte en de duur van de vergoeding en de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een vergoeding of voorziening kan worden verstrekt.
Artikel 18 geeft de op werk gerichte voorzieningen aan voor een persoon met een arbeidsbeperking die het college kan verstrekken en wat de uitgangspunten daarbij zijn.
Onder adequaat wordt een voorziening verstaan die goed genoeg moet zijn om een verantwoorde oplossing te bieden voor de beperking. Die oplossing hoeft niet noodzakelijkerwijs de meest optimale oplossing te zijn.
Zijn er meerdere adequate opties om de persoon te ondersteunen, dan zullen de kosten van de oplossingen doorslaggevend zijn. Uitgangspunt is dat de goedkoopste adequate voorziening wordt verstrekt. Deze afweging wordt per (individuele) persoon gemaakt. Als het bijvoorbeeld om een vervoersvoorziening gaat, wordt onder andere naar het aantal af te leggen kilometers naar en van werk/de opleidingslocatie gekeken.
Hoewel het college deelname aan het economisch verkeer van personen met een arbeidsbeperking van groot maatschappelijk belang vindt en deelname aan het economische verkeer voor personen met een arbeidsbeperking van groot persoonlijk belang, betekent dit niet dat de goedkoopste adequate voorziening altijd voor vergoeding in aanmerking komt.
In de beoordeling wordt onder meer betrokken of de voorziening bijdraagt aan het (volledig) kunnen benutten van de arbeidscapaciteit van de persoon, de aard en omvang van de loonvormende arbeid waarvoor de voorziening is gevraagd maar ook eventuele besparing op de uitkering die het verstrekken van een voorziening met zich mee zou brengen.
Als de kosten niet proportioneel zijn, wordt beoordeeld of deze proportioneel te maken zijn, bijvoorbeeld door een bijdrage van een (potentiële) werkgever of door een andere invulling van de werkzaamheden. Is dit niet mogelijk dan verstrekt het college geen voorziening.
Artikel 18a oud is qua tekst overgebracht naar artikel 11. In artikel 18a nieuw zijn de specifieke voorwaarden voor de vervoersvoorziening opgenomen aansluitend op het bepaalde in artikel 18. In nadere regels worden de verschillende mogelijke vervoersvoorzieningen met wijze van verstrekking verder uitgewerkt en hoogte van vergoedingen.
Artikel 18b betreft de verstrekking van voorzieningen die moeten ondersteunen bij visuele en motorische arbeidsbeperkingen. Ten aanzien van de voorzieningen bij visuele arbeidsbeperkingen ligt er momenteel een wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet ten behoeve van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten (36245) bij de Tweede Kamer, waarbij de verantwoordelijkheid voor deze voorzieningen op termijn bij het UWV komt te liggen en niet meer bij de gemeente.
Artikel 18c geeft de voorwaarden voor verstrekking van een meeneembare voorziening.
Een meeneembare voorziening is in overwegende mate op de individuele persoon afgestemd ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethode én die de persoon ondersteunt ter compensatie van zijn arbeidsbeperking(en). Een meeneembare voorziening is veelal een materieel hulpmiddel dat in natura in eigendom of bruikleen aan de persoon wordt verstrekt (bijv. apparatuur voor visueel beperken en speciale werktafels). Ook kan een vergoeding voor een meeneembare voorziening worden verstrekt (bijv. orthopedische schoenen). In nadere regels kan onder meer verdere uitwerking worden gegeven op de wijze van verstrekken, de hoogte van een vergoeding en de voorwaarden waaronder verstrekking plaatsvindt.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-286652.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.