Gemeenteblad van Borsele
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borsele | Gemeenteblad 2023, 284821 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Borsele | Gemeenteblad 2023, 284821 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Rectificatie: Algemene plaatselijke verordening gemeente Borsele 2021
[Deze publicatie betreft een rectificatie vanwege het ontbreken van bijlage 1 met de kaart. De oorspronkelijke publicatie is op 30 september 2021 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2021, 338685.]
De raad van de gemeente Borsele;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2021;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154, 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18 eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 64, tweede lid, van de Wet Veiligheidsregio’s;
overwegende dat het gewenst is de Algemene plaatselijke verordening gemeente Borsele 2011 te vervangen door een actuele verordening;
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd, als:
Artikel 1:9 Lex silencio positivo van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
AFDELING 1. VOORKOMEN OF BESTRIJDEN VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 72 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.3, eerste lid, genoemde termijn van 72 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
AFDELING 2. BRUIKBAARHEID, UITERLIJK AANZIEN EN VEILIG GEBRUIK VAN OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, Wegenverordening Zeeland 2010, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de gemeente Borsele.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openbare straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
In deze afdeling worden de volgende evenementen onderscheiden (de categorisering is gebaseerd op de landelijke Handreiking Evenement en Veiligheid) :
A-evenement: regulier of laag-risico-evenement, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving en het verkeer. Het is onwaarschijnlijk dat het evenement leidt tot verhoogde risico's en er is geen of nauwelijks inzet van hulpdiensten bij de voorbereiding of uitvoering nodig om risico's weg te nemen;
C-evenement: risicovol of hoog risico-evenement, waarbij sprake is van een grote impact op het dorp en omgeving en/of (regionale) gevolgen voor het verkeer. Het is waarschijnlijk dat het evenement leidt tot verhoogde risico's en uitgebreide inzet van hulpdiensten bij de voorbereiding en uitvoering nodig is.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
De burgemeester kan besluiten, eventueel onder door hem te stellen voorschriften, dat geen vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van deze verordening is vereist voor een door hem aangewezen evenement of categorie van evenementen, wanneer de burgemeester van oordeel is dat sprake is van een laag risicoprofiel.
Voor het op het evenemententerrein verrichten van activiteiten, die op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening vergunningplichtig zijn, is tijdens de duur van het evenement geen afzonderlijke vergunning nodig, mits die activiteiten vermeld zijn in de vergunning als bedoeld in het eerste lid.
Indien een aanvraag voor een vergunning voor een evenement in de periode vanaf 15 mei tot en met 15 september, met naar verwachting meer dan 500 bezoekers, wordt ingediend op een later tijdstip dan 1 november in het voorafgaand jaar, kan de burgemeester, in afwijking van artikel 1.8, besluiten de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren.
Indien een aanvraag voor een vergunning voor een evenement voor een periode vanaf 1 januari t/m 15 mei of de periode vanaf 16 september t/m 31 december, met naar verwachting meer dan 500 bezoekers, wordt ingediend minder dan twaalf weken voor het tijdstip dat de aanvrager de vergunning nodig heeft, kan de burgemeester, in afwijking van artikel 1.8, besluiten de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren.
Artikel 2:25a Vergunningsvrij evenement
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 vierkante meter per object; of – er, met uitzondering van één grote partytent en/of kinderspeeltoestel met een oppervlakte van minder dan 25 m2 (zoals een springkussen), slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
Van het vergunningsvrij evenement wordt minimaal 2 weken doch uiterlijk 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan schriftelijk of digitaal een melding gedaan aan de burgemeester door de organisator die minstens 21 jaar oud is. De melding bevat de naam en adres van de organisator, het telefoonnummer en emailadres.
Artikel 2:25b Indienen van een evenementenaanvraag
Bij de indiening van de vergunning aanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde en veiligheid en zoals bedoeld in artikel 2:50a van deze verordening.
AFDELING 4. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Openbare inrichting: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, kantine of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, niet zijnde een seksinrichting als bedoeld in artikel 3:1 van deze verordening, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was en waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Terras: een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting1.
Paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
Verder is geen vergunning vereist voor sportkantines, (muziek)verenigingsgebouwen en kerkgebouwen, voor zover aan die exploitatie van de inrichtingen geen zelfstandige betekenis toekomt en deze gericht is op de bezoekers/gebruikers van de instelling, sport-, (muziek)vereniging of kerk waar de inrichting onderdeel van uitmaakt.
Indien het verbod, als genoemd in lid 1, op grond van lid 2 en lid 3 van dit artikel, niet voor een exploitant geldt, is de burgemeester bevoegd om maatwerkvoorschriften te stellen bij het exploiteren van zijn inrichting. Deze strekken slechts tot bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.
Artikel 2:28a Inhoud exploitatievergunning en aanhangsel vergunning
De burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de vergunning de leidinggevenden2.
De vergunning en het daarvan onderdeel uitmakende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:28b, eerste lid, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 2:28b, derde lid, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.
Artikel 2:28d Weigeringsgronden
De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe behorend terras. In het geval er voor een horecabedrijf geen exploitatievergunning is voorgeschreven kan de burgemeester ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd: tijdelijke sluiting en incidentele ontheffing sluitingstijd
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid de volksgezondheid en het milieu of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden dan artikel 2:29 van deze verordening vaststellen of (tijdelijke) sluiting van de inrichting bevelen.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Alle voorzieningen ten behoeve van het terras moeten semi-permanent zijn. Als voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden verwijdering van het terras noodzakelijk is, zijn de exploitant en de leidinggevenden verplicht dit terstond of binnen de door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn, op eigen kosten te verwijderen.
AFDELING 5. REGULERING PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN EN OVERIGE AANGELEGENHEDEN UIT DE ALCOHOLWET
Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Culturele Jongerencentra kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1,5 uur (anderhalf uur) voor de aanvang tot uiterlijk 1,5 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, niet zijnde de uitoefening van het horecabedrijf, doch tot uiterlijk 02.00 uur.
De Stichting Handboogsportsport Accommodatie Ovezande en overige paracommerciële rechtspersonen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1,5 uur (anderhalf uur) voor de aanvang tot uiterlijk 1,5 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon, niet zijnde de uitoefening van het horecabedrijf, doch tot uiterlijk 24.00 uur.
AFDELING 6. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikel 2:36 Melding (wijzigingen) exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan melding te doen bij het college. De melding geschiedt via een daartoe vastgesteld formulier.
Artikel 2:36a Vergunning exploitatie complexgewijze huisvesting (inter)nationale werknemers
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan het college de exploitatievergunning onder voorwaarden (tijdelijk) verlenen, indien:
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de complexgewijze huisvesting voor (inter)nationale werknemers op ontoelaatbare wijze niet nadelig wordt beïnvloed. Het college houdt daarbij rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de complexgewijze huisvesting voor (inter)nationale werknemers is of zal zijn gelegen, de aard van de complexgewijze huisvesting voor (inter)nationale werknemers en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Het college weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid of trekt deze geheel in wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd of wanneer sprake is van: het benutten van voordelen uit strafbare feiten en het plegen van strafbare feiten.
Artikel 2:36b Beleidsregels voor toekenning exploitatievergunning complexgewijze huisvesting
Het college stelt beleidsregels op voor de verkrijging van de vergunning bedoeld in artikel 2:36a.
AFDELING 7. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
AFDELING 8. MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN OVERLAST, GEVAAR OF SCHADE
Artikel 2:41b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of leidinggevende/beheerder onder druk staat.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende Leefmilieuverordening/beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en/of;
indien één of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon-en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende Leefmilieuverordening/beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag openbare plaatsen
Het is verboden op een openbare plaats:
zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen;
Artikel 2:48a Verbod gebruik lachgas
Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
Vervoer van minder dan twee kilo lachgas is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Lachgas is een gevaarlijke stof in de zin van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS). In de onder die wet vallende Regeling Vervoer over Land van gevaarlijke stoffen (VLG) zijn de voorschriften opgenomen voor veilig beroepsmatig vervoer, ook in kleine hoeveelheden. Vervoer van lachgas door particulieren is vrijgesteld van de bepalingen van de VLG, mits het is verpakt voor de verkoop in de detailhandel, en mits het bestemd is voor hun persoonlijk of huishoudelijk gebruik dan wel voor recreatie of sportactiviteiten, onder voorwaarde dat maatregelen zijn genomen om elke lekkage van de inhoud onder normale vervoersomstandigheden te verhinderen.
Artikel 2:50 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
In deze bepaling wordt verstaan onder carbidschieten: het tot ontbranding brengen van acetyleengas, afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen, waarbij gebruik wordt gemaakt van melkbussen, tonnen, containers en/of dergelijke voorwerpen.
Artikel 2:56 Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen
Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen als bedoeld in het voorgaande artikel 2:55 te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:55.
Het verbod is niet van toepassing op degenen aan wie carbid is afgeleverd gedurende de tijd die nodig is om thuis te komen, noch op degene die aannemelijk maakt dat hij het carbid nodig heeft in de uitoefening van beroep of bedrijf. 3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd. De houder van de hond dient hiertoe een zakje of ander geschikt ruimmiddel dat bestemd is voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te hebben.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 9. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
AFDELING 10. CONSUMENTEN VUURWERK
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied, lachgas of middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten.
Artikel 2:74b Aanbieden drugsgelijkende waar/lachgas
Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar, waaronder lachgas, te kopen of te koop aan te bieden.
Artikel 2:74c Verzameling van personen in verband met drugs
Het is verboden deel te nemen aan een verzameling van meer dan vier personen op openbare plaatsen die zijn gelegen binnen een door de burgemeester, ter bescherming van de openbare orde in verband met openlijk gebruik van of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, aangewezen gebied.
AFDELING 12. BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE BURGEMEESTER
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de volgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan aan een persoon die de artikelen als vermeld in artikel 2:78a van deze verordening overtreedt of in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden, dan wel bij besluit een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste twee weken niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
Bij overtredingen in het eerste lid of met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, bij besluit een verbod opleggen om zich gedurende ten hoogste acht weken niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
Artikel 2:78a Lijst met wettelijke bepalingen
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente, in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht , maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. VOORKOMEN OF BEPERKEN GELUIDHINDER EN HINDER DOOR VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen, waarbij de verlichting ten hoogste 15 keer per jaar langer aan mag blijven ingevolge artikel 4:3 tweede lid van deze verordening. De maximale eindtijd voor het aanhouden van de verlichting is de sluitingstijd van de sportinrichting.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen: Baarland, Borssele, Driewegen, Ellewoutsdijk, ’s-Gravenpolder, ’s-Heer Abtskerke, ’s-Heerenhoek, Heinkenszand, Hoedekenskerke, Kwadendamme, Lewedorp, Nieuwdorp, Nisse, Oudelande en Ovezande.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal 15 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 15 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste 3 weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 4:3a Kennisgeving incidentele sportfestiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 15 incidentele sportactiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken vóór de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:11a Beschermwaardige bomen: verbod op vellen behoudens vergunning
Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op:
houtopstanden die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet:
houtopstanden die deel uitmaken van een als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming die niet gelegen is binnen de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en hetzij een oppervlakte heeft kleiner dan 10 are, hetzij een rijbeplanting betreft van maximaal 20 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen.
Artikel 4:11b Beschermwaardige bomen: compensatie
In afwijking van het eerste lid verbindt het bevoegd gezag aan een vergunning voor het vellen van een houtopstand het voorschrift dat de houtopstand niet mag worden geveld alvorens een financiële bijdrage is gestort ten behoeve van het KOR, indien niet of niet geheel ter plaatse kan worden herplant.
Artikel 4:11c Vergunningsvoorschriften
Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren:
het voorschrift dat pas tot vellen op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichtingen of reconstructies mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk zijn geworden en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende is gewaarborgd.
Artikel 4:11d Instandhoudingplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond dan wel degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen:
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd ofwel een redelijk vermoeden daartoe bestaat, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen:
Artikel 4:12 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4:12a Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden dien naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor de verspreiding van de iepziekte of vermeerdering van iepenspintkevers is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
Artikel 4:12b Bestrijding van voor het milieuschadelijke invasieve exoten
Als zich op een terrein invasieve exoten bevinden, anders dan genoemd in het tweede lid van dit artikel, die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verdere verspreiding of vermeerdering, dan is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn, de soorten te vernietigen of zodanig te behandelen dat verdere verspreiding wordt voorkomen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
In aanvulling op artikel 1:8 kan het college een omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid weigeren:
indien de handelsreclame op of aan de onroerende zaak geen directe functionele relatie heeft met de handelsactiviteit die in of vanuit de betreffende onroerende zaak wordt uitgeoefend. Dat houdt in dat alleen de naam van het bedrijf en/of het daar geproduceerde en/of verkochte hoofdproduct mag worden getoond en niet de naam van toeleveranciers of onderdelen van dat hoofdproduct.
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN EN STOPVERBOD
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:8a Verboden te slapen in grote voertuigen
Het is verboden een vrachtwagen als bedoeld in artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 te parkeren op een door het college aangewezen plaats met het kennelijke doel deze als slaapplaats te gebruiken of daarin te slapen.
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij of binnen een afstand van 6 meter van een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden-donateurwerving
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen, met uitzondering van kleding, bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning, intrekking en weigeringsgronden
Artikel 5:18a Nadere bepalingen standplaatsen
Op een in een voetgangerszone aangewezen locatie mag slechts standplaats worden ingenomen zonder voertuig of alleen met dat voertuig dat direct noodzakelijk is voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of diensten. Een voertuig dat hiervoor niet direct noodzakelijk is, mag slechts bij de aanvang en aan het einde van de verkoopperiode bij de standplaats aanwezig zijn voor het in- en uitladen van goederen.
De vergunninghouder die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college, voorafgaande aan de eerste dag van verhindering of zo spoedig als mogelijk is daarna, onder opgave van de duur van zijn afwezigheid. De vergunninghouder kan zich in genoemde situaties incidenteel laten vervangen door een medewerker in zijn dienst of door een echtgenoot, een geregistreerd partner, of een familielid in de eerste graad. Bij controle moet de relatie tussen de vervanger en de vergunninghouder schriftelijk toonbaar zijn.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt onder incidentele as-verstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
AFDELING 10. DIEFSTALPREVENTIE
Artikel 5:38 Onbeheerde voertuigen
Degene, die een motorvoertuig onbeheerd laat staan op of aan de weg, of op een voor het publiek toegankelijke plaats, is verplicht, indien zich in dat voertuig goederen bevinden, die niet tot de uitrusting ervan behoren, ervoor te zorgen, dat door deugdelijke afsluiting van dat voertuig, die goederen tegen diefstal zijn beveiligd.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Behoudens het bepaalde in de Wet economische delicten wordt overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast: de als buitengewoon opsporingsambtenaar of –ambtenaren beëdigde ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Borsele 2011 wordt ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-284821.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.