Gemeenteblad van Dordrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dordrecht | Gemeenteblad 2023, 281547 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dordrecht | Gemeenteblad 2023, 281547 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingverordening gemeente Dordrecht
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college gemandateerd is te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid Holland Zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;
HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Voorrangsregeling bij woningtoewijzing
Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling:
Voor een voorrang komen in aanmerking de woningzoekenden die:
beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f. Voor woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder e geldt dat zij vóór hun opname in een instelling over zelfstandige woonruimte in de regio hebben beschikt met uitzondering van jongeren tot 27 jaar of indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie leidt.
Artikel 2.1.4 Beoordeling van een aanvraag voorrangsverklaring
Bij de beoordeling van een aanvraag voor een voorrangsverklaring kan het college zich laten adviseren door een door het college aan te wijzen instantie.
Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden voorrangsverklaring
De voorrangsverklaring wordt in ieder geval geweigerd in de volgende gevallen:
Artikel 2.1.6 Eigen initiatieven
Een woningzoekende kan pas een beroep doen op de voorrangsregeling nadat hij, zodra het huisvestingsprobleem zich openbaarde, aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om daar een oplossing voor te vinden. De woningzoekende dient daarvoor:
aan te tonen dat hij gedurende acht achtereenvolgende weken zonder resultaat meegedongen heeft naar iedere woning die via de woonruimteverdelingssystemen in de regio is aangeboden, voor zover die woning een bij zijn omstandigheden passende oplossing kon bieden of zou kunnen bieden voor zijn huisvestingsprobleem, of
Artikel 2.1.8 Voorrangsgrond: mantelzorg
Artikel 2.1.9 Voorrangsgrond: sociale indicatie
De woningzoekende, of een lid van zijn huishouden, komt op sociale indicatie in aanmerking voor een voorrangsverklaring, indien hij een probleem heeft van sociale en/of maatschappelijke aard dat past binnen de criteria genoemd in lid 5 onder a, b of c van dit artikel en waardoor de huidige zelfstandige woonruimte niet langer geschikt is.
Artikel 2.1.10 Voorrangsgrond: dakloos buiten schuld door calamiteiten
Indien een woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden en niet hersteld kan worden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Het college stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt / worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting elders kan worden verkregen.
Artikel 2.1.11 Voorrangsgrond: verlaten instelling
Artikel 2.1.12 Voorrangsgrond: herstructurering
Bewoners die gedwongen zijn hun huurwoning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen, dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komen in aanmerking voor voorrang op basis van herstructurering bij de toewijzing van een woning.
Artikel 2.1.13 Voorrangsgrond: sloop
De bewoner van een huurwoning die gesloopt wordt komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een huurwoning die in het bezit is van de woningcorporatie van wie hij de te slopen woning huurt op het moment dat een vergunning voor sloop is verstrekt.
Artikel 2.1.14 Voorrangsgrond: vergunninghouders in het kader van de Vreemdelingenwet 2000
Een vergunninghouder die een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8,onder a, b, c of d van de Vreemdelingenwet 2000, komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet 2014.
Artikel 2.1.15 Voorrangsgrond: beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen
Een woningzoekende die bij verhuizing een sociale huurwoning achterlaat, die vanwege de omvang en/of uitrusting zeer schaars is en tegelijk gewenst is voor de huisvesting van urgent woningzoekenden, kan voorrang worden toegekend om de betreffende woningen voor verhuur beschikbaar te krijgen.
Artikel 2.1.16 Inhoud van de voorrangsverklaring
Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Artikel 2.1.18 Wijziging, intrekking, verlenging, vervallen voorrangsverklaring
De voorrangsverklaring vervalt van rechtswege wanneer de woningzoekende zelf mag reageren op de aangeboden woningvoorraad en niet binnen een termijn van 3 maanden heeft gereageerd op een woning die past binnen het huisvestingsprofiel dat aan zijn voorrangsverklaring is gekoppeld. Het college kan besluiten tot verlenging van de in artikel 2.1.16, onder d genoemde termijn, indien daar naar zijn oordeel gegronde redenen voor zijn.
Artikel 2.1.19 Huisvesten zorg-doelgroepen middels contingentafspraken
Het college maakt periodiek contingentafspraken, met onder andere de woningcorporaties, over de hoeveelheid van de voor verhuur vrijkomende woonruimte, die in het kader van de uitstroom uit instellingen voor maatschappelijke opvang, residentiële instellingen voor verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg (met verblijf) en de huisvesting van ex-gedetineerden en van zorg-doelgroepen die geen aanspraak kunnen maken op de voorrangsregeling, gericht wordt toegewezen.
Paragraaf 2.2 Toegang tot de woningmarkt
Artikel 2.2.1 Omschrijving gebied
Deze paragraaf heeft betrekking op wooncomplexen en gebieden voor zover het woningen van woningcorporaties Trivire en Woonbron betreft. Het betreft:
Artikel 2.2.3 Aanvraag en beslissing huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.4 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.5 Toegang op basis van artikel 10 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp); toetsing op overlastgevend gedrag
Indien de woonruimte is gelegen in het gebied zoals omschreven in artikel 2.2.1, komt de aanvrager slechts in aanmerking voor een huisvestingsvergunning, indien op grond van het onderzoek op basis van politiegegevens, bedoeld in artikel 10a van de Wbmgp, blijkt dat er geen gegrond vermoeden is, dat het huisvesten van de personen van 16 jaar en ouder die zich in de woonruimte willen huisvesten, zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex of het gebied waarin de woonruimte is gelegen, zoals weergegeven in artikel 2.2.1.
Een persoon van 16 jaar en ouder, die zich op een later tijdstip bij de houder van een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wil huisvesten, dient over een huisvestingsvergunning te beschikken. Een huisvestingsvergunning wordt slechts verleend, indien op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat er geen gegrond vermoeden is dat zijn huisvesting zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het gebied waarin de woonruimte van de houder van huisvestingsvergunning is gelegen, zoals omschreven in artikel 2.2.1.
Een onderzoek als bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10b van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Indien de in dat artikel bedoelde woonverklaring van de burgemeester negatief is, wordt de huisvestingsvergunning geweigerd.
Hoofdstuk 3 Wijzigingen van de woonruimtevoorraad
Artikel 3.1.1 Werkingsgebied en wijze van aanvragen
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op de woonruimtevoorraad.
Een aanvraag tot een onttrekking als bedoeld in deze paragraaf wordt ingediend bij het college, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Het college vermeldt op of bij het aanvraagformulier welke gegevens of bescheiden de aanvrager moet verstrekken met het oog op de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 3.1.2 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
Het is verboden om zonder vergunning van het college een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 aan de bestemming te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is.
Artikel 3.1.3 Vergunningaanvraag onttrekking door bestemmingswijziging
Het college verleent de vergunning, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend.
Artikel 3.1.4 Vergunningaanvraag onttrekking door samenvoegen van woonruimten
Indien de aanvraag die betrekking heeft op de samenvoeging van woonruimten naar het oordeel van het college voldoende compensatie als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 1 biedt, wordt de vergunning verleend, indien bij samenvoeging de aanvrager eigenaar-bewoner is en de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft.
Artikel 3.1.5 Vergunningaanvraag onttrekking door omzetting naar onzelfstandige woonruimte
Het is verboden om zonder vergunning van het college een woonruimte, van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of om te laten zetten, tenzij sprake is van maximaal twee éénpersoonshuishoudens die samen geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen of indien sprake is van inwoning.
Het college kan een quoteringsregeling vaststellen. Dit betekent dat het college binnen de gemeente gebieden aanwijst waar in verband met te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu het aantal woonruimten, dat van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte mag worden omgezet, aan een maximum is gebonden. Aanvragen voor vergunningen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.
Artikel 3.1.6 Compensatie bij onttrekking door omzetting naar onzelfstandige woonruimte, onttrekking door wijziging van de bestemming of onttrekking door samenvoeging van woonruimte
Het college kan om redenen van volkshuisvestelijke aard geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van compensatie bij het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte, bij omzetting van woonruimte voor niet-commerciële doeleinden of samenvoeging van woonruimte voor niet-commerciële doeleinden.
Het college restitueert € 4.000,-- van het betaalde compensatiebedrag als genoemd in lid 1, onder b indien de vergunning voor de bestemmingswijziging, het omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte of samenvoeging van woonruimte binnen 13 maanden op verzoek van de aanvrager wordt ingetrokken, tenzij de vergunning indertijd in het kader van legalisatie is verleend.
Artikel 3.1.7 Overige criteria voor vergunningverlening
Indien naar het oordeel van het college zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, kan het college de vergunning toch verlenen, indien de aanvrager voldoende compensatie biedt als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 1 onder a en b en ook overigens aan door het college gestelde voorwaarden en voorschriften heeft voldaan.
Het college kan een vergunning tot onttrekking aan de bestemming tot bewoning, onttrekking door samenvoeging van woonruimten of onttrekking door omzetting naar onzelfstandige woonruimte als bedoeld in de artikelen 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 intrekken, indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het in stand houden van de vergunning voor het onttrekken van woonruimte door het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte leidt tot een verstoring van het woon-en leefmilieu van het gebouw en/of de omgeving van het gebouw, waarop de vergunning betrekking heeft;
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op de woonruimtevoorraad in de volgende gebieden van de gemeente Dordrecht: de wijken Binnenstad, 19e eeuwse schil, Reeland en Krispijn, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende bijlage 1.
Artikel 3.2.3 Aanvraagformulier
De aanvraag voor een woningvormingsvergunning dient te worden ingediend middels het door het college vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 3.2.4 Weigeringsgronden voor vergunning
De vergunning voor woningvorming wordt geweigerd, indien:
Paragraaf 3.3 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 3.3.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder vergunning van het college een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 3.2.1, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 3.3.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag voor een splitsingsvergunning wordt ingediend bij het college, via een daartoe door het college beschikbaar te stellen formulier en gaat vergezeld van de volgende stukken:
een omschrijving van de staat van onderhoud van het gebouw voorafgaand aan de splitsing die tenminste moet bestaan uit een overzicht met tekeningen van de brandcompartimentering en een beschrijving van de staat van onderhoud voorzien van foto's van de buitenzijde van het pand en binnen van alle afzonderlijke (beoogde) appartementen alsmede de gezamenlijke ruimten.
Artikel 3.3.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Met het oog op de samenstelling van de woonruimtevoorraad kan het college een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel het gebouw of het gedeelte van het gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1. Wet Ruimtelijke Ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik wordt genomen;
het belang dat de aanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Artikel 3.3.5 Aanhouding van de beslissing op de aanvraag om splitsingsvergunning
Het college houdt de beslissing op de aanvraag om een splitsingsvergunning aan, indien:
voordat de aanvraag is ingekomen, voor het gebied waarin het gebouw ligt waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening in werking is getreden met het oog op de voorbereiding van een bestemmingsplan of van een herziening daarvan, en
Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhoudt, vermeldt het college in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke door het college te bepalen redelijke termijn dit moet worden uitgevoerd. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Het college kan een splitsingsvergunning intrekken, indien:
binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, niet is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings-of lidmaatschapsrechten;
Artikel 3.6 Gevallen waarin de verhuurvergunning opkoopbescherming moet worden verleend
In de gevallen, genoemd in artikel 41, derde lid, onder a en b, van de wet, wordt de persoon aan wie de beschermde woonruimte wordt verhuurd en die de huurder is op grond van wiens hoedanigheid er recht is op de vergunning, in de vergunning genoemd. De vergunning vervalt zodra deze huurder niet de huurder is die in de beschermde woonruimte verblijft.
Artikel 3.7 Gevallen waarin de verhuurvergunning opkoopbescherming kan worden verleend
Artikel 3.8 Intrekken van de verhuurvergunning opkoopbescherming
Behalve op grond van artikel 44, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, kan een verhuurvergunning opkoopbescherming in elk geval ook worden ingetrokken als blijkt dat de vergunning is verstrekt op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.
Hoofdstuk 4 Woonwagenstandplaatsen
Dit hoofdstuk is van toepassing op de in de gemeente gerealiseerde en nog te realiseren standplaatsen voor woonwagens.
Artikel 4.2 Wachtlijst van standplaatszoekenden
Het college registreert degene die daarom overeenkomstig artikel 4.3 verzoekt op een wachtlijst van standplaatszoekenden.
Artikel 4.4 Voorwaarden voor inschrijving
Inschrijving op de wachtlijst genoemd in artikel 4.2 vindt plaats indien de aanvrager:
Artikel 4.5 Vervallen van de inschrijving
Hoofdstuk 5 Verdere bepalingen.
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
De opsporing van de in artikel 5.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door het college met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn.
Het college beslist naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 5.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overlegt het college met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 19 eerste lid, van de Woningwet toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Een aanvraag om een voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 juni 2023.
De griffier, De voorzitter,
A.E.T. Wepster, A.W. Kolff
Bijlage 1. Situatieschets behorende bij artikel 3.2.2 uit de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2023
Bijlage 2: Situatieschets behorende bij artikel 3.2.5 uit de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht 2023
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-281547.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.