Tweede wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 april 2023,

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

 

besluit:

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 als volgt te wijzigen:

 

A. Artikel 1.2, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft de maatwerkvoorzieningen opvang en beschermd wonen op ingezetenen van Nederland die in Amsterdam ondersteuning zoeken.

B. Artikel 4.2 komt te luiden:

 

Artikel 4.2 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college kent in aanvulling op artikel 4.1 een persoonsgebonden budget toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

    • a.

      cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel zijn Pgb vertegenwoordiger, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      is gemotiveerd dat een cliënt een persoonsgebonden budget wenst;

    • c.

      is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

  • 2.

    Het college kan met in achtneming van artikel 2.3.6 Wmo een persoonsgebonden budget weigeren indien:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • c.

      het een voorziening voor opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld, aanvullend openbaar vervoer of beschermd verblijf betreft;

    • d.

      het persoonsgebonden budget bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget dient besteed te worden aan het inkopen van zorg of ondersteuning en mag niet aangewend worden voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede ondersteunings- of administratiekosten in verband met het Pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • 4.

    Voor een zorgovereenkomst die de cliënt sluit met een professionele zorgaanbieder is de mogelijkheid van periodieke maandbetalingen uitgesloten. In die situatie is slechts een zorgovereenkomst waarbij op declaratiebasis wordt gefactureerd, mogelijk.

  • 5.

    De tarieven van het persoonsgebonden budget zijn:

    • a.

      voor aanvullende individuele ondersteuning € 48,33 per uur;

    • b.

      voor dagbesteding € 41,08 per dagdeel;

    • c.

      [Vervallen per 01-01-2019]

    • d.

      voor begeleid thuis €48,33 per uur;

    • e.

      toeslag op het tarief voor begeleid thuis voor een gezamenlijk wooninitiatief € 5.007,00;

    • f.

      voor logeeropvang € 119,93 per etmaal;

    • g.

      voor woonvoorzieningen geldt het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte;

    • h.

      voor hulp bij huishouden € 4,93 per punt;

    • i.

      voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

      • i.

        Bij koop van een individuele vervoersvoorziening wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

      • ii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden bedraagt € 1.653,12 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.239,56 ieder, op jaarbasis.

      • iii.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik rolstoeltaxi of vervoer door derden bedraagt € 2.544,16 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 1.908,44 ieder, op jaarbasis.

      • iv.

        De hoogte van het Pgb voor gebruik taxi of vervoer door derden naast gebruik van fiets, scootmobiel of (elektrische) rolstoel bedraagt € 620,36 of voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen € 465,60 ieder, op jaarbasis.

      • v.

        In het geval van een maatwerkbedrag taxi of vervoer door derden kan de daarvoor geïndiceerde aanvrager ook kiezen voor een tegemoetkoming op declaratiebasis (maatwerkbedrag).

        Uitbetaling vindt plaats op basis van declaratie. Als de declaratie niet voldoet aan in de beschikking gestelde verplichtingen en voorwaarden zal deze niet uitbetaald worden.

      • vi.

        De maximumhoogte van het bedrag als bedoeld onder v. bedraagt per jaar:

        • a.

          voor vervoer als bedoeld in lid ii € 5.672,04 of € 4.254,04 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • b.

          voor vervoer als bedoeld in lid iii € 4.283,56 of € 3.212,96 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder;

        • c.

          voor vervoer als bedoeld in lid iv € 2.127,00 of € 1.595,28 voor huisgenoten die beiden in aanmerking komen ieder.

      • vii.

        De hoogte van het Pgb voor aanpassing aan de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

      • viii.

        Voor een rolstoel wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op de hoogte van de goedkoopst adequate voorziening. Het budget wordt indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud of verzekering.

  • 6.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor niet-professionele ondersteuning bedraagt voor zover deze afwijkt van het bepaalde in het vijfde lid voor aanvullende individuele ondersteuning en begeleid thuis € 21,43 per uur;

  • 7.

    Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      als de dienst zorg omvat waarvoor krachtens landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimale opleiding vereist is, beschikt de persoon over de desbetreffende kwalificatie;

    • b.

      deze persoon heeft niet aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt, en

    • c.

      de persoon uit het sociaal netwerk van wie de dienst wordt betrokken zal niet het budget beheren, behalve met toestemming van het college vanwege bijzondere omstandigheden.

C. Artikel 4.3 komt te luiden:

 

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor aanvullende individuele ondersteuning

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor aanvullende individuele ondersteuning als

  • a.

    er als gevolg van een beperking of dreigende beperking op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie noodzaak is tot ondersteuning bij het inzetten van de eigen kracht, het structureren en uitvoeren van praktische activiteiten en het aanleren van vaardigheden bij het regelen van het dagelijks leven, bij het aangaan of onderhouden van sociale contacten en het versterken van het sociale netwerk van de cliënt en/of bij het participeren in de samenleving. De ondersteuning kan ook nodig zijn ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg levert als er daarbij sprake is van (dreigende) overbelasting, en voor het signaleren van terugval of het voorkomen van escalatie, of

  • b.

    er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of

  • c.

    toezicht op de cliënt nodig is.

D. Artikel 4.5 komt te luiden:

 

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor begeleid thuis, beschermd verblijf en opvang en ondersteuning voor slachtoffers van huiselijk geweld

  • 1.

    In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor begeleid thuis als hij:

    • a.

      beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • b.

      een hulpvraag kan stellen en deze hulpvraag kan uitstellen, en

    • c.

      zelfstandig kan wonen met begeleiding en deze begeleiding accepteert.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd verblijf als

    • a.

      er sprake is van psychosociale problematiek, psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek of een licht verstandelijke beperking, dan wel een combinatie van deze problemen en hij als gevolg van deze problematiek beperkt zelfredzaam is.

    • b.

      er sprake is van noodzaak tot bescherming van cliënt of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de problematiek zoals genoemd in onderdeel a,

    • c.

      hij geen hulpvraag kan stellen of een hulpvraag niet kan uitstellen,

    • d.

      hij niet zelfstandig kan wonen en er een noodzaak is tot 24 uurs toezicht en ondersteuning.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 4.1 kan

    • a.

      een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang inclusief bescherming en bijbehorende ondersteuning als deze

      • 1.

        slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de woonsituatie moet verlaten, en

      • 2.

        18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

      • 3.

        geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige woonsituatie te creëren.

    • b.

      een slachtoffer van huiselijk geweld, waartoe ook alle leden van het gezin met hun onderlinge gezinsrelaties en patronen behoren, in aanmerking komen voor ambulante hulpverlening als

      • 1.

        het slachtoffer of de ouder met gezag of verzorger 18 jaar of ouder is, en

      • 2.

        het slachtoffer en de leden van het gezin niet in staat zijn om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, en opvang niet of niet meer nodig is.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeentes over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot de opvang en beschermd wonen.

E. Artikel 4.6, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    ondersteuning door het buurtteam of via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp ingezette ondersteuning , dagbesteding, aanvullende individuele ondersteuning en begeleid thuis niet voldoende oplossing bieden, en

F. Artikel 5.1.1, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor alle maatwerkvoorzieningen met uitzondering van aanvullende individuele ondersteuning in artikel 4.3, dagbesteding als bedoeld in artikel 4.4, begeleid thuis als bedoeld in artikel 4.5 en de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.11.

G. Artikel 5.3.2 komt te luiden:

 

Artikel 5.3.2 Bijdrageplicht beschermd verblijf en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld

  • 1.

    Een cliënt is voor verblijf in een opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld of beschermd verblijf een bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    De bijdrage is gelijk aan de kostprijs voor het verblijf in een opvang of beschermd verblijf, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 3.11 van het uitvoeringsbesluit.

  • 3.

    De bijdrageplicht geldt ook gedurende tijdelijke afwezigheid uit de opvang of het beschermd verblijf.

  • 4.

    Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd indien hij aan een instelling een vergoeding betaalt voor het wonen en de daarbij horende ondersteuning.

  • 5.

    Een cliënt is geen bijdrage verschuldigd als hij tijdens zijn verblijf woonkosten is verschuldigd als hoofdbewoner voor de woning die hij heeft verlaten in verband met risico’s voor de veiligheid in verband met huiselijk geweld.

  • 6.

    Het college stelt de bijdrage voor opvang vast alsmede de wijze van innen van de bijdrage.

H. Artikel 9.4 komt te luiden:

 

Artikel 9.4 Overgangsbepalingen

  • 1.

    [Vervallen per 01-01-2020]

  • 2.

    [Vervallen per 01-01-2022]

  • 3.

    Een cliënt die woont in een instelling zonder behandeling, die valt onder de Wet langdurige zorg, houdt recht op een roerende woonvoorziening of individuele vervoersvoorziening verstrekt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarmee het recht wordt ingetrokken vanwege de wijziging in de Wet langdurige zorg.

  • 4.

    Een cliënt die krachtens de Verordening geldend tot 1 januari 2022 recht heeft op beschermd vervoer, behoudt dit recht, met inachtneming van de kilometerbeperking ingevolge art. 4.9, lid 5 van deze Verordening, evenals de verplichting om hiervoor de eigen bijdrage te betalen ingevolge art. 5.3.1, lid 10 van deze Verordening.

  • 5.

    Een cliënt met een lopende Pgb beschikking voor Beschermd Wonen op 1 juli 2023, behoudt de voorziening tot er een herindicatie heeft plaatsgevonden. Daarnaast behoudt de cliënt tot uiterlijk 1 juli 2026, het recht op het bijbehorende rekentarief. Het rekentarief is gebaseerd op (de voor 1 juli 2023) geïndiceerde onderdelen van de GGZ-C Zorgzwaartepakketten (ZZP) 3 tot en met 5 conform de AWBZ 2014. Het behoudt van het recht op de voorziening en het rekentarief geldt zolang wordt voldaan aan de voorwaarden voor een pgb, begeleid thuis en de eventuele bijbehorende maatwerkvoorzieningen (Dagbesteding en Hulp bij het Huishouden).

Artikel II  

De toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

A. De toelichting op artikel 1.2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

De verordening kent twee doelgroepen. Ten eerste Amsterdammers met behoefte aan ondersteuning vanwege een of meer beperkingen en/of chronische psychische of psychosociale problemen. De gebondenheid aan een gemeente is essentieel voor de begrenzing van de reikwijdte van de Wmo. Uitgangspunt daarbij is de inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP). Voor wie niet staat ingeschreven en een aanspraak op ondersteuning op grond van deze verordening wil maken is het mogelijk om de gebondenheid aan Amsterdam op een andere manier vast te stellen. Ten tweede kunnen mantelzorgers voor vormen van ondersteuning in aanmerking komen, indien degene voor wie zij mantelzorger zijn ingezetene is van Amsterdam.

Op grond van artikel 1.2.1, onderdeel b en c, van de Wmo 2015 kan iedere ingezetene van Nederland zich in Amsterdam melden voor een maatwerkvoorziening bestaande uit beschermd wonen of opvang.

De maatwerkvoorziening beschermd verblijf moet worden aangemerkt als een maatwerkvoorziening bestaande uit beschermd wonen. De maatwerkvoorziening opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld moet worden aangemerkt als een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang. De maatwerkvoorziening begeleid thuis kan slechts worden aangemerkt als een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang, indien deze maatwerkvoorziening gepaard gaat met onderdak.

Het kan voor het succes van een traject wenselijk zijn dat iemand elders in Nederland opvang krijgt, bijvoorbeeld omdat hij daar personen heeft die hem ondersteuning kunnen bieden of omwille van de veiligheid. In dat geval kan het college in overleg treden met het college van die andere gemeente om hem daar opvang te bieden.

De uitvoering van de taken op grond van de Wmo en van de aanpalende Jeugdwet en Participatiewet wordt op elkaar afgestemd. Daarbij gaat de aandacht onder meer uit naar de continuïteit van de ondersteuning bij de overgang naar volwassenheid, naar een op elkaar afgestemd pakket van voorzieningen en naar samenwerking tussen zorg en welzijn, formele en informele ondersteuners en intramurale en extramurale voorzieningen.

 

B. In de toelichting op artikel 4.2, worden het tweede en het derde tekstblok gewijzigd en komen te luiden:

 

Met de in dit artikel opgenomen uitsluitingen volgt Amsterdam de beperkingen voor het persoonsgebonden budget in de Wmo 2015. Daaraan is toegevoegd de bepaling in het tweede lid onder c; dit ziet op de situatie van het collectief vervoer, de opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld en beschermd verblijf. De financiering van het Aanvullend Openbaar Vervoer, zo is in rechtspraak ook geaccepteerd, zou zodanig duur worden als voor deze voorziening ook een persoonsgebonden budget mogelijk was, dat het openstellen van die mogelijkheid een onaanvaardbaar financieel risico voor de gemeente oplevert. Dit geldt ook voor de opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld. Beschermd verblijf is uitgesloten van Pgb vanwege de noodzaak van 24uurs toezicht en bescherming. Verstrekking in een Pgb vorm is hierbij niet passend.

 

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat een gemeente kan bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan een percentage van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Amsterdam kan dan ook verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen professionele ondersteuning waarbij wordt gewerkt volgens de toepasselijke kwaliteitsstandaarden en niet-professionele ondersteuning.

In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 mei 2017 heeft de rechter in een zaak van de gemeente Emmen bepaald dat essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening dienen te worden vastgelegd. Hieronder valt ook de tariefdifferentiatie van het Pgb.

De gemeente heeft in april 2017 een opdracht gegeven aan onderzoeksbureau KPMG en gevraagd om objectief en onafhankelijk advies uit te brengen over passende en goed onderbouwde Pgb-tarieven voor hulp bij het huishouden, aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding en logeeropvang. Dit onderzoek getiteld ‘Doorontwikkeling Pgb-tarieven Wmo-voorzieningen’ is op 8 juni 2017 gepubliceerd. De Pgb-tarieven voor deze voorzieningen zijn gebaseerd op dit onderzoek.

Voor aanvullende individuele ondersteuning, begeleid thuis, dagbesteding en logeeropvang zijn de tarieven afgeleid van de vastgestelde tarieven die gelden voor de maatwerkvoorziening in natura, minus een afslagpercentage voor kostencomponenten die slechts gedeeltelijk van toepassing zijn op de Pgb-tarieven.

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt berekend via een puntensysteem. Het aantal vastgestelde punten maal het per punt geldende tarief bepaalt het budget. Aan de hand van de maatstaf voor hulp bij het huishouden worden aan de activiteiten en de frequentie ervan punten toegekend. Op basis van het aantal punten per jaar wordt de hoogte van het budget per week bepaald. Bij het bepalen van het tarief per punt is uitgegaan van het Pgb-tarief per uur. Het Pgb-uurtarief en het tarief per punt zijn hierdoor automatisch aan elkaar gekoppeld. Het niet-professionele tarief voor aanvullende individuele ondersteuning en begeleid thuis is vastgesteld op basis van de Wet Minimum Loon en minimumvakantiebijslag en een benchmark met diverse andere grote gemeenten.

 

C. De toelichting op artikel 4.3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor aanvullende individuele ondersteuning

Aanvullende individuele ondersteuning wordt geboden aan zelfstandig thuis wonende Amsterdammers die beperkingen ervaren bij het zelfstandig functioneren en het kunnen deelnemen aan de samenleving, of zonder de ondersteuning risico lopen om hun zelfredzaamheid te verliezen. Deze ondersteuning is aanvullend op de ondersteuning die door het buurtteam wordt geboden of via het Sociaal Wijkteam in postcodegebied Weesp wordt ingezet.

Aanvullende individuele ondersteuning kan ingezet worden ter ontlasting van de mantelzorger indien sprake is van (dreigende) overbelasting.

De geboden ondersteuning wordt niet zwaarder of langer ingezet dan nodig is.

 

D. De toelichting op artikel 4.5 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 4.5 Begeleid thuis, beschermd verblijf, respijtvoorziening en opvang en ondersteuning voor slachtoffers bij huiselijk geweld

 

Begeleid thuis is bedoeld voor Amsterdammers die niet zelfredzaam zijn op meerdere leefgebieden. De ondersteuningsvragen die een persoon heeft komen hieruit voort zoals bijvoorbeeld het geval is bij psychosociale problematiek, psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek of een licht verstandelijke beperking. Psychosociale problematiek heeft betrekking op onder andere klachten die veroorzaakt worden door sociale problemen zoals bijvoorbeeld sociaal isolement, ingrijpende gebeurtenissen zoals het verliezen van werk, oplopende schulden, etc. Amsterdammers die in aanmerking komen voor begeleid thuis hebben complexe meervoudige problematiek, maar zijn in staat om met intensieve specialistische ondersteuning zelfstandig te wonen. Zonder deze ondersteuning kunnen cliënten zich niet handhaven op een woonplek.

 

Begeleid thuis kan worden geboden aan Amsterdammers die een eigen woonplek hebben, maar zonder begeleid thuis het niet redden. Daarnaast kan begeleid thuis geboden worden aan Amsterdammers die dak- of thuisloos zijn, maar waarbij ook de bovengenoemde meervoudige problematiek aanwezig is. Hierbij wordt er samen met de Amsterdammer gezocht naar een woonoplossing. Amsterdammers die alleen een huisvestingsvraag hebben en waarbij geen sprake is van meervoudig complexe problematiek komen niet in aanmerking voor ondersteuning vanuit begeleid thuis. Zij zijn niet beperkt zelfredzaam.

 

Beschermd verblijf is bedoeld voor mensen die psychosociale problematiek, psychiatrische problematiek, verslavingsproblematiek, of een licht verstandelijke beperking hebben, al dan niet een combinatie van deze problematiek. Daarbij hebben deze mensen een beschermde omgeving nodig waar 24 uur per dag toezicht en ondersteuning aanwezig is. Men kan niet zelfstandig wonen, omdat zij mogelijk een gevaar voor zichzelf of voor anderen zijn en geen hulpvragen kunnen stellen of uitstellen.

 

Ten aanzien van opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld gelden afwijkende criteria. Het uitgangspunt is dat, als opvang noodzakelijk is omdat de thuissituatie niet veilig is, aanvragers in principe worden opgevangen in de gemeente waar zij wonen. Opvang in de eigen gemeente is kansrijker omdat dan het bestaande sociale netwerk kan blijven worden aangesproken. Er kunnen echter zwaarwegende omstandigheden zijn voor opvang buiten de eigen gemeente. Het kan dan gaan om redenen van veiligheid, of om situaties waar acuut opvang geboden is maar de gemeente van herkomst op dat moment geen plek beschikbaar heeft. Als sprake is van huiselijk geweld tegen een persoon of tegen leden van het gezin van de persoon en er is geen opvang noodzakelijk, is ambulante hulpverlening mogelijk.

 

E. In de toelichting op artikel 7.4, wordt het tweede tekstblok gewijzigd en komt te luiden:

 

Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening, begeleid thuis, beschermd verblijf en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld die rechtspersoon zijn, moeten beschikken over een regeling ten behoeve van de behartiging van de belangen van de cliënten van de aanbieder. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de aanbieder om de cliënt te informeren over het bestaan van de medezeggenschapsregeling. In de contracten met de aanbieder worden de eisen vastgelegd die van belang zijn om de medezeggenschap goed te kunnen laten functioneren. Deze medezeggenschap dient zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

Artikel III  

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Artikel IV  

Deze verordening wordt aangehaald als Tweede wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 juni 2023.

De plaatsvervangend voorzitter

Suleyman Aslami

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

Algemeen deel

De belangrijkste wijzigingen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 is het aanpassen van de voorziening Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen (MO/BW) als gevolg van het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 zoals die zijn vastgesteld door de raad op 12 maart 2020 en het aanpassen van het Persoonsgebonden budget voor de voorziening MO/BW naar aanleiding van het nieuwe Pgb beleid Begeleid Thuis.

 

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1.2 spreken we niet meer van maatschappelijke opvang, maar van opvang ingevolge het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020.

 

In artikel 4.2 is een formeel en informeel tarief Pgb beleid thuis toegevoegd en is de toelage voor een gezamenlijk wooninitiatief verhoogd als gevolg van het nieuwe beleid met betrekking tot het Pgb voor Begeleid Thuis

 

Artikel 4.3 lid 2 is verwijderd als gevolg van als gevolg van uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020. We spreken van begeleid thuis en niet meer van ambulante ondersteuning.

 

In Artikel 4.5 is de voorziening MO/BW aangepast als gevolg van het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020. Dit heeft ook tot gevolg dat de positie van het onderwerp ‘opvang en ondersteuning voor slachtoffers van huiselijk geweld’ in de verordening veranderd.

 

Artikel 4.6 is aangepast als gevolg van als gevolg van uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020. We spreken van begeleid thuis en niet meer van ambulante ondersteuning.

 

Artikel 5.1.1 is aangepast als gevolg van als gevolg van uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020. We spreken van begeleid thuis en niet meer van ambulante ondersteuning.

 

In Artikel 5.3.2 is de voorziening MO/BW aangepast als gevolg van het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo 2021-2027 waartoe de gemeenteraad besloot op 12 maart 2020. Dit heeft ook tot gevolg dat de positie van het onderwerp ‘opvang en ondersteuning voor slachtoffers van huiselijk geweld’ in de verordening veranderd.

 

Aan Artikel 9.4 is een overgangsbepaling toegevoegd als gevolg van het nieuwe beleid met betrekking tot het Pgb voor Begeleid Thuis.

Naar boven