VTH-Beleid Regio Nijmegen 2023 – 2026

op 7 februari 2023 vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Heumen

Inleiding

Een bewoonbare, duurzame, veilige en gezonde fysieke leefomgeving

In regio Nijmegen willen we een bewoonbare, duurzame, veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Deze wordt gevormd door alles wat je ziet, voelt en ruikt. Ter bescherming, maar ook ter benutting ervan, bestaan regels: het omgevingsrecht. Dit zijn regels op het gebied van ruimte, bouwen, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Als college van burgemeester en wethouders hebben wij de taak zorg te dragen voor de uitvoering en handhaving van een groot aantal van deze regels.

Om deze taak uit te voeren, beschikken wij over instrumenten: een stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De wet verplicht om de doelen die wij onszelf daarbij stellen en de activiteiten die wij daartoe zullen uitvoeren, vast te leggen in VTH-beleid. Met dit VTH-beleid geven wij dan ook aan wat we met onze taken beogen, wat we daarbij belangrijk vinden, hoe we onze taken uitvoeren en welke keuzes we daarin maken. Want het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van regels is voor ons geen doel op zich. We voeren deze taken uit voor een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving in regio Nijmegen.

De regio bestaat uit de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Nijmegen en Wijchen. Hoewel de individuele gemeenten bevoegd en verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van VTH-taken, is een groot deel van de taken belegd bij Omgevingsdienst Regio Nijmegen. Gezamenlijk leveren we een bijdrage aan de leefomgeving in de gehele regio. Want veel zaken die je ziet, voelt en ruikt, hebben ook hun invloed buiten de gemeentegrens. We kiezen daarom voor een uniform beleid. Zo worden onze inwoners en bedrijven gelijk behandeld via gelijke procedures. We formuleren dit gezamenlijke beleid op hoofdlijnen, zodat we ook ruimte houden voor lokaal maatwerk. Zo kunnen we plaatselijk de dingen doen die nodig zijn. Onze regio is immers heel divers en dat biedt lokaal soms andere uitdagingen.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 1van dit beleid geven we weer wat onze regio kenmerkt, welke ontwikkelingen wij zien en wat de aandachtspunten zijn bij onze taakuitvoering. In hoofdstuk 2 en 3 staan voor de komende beleidsperiode onze prioriteiten, de doelen die wij nastreven en de uitgangspunten die we daarbij belangrijk vinden. In hoofdstuk 4 geven we aan hoe we onze doelen willen behalen en hoe we uitvoering geven aan de gekozen uitgangspunten en prioriteiten: onze uitvoeringsstrategieën. Ten slotte volgen in hoofdstuk 5 de kaders voor onze VTH-organisatie en de partners waarmee we samenwerken.

 

Omgevingsanalyse

 

De omgevingsanalyse is een instrument om een actueel beeld te krijgen over een gebied, de uitdagingen die we daarin zien en de risico’s die daarbij kunnen ontstaan. Zo brengen we in beeld wat de komende beleidsperiode op ons af zal komen en wat dat vraagt van onze VTH-taakuitvoering. Hiermee kunnen we prioriteren en onszelf doelen te stellen.

 

Gebieds-en probleemanalyse

Onze regio kenmerkt zich door een rijke historie, een glooiende natuur en twee grote rivieren die daar doorheen stromen: de Waal en de Maas. De specifieke kenmerken per gemeente staan in bijlage 1. Hieronder volgen de belangrijkste regionale kenmerken en aandachtpunten die van invloed zijn op onze VTH-taakuitvoering.

 

Bouwen

De regio kent alle soorten bebouwing: van laagbouw tot hoogbouw, van woningen en landbouwschuren tot grote industriële bedrijfspanden. Door de rijke historie kennen we in de regio veel waardevolle monumentale panden. Tegenover deze historie staat nieuwbouw in de stad en de grotere dorpen. Vanwege de hoeveelheid aan (waardevolle) bouwwerken, zijn bij (ver)bouw de constructie, brandveiligheid, omgevingsveiligheid en ruimtelijke kwaliteit een aandachtspunt. Door het (verwachte) woningentekort kennen we ook een flinke woningbouwopgave. Hierbij is steeds meer aandacht voor duurzaam en natuurinclusief bouwen. Door het tekort aan woonruimten zien we steeds vaker strijdige woonvormen zoals kamerverhuur in eengezinshuizen, huisvesting in bijvoorbeeld kantoorpanden en permanente bewoning van recreatiewoningen.

 

Bedrijven

Op economisch gebied is de regio gespecialiseerd in dienstverlening, onderwijs, zorg, horeca en recreatie. Omdat binnen deze sectoren veel mensen bijeen komen, heeft (brand)veiligheid, afval en geluid onze aandacht. Ook hebben we veel fruitteelt, omdat de bodem in onze regio vruchtbaar is door de aanwezige rivieren. We letten hierbij specifiek op (afval)water, energieverbruik en teeltondersteuning. Daarnaast kent de regio een aantal (complexe) bedrijven met een (zeer) zware milieubelasting. Deze bedrijven vragen extra aandacht op luchtkwaliteit, (externe) veiligheid, geur- en geluidsoverlast en energieverbruik. Samenwerking met onze partners is hier extra belangrijk.

 

Natuur en landschap

Het landschap en de natuur kenmerkt zich eveneens heel divers. In de omgeving van Beuningen, Druten en Wijchen is het landschap open en weids. Ten (zuid)oosten van de stad Nijmegen is het bebost en heuvelachtig. In de regio liggen ook meerdere natuurgebieden zoals de Hatertse, de Overasseltse vennen en de Ooijpolder. Een deel betreft beschermd gebied, waaronder Natura 2000 zoals de Sint Jansberg en de Rijntakken. Daarnaast kennen we, met de twee grote rivieren die door het gebied stromen, ook veel water. Gelet op de waarde van deze gebieden is het belangrijk om vergunningen die worden aangevraagd voor activiteiten, grondig te toetsen op alle (natuur) aspecten, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Deze gebieden trekken ook veel bezoekers. Een aandachtspunt voor deze gebieden is dan ook het (recreatieve) gebruik en de gevolgen daarvan. Vooral afval vormt hierbij een zorg.

 

Erfgoed en archeologie

Regio Nijmegen is één van de oudste regio’s van Nederland. Binnen de regio zijn dan ook veel monumentale panden en archeologisch waardevolle overblijfselen aanwezig. Denk bijvoorbeeld aan de ruïnes uit het Romeinse tijdperk of de mooie kastelen. Bij activiteiten die tot wijziging leidt van deze objecten, letten wij dan ook streng op het behoud van de historische waarde. Naast alles wat je ziet, kent ook de bodem verschillende lagen met archeologische waarde. De resten van de Tweede Wereldoorlog zijn historisch belangrijk, maar kan ook risico op de aanwezigheid van explosieven opleveren. Dit is dan ook een aandachtpunt bij bewerking van de grond.

 

Evenementen

In de regio bieden we ruimte aan een groot aantal evenementen. De bekendste is de Nijmeegse Vierdaagse, met gemiddeld zo’n 45.000 deelnemers, meer dan 1.500.000 bezoekers en verdeeld over 22.000 m2 evenementengebied. Hiernaast kennen we ook grote festivals zoals Down the Rabbithole (Beuningen) en Emporium (Wijchen). En we kennen in elke gemeenten natuurlijk ook de jaarlijks terugkerende evenementen rondom de jaarwisseling, Koningsdag, Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Dergelijke grote evenementen vragen om extra zorg rondom bereikbaarheid, geluid, (brand)veiligheid en afval.

 

Externe veiligheid

Speciale aandacht in ons gebied gaat uit naar externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. In onze regio zien we dit bijvoorbeeld terug bij LPG tankstations en hogedruk aardgastransportleidingen. Dergelijke stoffen worden ook vervoerd per water (over de Maas, de Waal en het Maas-Waalkanaal), over de snelweg (A50 en A73) en per trein.

 

Actualiteiten en ontwikkelingen

Naast de specifieke problemen die in onze regio aandacht vragen, zijn de volgende actualiteiten en ontwikkelingen van invloed op onze VTH-taakuitvoering.

 

Klimaat

Klimaatverandering zorgt voor steeds hetere en drogere zomers en steeds extremer weer met veel regen en onweer. In stedelijk gebied kan dat leiden tot hittestress en wateroverlast. Daardoor kunnen gevaarlijke situaties ontstaan. In de natuur en het agrarisch gebied kan het leiden tot verdroging van de bodem met allerlei nadelige gevolgen: er kunnen bos-en natuurbranden ontstaan of oogsten leveren minder op. Dit vraagt om onze aandacht bij (gebieds)ontwikkeling en vraagt met name ruimte voor natuur, groen en water. Bij het beoordelen van activiteiten letten we dan ook extra op groen en ecologie en het verminderen van verharding.

 

Energietransitie

Ten behoeve van het klimaat wordt via energietransitie geprobeerd zuiniger te zijn met energiegebruik en het gebruik van meer duurzamere energiebronnen. In de Regionale Energiestrategie (RES) is opgeschreven hoe partijen in de regio daar samen invulling aan geven. Bij onze vergunningverlening hebben we daar oog voor. In dit kader zien we ook steeds meer windmolens, zonnepanelen en bodemenergiesystemen. Hoewel duurzamer, heeft dit effect op landschap, grondwater en kan het geluidsoverlast opleveren. Daarnaast moeten gebouwen aan steeds strengere energie-en isolatie-eisen voldoen. Bij de toetsing van vergunningaanvragen en het houden van toezicht, hebben we hier aandacht voor. Ook zien we in dit kader extra toe op het energieverbruik van bedrijven.

 

Lucht

De luchtkwaliteit is een belangrijk thema in het bereiken van een gezonde leefomgeving. Vervuiling door wegverkeer, binnenvaart, industrie en houtrook moet daarom worden verminderd. Reden dat we in onze regio het Schone Lucht Akkoord ondersteunen. Hierom zien we toe op naleving van de regels door bedrijven en ontmoedigen we het stoken van hout door voorlichting en bewustwording. Bijzondere aandacht vraagt stikstof in de lucht. Bepaalde stikstofverbindingen zijn namelijk schadelijk voor mens en milieu. Deze komen vrij bij bijvoorbeeld verbranding van fossiele brandstoffen (zoals uitlaatgassen van het verkeer en de uitstoot van industrie) of ontstaan door dieren in de veehouderij. Vergunningaanvragen en activiteiten toetsen we op dit vlak dan ook zorgvuldig en we vragen hiervoor extra aandacht van initiatiefnemers. Hierbij houden we de steeds veranderende regelgeving scherp in de gaten.

 

Wonen

Onze regio kent een grote woningbouwopgave. Nijmegen staat zelfs in de landelijke top drie van steden met het hoogste percentage woningtekort. Dit vraagt om de bouw van nieuwe woningen maar ook om herbestemming en verbouw van andere panden tot woningen in de komende jaren. Dit zal tot een toename van vergunningaanvragen kunnen leiden. Daar komt bij dat door het huidige tekort tot illegale woonvormen heeft geleid, zoals kamerverhuur zonder vergunning, permanente bewoning op recreatieterreinen en arbeidsmigranten in eengezinshuizen of bedrijfspanden. De aanpak hiervan vraagt om veel toezichts-en handhavingscapaciteit.

 

Bodem

Een goede kwaliteit van de bodem stelt ons in staat om de bodem te gebruiken voor bijvoorbeeld bouw, het telen van gewassen of het grondwater te gebruiken als drinkwatervoorraad. De aanwezigheid van Zeer Zorgwekkende Stoffen zoals PFAS (Poly- en perFluorAlkylStoffen) in de grond bedreigen de bodemkwaliteit. Bodembescherming is dan ook hard in ontwikkeling. Dit richt zich niet alleen op milieubelastende activiteiten, maar ook op aardkundige waarden, biodiversiteit, bodemdaling, verarming, verdichting, verdroging etc. Want ook met het ruimtegebruik in onze bodem moeten we efficiënter omgaan. Hierom vragen regels rondom bodembescherming steeds meer onze aandacht.

 

Afvaldumpingen

Asbest, drugsafval, afvalwater, bedrijfsafval en zwerfvuil. Steeds meer huis-en bedrijfsafval wordt geloosd of verbrand en in de natuur achtergelaten. Het levert een steeds grotere overlast op en leidt tot verontreiniging. Extra zorgelijk is de toenemende dumping van afvalstoffen die ontstaan bij de productie van drugs. Het zijn vaak vaten met zeer brandbare, bijtende of giftige stoffen. Maar dumping in riolen, op akkers en gierkelders komt ook voor. Het dumpen van afval is dan ook een ontwikkeling waar we veel aandacht voor moeten hebben. Het vormt een risico voor de natuur en onze leefomgeving.

 

Bestaande bouw en bedrijven

Er wordt steeds meer eigen verantwoordelijkheid gevraagd van burgers en bedrijven om te blijven voldoen aan regelgeving. Toch zijn er regelmatig ontwikkelingen die noodzaken om vergunde situaties opnieuw te bekijken. Denk qua bouw aan de breedplaatvloeren in garages, ventilaties in scholen, afbrokkelende balkons en instortende daken en tribunes bij stadions. Denk bij milieu aan de actualisatieplicht die inhoud dat we beoordelen of er ontwikkelingen zijn die het milieu beter beschermen of de kwaliteit van het milieu verbeteren. Deze plicht is niet nieuw. Maar de ontwikkelingen gaan snel en de milieu-en klimaatopgave waar we voor staan is groot. We moeten dan ook oog hebben voor zowel bestaande bouw als vergunde bedrijven wanneer ontwikkelingen daar om vragen.

 

Nieuwe regelgeving

In de komende jaren verandert de regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving snel. De Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, leggen meer verantwoordelijkheid bij burgers en bedrijven voor een goede omgevingskwaliteit. Dat vraagt van ons als overheid ook een verandering in de wijze waarop we onze taak uitvoeren: ruimte bieden, meedenken, loslaten en vertrouwen. Minder verzorging van, meer laten participeren in. Meer stimuleren door samenwerken aan, in plaats van sec controleren op. In dit beleid spelen we al zoveel mogelijk in op deze nieuwe uitgangspunten. Maar de regels zelf zijn nog aan verandering onderhevig. Een goede communicatie en voorlichting daarover wordt heel belangrijk.

 

Ondermijning

Ondermijnende activiteiten komen op veel verschillende manieren voor en kunnen ontwrichtend zijn. Lokaal zien gemeenten en hun partners zich steeds meer geconfronteerd met allerlei vormen van ondermijning. Er gebeurt veel buiten het zicht. We vinden het daarom belangrijk aandacht te hebben voor alles wat zich niet meldt of door piepsysteem bij ons bekend wordt. Dergelijke activiteiten kunnen ongemerkt tot nadelige gevolgen voor de omgeving leiden en kunnen zelfs crimineel zijn. Bij de beoordelingen van aanvragen hebben we daarom ook aandacht voor de zogenoemde ‘Bibob-toets’ waarbij we de integriteit van aanvragers kunnen beoordelen. Via toezicht en handhaving proberen we activiteiten op te sporen en actief aan te pakken.

 

Risicoanalyse

Vanuit de gebieds-en probleemanalyse en onze uitvoeringspraktijk volgen aandachtspunten: de risicovolle activiteiten. Deze activiteiten staan in bijlage 2. Deze zijn niet limitatief: het zijn de ‘probleem gerelateerde’ activiteiten die wij nu in onze regio zien. Niet alle activiteiten hebben een even groot risico en vragen dezelfde aandacht. Om te bepalen waar we prioriteit aan moeten geven, analyseren we welke activiteiten het meest risicovol zijn. Dit doen we via een landelijke gebruikte methode waarbij het negatieve effect van niet-naleven van de voor de activiteit geldende regels en de kans op niet-naleving leiden tot een afweging van het risico.

Risico = effect x kans

 

Effect

Voor het negatieve effect wegen we welke schades kunnen ontstaan en hoe groot de te verwachte schade is. De schade die kan ontstaan is onderverdeeld in:

  • Veiligheid (fysiek letsel)

  • Gezondheid (schade aan de mens)

  • Leefomgeving (beleving inwoners)

  • Duurzaamheid (schade aan het milieu)

  • Financiële schade (herstelkosten)

  • Bestuurlijk (mate van geschaad vertrouwen in de overheid)

Alle effecten zijn ongewenste gevolgen van niet-naleving van regelgeving en leiden tot serieuze risico’s. Wel wegen we het negatieve effect het zwaarst daar waar fysiek letsel, schade aan de mens en schade aan het milieu valt te verwachten. Daarbij geldt in het algemeen dat hoe meer mensen betrokken kunnen zijn bij een incident en naar mate de zelfredzaamheid daarvan lager is, hoe groter we het gevolg schatten. Zo zijn de gevolgen bij een ziekenhuis groter dan bij een gezondheidscentrum, hoewel beide gebouwen een gezondheidsfunctie hebben. Tijdens de uitvoering kan het risico worden bijgesteld als dit anders blijkt te zijn dan van te voren geschat.

 

Kans

De kans dat niet-naleven zich voordoet, schatten we het hoogste daar waar een overtreder de meeste winst weet te behalen met niet-naleven (een kosten-batenafweging) en waar de kans op melding door een derde of ontdekking door de overheid het kleinste is. Hieraan ligt de landelijk gebruikte Tafel van Elf ten grondslag die de factoren bevatten die van belang zijn voor de naleving van regels.

 

Risico

De risicoanalyse van onze risicovolle activiteiten staat ook in bijlage 2. De uitkomst is een risicoscore ‘laag’, ‘gemiddeld’ of ‘hoog’. We vertalen deze scores naar prioriteiten voor de komende beleidsperiode (zie hoofdstuk 2). Het bepaalt daarmee wat we doen en waar we onze aandacht op richten. We zetten dit jaarlijks in een uitvoeringsprogramma. Op basis van monitoring en evaluatie kan onze risicoanalyse, en daarmee onze prioriteiten, jaarlijks worden bijgesteld.

 

Prioriteiten

 

We kunnen niet overal tegelijk zijn. Dat betekent dat we keuzes moeten maken en prioriteiten moeten stellen: waar besteden we onze aandacht aan? De risicoanalyse heeft ons bij die keuze geholpen: de activiteiten met het hoogste risico, geven we de hoogste prioriteit.

Bij activiteiten of (deel)aspecten met prioriteit toetsen we vergunningen diepgaander, houden we nauwgezetter of frequenter toezicht en pakken we door in onze handhaving. Aan activiteiten of deelaspecten waarvan we het risico lager schatten, geven we minder prioriteit. We doen uiteraard wel wat wettelijk moet (zoals het toetsen van een aanvraag of uitvoering geven aan onze beginselplicht tot handhaven), maar doen dit globaler en veelal reactief.

Calamiteiten met acuut gevaar (= onverwachte gebeurtenissen die zich voordoen en die ernstige schade kunnen veroorzaken) kennen altijd prioriteit. Deze zijn niet apart benoemd in de risicoanalyse omdat dit zich bij alle activiteiten kan voordoen.

 

Hoog

 

Gemiddeld

 

 

Laag

 

 

Doelen en uitgangspunten

 

Onze taak

Met het uitvoeren van onze VTH-taken zorgen we samen met inwoners, bedrijven en partners voor een duurzame, bewoonbare, veilige en gezonde fysieke leefomgeving in regio Nijmegen.

 

Onze opvatting

Dit bereiken we door te gaan voor:

  • Het beschermen en verbeteren van een goede kwaliteit van de leefomgeving en het beperken van omgevingsrisico’s in onze regio;

  • Het stimuleren van goed naleefgedrag en omgevingsbewustzijn bij inwoners en bedrijven;

  • Een benaderbare, transparante en duidelijke VTH-taakuitvoering voor onze inwoners en bedrijven;

  • Een constructieve samenwerking met onze partners.

 

Onze succesfactoren

Hiervoor moeten we ons richten op:

  • Omgevingskwaliteit;

  • Naleefgedrag;

  • Uitvoeringskwaliteit;

  • Samenwerking.

 

Onze doelen en indicatoren

De succesfactoren zijn van essentieel belang om onze taak en de opvattingen daarbij te realiseren. Daarom willen we op deze factoren een zo groot mogelijk effect bereiken (outcome). Voor deze beleidsperiode stellen we onszelf dan ook doelen op die factoren. Dit geeft richting aan het uitvoeringsprogramma, waarin we jaarlijks per beleidsveld onze concrete, meetbare bijdrage en inzet bepalen.

 

Binnen de beleidsperiode dragen we bij aan het verbeteren en beschermen van de omgevingskwaliteit door risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken.

Hiervoor analyseren we onder andere:

  • De mate van actualiteit van het vergunningenbestand.

  • De inhoudelijke projecten en activiteiten die we uitgevoerd hebben en wat deze voor de

  • omgevingskwaliteit in de regio betekenen (op onderwerpen zoals asbest, energie, luchtkwaliteit, cultuurhistorie, ondermijning, etc.).

  • Hoe we met (integrale) advisering aan de voorkant van initiatieven hebben bijgedragen aan het beschermen van de lokale omgevingswaarden (zoals bij buitenplanse initiatieven en in geval van (voor)overleg, etc.).

  • De tendens in gemelde hinder / overlast situaties per onderwerp (zoals geluid, afval, geur, etc.).

  • De trends in vergunningsprocedures per omgevingsactiviteit (zoals aantal aanvragen, percentage verleend / geweigerd en percentage dat direct voldeed aan het omgevingsplan).

  • De mate van participatie in vergunningsprocedures en de mate waarin gezamenlijk tot een goed (aangepast) initiatief kon worden gekomen.

  • Of omgevingsvergunningen een goede bestuurlijke afweging bevatten van de omgevingskwaliteiten die met de plannen gemoeid waren en (zo nodig) voorschriften bevatten ter bescherming van de omgevingskwaliteit.

  • De omgevingsactiviteiten waarbij we (veel) overtredingen zien, de effecten ervan op de omgeving en de mate waarin herstel mogelijk is.

  • De bedoelde werking van lokaal gestelde regels: zijn deze uitvoerbaar en dienen zij het doel waarvoor zij zijn gesteld of is aanpassing van de regels nodig.

 

Aan het eind van de beleidsperiode hebben we bijgedragen aan een positieve tendens in het naleefgedrag van onze inwoners en bedrijven.

Hiervoor analyseren we onder andere:

  • De preventieve werking die uitgaat van onze activiteiten (zoals voorlichting, zichtbaarheid toezicht, informatieverstrekking, etc.).

  • De trends die we zien bij het toepassen van de landelijke handhavingsstrategie (zoals aard van overtredingen, gedrag van overtreders of de samenwerking met strafrecht).

  • De tendens die we zien in overtredingen per omgevingsactiviteit.

  • De mate waarin gevolg wordt gegeven aan ingezette handhavingsprocedures en de noodzaak tot hercontroles.

  • De trends in klachten, meldingen, verzoeken, noodzakelijk spoedeisend bestuursdwang en recidive.

  • Of lokale regelgeving leidt tot onduidelijkheid of (te) weinig draagvlak kent, wat zich kan uiten in een veelvoud aan overtredingen of overtredingen die altijd tot legalisatie leiden.

 

Binnen de beleidsperiode is de uitvoeringskwaliteit verbeterd en geborgd.

Hiervoor analyseren we onder andere:

  • De mate waarin de uitvoering voldoet aan de kwaliteitscriteria en de bedoelde werking ervan (objectief).

  • Hoe de klant de kwaliteit van onze VTH-producten ervaart (subjectief).

  • De werking van de landelijke handhavingsstrategie in onze uitvoering.

  • De verbetermogelijkheden die volgen uit evaluatie en visitatie.

  • De mate waarin we slagen de doelen te bereiken (zowel de beleidsdoelstellingen als de jaarlijkse programmadoelen).

  • De doorlooptijden (waarbij we in ieder geval binnen de wettelijke termijnen blijven en dus aanspraken op dwangsommen voorkomen).

  • De lering die we kunnen trekken uit gegronde bezwaar-en beroepsprocedures en de verbeteracties die we daarop kunnen inzetten.

  • De lering die we kunnen trekken uit de klachten die worden ontvangen over de uitvoering door medewerkers en de verbeteracties die daarop volgen.

  • De mate waarin en oorzaken waardoor vergunning(voorschriften) worden overtreden.

 

Binnen de beleidsperiode verbeteren we de verbinding en samenwerking met onze partners zodat we meer effect bereiken met onze VTH-taakuitvoering.

Hiervoor analyseren we onder andere:

  • De werkafspraken met onze partners, de wijze waarop de samenwerking verloopt en of herijking nodig is om de samenwerking nog effectiever te maken.

  • De mate waarin we samenwerken met onze partners in de uitvoering van onze VTH-taken (zoals bij onderlinge advisering, gezamenlijke controles en gemeenschappelijke projecten).

 

Onze uitgangspunten

Om onze doelen te bereiken, hanteren we de volgende uitgangspunten bij onze taakuitvoering.

 

Handelen naar bedoeling

We doen als overheid wat nodig is, maar laten wat kan aan de maatschappij. Daarom is het uitvoeren van VTH-taken geen doel op zich: in ons handelen staat de bedoeling achter de regel voorop.

 

Verantwoordelijkheid en vertrouwen

We gaan uit van een eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven in het naleven van het omgevingsrecht. We werken daarom vanuit vertrouwen met hen samen. We stimuleren het bewustzijn over deze verantwoordelijkheid via voorlichting, meedenken en advisering.

 

Integraal en duidelijk

We kijken integraal en samen met onze partners naar alle betrokken belangen. We creëren daarmee overzicht en duidelijkheid voor onze inwoners en bedrijven en voorkomen het ‘van-het-kastje-naar-de-muur-effect’.

 

Preventief en proactief

We vinden voorkomen beter dan genezen. Daarom heeft preventie onze voorkeur boven controleren. Toch sprake van een overtreding? Dan handelen we proactief en daadkrachtig.

 

Informatiegestuurd en risicogericht

We kunnen niet overal tegelijk zijn. Daarom analyseren we data en komen tot informatie die in beeld brengt waar onze inzet nodig is. We zijn daarbij het meest gericht op de risicovolle activiteiten en de prioriteiten die we onszelf hebben gesteld.

 

Afspraak is afspraak

We zijn betrouwbaar, bieden rechtszekerheid en zijn duidelijk over wat van ons verwacht mag worden. Daarom is afspraak bij ons afspraak. Omgekeerd verwachten we dit ook van onze inwoners en bedrijven.

 

Benaderbaar en transparant

We zijn zichtbaar en bereikbaar voor onze klanten. We handelen deskundig, transparant en duidelijk. Zo is onze communicatie niet voor meerdere uitleg vatbaar en begrijpen onze inwoners en bedrijven wat concreet van hen verwacht wordt.

 

Vlot en gelijk

We doorlopen procedures op eenzelfde wijze en binnen de daarvoor gestelde termijnen. We bewaken daarbij een gelijke behandeling.

 

Uitvoering

De aanpak die we kiezen voor de uitvoering van onze taken zijn ingegeven door onze uitgangspunten en gebaseerd op landelijke strategieën (zoals collectieve kwaliteitsnormering en de landelijke handhavingsstrategie). We verdelen onze aanpak in vijf verschillende uitvoeringsstrategieën. Ze zijn onderling verweven en er gezamenlijk op gericht om de omgevingskwaliteit en het naleefgedrag te vergroten, risico’s daarmee te beperken en een goede uitvoeringskwaliteit en samenwerking te bereiken. We geven op deze wijze inzicht in hoe we ons werk doen en hoe we uitvoering geven aan onze doelen en prioriteiten.

Preventiestrategie

Aanpak ter voorkoming van risico’s

Vergunningenstrategie

Aanpak ter regulering van activiteiten

Toezichtstrategie

Aanpak ter monitoring van activiteiten

Sanctiestrategie

Aanpak van overtredingen

Gedoogstrategie

Aanpak bij niet-handhaven

 

Preventiestrategie

Deze aanpak ziet op het voorkomen van risico’s voor de leefomgeving in onze regio. We vinden voorkomen beter dan genezen. Daarom willen we de eigen verantwoordelijkheid in de naleving van regels door inwoners en bedrijven zoveel mogelijk stimuleren, omgevingsbewustzijn creëren en vanuit vertrouwen samenwerken. Dit wordt nog belangrijker wanneer deregulering en zorgplichten steeds meer gemeengoed worden onder het omgevingsrecht. Naleving wordt vergroot als mensen begrijpen waarom regels belangrijk zijn. Daarom richten wij ons vooral op communicatie, participatie en samenwerking, zodat bekendheid over regels, acceptatie van regels en verantwoordelijkheid voor naleving van regels worden vergroot.

 

Communicatie

Bekendheid met regels, bevordert de naleving ervan. Dit vraagt om een goede verbinding met inwoners en bedrijven, zodat we in staat zijn om hen tijdig te informeren. Naast algemene informatievoorziening via klantcontactcentra, website en folders, richten we ons in het bijzonder op verwachte initiatiefnemers. We willen hen proactief aansporen zich te verdiepen in de regels die voor hun plannen gelden, de belangen die daarbij kunnen spelen en de omgevingskwaliteiten die we in onze regio willen beschermen. We doen dit door benaderbaar te zijn en overleg vooraf aan een initiatief mogelijk te maken. Zo hebben we de mogelijkheid om hen vooraf ook goed te informeren over procedure(eisen). Dit zorgt voor meer volledige aanvragen en meldingen en kortere doorlooptijden. Ook zorgen we via persoonlijk contact ervoor dat een initiatiefnemer na vergunningverlening of melding begrijpt welke voorwaarden er gelden en waarom. Zo voorkomen we zoveel mogelijk dat handhaving achteraf nodig is.

 

Participatie

Acceptatie van regels bevordert het verantwoordelijkheidsgevoel voor naleving ervan. Hiervoor is begrip over de bedoeling en de urgentie van de regel nodig. Het betrekken van inwoners en bedrijven bij het stellen en uitvoeren van regels is daarom belangrijk. In onze taakuitvoering is participatie op diverse manieren mogelijk. Denk aan het bieden van ruimte in een vergunningsprocedure aan initiatiefnemer en omwonenden om samen na te denken over hoe een activiteit uitgevoerd kan worden met zo min mogelijk belasting voor de omgeving. Of aan het bieden van ruimte aan een overtreder en andere betrokkenen om samen een oplossing te bedenken voor herstel van een strijdige situatie. Hierdoor hoeven wij niet (altijd) te zeggen wat moet, maar kunnen we (vaker) vragen naar en meedenken met wat kan.

 

Samenwerking

Veranderingen binnen het omgevingsrecht zoals de komst van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en herijkingen van best beschikbare technieken binnen milieu, legt nog meer verantwoordelijkheid voor een juiste uitvoering neer bij inwoners en bedrijven. Dit vraagt om goede voorlichting om een (te) grote verschuiving naar toezicht te voorkomen. We kunnen daarin meer gaan samenwerken met (branche)organisaties en samenwerkingspartners. Denk aan een gezamenlijk voorlichting over brandmelders in woningen met de brandweer of aan het houden van een informatieavond over de mogelijkheden voor energiebesparing aan bedrijven, in samenwerking met een expert of brancheorganisatie. Zo weten we gerichter een groter publiek te bereiken en wordt de verantwoordelijkheid steeds meer ‘van ons allemaal’.

 

Vergunningenstrategie

Deze aanpak geeft aan op welke basiswijze we vergunningaanvragen en meldingen behandelen. De concrete stappen werken we per procedure nader uit in een workflow managementsysteem. Het bevorderen van een goede kwaliteit van de leefomgeving en het beperken van omgevingsrisico’s staan bij onze werkwijze voorop. We willen daaraan bijdragen op een benaderbare, transparante en duidelijke wijze en via een goede integrale samenwerking met onze partners. Daarbij geldt dat we geen keuze hebben in het in behandeling of ontvangst nemen van aanvragen en meldingen. Wel hebben we de ruimte om verschil aan te brengen in de diepgang van toetsing. Door in te zetten op persoonlijk overleg, initiatieven te beoordelen vanuit ‘ja, mits’, onze aandacht vooral te richten op de meest risicovolle aspecten en onze correspondentie begrijpelijk te formuleren, verwachten we het meest optimaal te kunnen bijdragen aan een goede omgevingskwaliteit.

 

Persoonlijk overleg

We vertrouwen op een eigen verantwoordelijkheid van initiatiefnemers in de zorg voor een goede omgevingskwaliteit. Wij zijn benaderbaar om hen daar via persoonlijk overleg bij te ondersteunen. Het contact gebruiken wij om initiatiefnemers zoveel mogelijk aan de voorkant te informeren over de voor hen relevante wet- en regelgeving, betrokken kaders en belangen. Hierdoor worden aanvragen en meldingen beter en completer. Dit kan procedures versnellen. Ook stimuleren we hen om in overleg te gaan met andere belanghebbenden en om in plannen rekening te houden met de betrokken belangen. Dit vergroot de kwaliteit van het initiatief en kan juridische procedures voorkomen. Uiteindelijk mogen betrokkenen niet verrast worden door het besluit dat over een initiatief wordt genomen. Dat betekent dat we ook tijdens procedures actief informatie blijven delen over procedurestatus, de afwegingen die we maken en dat we duidelijk zijn over wat mag worden verwacht.

 

Ja, mits...

We beoordelen initiatieven integraal en vanuit hun bijdrage aan lokale omgevingswaarden zoals de landschappelijke, natuur-, en cultuurhistorische waarden. Samen met initiatiefnemers, overige belanghebbenden, samenwerkingspartners en andere afdelingen binnen de gemeente hebben we oog voor de verschillende maatschappelijke opgaven. Zo kunnen we samen zorgen voor bescherming en verbetering van de omgevingskwaliteit. We kijken en denken bij initiatieven daarom mee vanuit de mogelijkheden (ja, mits…).

 

Risicogericht

Bij de beoordeling van een initiatief richten we onze aandacht vooral op de meest risicovolle en prioritaire zaken: we doen de dingen die er echt toe doen. Voor het overige vertrouwen we erop dat initiatiefnemer zijn verantwoordelijkheid neemt voor het voldoen aan de regels. We sluiten ons daarom aan bij onze risicoanalyse en hanteren de volgende uitgangspunten:

 

 

De vaste toets- en beoordelingskaders en de gewenste diepgang daarbij worden nader uitgewerkt in toetsprotocollen. Zo kunnen we flexibel (blijven) in spelen op risico’s en ontwikkelingen zoals de Best Beschikbare Technieken binnen het milieudomein of de beweging die gaande is rondom private kwaliteitsborging in het bouwdomein. Het stelt ons ook beter in staat om de kwaliteit en uniformering van toetsing te waarborgen.

 

Begrijpelijk

We nemen onze besluiten binnen de daarvoor gestelde termijnen. We formuleren onze correspondentie (zoals besluiten) begrijpelijk, zodat initiatiefnemer weet wat er voor hem geldt en wat van hem verwacht wordt. Het is maar op één manier uitlegbaar. Ook zijn we transparant in onze belangenafweging, zodat andere betrokkenen zien hoe alle belangen zijn meegewogen.

 

Toezichtstrategie

Deze aanpak geeft aan op welke basiswijze we toezien op omgevingsactiviteiten, zowel in de realisatiefase (bijvoorbeeld bij nieuwbouw, oprichting bedrijf en uitvoeren werkzaamheden) als in de gebruiksfase (bijvoorbeeld bij gebruiksveiligheid bestaande bouw of een bedrijf dat inwerking is) en ongeacht de aanleiding van het toezicht (zoals melding, vergunning, programmering, etc). Zo kunnen we gelijke procedures garanderen. We zijn in ons toezicht gericht op het beschermen van een goede kwaliteit van de leefomgeving, het beperken van risico’s en het stimuleren van goed naleefgedrag. We zijn ons bewust van de preventieve werking die uitgaat van toezicht, waardoor een deel van de overtredingen wordt voorkomen. Ook komt zo in beeld wat buiten ons zicht plaatsvindt en wat ongemerkt tot nadelige gevolgen leidt voor de omgeving of zelfs ondermijnend is. Daarom werken we risicogericht, zijn we zichtbaar in het gebied en handelen we oplossingsgericht naar de bedoeling van de regels.

 

Risicogericht

Bij het houden van toezicht op verleende vergunningen, afgehandelde meldingen of ontvangen klachten, richten we onze aandacht vooral op de meest risicovolle en prioritaire zaken: we doen de dingen die er echt toe doen. Voor het overige vertrouwen we erop dat de betrokkene zijn verantwoordelijkheid neemt voor het voldoen aan de regels. We sluiten ons daarom aan bij onze risicoanalyse en hanteren de volgende uitgangspunten:

 

 

In onze toezichtsprotocollen werken we nader uit welke details we controleren en op welke wijze we dit doen. Maar dit is niet in beton gegoten. We kijken steeds wat het meest effectief is: houden we administratief toezicht, gaan we fysiek langs of zetten we bepaalde (innovatieve) middelen in? We integreren wel zoveel mogelijk landelijk ontwikkelde protocollen en richtlijnen om voldoende toezichtkwaliteit en een gelijke behandeling voor een ieder te garanderen.

Ook meldingen vanuit betrokkenen bij activiteiten pakken we dus risicogericht op. Met een toenemende mondigheid, een stijging aan meldingen en een beperkte capaciteit, is 100% controle niet mogelijk. Dat hoeft ook niet, omdat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in het oplossen van onderlinge problemen. Zo nodig kunnen zij daarbij ondersteuning vragen van bemiddelende partijen. Aan de hand van het risico bepalen we daarom of, en zo ja wanneer en hoe, een melding in behandeling wordt genomen. We communiceren altijd duidelijk over waar we van zijn en waarvan niet en waarom we al dan niet overgaan tot toezicht.

 

Zichtbaar

Door onze zichtbaarheid in het gebied, zijn we bereikbaar en benaderbaar voor vragen. We zijn ons ervan bewust dat van deze zichtbaarheid ook preventieve werking uit gaat. We vinden voorkomen ook beter dan genezen. Daarom richten we ons binnen toezicht vooral op het voorkomen van overtredingen. Met voorlichting over het hoe en waarom van wet- en regelgeving en het belang van andere betrokken, stimuleren we het omgevingsbewustzijn.

 

Oplossingsgericht

In ons handelen staat de bedoeling achter de regel voorop. We laten ons dan ook leiden door de zorg voor omgevingskwaliteit en niet enkel door regels. Vanuit dit oogpunt kijken we met betrokkenen mee naar een oplossing bij overtredingen en adviseren over te nemen maatregelen of aan te vragen toestemmingen. Vanwege de samenhang van de verschillende waarden in onze leefomgeving, kijken we zoveel mogelijk integraal en werken we samen met onze partners. Dit betekent dat we bij het uitvoeren van toezicht kijken naar de diverse relevante aspecten, ook als deze niet de directe aanleiding van het toezicht vormen. Hierdoor kunnen we signaleren voor onze partners. Wanneer de complexiteit van een activiteit om specifieke kennis op verschillende disciplines vraagt, voeren we het toezicht gezamenlijk met onze partners uit. Zo kunnen we ook integraal en constructief (mee)kijken naar oplossingen.

 

Sanctiestrategie

Deze aanpak geeft aan op welke wijze we optreden tegen overtredingen. We willen de omgevingskwaliteit beschermen en goed naleefgedrag stimuleren. Daarom zijn we in onze handhaving gericht op het beëindigen van overtredingen, het voorkomen van herhaling en het beperken of herstellen van de gevolgen. Dit doen we zoveel mogelijk op informele wijze door het gesprek met betrokkene aan te gaan. Wordt daarmee niet vlot een oplossing bereikt, dan treden we daadkrachtig op. Daarbij gebruiken we de landelijke handhavingsstrategie ter bevordering van een gelijke behandeling.

 

Informeel herstel

Als er ruimte toe is, bieden we bij overtredingen eerst informeel de mogelijkheid deze te herstellen. We doen dit zoveel mogelijk al in de toezichtfase. In een persoonlijk gesprek informeren we over de regels, de bedoeling achter de regels en de overtreding die geconstateerd is. We denken mee en bespreken de mogelijke oplossingen voor herstel of legalisatie. We zorgen dat betrokkene begrijpt wat van hem verwacht wordt en maken een heldere afspraak over de termijn waarbinnen we dit van hem verwachten.

Er is minder ruimte voor informeel overleg als een belanghebbende verzoekt om handhaving. Dan geldt een korte wettelijke termijn van acht weken voor ons handhavend optreden. Dit ter bescherming van de derde die kennelijk nadelige gevolgen ervaart van de overtreding. Alleen als betrokkene binnen die termijn proactief meewerkt aan herstel van de situatie, kan het opleggen van een sanctie achterwege blijven.

 

Daadkrachtig

We zijn niet alleen bevoegd om op te treden, we zijn daartoe ook verplicht gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving (zogenoemde ‘beginselplicht tot handhaven’). Alleen als sprake is van bijzonder omstandigheden mogen we van handhaving afzien. Daarom pakken we door en zetten we een passende sanctie in als een informele oplossing niet vlot wordt bereikt, betrokkene niet bereid is tot medewerking en/of betrokkene zich niet aan de gemaakte afspraken houdt. Ook bij overtredingen met acuut gevaar of andere spoedeisende belangen zullen we direct optreden om de omgeving te beschermen.

 

Gelijk

Op het juiste moment, op de juiste plek, de juiste interventie is waar wij ons toe inzetten. Daarvoor zijn de concrete feiten en omstandigheden van het geval bepalend. In elke situatie wordt bepaald welke aanpak het beste is en welke maatregelen passend zijn. Hoewel dit maatwerk vraagt, doorlopen we de procedure wel steeds op eenzelfde wijze: via toepassing van de landelijke handhavingsstrategie en onze richtlijn geharmoniseerde sancties (zie bijlage 3). Of we nou te maken hebben met inwoners, bedrijven of andere overheden: we bieden eerst de kans tot informeel herstel, maar nemen met toepassing van de landelijke handhavingsstrategie (LHS) een formeel besluit wanneer niet vlot tot herstel wordt overgegaan. In het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma kan voor bepaalde categorieën/situaties de LHS buiten toepassing worden verklaard.

 

Landelijke handhavingsstrategie (LHS)

Om passend en uniform te kunnen ingrijpen bij overtredingen, is een landelijke strategie ontwikkeld. Deze stelt de te kiezen aanpak afhankelijk van de ernst van de overtreding en het gedrag van de overtreder en verbindt het bestuurs-en strafrecht aan elkaar. Wij richten onze handhaving ook op deze wijze in. Dit betekent dat we via de volgende stappen handhaven:

Stap 1: positionering bevinding in de interventiematrix

Aan de hand van het gedrag van de overtreder en de overtreding, bepaalt de toezichthouder de uitgangspositie in de interventiematrix (zie volgende pagina). Bij verzachtende argumenten (zoals legalisatie) wordt de bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder in de matrix verplaatst. Bij verzwarende argumenten (waaronder recidive) is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Stap 2: bepalen verzwarende omstandigheden

De toezichthouder bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die betrokken moeten worden bij de afweging om het bestuurs-en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, hoe meer reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Dit kunnen zijn: verkregen financieel voordeel, status overtreder / voorbeeldfunctie, financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect, combinatie met andere relevante delicten, medewerking van deskundige derden, normbevestiging of waarheidsvinding.

Stap 3: Bepalen of inzet bestuurs-en/of strafrecht nodig is

De toezichthouder bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs-en/of strafrecht nodig is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Hierdoor vindt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs-én strafrecht of alleen het strafrecht plaats.

Stap 4: optreden met de interventiematrix

De LHS gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft.

Stap 5: vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd in het toezichtrapport.

 

 

Gedoogstrategie

Deze aanpak geeft aan hoe we afwegen om handhaving achterwege te laten. We willen betrouwbaar zijn, rechtszekerheid bieden en duidelijk zijn in wat van ons verwacht mag worden. Daarom is ons uitgangspunt dat regels worden nageleefd en dat wij onze handhavingsplicht nakomen. Bij bijzondere omstandigheden kan wel van handhaving worden afgezien. Dit heet: gedogen. Om gelijke behandeling te waarborgen, volgen wij de landelijke richtlijn voor gedogen.

 

Landelijke richtlijn ‘gedogen in Nederland’

Bij kamernota (Tweede kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 085) is landelijk duidelijkheid geschept over wat gedogen is, of en zo ja in welke gevallen, in welke mate en onder welke voorwaarden gedogen aanvaardbaar kan zijn en welke middelen ingezet worden om de oorzaken van gedoogpraktijken te voorkomen. Onder gedogen wordt daarin verstaan: het (nog) niet handhavend optreden na constateren van een overtreding door toezichthouders. Dat betekent dat sprake is van gedogen als bij ons bekend is dat sprake is van een overtreding, waarbij wij bewust de keuze maken (nog) niet handhavend op te treden. Wij maken van onze bevoegdheid tot gedogen slechts terughoudend, zorgvuldig en op verantwoorde wijze gebruik. Gedogen is voor ons daarom alleen aanvaardbaar als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    Slechts in uitzonderingsgevallen

De afweging die bij het stellen van regels is gemaakt, doen wij niet over. Naleving van de regels is dus het uitgangspunt. In sommige situaties kan gedogen echter rechtvaardig zijn, namelijk wanneer (a) handhaving duidelijk onrechtvaardig is, (b) het achterliggende belang van de regels beter gediend wordt met gedogen dan met naleven of (c) wanneer een ander zwaarwegend belang gedogen rechtvaardigt.

  • 2.

    Mits beperkt in omvang en/of tijd

Omdat gedogen alleen in uitzonderingsgevallen aan de orde mag zijn, betekent het ook dat het niet langer of in grotere mate mag plaatsvinden dan door de situatie gerechtvaardigd wordt. Doet de uitzonderingssituatie zich niet meer voor, dan moet alsnog tot handhaving worden overgegaan. Als gedogen omvangrijk wordt of structureel dreigt te worden, moet heroverweging van de regel zelf plaatsvinden. Als dat (nog) niet mogelijk is, moet overwogen worden of legalisering aan de orde kan zijn. Waar (tijdelijk) legalisering van de overtreding mogelijk is, verdient dit altijd de voorkeur boven gedogen.

  • 3.

    Vindt expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats

Gedogen is pas aan de orde wanneer dit door ons, expliciet, schriftelijk en na zorgvuldige kenbare belangenafweging is verklaard. De verklaring tot gedogen moet voor betrokkene duidelijk maken waar deze aan toe is en stelt eventuele derden-belanghebbenden in staat daartegen op te komen. Hierom zal de verklaring tot gedogen volstrekt duidelijk moeten zijn over de gedragingen die gedoogd worden, de termijn gedurende welke dat het geval zal zijn, en welke voorwaarden daarbij gelden. Dit alles om de afwijking van de wet zo beperkt mogelijk te houden

  • 4.

    Is aan controle onderworpen

Afhankelijk van de situatie zal regelmatig toezicht moeten plaatsvinden. Op deze wijze kan worden gecontroleerd of de overwegingen die tot gedogen hebben geleid nog actueel zijn. Ook kan zo worden gecontroleerd of de beperking in tijd, omvang of overige voorwaarden worden nageleefd. Zo niet, dan moet alsnog tot handhaving worden overgegaan.

 

Organisatie

 

Onze VTH-organisatie

De organisatie van het VTH-werk richten we zodanig in dat we onze taken kwalitatief goed kunnen uitvoeren. We stemmen het af op dit beleid, waardoor we rekening houden met de doelen die we willen bereiken en de prioriteiten die we daarvoor hebben gesteld. We hebben daarbij oog voor de in de wet gestelde voorwaarden aan de wijze waarop we het werk organiseren.

 

Voldoen aan kwaliteitscriteria

Om een goede kwaliteit van de uitvoering van VTH-taken te waarborgen, hebben we bij verordening regels gesteld die de landelijke kwaliteitscriteria van toepassing verklaren. Deze kwaliteitscriteria stellen regels voor:

  • Proces (big8: strategisch en operationeel beleid, uitvoeringsprogrammering, werkvoorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie)

  • Inhoud (inhoudelijke kwaliteit en prioriteiten)

  • Kritieke massa (deskundigheid en continuïteit van het personeel)

Vanuit deze verordening zijn we verplicht om over het voldoen aan deze regels binnen de VTH-uitvoering jaarlijks mededeling te doen aan de gemeenteraad en voor zover we deze regels niet konden naleven, gemotiveerd opgave te doen.

 

Scheiding taken

Om een objectieve beoordeling en voldoende kwaliteit te waarborgen zijn organisatorische scheidingen aangebracht tussen bepaalde uitvoeringstaken. Dit betekent in de uitvoering dat bijvoorbeeld de medewerker die toezicht houdt of handhaaft, niet degene is die de vergunning heeft beoordeeld en verleend.

 

Roulatiesysteem toezichthouders

Voor objecten, partijen en bedrijven waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd, zorgen wij ervoor dat we rouleren in onze toezichtstaak. Dat betekent dat we ervoor zorgen dat toezichthouders periodiek afwisselen in het toezicht op branches en gebieden waarbinnen regelmatig handhavingsactiviteiten worden uitgevoerd. Dit ter voorkoming van ‘blindheid’.

 

Vastlegging taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden

Voor alle medewerkers die VTH-taken uitvoeren hebben wij de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd in een functiebeschrijving/aanstelling. Meer in het bijzonder hebben we de aanwijzing en organisatie van buitengewone opsporingsambtenaren (Boa's) vastgelegd. Zowel voor de Boa's als voor de toezichthouders, beschikken we over aanwijzingsbesluiten daartoe van het college van burgemeester en wethouders. We houden ook voor alle medewerkers op persoonsniveau bij in hoeverre wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria die zien op ‘de kritieke massa’ (oftewel: het persoonlijk vakmanschap).

 

Uitbesteden van VTH-taken

Wij beschikken over een regeling voor het uitbesteden van vergunningverlening, toezicht en handhaving aan externe organisaties. Als werk wordt uitbesteed, dan wordt in een overeenkomst concreet vast gelegd om welke taken het gaat, welke middelen ervoor worden ingezet en wordt de uitvoerende verplicht te voldoen aan de kwaliteitscriteria die ook voor onze eigen uitvoering geldt.

 

Bereikbaarheid buiten kantooruren

We hebben een bereikbaarheids-en beschikbaarheidsregeling voor buiten kantooruren. Hiertoe beschikken we over een piketregeling.

 

Onze samenwerkingspartners

In onze zorg voor een duurzame, bewoonbare, veilige en gezonde fysieke leefomgeving in regio Nijmegen werken we samen met inwoners, bedrijven en partners. De belangrijkste partners waarmee we op constructieve wijze samenwerken, zijn hieronder genoemd.

 

Omgevingsdienst Regio Nijmegen

Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN) is een belangrijke samenwerkingspartner. Wettelijk is het verplicht om de zogenoemde ‘basistaken’ door de omgevingsdienst te laten uitvoeren. Dit zijn VTH-taken op het gebied van milieu. Er zijn echter meer taken bij de ODRN belegd. Welke taken zij namens ons uitvoert, wordt jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma. Dit programma stellen we steeds samen op, zodat we gezamenlijk zorgdragen voor een doelmatige uitvoering.

 

Provincie en regiogemeenten

Een goede fysieke leefomgeving stopt niet bij onze gemeentegrens. Van bouwprojecten tot bedrijfsketens, van een gezonde lucht tot ondermijnende activiteiten, bij veel uitvoeringstaken hebben we onze regiogemeenten en de provincie nodig. Voor inwoners en bedrijven is het fijn als wordt samengewerkt en er een zelfde speelveld is als in de omliggende gemeenten. Hierom zoeken we elkaar actief op en werken we samen bij activiteiten of effecten die de gemeentegrens overschrijden. De provincie is daarnaast aangewezen als interbestuurlijk toezichthouder op de VTH-uitvoering door gemeenten.

 

Veiligheidsregio Gelderland Zuid

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) is een organisatie voor brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en voorbereiding en coördinatie op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing in onze regio. We werken daarom vooral samen op het gebied van (brand)veiligheid. Gezamenlijk bekijken we hoe we steeds beter kunnen zorgen voor een meer samenhangende benadering van en een integrale afweging in initiatieven in de fysieke leefomgeving en leggen dit vast in onderlinge werkafspraken.

 

Politie en Openbaar ministerie

Op het strafrechtelijk vlak werken we samen met politie en Openbaar Ministerie (OM). Bij toepassing van de LHS of wanneer strafrechtelijk optreden is vereist, bijvoorbeeld bij de vervolging van milieuovertredingen en/of situaties waarbij sprake is van economische delicten, vindt afstemming met deze partners plaats. Deze afstemming gebeurt ook op dossierniveau, bijvoorbeeld bij een constatering van een hennepkwekerij in een woning of bedrijf.

 

Waterschap Rivierenland

Het waterschap zorgt voor voldoende schoon water en veilige dijken. Daartoe zijn regels gesteld. Veel werkzaamheden in de buurt van een dijk, het water of een weg die in beheer is van het Waterschap, zijn daarom niet zo maar toegestaan. Vaak is er een vergunning nodig en het Waterschap ziet er op toe dat deze regels worden nageleefd. Onze VTH-taken vallen soms dan ook samen. In die gevallen stemmen we onze taken op elkaar af.

 

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie die werkt aan een veilig leefbaar en bereikbaar Nederland. De organisatie beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en –wateren en zet in op een duurzame leefomgeving. Ook deze taken vallen soms samen met onze VTH-taken. Ook in die gevallen stemmen we onze taken op elkaar af.

 

GGD Gelderland-Zuid

De Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) heeft als hoofdtaak het beschermen, bewaken en bevorderen van de gezondheid. De gezondheid wordt met de komst van de Omgevingswet een expliciet belang dat binnen de VTH-taak moet worden meegewogen. Het is een belang waarmee we (nog) weinig ervaring hebben opgedaan. Het is daarom belangrijk om goed samen te werken met een partner als de GGD, die over veel kennis op dit gebied beschikt. We kijken gezamenlijk hoe we steeds beter kunnen zorgen voor een integrale afweging in initiatieven en leggen dit vast in onderlinge werkafspraken.

 

Inspectie Leefomgeving en Transport

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bewaakt en bevordert de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in de lucht en op het spoor. Ook zet ILT zich in voor een veilige en gezonde leefomgeving, door toezicht op de veiligheid van bouwwerken en drinkwater, de beperking van risico's van gevaarlijke stoffen en industrieën, de verantwoorde verwerking van afval en de preventie en sanering van vervuilingen in bodem en water.

 

Nederlandse Arbeidsinspectie

De Nederlandse Arbeidsinspectie controleert of werkgevers en werknemers zich houden aan de verschillende wetten, besluiten en regelingen op het terrein van arbeid. Verder spoort de inspectie fraude, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit op binnen de keten van werk en inkomen. De Nederlandse Arbeidsinspectie komt bij dezelfde bedrijven als waar wij onze VTH taken uitvoeren. In voorkomende gevallen wordt gezamenlijk besloten wat de meest effectieve aanpak is.

 

Bijlage 1 Gebiedskenmerken

 

 

 

Bijlage 2 Risicoanalyse

 

 

 

 

Bijlage 3 Sanctierichtlijn

Inleiding

De bevoegdheid tot het opleggen van een sanctie volgt uit de wet. Bij de invulling van die bevoegdheid maken wij gebruik van deze richtlijn. Dit doen wij om zoveel mogelijk uniform optreden voor onze inwoners en bedrijven te garanderen. Ook biedt dit rechtszekerheid: betrokkenen weten waar ze aan toe zijn als ze met handhaving worden geconfronteerd. Deze richtlijn is gebaseerd op de bestendige bestuurspraktijk in onze regio: de ervaring die is opgedaan met de inzet van sancties. Het is nadrukkelijk een richtlijn. De aard en/of omstandigheden van de situatie, de zwaarte van de overtreding of het gedrag van de overtreder blijft altijd leidend in de afweging een sanctie op te leggen. De inzet van een sanctie volgt pas als betrokkene na attenderen niet zelf tot beëindiging overgaat. Het is daarmee het sluitstuk van onze handhaving. Hierom is het uitgangspunt van ons beleid dan ook dat alle verschuldigde dwangsommen of de kosten van bestuursdwang daadwerkelijk worden geïnd. Het college behoudt de bevoegdheid om bij zwaarwegende belangen of bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk af te wijken.

 

Sancties

Conform de landelijke handhavingsstrategie kiezen we voor een passende sanctie bij iedere overtreding. In de uitvoering van onze handhavingstaak binnen het omgevingsrecht, kennen wij de volgende sancties:

  • Last onder dwangsom: verplichting tot betaling van een geldsom als niet tijdig tot herstel van een met de wet strijdige situatie wordt overgegaan.

  • Last onder bestuursdwang: verplichting om het uitvoeren van maatregelen te accepteren als niet tijdig tot herstel van een met de wet strijdige situatie wordt overgegaan. De uitvoering gebeurd op kosten van de overtreder. In spoedeisende gevallen kan tot uitvoering worden overgegaan zonder dat betrokkene eerst zelf een hersteltermijn is gegeven.

  • Intrekken vergunning: het weghalen van de toestemming tot het (nog langer) uitvoeren van een activiteit, omdat betrokkene zich niet aan de wet of een voorschrift uit de vergunning heeft gehouden.

  • Bestuurlijke boete: verplichting tot het betalen van een bestraffende geldsom vanwege een begane overtreding. Hiertegen kan worden opgekomen bij het bestuursorgaan dat de boete oplegt.

  • Bestuurlijke strafbeschikking: verplichting tot het betalen van een bestraffende geldsom vanwege een begane overtreding. Hiertegen kan worden opgekomen bij het Openbaar Ministerie.

 

De aard en/of de omstandigheden van de situatie, de zwaarte van de overtreding of het gedrag van de overtreder is bepalend voor de keuze over de inzet van een passende sanctie. Het niet tijdig beëindigen van een overtreding, recidive en spoedeisende situaties zijn in ieder geval situaties die om een andere of verzwaarde sanctie vragen. Veelal zullen wij dan overgaan tot een verdubbelde dwangsom of bestuursdwang.

 

Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom stemmen wij af op de ernst van de overtreding (evenredigheid) en het doel dat ermee is gediend (effectiviteit). De dwangsom moet betrokkenen prikkelen om de overtreding te beëindigen maar mag niet zodanig hoog zijn dat het als straf kan worden gezien. We kiezen daarom veelal voor een dwangsomhoogte dat iets hoger ligt dan het economisch voordeel dat met de overtreding wordt behaald. Daarmee wordt het aantrekkelijker de overtreding tijdig te beëindigen. Omdat de inzet van een sanctie het sluitstuk vormt van handhaving wanneer overtreder niet zelf tot beëindiging van de overtreding is overgegaan en de overtreding negatieve effecten heeft voor de (leef)omgeving en andere betrokken belangen, kiezen we veelal voor een dwangsom ineens. Een dwangsom per keer kan aan de orde zijn wanneer sprake is van een repeterende handeling die steeds opnieuw een overtreding vormt. Er wordt dan voor een maximaal te verbeuren bedrag gekozen die in lijn is met het dwangsombedrag ineens. De dwangsombedragen waar wij doorgaans voor kiezen, worden nader uitgewerkt in een sanctieprotocol. Zo borgen we uniform werken en behouden we de flexibiliteit voor onze uitvoering.

 

Hersteltermijn

Bij het opleggen van een last onder dwangsom wordt een termijn geboden waarbinnen betrokkene tot herstel kan overgaan. Doet hij dit tijdig, dan is hij geen geldbedrag verschuldigd. De termijn die wordt geboden is zo kort mogelijk gelet op de overige belangen die met het beëindigen van de overtreding zijn gemoeid. Wel moet het altijd haalbaar zijn om de overtreding binnen de termijn te kunnen beëindigen. In spoedeisende situaties, in situaties waar klaarblijkelijk gevaar dreigt van een overtreding of bij lastgevingen die strekken tot voorkoming van herhaling van een overtreding, moet altijd direct gehoor worden gegeven aan de last. In het sanctieprotocol voor onze uitvoering, worden de hersteltermijnen opgenomen waar wij doorgaans voor kiezen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven