Gemeenteblad van Voorne aan Zee
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorne aan Zee | Gemeenteblad 2023, 256200 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorne aan Zee | Gemeenteblad 2023, 256200 | beleidsregel |
Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee;
de Participatiewet, paragraaf 6.4, de IOAW, paragraaf 5, de IOAZ paragraaf 5 en artikel 62, de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek;
het in het kader van de Participatiewet de bevoegdheid heeft om regels te stellen over het terugvorderen van kosten van bijstand of het verhaal van bijstand die door het college is verleend;
besluit vast te stellen de navolgende
beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet gemeente Voorne aan Zee 2023,
onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Hellevoetsluis 2017, Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2020, Beleidsregels Herziening, terugvordering en verhaal Westvoorne 2020.
Schending inlichtingenplicht: het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de wet, of artikel 30 sub c, tweede en derde lid van de Wet SUWI, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW of artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een uitkering
Artikel 4 Terugvordering uitkering van gezinsleden
Indien de uitkering als gezinsuitkering aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dat achterwege is gebleven omdat belanghebbende de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 31 van de wet, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ bij de verlening van deze uitkering rekening had moeten worden gehouden.
Indien de uitkering terecht als gezinsuitkering aan gehuwden is verleend, maar de belanghebbende toch de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet, bij de verlening van de uitkering rekening had moeten worden gehouden;
Artikel 5 Afzien van terugvordering
Onverminderd het bepaalde in artikel 58, eerste lid van de wet, artikel 25, eerste lid van de IOAW en artikel 25, eerste lid van de IOAZ kan het college afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:
Artikel 7 Verhalen op derden van de terecht verleende bijstand
Artikel 8 Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud (alimentatiebeschikking)
Als de bijstandsgerechtigde en/of de minderjarige kinderen, waarvoor bijstand wordt verstrekt, recht kan hebben op een onderhoudsbijdrage, is de bijstandsgerechtigde verplicht die maximale onderhoudsbijdrage te vragen. Deze verplichting wordt in de toekenningsbeschikking voor algemene bijstand opgenomen.
Artikel 10 De afloscapaciteit voor vorderingen
Bij het treffen van een minnelijke regeling hanteert het college de volgende richtlijnen:
Artikel 13 Kosten van Invordering
De vordering wordt verhoogd met kosten van invordering als de invordering via (vereenvoudigd derden) beslag moet worden ingevorderd.
Artikel 14 Afzien van invordering of verhaal wegens oninbaarheid
Het college kan besluiten van invordering of verder verhaal af te zien, indien belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.
Artikel 15 Kwijtschelding van vorderingen
In afwijking van artikel 2 kan het college besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde of de verhaalde uitkering indien:
redelijkerwijs te voorzien is dat de schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering of verhaalde uitkering tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
Artikel 16 Geen kwijtschelding
Kwijtschelding is niet mogelijk als de vorderingen door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, tenzij de vordering niet op die goederen verhaald kan worden;
Artikel 17 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering of verhaal wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering, of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering, of het gedeeltelijk afzien van verhaal, of tot het gedeeltelijk afzien van verder verhaal treedt niet in werking voordat een minnelijke of wettelijke schuldregeling tot stand is gekomen, tenzij sprake is van:
Artikel 18 Intrekking kwijtscheldingsbesluit
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering of verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:
Artikel 19 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting
Het college kan afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Artikel 22 Onvoorziene situaties
In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Op grond van artikel 58 van de wet kan het college dat de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen. Een gelijksoortige bepaling is opgenomen in de IOAW en IOAZ. Terugvordering is in dat kader een aan het college toekomende bevoegdheid en het college kan deze bevoegdheid dan ook nader inkaderen door middel van beleidsregels.
Met inwerkingtreding per 1 januari 2013 van de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZWwetten (Fraudewet) is de bevoegdheid tot terugvordering gedeeltelijk omgezet in een wettelijke verplichting. Meer specifiek gaat het om vorderingen die het gevolg zijn van ten onrechte ontvangen uitkering in verband met schending van de inlichtingenplicht. De verplichting tot terugvordering komt daarbij mede tot uiting in:
De verplichting tot terugvordering geldt alleen voor vorderingen die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Fraudewet (1 januari 2013). Is het besluit tot terugvordering voor 1 januari 2013 afgegeven dan geldt ook voor de vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht een bevoegdheid tot terugvordering.
Met betrekking tot de wijze van invordering heeft het college in wezen volledige vrijheid in de keuze van middelen en de mate waarin zij – met inachtneming van de regelgeving rond de beslagvrije voet - middelen bij de berekening van de draagkracht betrekt.
Met betrekking tot brutering is de WWB, per 1 januari 2015 de wet, na inwerkingtreding van de Fraudewet niet gewijzigd. Daar artikel 58, eerste lid van de wet het college echter verplicht tot terugvordering van de kosten van bijstand en tot deze kosten eveneens de eventueel afgedragen belasting en premies behoren, heeft het college op dit vlak niet de vrijheid om (gedeeltelijk) van brutering af te zien, indien verrekening niet mogelijk blijkt. Op dit onderdeel is echter wel het evenredigheidsbeginsel van toepassing. Het college geeft hier in vulling aan door de vordering niet te bruteren als de vordering de belanghebbende niet is te verwijten. Het moment van vaststellen van de vordering en de kennisgeving richting de belanghebbende is hierbij niet relevant.
De Fraudewet schrijft ook voor dat het college bestuurlijke boetes moet opleggen bij schending van de inlichtingenplicht. Artikel 17 van de wet, net als de overeenkomstige bepalingen in de IOAW en IOAZ, bepaalt: “de belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.” Als aan deze inlichtingenverplichting niet of onvolledig wordt voldaan, moet een boete worden opgelegd. In enkele vallen kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. De procedure rond het opleggen van een boete is geregeld in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdregel van de Fraudewet en het daaraan ten grondslag liggende Boetebesluit socialezekerheidswetten was dat bij schending van de inlichtingenplicht een boete werd opgelegd ter hoogte van het benadelingsbedrag. De hoogste bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep, heeft deze hoofdregel inmiddels op diverse onderdelen genuanceerd. Zo moet rekening worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid, met de draagkracht van de belanghebbende en met het strafrechtelijke karakter van de boeteoplegging. De jurisprudentie van de CRvB heeft geresulteerd in diverse aanpassingen van de wet en het Boetbesluit socialezekerheidswetten per 1 januari 2017. Deze codificering is dermate fijnmazig dat er nauwelijks of geen ruimte is dat het college nadere beleidsregels over dit onderwerp vastlegt.
Het college vindt het van groot belang dat de bijstand alleen terechtkomt bij die burgers die hier – op wettelijke gronden - aanspraak op kunnen maken en acht zich verplicht tot de aanpak van fraude. Ook kiest het college ervoor om uitkeringsgelden die om andere redenen ten onrechte, tot een te hoog bedrag of als lening zijn verstrekt, terug te vorderen.
Met betrekking tot de gevallen waar sprake is van schending van de inlichtingenplicht laat de wet ten aanzien van de terugvordering geen beleidskeuze. Artikel 58, eerste lid, van de wet bepaalt dat in die gevallen de bijstand wordt teruggevorderd. Per 1 januari 2015 geldt die verplichting ook ten aanzien van herziening en intrekking van het recht op uitkering.
Gelet op het hierboven geformuleerde uitgangspunt dat het college het van groot belang acht dat de bijstand alleen terechtkomt bij de burgers die daar op wettelijke gronden aanspraak op kunnen maken, maakt het college ook gebruik van de bevoegdheid tot herziening dan wel intrekking van het recht op bijstand indien er geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht, maar desondanks van een uitkering die tot een te hoog bedrag of ten onrechte is verleend. De te veel of ten onrechte ontvangen bijstand wordt dan ook teruggevorderd (art. 58, tweede lid, aanhef en onder a), tenzij anders in deze beleidsregels is vermeld.
In dit artikel is geregeld dat bijstand van het gezin wordt teruggevorderd. Ook in de situaties als door schending inlichtingen geen bijstand aan de partner is verstrekt.
Ook is in artikel hoofdelijke aansprakelijkheid geregeld. Hierdoor kan van een belanghebbende de gehele vordering worden ingevorderd en is dat dus niet beperkt tot maximaal de helft.
Er wordt afgezien van terugvordering of (verdere) invordering bij de zogenaamde kruimelbedragen,
zoals beschreven in respectievelijk het eerste en tweede lid van dit artikel. De kosten van terug- en invordering zijn in die gevallen hoger dan de mogelijke baten. Het gaat daarbij wel om cumulatief aan vorderingen. Is de vordering echter een fraudevordering (artikel 58, eerste lid, wet), dan kan er op grond van de wet niet afgezien worden van terugvordering of (verdere) invordering en dient het volledige bedrag teruggevorderd en ingevorderd te worden.
Het college hecht waarde aan maatwerk. Bij dringende redenen is het daarom noodzakelijk de vordering op het individu aan te passen. Daarbij ligt het op de weg om wel terug te vorderen, maar het aflossingsbedrag aan de omstandigheden aan te passen. Conform geldende jurisprudentie kan worden afgezien van terugvordering op grond van een dringende redenen.
Mogelijkerwijs stijgt het inkomen, waardoor ook de mogelijkheden voor aflossing verbeteren. Het college heeft als uitgangspunt dat het inkomen tweejaarlijks wordt beoordeeld. Belanghebbende kan bij een daling van het inkomen altijd verzoek om aanpassing van het aflossingsbedrag.
Het college maakt van haar bevoegdheden gebruik verhaal op derden te plegen als het gaat om schenking of nalatenschap. Het college maakt echter geen gebruik van haar bevoegdheid tot het verhalen van bijstand op de onderhoudsplichtige. De verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een onderhoudsbijdrage voor zichzelf of minderjarige gezinsleden liggen bij de belanghebbende die bijstand aanvraagt. Bij aanvang van bijstandsverlening wordt daartoe de verplichting opgelegd de maximale onderhoudsbijdrage bij de onderhoudsplichtige te eisen. Als de onderhoudsplichtige de gestelde verplichting niet of onvoldoende nakomt, kan de uitkering op grond van de afstemmingsverordening worden verlaagd.
Het college maakt geen gebruik van haar bevoegdheid tot het verhalen van de onderhoudsplicht jegens de bijstandsgerechtigde. De bijstandsgerechtigde is bij aanvang bijstandsverlening verplicht de maximale onderhoudsbijdrage te vragen voor zichzelf en de aanwezige minderjarige kinderen. Het gevolg is dat hierdoor minder bijstand wordt verleend. Mocht de bijstandsgerechtigde de verplichting tot het vragen van een onderhoudsbijdrage verwijtbaar niet tot uitvoer brengen, kan op grond van de vigerende afstemmingsverordening de uitkering worden verlaagd. Proceskosten voor inning van de onderhoudsbijdrage kan door het college worden vergoed.
Als uitgangspunt geldt tot een vordering ineens en binnen zes weken wordt terugbetaald. Als het college een uitkering verstrekt, zal zo mogelijk de vordering met die uitkering worden verrekend. De verantwoordelijkheid voor het treffen van een betalingsregeling ligt bij belanghebbende. Dit laat onverlet dat het college het initiatief kan nemen voor het treffen van een regeling om daarmee verdere escalatie in de schuldontwikkeling te voorkomen.
De beslagvrije voet is 95% van de bijstandsnorm. Maandelijks kan dus niet meer dan 5% van de bijstandsnorm worden aangewend voor aflossing van de schulden.
In het tweede lid is bepaald dat de aflossing het eerste jaar niet stijgt als er sprake van werkaanvaarding.
Een schuldenaar die verzoekt om aanpassing van een betalingsregeling, krijgt binnen vier weken een besluit op het verzoek. Een niet tijdige afhandeling van het verzoek, werkt niet in het nadeel van de klant. Een schuldenaar kan door de door hem voorgestelde aflossingsbedrag starten.
In dit artikel wordt de volgorde van incasso bepaald. Hiermee worden de uitvoeringslasten en -kosten beperkt.
Alleen de kosten van (vereenvoudigd derden) worden bij de schuldenaar in rekening gebracht. Er wordt geen wettelijke rente gehanteerd.
In dit artikel is bepaald wanneer een vordering als oninbaar wordt beschouwd en dus in de debiteurenadministratie wordt afgeboekt.
In deze artikelen is bepaald wanneer een vordering wordt kwijtgescholden. Kwijtschelding is niet aan de orde als de vordering het gevolg is van schending inlichtingenplicht. In de wet is kwijtschelding van een vordering bij opzettelijk of door grove schuld niet mogelijk als er ook een boete is opgelegd of aangifte is gedaan.
Als uitgangspunt geldt dat een vordering wordt gebruteerd. Dit is anders als de vordering de belanghebbende niet is te verwijten. Hierbij is niet bepalend wanneer in het kalenderjaar een vordering wordt vastgesteld.
Met deze bepalingen wordt beoogd dat afwijking op de bepalingen of onvoorziene omstandigheden leidt tot maatwerk in de uitvoering.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-256200.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.