Gemeenteblad van Scherpenzeel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2023, 254777 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2023, 254777 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Treasurystatuut 2023 gemeente Scherpenzeel
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Een schuldbekentenis aan toonder die kan verschillen qua looptijd en aflossingsmethodiek. De Staat dekt een groot gedeelte van zijn financieringsbehoefte met obligaties die in één keer afgelost kunnen worden. Obligaties zijn goed verhandelbaar. Bij dalende rente stijgt de koerswaarde, bij stijgende rente daalt de koerswaarde. Aan het einde van de looptijd ontvangt men de hoofdsom terug.
Hoofdstuk 2. Algemeen en doelstellingen
In het treasurystatuut geeft de raad de kaders aan waarbinnen het treasurybeleid c.q. de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het treasurystatuut is hiermee kaderstellend voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door het college en de ambtelijke organisatie.
Artikel 3. Doelstellingen treasuryfunctie
In het kader van dit statuut wordt de treasuryfunctie omschreven als het geheel van activiteiten dat zich richt op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Hoofdstuk 4. Gemeentefinanciering
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
de gemeente vraagt per email offertes op, bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken, de ontvangen offertes worden intern vastgelegd en de uiteindelijk gekozen instelling met de gunstigste renteconditie stuurt een bevestiging en deze wordt geregistreerd.
Artikel 11. Langlopende uitzettingen (beleggingen)
De gemeente vraagt per email (onder de drempel van het schatkistbankieren) offertes op, bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. De ontvangen offertes worden intern vastgelegd. De uiteindelijk gekozen instelling met de gunstigste renteconditie stuurt een bevestiging en deze wordt geregistreerd.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 1 juni 2023,
B.S. van Ginkel-Schuur
Griffier
M.C. Teunissen-Willemsen
Voorzitter
Bijlage 1: Toelichting per artikel
De verplichting tot het opstellen van een treasurystatuut vloeit voort uit de Wet Financiering Decentrale Overheden (de Wet Fido) en uit artikel 212 van de Gemeentewet. Bij het opstellen van dit statuut is voorts rekening gehouden met:
Per 15 december 2013 is de Wet Fido gewijzigd en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van kracht geworden. Door de invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag) te storten in de schatkist van het Rijk. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.
Het treasurystatuut biedt kaders voor het uitzetten en aantrekken van middelen. Bij de inhoud van het treasurystatuut is meegewogen dat de mogelijkheden tot het uitzetten van (overtollige) middelen zijn beperkt door het schatkistbankieren.
Het treasurybeleid maakt onderdeel uit van het financieel beleid waarvan in lid 1 de doelstelling wordt aangegeven.
Een specifieke relatie ligt er naar het reservebeleid. Zowel het uitzetten van gelden als het aantrekken van financiering dient te zijn afgestemd op de aanwending van reserves en voorzieningen.
Via het treasurystatuut stelt de raad het kader vast waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het betreft de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten en richtlijnen voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door de gemeentelijke organisatie.
In de financieringsparagraaf in de begroting en jaarstukken wordt jaarlijks ingegaan op respectievelijk het treasurybeleid in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering.
Het treasurystatuut en de financieringsparagraaf dienen hiermee een transparante uitvoering en verantwoording van het treasurybeleid te bevorderen.
Artikel 3. Doelstellingen treasuryfunctie
In dit artikel worden de definitie en de doelstellingen van de treasuryfunctie genoemd. Hierna worden de doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
De treasuryfunctie dient ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Dit houdt in dat gewaarborgd moet zijn dat de gemeente te allen tijde in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten, bijvoorbeeld bij banken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Door haar treasuryactiviteiten loopt de gemeente financiële risico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie om deze risico’s zoals het renterisico, koersrisico, debiteurenrisico en liquiditeitsrisico zo veel mogelijk te beheersen, te beperken en te spreiden. In de artikelen 4 tot en met 9 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De gemeente streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De eerste prioriteit ligt bij het beheersen en beperken van financiële risico’s. Binnen het acceptabele risico-profiel zoals vastgesteld in dit treasurystatuut wordt vervolgens gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
Door het verplichte schatkistbankieren zijn de mogelijkheden tot rentemaximalisatie beperkt.
Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer
Bij het aantrekken van benodigde middelen respectievelijk het uitzetten van overtollige middelen dient de gemeente binnen de wettelijke normen te blijven. De Wet Fido legt het zwaartepunt bij risicobeheersing en beheersing van de schuldpositie van de gemeenschappelijke overheden.
Ten eerste mag het aantrekken en uitzetten van middelen alsmede het verstrekken van garanties alleen plaatsvinden in het kader van de publieke taak (art. 4 lid 1). Ten tweede moeten openbare lichamen hun liquide middelen in ’s rijks schatkist aanhouden.
De Wet Fido geeft geen nadere afbakening van wat tot de publieke taak behoort, maar laat dit over aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. In de toelichting bij de wet is alleen aangegeven dat het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren (bankachtige activiteiten) niet tot de publieke taak behoort.
Aangezien de gemeente op een aantal gebieden autonoom is en het uiteindelijk om politieke keuzes gaat of gemeentelijke activiteiten al dan niet de publieke taak dienen, wordt het primaat van de afbakening van de publieke taak bij de raad gelegd. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.
Gezien de lage frequentie waarmee leningen worden/zijn verstrekt en/of garanties worden gegeven, is het eveneens niet wenselijk een beleidskader uit te werken wat onder de publieke taak wordt verstaan. De raad kan echter wel enkele eenvoudige kaders stellen waarbinnen het college een eigen afweging kan maken.
In dit lid stelt de raad die voorwaarden, waarbij geldt dat aan al de vier voorwaarden moet voldaan zijn. De kaders zijn bedoeld ter inhoudelijke afbakening en risicobeheersing, maar maken een daadkrachtige en efficiënte handelswijze mogelijk. Hierdoor is niet langer voor ieder geval een raadsbesluit noodzakelijk. Hieronder worden de voorwaarden kort toegelicht.
De lening of garantie voldoet aan alle wettelijke voorwaarden. Hierbij is het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden van toepassing, waarin wordt geregeld dat de betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in een binnen de EU geldende munteenheid en dat de hoofdsom niet onderhevig mag zijn aan indexatie.
De lening of garantie wordt verstrekt aan een rechtspersoon zonder winstoogmerk, maar juist met een maatschappelijk belang voor de gemeenschap. Daarom is de rechtspersoon ingeperkt tot de stichting en vereniging, waarbij deze ook statutair gevestigd moet zijn in de gemeente Scherpenzeel. Ook een natuurlijk persoon is hiermee uitgesloten.
Als niet aan de bovengenoemde bepalingen is voldaan, beslist de raad op voorstel van het college.
De uitoefening door het college van de bevoegdheid om te besluiten tot rechtshandelingen zoals het verstrekken van een lening of een garantie kan in bepaalde gevallen ingrijpende gevolgen voor de gemeente hebben. Afhankelijk van de situatie kunnen deze gevolgen zowel bestuurlijk als financieel van aard zijn. Bij deze rechtshandelingen is artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet van toepassing dat regelt dat het college in een dergelijke situatie geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft gebracht. Het ligt het meest voor de hand dit te doen in de vorm van een raadsvoorstel.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De wet stelt middels de kas-geldlimiet een grens aan de ruimte voor korte financiering met een rentetypische looptijd van maximaal 1 jaar (de vlottende schuld). De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Bij korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn aangezien een fluctuatie in de rente direct een relatief grote invloed op de rentelasten kan hebben. Het kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Wanneer de vlottende schuld de kasgeldlimiet overschrijdt, dan moet vlottende schuld worden omgezet naar langlopende schuld.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de schuld met een rentetypische looptijd vanaf 1 jaar (de vaste schuld) door spreiding in de looptijd van de leningen. Indien een leningenportefeuille gelijkmatig is opgebouwd, zal ook het renterisico over de vaste schuld gelijkmatig in de tijd zijn gespreid. Een verandering in de rente werkt zodoende vertraagd door op de rentelasten in enig jaar. Ingevolge de renterisiconorm mag jaarlijks een maximumpercentage, van de vaste schuld worden vernieuwd via herfinanciering en/of renteherziening.
Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Periodiek en afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de renteverwachting van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie kan bijvoorbeeld inhouden het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.
Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Derivaten ontlenen hun bestaan aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. In de Wet Fido en in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden is bepaald dat deze instrumenten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Het gebruik van derivaten om mee te speculeren is niet toegestaan.
Ten aanzien van de instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen, geldt in de Wet Fido als uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting intact blijft. De in dit artikel genoemde producten voldoen aan het criterium van hoofdsomgarantie. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, bedrijfsspaarrekeningen en deposito’s worden geen koersrisico’s gelopen.
Artikel 7. Kredietrisicobeheer
Vanaf 1 januari 2009 kent de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) een minimale credit rating voor zowel het land van vestiging als van de financiële onderneming zelf.
Artikel 8. Intern liquiditeitsrisicobeheer
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente de financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.
Door leningen en transacties alleen aan te gaan in euro’s kunnen valutarisico’s worden beperkt tot alleen het valutarisico van de euro zelf.
Eigen en externe middelen dienen ter financiering van alle gemeentelijke uitgaven en investeringen (totaal-financiering). Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk met eigen middelen gefinancierd. Externe financieringsmiddelen worden aangetrokken indien de totale financiële positie daartoe aanleiding geeft.
In de vernieuwde BBV Notitie grondbeleid 2019 is de mogelijkheid van rente toerekenen aan de grondexploitaties zeer beperkt. Alleen in geval van projectfinanciering kunnen alle rentekosten worden toegerekend. Dit heeft uiteindelijke gevolgen voor een lager eindresultaat op de grondexploitaties, wat kan leiden tot een lagere afdracht van vennootschapsbelasting. Door projectfinanciering aan te trekken zou dit kunnen betekenen dat er geen algemene financiering hoeft worden aangetrokken wat leidt tot rentekosten op de normale exploitatie. Per situatie zou beoordeeld moeten worden op projectfinanciering een goede mogelijkheid is. Met de toevoeging van dit lid wordt deze mogelijkheid geboden.
Artikel 11. Langlopende uitzettingen (beleggingen)
Langlopende uitzetting uit hoofde van de treasuryfunctie betreft het uitzetten van middelen voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. De aanvullende richtlijn in lid 2 beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen voor bijvoorbeeld het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.
In de praktijk kan dit artikel alleen worden toegepast onder de drempel van het schatkistbankieren. Een langlopende uitzetting onder deze drempel is hoogst onwaarschijnlijk. Toch is dit artikel gehandhaafd, om de kaders helder te houden en de relatie met inkoop- en aanbestedingsbeleid te handhaven. Hierbij staat voorop dat in alle gevallen gestreefd wordt naar een maximaal rendement bij de van toepassing zijnde regelgeving.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken om betalingen (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer
Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot een gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Het onderhouden van goede relaties met banken zorgt er voor dat de gemeente op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen op de financiële markten. De ratingsvereisten zijn toegelicht bij artikel 7.
Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het treasurybeleid ligt primair bij het college. In de door het college vast te stellen procedures worden de verantwoordelijkheden en bevoegdheden geregeld van de functionarissen die binnen de gemeentelijke organisatie betrokken zijn bij het uitvoeren van de treasury-activiteiten. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is hierbij vooral van belang dat er een transparante functiescheiding wordt aangebracht.
Artikel 16. Taken en verantwoordelijkheden
De bestuurlijke verantwoordelijkheden zijn afgestemd op de duale verhoudingen. De raad heeft kaderstellende en controlerende taken. Het college heeft de bestuursbevoegdheden en legt daarover verantwoording af.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-254777.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.