Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Ridderkerk 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk,

 

gelezen het voorstel van College van burgemeester en wethouders van 30 mei 2023;

 

gelet op

 

de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.2.10, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

 

overwegende, dat

 

de Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Ridderkerk moet aansluiten bij het

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale

politieke ambtsdragers;

 

BESLUIT

vast te stellen de

 

REGELING RECHTSPOSITIE BURGEMEESTER EN WETHOUDERS RIDDERKERK 2023

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Voor woon-werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden of wordt aan de burgemeester of de wethouder vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel het maximumbedrag dat door een werkgever onbelast per afgelegde kilometer aan een werknemer kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor woon-werkverkeer alsmede voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een eigen vervoermiddel tevens de parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Indien de burgemeester of de wethouder een functionele beperking heeft, kan incidenteel voor woon- werkverkeer en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    Aan de burgemeester of de wethouder wordt vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer uitsluitend toegekend:

    • a.

      indien hij in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, en

    • b.

      indien hij nog niet in de basisregistratie personen is ingeschreven op een woonadres binnen de gemeente, waarin hij is benoemd, voor zolang hem ontheffing is verleend van de verplichting om zijn werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben.

  • 6.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die de burgemeester of de wethouder maakt in verband met dienstreizen, gemaakt voor de uitoefening van het ambt, worden aan hem vergoed tot ten hoogste de maximale vergoedingsbedragen volgens de Reisregeling Binnenland en Reisregeling Buitenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Artikel 3. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan burgemeester en wethouders op afroep een auto ter beschikking stellen van een daartoe door de gemeente gecontracteerde vervoerder of een dienstauto.

  • 2.

    Een ter beschikking gestelde auto als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend gebruikt voor zakelijke of bestuurlijke doeleinden.

  • 3.

    Voor zover de burgemeester of de wethouder gebruik maakt van een ter beschikking gestelde auto als bedoeld in het eerste lid, heeft hij geen aanspraak op een vergoeding bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b van deze regeling.

  • 4.

    Voor dienstreizen worden aan de burgemeester of de wethouder bij gebruik van een ter beschikking gestelde auto als bedoeld in het eerste lid, de parkeer-, veer- en tolkosten ten laste van de gemeente vergoed, mits deze kosten niet uit andere hoofde worden vergoed.

  • 5.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

  • 6.

    De burgemeester of de wethouder die willen deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in verband met de vervulling van hun functie dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de secretaris of een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.

    De aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 8.

    Het college, de secretaris of de daartoe aangewezen ambtenaar beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 5. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    Aan de burgemeester of de wethouder worden voor de duur van de uitoefening van de functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 7. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen,

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een (digitaal) declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het (digitale) declaratieformulier en de bewijsstukken worden uiterlijk binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de secretaris of een daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023, onder gelijktijdige intrekking van de Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Ridderkerk 2019.

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders Ridderkerk van 30 mei 2023.

De secretaris,

Dhr. H.W.J. Klaucke

de burgemeester

Dhr. C.A. Oosterwijk

TOELICHTING REGELING RECHTSPOSITIE BURGEMEESTER EN WETHOUDERS 2023

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving (1). De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

 

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

 

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 2. Reis- en verblijfkosten

Per 1 januari 2019 heeft BZK de reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer en dienstreizen voor burgemeester en wethouders aangepast (Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers). Ter verduidelijking is deze reiskostenregeling overgenomen in de lokale regeling. Er is dus geen lokale keuze. Het recht op deze vergoeding en de hoogte van de vergoeding is geregeld in de hogere wet- en regelgeving.

 

De kosten voor openbaar vervoer worden, net als voorheen, geheel vergoed. Wat onder openbaar vervoer wordt verstaan, is gedefinieerd in artikel 1.1. van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. Hierin staat: een voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Een taxi valt niet onder het begrip “openbaar vervoer”. Evenals onder het oude regime worden de kosten van een taxi dus niet vergoed. Er is in de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers bewust afgezien van een specifieke bepaling om de vergoeding van taxikosten wel mogelijk te maken. Het risico op politieke discussie bij juist deze kostensoort is namelijk groot. Wanneer een politieke ambtsdrager echter een functionele beperking heeft (bijvoorbeeld een gebroken been of blindheid), kan hem nu op grond van de onderhavige regeling wel een passende vervoersvoorziening worden aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van een taxi(vergoeding).

 

Bij gebruik van een eigen vervoermiddel, zoals een auto, fiets of motorfiets, wordt het maximale bedrag vergoed dat een werkgever per kilometer fiscaal onbelast mag vergoeden aan een werknemer. Dat is per 1 januari 2023 €0,21 per kilometer en per 1 januari 2024 €0,22 per kilometer. Ook parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten worden vergoed, zowel bij woon-werkverkeer als bij dienstreizen. Naheffingsaanslagen die zijn opgelegd in verband met niet of te weinig betalen van parkeergeld worden, net zomin als parkeer- en andere boetes, uiteraard niet vergoed.

 

Burgemeesters kunnen, in plaats van een maandelijkse kilometerdeclaratie, op grond van artikel 3.7 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers kiezen voor een vaste vergoeding per maand voor dienstreizen binnen de gemeente met een eigen vervoermiddel. Dit gaat dan alleen over de kilometervergoeding. Daarnaast mag de burgemeester eventuele parkeer- of stallingkosten, veerkosten en tolkosten declareren. De grondslag hiervoor is opgenomen in de regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (BZK). Het is een individuele keuze voor welke variant de burgemeester kiest.

 

Voor de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt werkelijke verblijfkosten bij dienstreizen in Nederland gelden het Reisbesluit binnenland en de maximale vergoedingsbedragen volgens artikel 5 van de Reisregeling Binnenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Voor de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte reis- en verblijfkosten bij dienstreizen naar en in het buitenland gelden het Reisbesluit buitenland en de maximale vergoedingsbedragen volgens de Reisregeling Buitenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze vergoedingsbedragen worden jaarlijks herzien. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

 

Artikel 3. Ter beschikking gestelde auto burgemeester en wethouders

Op grond van artikel 3.2.10 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kan een auto ter beschikking worden gesteld. Het gaat hierbij om een dienstauto, bijvoorbeeld een door de gemeente ingehuurde auto. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van gecontracteerd vervoer op afroep (taxi).

 

De ter beschikking gestelde auto mag alleen worden gebruikt voor dienstreizen (zakelijk gebruik, inclusief ritten voor ambtsgebonden (qq-) functies) of bestuurlijke doeleinden. Bij gebruik voor bestuurlijke doeleinden gaat het om reizen die de betrokken ambtsdrager maakt in het kader van bepaalde nevenfuncties die hij juist vanwege zijn hoedanigheid als politiek ambtsdrager vervult. De ter beschikking gestelde auto mag ook worden gebruikt als bijvoorbeeld een burgemeester of wethouder de gemeente vertegenwoordigt of bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG. Bij gebruik van de ter beschikking gestelde auto is een rittenadministratie nodig voor de fiscus.

Als bijvoorbeeld een burgemeester of wethouder de gemeente vertegenwoordigt en daarvoor een ter beschikking gestelde auto gebruikt, is er vanuit zijn functie als wethouder bezien sprake van zakelijk gebruik van die auto. Ook bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG neemt de Belastingdienst het standpunt in dat sprake is van zakelijke ritten voor burgemeesters en wethouders.

 

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

 

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Overigens kan de gemeente ook zelf scholing (laten) verzorgen. Die kosten komen ten laste van de gemeente.

 

Artikel 5. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. In bruikleen verstrekte informatie- en communicatievoorzieningen worden in principe, na beëindiging van de functie, ingeleverd. Burgemeester en wethouders kunnen na beëindiging van de functie de aan hen in bruikleen verstrekte informatie- en communicatievoorzieningen onder voorwaarden overnemen. De voorwaarden zijn opgenomen in de Circulaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 maart 2022, 2022-0000173050.

 

Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt verstaan een smartphone en een computer inclusief software en bijbehorende randapparatuur. Een computer is een desktop, een tablet(computer) of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden. De ter beschikking gestelde voorzieningen (smartphone en tablet) dienen daarbij onderscheiden te worden van de desktop of laptop op de werkplek. Voorzieningen op de werkplek worden namelijk op nihil gewaardeerd. Het is toegestaan om een computer op de werkplek (die hoort bij de werkplek) te gebruiken naast een ter beschikking gestelde computer (tablet).

 

Artikel 6. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte onderbrengen zonder fiscale consequenties. In 2023 is de vrije ruimte over het fiscale loon tot en met € 400.000 3,0%. Over het bedrag van de loonsom boven € 400.000 is de vrije ruimte in 2023 1,18%. Indien de grens van 1,18% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Naar boven