Reglement van orde voor de raad van Oirschot 2023

De raad van de gemeente Oirschot,

Gelezen het voorstel van het presidium van 9 mei 2023;

Besluit vast te stellen het

 

Reglement van orde voor de raad van Oirschot 2023

 

In dit Reglement van Orde is omwille van de leesbaarheid in de mannelijke vorm naar personen verwezen. Overal waar hij staat, is ook zij bedoeld.

 

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

  • b.

    griffier: de griffier van de raad of diens plaatvervanger;

  • c.

    amendement: voorstel tot wijziging van een concept raadsbesluit;

  • d.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • e.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, een wens of een verzoek van de raad wordt uitgesproken;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een besluit van de raad;

  • g.

    Inspraakronde: gelegenheid tot inspreken over onderwerpen die zijn geagendeerd voor de raadsvergadering

Artikel 2 De vergadercyclus

  • 1.

    De raad hanteert voor zijn reguliere bijeenkomsten zo veel mogelijk een cyclus van vier weken, die als volgt is samengesteld:

    • Week 1: Presidium; raadsbijeenkomsten

      Week 2: Werkgroepen gemeenteraad

      Week 3: B&W-informatie-uurtje, inspraakronde en raadsbijeenkomsten

      Week 4: Raadsvergadering

    De uitgangspunten, doelen en nadere uitwerking van de vergadercyclus zijn opgenomen in het overzicht Vergadercyclus gemeenteraad Oirschot dat als bijlage bij het Reglement van Orde is gevoegd.

  • 2.

    Het presidium kan besluiten de vergadercyclus anders in te richten.

  • 3.

    De reguliere raadsbijeenkomsten vinden plaats op dinsdag volgens een door het presidium vast te stellen jaarschema.

Artikel 3 De voorzitter van de raad

  • 1.

    De voorzitter is belast met het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde tijdens de vergaderingen van de raad, het doen naleven van het reglement van orde en wat de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    Wanneer de voorzitter in de hoedanigheid van burgemeester, portefeuillehouder dan wel collegevoorzitter deelneemt aan het debat, wordt het voorzitterschap vervuld door de waarnemend voorzitter.

Artikel 4 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is aangewezen.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter en/of de raad aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 5 Het presidium

  • 1.

    Er is een presidium dat bestaat uit de fractievoorzitters en de raadsvoorzitter. De griffier dan wel zijn plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium als adviseur aanwezig.

  • 2.

    Fractievoorzitters wijzen elk een fractielid aan dat hen bij afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 3.

    De raadsvoorzitter is de voorzitter van het presidium, tenzij de raad anders beslist. Bij diens afwezigheid wordt hij vervangen door de waarnemend raadsvoorzitter.

  • 4.

    Elke fractie heeft één stem in het presidium.

  • 5.

    Het presidium vergadert in openbaarheid en kan besluiten om in beslotenheid te vergaderen wanneer het te behandelen onderwerp daar naar de mening van het presidium aanleiding toe geeft.

  • 6.

    Het presidium kan anderen uitnodigen deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 7.

    Het presidium heeft in ieder geval de volgende taken:

    • a.

      Het voorbereiden van de raadsvergaderingen en vaststellen van voorlopige agenda’s voor raadsvergaderingen;

    • b.

      Het vaststellen van de vergadercyclus van de raad;

    • c.

      het toezien op de kwaliteit van de vergaderingen van de raad;

    • d.

      het bevorderen van de kwaliteit van de onderlinge verhoudingen in de raad;

    • e.

      Het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie en het functioneren van de raad.

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie wordt bijgestaan door de griffier.

  • 2.

    De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden.

  • 3.

    De commissie brengt na het onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en brengt een advies uit voor een besluit. Indien van toepassing, wordt van een minderheids¬standpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 4.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 5.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 7.

    Aan burgerraadsleden wordt verzocht een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te overleggen. Bij het ontbreken van een VOG vindt een externe risicoanalyse plaats voor rekening van de gemeente.

Artikel 7 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in overeenkomstig artikel 6.1 van dit reglement.

  • 2.

    De commissie onderzoekt of de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 4.

    De burgemeester geeft voor de aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaat-wethouders aan een risicoanalyse integriteit te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad. De risicoanalyse en bijbehorende documenten zijn niet openbaar met uitzondering van de openbare rapportage voor publicatie.

Artikel 8 Fracties

  • 1.

    Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter door tussenkomst van de griffier.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Artikel 9 Burgerraadsleden

  • 1.

    Ter ondersteuning van de fractie in het raadswerk kan elke fractie maximaal zes personen voordragen als burgerraadslid.

  • 2.

    Burgerraadsleden worden door de raad op voordracht van de fractievoorzitter benoemd.

  • 3.

    Benoeming van burgerraadsleden geschiedt overeenkomstig artikel 6 lid 1 t/m 3 van dit reglement.

  • 4.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het burgerraadslidmaatschap.

  • 5.

    Overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet legt een burgerraadslid na benoeming in de raad in de raadsvergadering in handen van de voorzitter de eed of belofte af.

  • 6.

    Het burgerraadslidmaatschap eindigt:

    • a.

      Bij opzegging door het burgerraadslid;

    • b.

      Bij opzegging door de voorzitter van de fractie die het burgerraadslid heeft voorgedragen;

    • c.

      Bij installatie van een nieuwe gemeenteraad na verkiezingen;

    • d.

      Indien een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad.

  • 7.

    Burgerraadsleden kunnen deelnemen aan raadsbijeenkomsten. Burgerraadsleden mogen aanwezig zijn bij besloten raadsvergaderingen met uitzondering van de besloten raadsvergadering over de aanbeveling voor benoeming of herbenoeming van een nieuwe burgemeester.

  • 8.

    Burgerraadsleden worden gelijkgesteld met raadsleden, voor zover een wettelijke bepaling of dit reglement van orde zich daartegen niet verzet.

 

Paragraaf 1.2 Toehoorders en pers

Artikel 10 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 11 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaaltijdens een vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet over gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Hoofdstuk 2 - Raadsvergaderingen

Paragraaf 2.1 Voorbereiding van de raadsvergadering

Artikel 12 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de laatste dinsdag van de maand vanaf 19.30 uur in het gemeentehuis en worden in principe om 23.00 uur beëindigd.

  • 2.

    In voorkomend geval kan de eindtijd verplaatst worden. De voorzitter doet hiertoe een mondeling voorstel aan de raad tijdens de vergadering.

  • 3.

    Indien de vergadering nog niet is afgerond, schorst of sluit de voorzitter de vergadering en doet zo nodig een voorstel voor een nieuwe vergaderdatum.

  • 4.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag, aanvangsuur en/of eindtijd bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 13 Oproep en agenda

  • 1.

    De voorzitter roept ten minste tien dagen voor een raadsvergadering de raadsleden schriftelijk op door publicatie van de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van die stukken waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt, op het raadsinformatie-systeem, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.

  • 3.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda de volgorde en wijze van behandeling van de agendapunten wijzigen, onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan de raad het onderwerp verwijzen naar een voorbereidende raadsbijeenkomst of aan het college en derden nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 14 Inzien van stukken

  • 1.

    Alle openbare stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden digitaal beschikbaar gesteld via de website van de gemeenteraad. Dit geldt tevens als openbare terinzagelegging.

  • 2.

    Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier. De griffier verleent de raadsleden desgewenst inzage.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden door plaatsing op het raadinformatiesysteem van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      De datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      De mogelijkheid tot het uitoefenen van spreekrecht als bedoeld in artikel 44 van dit reglement.

Paragraaf 2.3 De orde van de vergadering

Artikel 17 Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst. Aan het einde van elke raadsvergadering wordt die lijst door ondertekening door de griffier vastgesteld.

Artikel 18 Spreekregels

  • 1.

    De raadsleden en de overige aanwezigen in de raadsvergadering spreken vanaf het spreekgestoelte of vanaf de hen toegewezen zitplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden en de overige aanwezigen in de raadsvergadering vanaf een andere plaats spreken.

  • 3.

    Niemand voert het woord dan nadat hij dit van de voorzitter heeft verkregen.

  • 4.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      De voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      Een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Raadsleden voeren in een termijn niet meer dan éénmaal het woord over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op een raadslid dat een (sub-)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend ten aanzien van de beraadslaging daarover.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een raadslid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 21 Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

 

Paragraaf 2.4 Stemmingen

Artikel 22 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, hebben raadsleden het recht hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 23 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan in zijn geheel luidt, tenzij geen stemming wordt verlangd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Artikel 24 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder volgens de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen tot het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover wordt gestemd. Daarbij geldt de regel dat eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement wordt gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 26 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden die zich niet op grond van de Gemeentewet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

  • 5.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

 

Paragraaf 2.5 Besluitenlijst en ingekomen stukken

Artikel 27 Verslaglegging

  • 1.

    Van de raadsvergadering worden een besluitenlijst en een digitale opname gemaakt.

  • 2.

    De griffier draagt zorg voor de besluitenlijst van raadsvergaderingen.

  • 3.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk ter vaststelling aan de raad aangeboden en op de website van de gemeenteraad gepubliceerd.

  • 4.

    Een digitale opname van de raadsvergadering wordt live uitgezonden via internet en is zo spoedig mogelijk na de vergadering via de website van de gemeenteraad raadpleegbaar.

  • 5.

    De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de griffier te worden ingediend.

Artikel 28 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst en de ingekomen stukken worden, voorzien van een behandelvoorstel van de griffier, aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

  • 2.

    De griffier wordt mandaat verleend voor het afdoen van de in het eerste lid bedoelde stukken overeenkomstig het behandelvoorstel, voor zover binnen twee weken na de ter inzage legging van het behandelvoorstel niet door de leden van de raad is verzocht om een andere wijze van behandeling.

  • 3.

    Wanneer een raadslid inhoudelijke bespreking wenst, vindt bespreking plaats in de raadsvergadering.

  • 4.

    Ingekomen stukken worden openbaar digitaal beschikbaar gesteld, tenzij artikel 5.1 van de Wet Open Overheid zich hiertegen verzet.

 

Paragraaf 2.6 Besloten raadsvergaderingen

Artikel 29 Algemeen

Op besloten raadsvergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 30 Besluitenlijst besloten vergadering

  • 1.

    Besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid maar berusten bij de griffier.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op de vastgestelde besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 31. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 3 - Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

Paragraaf 3.1 Instrumenten raadsleden

Artikel 32 Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Ieder raadslid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3.

    Ieder raadslid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd een wijziging voor te stellen op het amendement of subamendement dat door een raadslid is ingediend.

  • 4.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben, schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 5.

    Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Moties

  • 1.

    Ieder raadslid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda opgenomen onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking door de indiener van een motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 34 Voorstel van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. De voorzitter brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 3.

    Het college kan binnen drie weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 4.

    Nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 5.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      Het voorstel met het oog op de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      Het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadssessie.

  • 6.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 7.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel inhoudende het ontslag van een wethouder zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 36 Collegevoorstel

  • 1.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    De raad bepaalt bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden. Over het verzoek tot interpellatie wordt geen stemming verlangd.

  • 4.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 38 Inlichtingen

  • 1.

    Als een raadslid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen tien dagen nadat het verzoek is ingediend.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de eerstvolgende raadsvergadering.

 

Paragraaf 3.2 Vragen

Artikel 39 Technische vragen

  • 1.

    Technische vragen worden kort en bondig geformuleerd. Het zijn informatieve vragen die bedoeld zijn om een beter begrip van een onderwerp of geagendeerd raadsvoorstel te krijgen. Het kunnen vragen zijn over feiten, omstandigheden en de uitleg daarvan of over de feitelijke gevolgen van een besluit.

  • 2.

    Technische vragen worden ingediend bij de griffie.

  • 3.

    Technische vragen over geagendeerde raadsvoorstellen worden binnen twee weken na indiening beantwoord. De antwoorden worden door de griffie op het raadsinformatiesysteem geplaatst bij het betreffende agendapunt.

  • 4.

    Bij technische vragen over een niet geagendeerd onderwerp spant het college zich in om de technische vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van de vraag, te beantwoorden. De antwoorden worden door de griffie op het raadsinformatiesysteem geplaatst.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. Ze hebben een politiek karakter. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande door de voorzitter aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    De vragen worden schriftelijk beantwoord, tenzij de indiener nadrukkelijk verzoekt om mondelinge beantwoording.

  • 3.

    De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen drie weken nadat de vragen zijn ingediend. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, nadere inlichtingen vragen over het door het college of de burgemeester gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 41 Vragenhalfuur

  • 1.

    Het vragenhalfuur vindt plaats na de opening van elke reguliere raadsvergadering tenzij bij de griffier geen vragen zijn ingediend. Het vragenhalfuur duurt maximaal dertig minuten. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenhalfuur komt te vervallen.

  • 2.

    Het raadslid dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit schriftelijk, onder aanduiding van het onderwerp en de vragen, bij de griffier uiterlijk om 10.00 uur op de maandagmorgen voorafgaand aan de raadsvergadering. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenhalfuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, het onderwerp in dezelfde raadsvergadering aan de orde komt of het onderwerp niet actueel is.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan een of meer collegeleden dan wel de burgemeester een of meer vragen te stellen, en een toelichting te geven. Het collegelid of – indien de vragen aan meer collegeleden zijn gericht – de collegeleden gezamenlijk dan wel de burgemeester wordt voor ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 5.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst twee minuten het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad ten hoogste twee minuten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. Aan ieder tot wie de (aanvullende) vragen zijn gericht, wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om vragen te kunnen beantwoorden.

  • 7.

    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

  • 8.

    Vragen die aan het einde van het vragenhalfuur nog niet aan de orde zijn gekomen, worden door het college schriftelijk beantwoord.

Hoofdstuk 4 – Raadsbijeenkomsten

Artikel 42 Invulling raadsbijeenkomsten

  • 1.

    De raadsbijeenkomsten vinden in de regel plaats op dinsdag en vangen aan om 19.30 uur.

  • 2.

    Het presidium kan een andere aanvangstijd bepalen en in bijzondere gevallen een andere dag.

  • 3.

    Een raadsbijeenkomst kan bestaan uit één of meerdere raadsessies, door of namens de raad georganiseerd. Er kunnen meerdere raadssessies parallel aan elkaar worden gehouden.

  • 4.

    Een raadssessie heeft één van de volgende doelstellingen:

    • Beeldvorming: gericht op het informeren van de raad over of oriënteren op een bepaald thema, onderwerp of raadsvoorstel dan wel het richtinggevend bespreken met de raad van een bepaald thema, onderwerp of raadsvoorstel;

    • Oordeelsvorming: gericht op het voorbereiden van de besluitvorming door middel van het uitwisselen van en doorvragen op argumenten om tot een goede weging te komen van voor- en nadelen betreffende het voorstel of onderwerp.

  • 5.

    De raadssessies worden vorm gegeven al naar gelang het doel, de behoefte, de doelgroep en betrokkenen, het onderwerp en de locatie.

  • 6.

    Aan een sessie kunnen in elk geval de leden van de raad en burgerraadsleden deelnemen. Sprekers kunnen participeren zoals is opgenomen in artikel 44 van dit reglement.

  • 7.

    Van iedere fractie kunnen bij een raadssessie in ieder geval twee leden deelnemen aan de beraadslaging en maximaal zoveel leden als het aantal zetels dat de betreffende fractie inneemt in de raad.

  • 8.

    Op voorstel van de voorzitter of een raads- of burgerraadslid kunnen anderen worden uitgenodigd deel te nemen aan de raadssessie.

Artikel 43 Oproep en agenda

  • 1.

    De griffier roept ten minste tien dagen voor een raadsavond de raads- en burgerraadsleden schriftelijk op door publicatie van de agenda op het raadsinformatiesysteem onder vermelding van de dag en aanvangstijdstip van de raadsavond.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van die stukken waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt, worden tegelijk met de oproep aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de griffier, na overleg met het presidium, na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullend agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden en openbaar gemaakt.

Artikel 44 Spreekrecht

  • 1.

    Tijdens een raadsbijeenkomst voorafgaand aan een raadsvergadering vindt een inspraakronde plaats. Inwoners en organisaties uit Oirschot kunnen gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      De vaststelling van de agenda, de vaststelling van verslagen en ingekomen stukken;

    • b.

      Een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • c.

      Benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • d.

      Een aangelegenheid waar een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • 3.

    In overleg met de griffier en na goedkeuring van de voorzitter kunnen inwoners petities aanbieden en inspreken over inwonersinitiatieven.

  • 4.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en contactgegevens en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 5.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zin. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de raadsvergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een spreker en deelnemers van de vergadering.

  • 8.

    De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen voor de behandeling van de inbreng van de spreker.

Artikel 45 Openbaarheid

  • 1.

    Een raadsbijeenkomst of raadssessie kan plaatsvinden in het gemeentehuis dan wel op locatie elders in of buiten Oirschot.

  • 2.

    Een raadsbijeenkomst is openbaar tenzij het presidium besluit dat deze besloten is.

  • 3.

    De artikelen 10, 11 en 47 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing

Artikel 46 De voorzitter van de raadsbijeenkomsten

  • 1.

    Het presidium wijst de voorzitters van raadsbijeenkomsten en/of raadssessies aan.

  • 2.

    De voorzitter is belast met het leiden van de raadsbijeenkomst of raadssessie en ziet, ondersteund door de griffier, toe op een ordelijk verloop van de raadsbijeenkomst of raadssessie.

Hoofdstuk 5 – Slotbepalingen

Artikel 47 Uitleg reglement

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad of het presidium voor zover het hun eigen vergadering of handelen betreft op voorstel van de voorzitter.

Artikel 48 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement van orde voor de raad van Oirschot 2023’.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van dit reglement vervallen alle voorgaande Reglementen van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van Oirschot

Bijlage bij Reglement van orde van de raad van Oirschot 2023

 

Vergadercyclus gemeenteraad Oirschot

 

Uitgangspunten:

  • Een vergadercyclus die meer ruimte geeft voor een variabele invulling;

  • Openbare bijeenkomsten, met uitzondering van het B&W informatie-uurtje.

Aandachtspunt:

Een flexibelere indeling vraagt

  • een goede afstemming en voorbereiding door de griffie en/of het college/de ambtelijke organisatie;

  • een tijdige agendering en goede afstemming over de doelstelling en opzet van bijeenkomsten door het presidium.

De vergadercyclus bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1.

    Raadsvergadering = besluitvorming

  • 2.

    Raadsbijeenkomst = voorbereiding voor besluitvorming, zowel op korte als op lange termijn. Een raadsbijeenkomst kan bestaan uit

    • a.

      Beeldvorming

      • 1.

        Informatieve bijeenkomst: Uitwisselen van informatie over een raadsvoorstel, onderwerp of thema

        Op verzoek van de raad en/of het college

        Externe partijen kunnen worden uitgenodigd

        Invulling van de sessie gebeurt in afstemming met de griffie en het presidium

      • 2.

        Richtinggevende bijeenkomst: gesprek over een bepaald onderwerp of thema waarover de raad denkrichtingen wil meegeven aan het college en/of het college input wil vragen aan de raad voor uit te werken beleid

      • 3.

        Verbonden partijen: Uitwisselen van informatie door of vanuit de verbonden partijen

        Ook kunnen vertegenwoordigende raadsleden namens Oirschot de raad informeren over bijeenkomsten die zij hebben bijgewoond.

    • b.

      Oordeelsvorming: Uitwisseling van meningen en standpunten over onderwerpen die geagendeerd zijn voor de komende raadsvergadering, voor zover deze onderwerpen niet als hamerstuk zijn geagendeerd.

    • c.

      Inwonersparticipatie

      • 1.

        Inspraak: Inwoners, verenigingen en ondernemers kunnen inspreken over onderwerpen die geagendeerd zijn voor de komende raadsvergadering. De raad kan verduidelijkende vragen stellen; er vindt geen discussie plaats met de insprekers;

      • 2.

        Oirschots podium ‘Praat met de raad’: Inwoners, wijk/buurt of vereniging kunnen tijdens het Oirschots podium de raad informeren over een bepaald onderwerp of een vraag met de raad bespreken. De raad luistert en kan vragen stellen. Ook kunnen inwonersinitiatieven of bedrijven de raad informeren en een dialoog met ze voeren. Agendering is in afstemming met het presidium.

  • 3.

    Werkgroepen gemeenteraad: Voorbereiden van bepaalde onderwerpen of thema’s, in opdracht van de raad. Iedere fractie levert een raads- of burgerraadslid aan in een werkgroep;

  • 4.

    B&W informatie-uurtje (besloten): Het college informeert de raad over projecten of belangrijke onderwerpen.1

Week

Bijeenkomst1

Doel van de bijeenkomst

1

Presidium

Voorbereiden van de agenda’s voor raadsbijeenkomsten en raadsvergadering

Raadsbijeenkomsten

Voor de invulling, zie hierboven onder 2.

2

Werkgroepen gemeenteraad

Ruimte voor o.a. de werkgroep Omgevingswet

 

Eventueel kunnen ook trainingen voor de raad op deze avond worden gepland.

3

B&W informatie-uurtje

Het college informeert de raad over projecten of belangrijke onderwerpen1

Raadsbijeenkomst

Voor de invulling, zie hierboven onder 2

4

Raadsvergadering

De raad neemt tijdens deze vergadering besluiten over een bepaald onderwerp of beleid

 

TOELICHTING

Algemeen

 

De grondslag voor het Reglement van Orde is de Gemeentewet, artikel 16, 82, 83 en 84. De raad geeft hiermee duidelijkheid en houvast voor de raadsvergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad, zonder knellend te zijn. Het Reglement van Orde is opgebouwd als volgt:

 

  • Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

    Dit hoofdstuk bevat begripsbepalingen en omschrijvingen, de vergadercyclus en bepalingen over toehoorders, pers en geluid- en beeldregistraties;

  • Hoofdstuk 2: Raadsvergaderingen

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de gang van zaken voorafgaand aan en tijdens openbare en besloten raadsvergaderingen;

  • Hoofdstuk 3: Bevoegdheden, instrumenten raadsleden

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de bevoegdheden van raadsleden zoals amendementen, moties, voorstellen van orde, vragen, en de overige instrumenten van de raad;

  • Hoofdstuk 4: Raadsbijeenkomsten

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de gang van zaken voorafgaand en tijdens raadsbijeenkomsten en raadssessies;

  • Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de uitleg van het Reglement van Orde en de inwerkintreding.

  • Bijlage: Vergadercyclus gemeenteraad

    De bijlage bevat de uitgangspunten, doelen en nadere uitwerking van de vergadercyclus.

  • Toelichting

    De afzonderlijke paragrafen en artikelen worden toegelicht voor zover een verdere uitleg van meerwaarde is.

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Met ‘dagen’ worden bedoeld ‘werkdagen’.

 

Artikel 3 – De voorzitter van de raad

De burgemeester is de voorzitter van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet schrijft dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als meerdere leden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer.

 

Artikel 6 – Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

Vooraf

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde leden kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittreksel uit de basisregistratie personen met zijn woonplaats, geboorteplaats en – datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid, Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt, brengt verslag uit in een openbare raadsvergadering. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

 

Eerste t/m derde lid

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd.

 

Vierde lid

Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt door de oude raad vlak voor de eerste samenkomst van de nieuwe raad na de gemeenteraadsverkiezingen. Het onderzoek van het proces-verbaal strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten. Dit lid ziet op de specifieke taak die de raad heeft na de raadsverkiezingen. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag. Dit besluit is van belang omdat de raad de bevoegdheid heeft om te besluiten tot het hertellen van de stemmen (eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus) en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat kiezers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft geteld, kan dit wel zijn. Vijfde en zesde lid

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden.

 

Zevende lid

Afgesproken is dat een burgerraadslid een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aanvraagt. De VOG is voor burgerraadsleden echter geen toetsings- of weigeringsgrond. Een eventuele weigering van een VOG zou kunnen leiden tot een tweede toetsing of ‘waardering’ door de raad. Dat is een ongewenste situatie. In het geval van het ontbreken van een VOG vindt een risicoanalysegesprek plaats met een externe partij, zoals dat ook voor wethouders wordt gedaan. Het resultaat van dit gesprek wordt besproken met de fractievoorzitter. Voorafgaand aan de verkiezingen kan door de politieke partijen bij kandidaat-raadsleden op deze manier getoetst worden, voordat de kieslijst wordt ingeleverd. De afweging na het gesprek is aan de voordragende partij/fractie.

 

Artikel 7 – Benoeming wethouders

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven¬onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. Een integriteitsonderzoek is altijd onderdeel van de procedure tot benoeming van een wethouder. Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, tweede lid, Gemeentewet).

 

Artikel 8 – Fractie

Eerste en tweede lid

De Kieswet en de Gemeentewet kennen het begrip fractie niet. In de Gemeentewet in artikel 33, tweede lid, wordt wel uitgegaan van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mede.

 

Vierde lid

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandig fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Ook andere wijzigingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld een fusie van twee fracties. Een andere wisseling in een fractie kan het gevolg zijn van ziekte of zwangerschap van een raadslid. Voor deze gevallen is in de Kieswet een vervangingsregeling opgenomen.

 

Artikel 9 – Burgerraadsleden

Burgerraadsleden worden op voordracht van een fractievoorzitter benoemd. Daarbij dienen zij aan dezelfde eisen te voldoen als het raadslid. Om de raadsfractie goed te kunnen ondersteunen in het raadswerk worden burgerraadsleden, voor zover wettelijke bepalingen en het reglement van orde zich daartegen niet verzetten, zoveel als mogelijk gelijkgesteld met raadsleden. Aan burgerraadsleden wordt in beginsel dezelfde informatie ter beschikking gesteld als aan raadsleden. Dit brengt eveneens de plicht met zich mee om geheimhouding te betrachten van de gegevens waarvan het burgerraadslid het vertrouwelijke of geheime karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

 

Artikel 10 – toehoorders en pers

De hier aangegeven bepalingen worden voor wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de Gemeentewet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

Artikel 11 – Geluid- en beeldregistraties

Radio- en tv-stations kunnen geluid- en beeldregistraties maken tijdens een openbare raadsvergadering. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te even dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht.

 

Hoofdstuk 2 – Raadsvergaderingen

Artikel 12 – Vergaderfrequentie

Op basis van artikel 17 Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en indien de raadsvoorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste één vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. In dit artikel worden de basisafspraken weergegeven. In het presidium wordt jaarlijks een vergaderschema voor de raad aan de orde gesteld. In het artikel is als eindtijd van vergaderingen 23.00 uur opgenomen. Dit is een richttijd en geen harde eindtijd. Op voorstel van de voorzitter beslist de raad over het daadwerkelijk beëindigen van de vergadering en over een eventuele nieuwe vergaderdatum. Bij schorsing wordt in beginsel de vergadering de volgende dag voortgezet.

 

Artikel 15 – Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

 

Artikel 19 – Aantal spreektermijnen

Het primaire uitgangspunt is dat in de tweede termijn het onderlinge debat plaatsvindt. Met dit artikel heeft de voorzitter de mogelijkheid om de orde van de vergadering te bewaken voor zover dat nodig is. Indien de raad van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. In principe voert het college alleen in de eerste termijn het woord waarna de tweede termijn wordt gebruikt voor onderling debat van de raad. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de tweede termijn. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

 

Artikel 22 – Stemverklaring

Een stemverklaring dient kort te zijn en moet niet het karakter van een derde termijn krijgen, als reactie op de vorige spreker. Stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

 

Artikel 24 – Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid, van de Gemeentewet, zijnde gevallen van dringende spoed, welke een hoofdelijke stemming verplicht. De regeling in het tweede lid is van toepassing, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. In het vierde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. De volgorde van stemmen, te starten bij het genoemde lid volgens het volgnummer van de presentielijst en vervolgens op volgorde van de presentielijst, geldt voor de gehele vergadering.

 

Artikel 25 – Stemming over amendementen en moties

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing. Soms kan een motie dermate zwaar wegen voor een fractie dat de steun voor het gehele voorstel hiervan afhangt. Dan is het nuttig als de raad – in de praktijk op voorstel van de betreffende fractie – kan besluiten om van de voorgeschreven stemvolgorde af te wijken. Die mogelijkheid is gecreëerd met het vierde lid.

 

Artikel 26 – Stemming over personen

Artikel 31, eerste lid, van de Gemeentewet geeft aan dat de stemming over personen geheim dient te zijn. De stemming gebeurt door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr.3, blz. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld. Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht, maar van een aanbeveling. Een voordracht is voor de raad bindend, de raad heeft slechts keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan “wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt (artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid van de Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een ander persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang. Dit heeft tot gevolg dat raadsleden de mogelijkheid hebben op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander). Er is in dit geval geen sprake van een voordracht of een anderszins beperkte keuze en aan de stemming mag derhalve ook worden deelgenomen door raadsleden die ter benoeming zijn voorgesteld: zij kunnen immers op het stembriefje een andere naam dan hun eigen naam invullen. De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:

  • Een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en meneer Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;

  • Een aanbeveling is geen voordracht. Het spraakgebruik heeft het vaak over voordracht, maar een persoon nomineren als wethouder staat niet gelijk aan een voordracht.

Tenslotte is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreelpolitieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

 

Artikel 32 – Amendementen en subamendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in dit artikel. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen. Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.

 

Artikel 33 – Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijk, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (zogeheten “motie vreemd aan de orde van de dag”) vindt aan het einde van de vergadering plaats. In de Gemeentewet wordt in artikel 49 één specifieke motie uitgewerkt: de motie van wantrouwen. Hierbij geeft de raad aan het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien de wethouder zelf niet opstapt, kan de raad, blijkens artikel 49, besluiten tot ontslag. In dat geval gaat het ontslag onmiddellijk in.

 

Artikel 35 – Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een besluit of een verordening ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet is dit uitgewerkt. Het tweede en derde lid van dit artikel bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld. Daar wordt in deze bepaling uitvoering aan gegeven.

 

Artikel 36 – Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel dat het college heeft voorbereid, kan agenderen. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verder behandeling van het voorstel niet wenselijk is (bijvoorbeeld omdat het college een voorstel wil wijzigen). De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de griffie of het presidium overlaten.

 

Artikel 37 – Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels bij artikel 155, tweede lid, van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegen-woordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Het recht van interpellatie ligt in het verlengde van het (schriftelijk en mondeling) vragenrecht maar heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Voor het houden van een interpellatie is verlof van de raad nodig. In lid 3 is opgenomen dat de raad over een verzoek tot interpellatie geen stemming verlangt. Daarmee wordt recht gedaan aan het belang dat de raad eraan hecht dat een interpellatie ‘gewoon’ moet kunnen, ongeacht door welk raadslid; dit in het kader van een optimaal functioneren van raad en raadsleden.

 

Artikel 38 – Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad. Naast een ingewikkelde inrichting van de bestuursbevoegdheden bevat de Gemeentewet ook behoorlijk aangescherpte regels over de inlichtingenplicht van het college ten opzichte van de raad. Deze regels beogen de politieke verantwoordelijkheid van het college te activeren en de eindverantwoordelijkheid van de raad te bevestigen. Deze regels zijn vastgelegd in artikel 169 en artikel 180 van de Gemeentewet.

 

Artikel 40 – Schriftelijke vragen

Het vragenrecht (artikel 155, eerste lid, Gemeentewet) geeft aan leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al gelang wie verantwoordelijk is. Hoewel het vragenrecht individueel van aard is, worden de gevraagde antwoorden aan de gemeenteraad als geheel gegeven.

 

Artikel 41 – Vragenhalfuur

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat wethouders in de gelegenheid moeten worden gesteld om beantwoording van de vragen voor te bereiden. Het vragenhalfuur heeft een lichter politiek karakter dan het recht van interpellatie. Leden worden zo in de gelegenheid gesteld om het college vragen te stellen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Tijdens het vragenhalfuur worden vragen gesteld en antwoorden gegeven. Er vindt geen debat plaats.

 

Artikel 44 – Spreekrecht

Om te waarborgen dat inwoners en organisaties uit Oirschot betrokken kunnen worden bij de besluitvorming van onderwerpen die in de raad aan de orde komen, wordt voorafgaand aan een raadsvergadering een inspraakronde gehouden. Inwoners kunnen in overleg met de griffie ook petities aanbieden en inspreken over inwonersinitiatieven. In het tweede lid zijn enkele onderwerpen opgenomen waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de inwoner belanghebbende is, kan de inwoner een bezwaarschrift indienen. Ook kan een inwoner beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de inwoner. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht omdat inspraak over deze onderwerpen de belangen van kandidaten, al dan niet in uitoefening van hun ambt of functie, kunnen schaden. Inwoners en organisaties uit Oirschot kunnen zich ook niet uitlaten over onderwerpen waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene Wet Bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 mei 2023,

De griffier,

De voorzitter

Naar boven