Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 234065 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2023, 234065 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling beschermd wonen regio Rotterdam
Toestemming te verlenen aan het college van burgemeester en wethouders om samen met de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam,
De Gemeenschappelijke regeling beschermd wonen regio Rotterdam te treffen, waarvan de tekst en de toelichting zijn opgenomen als bijlagen bij dit besluit.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2022.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BESCHERMD WONEN REGIO ROTTERDAM
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
de besluiten van de gemeenteraden van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam tot het verlenen van toestemming aan de colleges van burgemeester en wethouders van deze gemeenten tot het treffen van de Gemeenschappelijke regeling beschermd wonen regio Rotterdam;
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam sinds 2015 samenwerken waar het gaat om beschermd wonen, en de wens is uitgesproken deze samenwerking voort te zetten en te formaliseren via een lichte gemeenschappelijke regeling, waardoor wordt geborgd dat de regelgevende, beleidsmatige, financiële en uitvoeringstaken rondom beschermd wonen gezamenlijk en eenduidig worden opgepakt;
het hoofddoel van het regionale beleidsplan het, vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, bevorderen van het herstel en participatie van mensen met een psychische kwetsbaarheid in de eigen omgeving is en er vanwege de aard van de problematiek voor wordt gekozen om voor de doelgroep beschermd wonen gezamenlijk op te trekken in beleid en uitvoering;
Besluiten tot het vaststellen van de Gemeenschappelijke regeling beschermd wonen regio Rotterdam.
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Convenant Landelijke Toegankelijkheid: door de wethouders van de centrumgemeenten voor beschermd wonen gesloten landelijke convenant over de manier waarop zij samen verantwoordelijkheid nemen voor de landelijke toegang van beschermd wonen en zoals verwerkt in beleidsregels Landelijke toegang beschermd wonen;
intramurale ondersteuning: ondersteuning die in een intramurale setting wordt geboden tussen zeven uur s’ochtends en elf uur s’avonds en gericht is op de resultaatgebieden sociaal persoonlijk functioneren en ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid, in de directe nabijheid van de cliënt georganiseerd, zodat de beroepskracht altijd zicht heeft op de cliënt en zo nodig direct op hem kan reageren, en waarbij ook het verblijf (beschermd wonen) als maatwerkvoorziening verstrekt wordt en waarbij een passende vorm van nachtelijk toezicht wordt geboden tussen elf uur s‘avonds en zeven uur in de ochtend en waarbij zo nodig dagbesteding wordt verstrekt;
semimurale ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden in een semimurale voorziening tussen zeven uur s’ochtends en elf uur s’avonds en gericht is op de resultaatgebieden sociaal persoonlijk functioneren en ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid, in nabijheid van de cliënt waarbij de cliënten geclusterd of gespikkeld in de wijk wonen, waarbij een passende vorm van nachtelijk toezicht wordt geboden tussen elf uur s’avonds en zeven uur s’ochtends, en waarbij zo nodig dagbesteding wordt verstrekt;
Artikel 2 Doel en toepassingsbereik
De gemeente Rotterdam wordt aangewezen als centrumgemeente.
De centrumgemeente heeft de volgende taken:
het vaststellen van rechten en plichten op een melding en aanvraag voor beschermd wonen en het uitvoeren van onderzoek namens het college van de gemeente waar de aanvraag is gedaan, dan wel waar de aanvrager woonachtig is, bedoeld in de artikelen 2.3.1 en 2.3.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Artikel 5 Mandaat, volmacht, machtiging
Ieder college kan besluiten de taken, bedoeld in artikel 4, onderdeel a tot en met e, zelf uit te oefenen conform de doelstelling en de afspraken binnen deze regeling en derhalve het mandaat, de volmacht of de machtiging ter zake in te trekken. De intrekking kan uitsluitend per 1 januari geschieden. Het besluit tot intrekking wordt niet later dan drie maanden voor afloop van het lopende kalenderjaar kenbaar gemaakt aan de centrumgemeente. Na intrekking van het mandaat, de volmacht of machtiging blijven de leveringsopdrachten, vanwege de contractuele verplichtingen, via de centrumgemeente lopen.
Artikel 8 Secretaris en ambtenaren
Artikel 9 Beleidsplan en werkplan
De deelnemende gemeenten spannen zich in te komen tot gelijkluidende gemeentelijke regelgeving en beleid ten aanzien van beschermd wonen ten einde de taken, bedoeld in artikel 4, eenduidig te kunnen uitvoeren. Voorgenomen wijzigingen in de gemeentelijke regelgeving en beleid worden vooraf besproken en afgestemd in het ambtelijk en bestuurlijk overleg.
Artikel 11 Inkoop en overeenkomsten
Bij het contracteren van aanbieders zorgt de centrumgemeente ervoor dat aanbieders een leveringsplicht hebben in alle deelnemende gemeenten. De contractuele eisen en verplichtingen vormen tezamen met en in aanvulling op de toepasselijke wet- en regelgeving, het kader voor de leveringsopdrachten aan deze aanbieders.
Het tussentijds toetreden van aanbieders in aanvulling op de aangegane contracten is in een uitzonderlijk geval mogelijk wanneer daartoe noodzaak bestaat en het een specifieke, aanvullende en noodzakelijke beschermd wonen component betreft. Het bestuurlijk overleg kan daartoe voorstellen aandragen waarover door de centrumgemeente wordt besloten.
De centrumgemeente stelt jaarlijks in overleg met de deelnemende gemeenten een voorstel voor het budget op voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, en daarmee samenhangende taken. Het voorstel bevat daarnaast de dekking van de kosten, inclusief de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Deze kosten bestaan uit de kosten voor de ondersteuning voor de cliënten beschermd wonen, kosten voor de overige taken en de uitvoeringskosten van deze regeling.
Artikel 14 Financiële verantwoording
Als de gemaakte kosten op jaarbasis lager zijn dan het vooraf vastgestelde budget, doet de centrumgemeente na afloop van elk kalenderjaar een voorstel voor de evenredige verrekening van het batig saldo. Als de kosten hoger zijn dan het vooraf vastgestelde budget, doet de centrumgemeente een voorstel voor de dekking van de aanvullende kosten. Kosten die niet gerelateerd zijn aan de uitvoering van de taken op grond van deze regeling worden niet verrekend. Kosten die niet in het bestuurlijk overleg zijn gemeld of niet zijn opgenomen in het budget komen ten laste van de betreffende gemeente.
Als een deelnemende gemeente uittreedt, zal die gemeente tot het einde van de looptijd van het betreffende jaar de jaarlijkse vastgestelde gemeentelijke bijdrage, bedoeld in artikel 13, voldoen. Daarnaast betaalt de uittredende gemeente ook via een daartoe afgesproken verdeelsleutel van de opheffings- of liquidatiebijdrage de werkelijke kosten. Deze kosten worden vastgesteld in een opheffings- of liquidatieplan.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijk regeling beschermd wonen regio Rotterdam.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in zijn vergadering d.d 15 november 2022
Burgemeester en wethouders van Rotterdam,
Toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling beschermd wonen regio Rotterdam.
Het regionaal bestuurlijk overleg maatschappelijke opvang -beschermd wonen (hierna bestuurlijk overleg) heeft in juni 2020 besloten om de reeds bestaande regionale samenwerking te consolideren en vast te leggen in de vorm van een Gemeenschappelijke Regeling (hierna: GR). Het concept van de regeling is in het voorjaar van 2022 in het bestuurlijk overleg door de leden vastgesteld en vervolgens door elk van de colleges van de deelnemende gemeenten ter goedkeuring aan de gemeenteraden aangeboden.
Een inwoner komt in aanmerking voor tijdelijk beschermd wonen op grond van de Wmo2015, voor zover hij in verband met psychische of psychosociale problemen niet in staat is op eigen kracht, met gebruikelijke en ambulante hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn eigen sociale netwerk, zelfstandig te wonen en partici¬peren in de samenleving. De doelgroep wordt bepaald door de volgende criteria:
De problemen die de inwoner ondervindt in het zelf¬standig wonen en participeren in de samenleving zijn niet op te lossen op eigen kracht, met gebruikelijke en ambulante hulp, mantelzorg, hulp vanuit andere personen uit het eigen sociaal netwerk, algemene of andere maatwerk voorzieningen en/of (para)medische zorg.
Beschermd wonen waarbij voor de lange termijn een permanent blijvend toezicht of 24 uurs ondersteuning aan de orde is en er geen perspectief is op verbetering, valt onder de Wet langdurige zorg en is derhalve geen onderwerp van deze GR.
Conform de afspraak in het bestuurlijk overleg is deze GR een zogenaamde ‘lichte GR’. Dat betekent dat deze GR geen eigen rechtspersoon is, geen eigen bevoegdheden krijgt, geen personeel in dienst heeft en geen eigenstandige begroting of jaarrekening voert. Het belangrijkste dat deze regeling regelt is de mandatering aan de centrumgemeente Rotterdam van de uitvoering van de taken die bij beschermd wonen horen en de afspraken over de bekostiging van deze taken. Gelet op het feit dat elke gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 individueel verantwoordelijk is voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, is het noodzakelijk om de wijze van samenwerking vast te leggen.
In artikel 1 is beschermd wonen gedefinieerd als ‘beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waaronder in deze regeling wordt verstaan de intramurale en semimurale voorzieningen en ondersteuning’.
Deze omschrijving in de Wmo2015 luidt als volgt: beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 2 Doel en toepassingsbereik
In dit artikel is aangegeven welke gemeenten de samenwerking aangaan en dus voor welke inwoners en op welk grondgebied de regeling van toepassing is.
De GR wijst de gemeente Rotterdam als centrumgemeente aan. Hiermee wordt de feitelijke situatie zoals deze bestaat sinds 2015 gecontinueerd.
In dit artikel staan alle taken die de gemeente Rotterdam uitvoert in opdracht van de GR, voor alle deelnemende gemeenten inclusief de gemeente Rotterdam zelf. Het gaat hier om het onderzoek en beschikken van de beschermd wonen-ondersteuning op grond van de Wmo2015 voor de doelgroep. Het beslissen op de aanvraag en het nemen van het besluit, kan zowel een toekenning als een afwijzing inhouden.
Het mogen nemen van de besluiten, of besluiten op bezwaar, impliceert ook de bevoegdheid tot het verrichten van handelingen die daarmee samen kunnen hangen, zoals het verdagen alsmede het besluiten op verzoeken tot rechtstreeks beroep.
Het beslissen ten aanzien van semimurale voorzieningen geldt vanaf het moment dat de vigerende Verordeningen maatschappelijke ondersteuning in deze mogelijkheid voorzien.
De uitvoering gebeurt door de stedelijke Wmo-toegangsloketten van de gemeente Rotterdam, conform de werkwijze van de gemeente Rotterdam. Deze werkwijze is gebaseerd op de Wmo2015 en de Rotterdamse verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2018, en op basis van toekomstige wijzigingen van deze wet- en regelgeving. De regelgeving maatschappelijke ondersteuning van de centrumgemeente en de regiogemeenten is en dient congruent aan elkaar te zijn.. Dat is van belang om geen ongelijkheid in het beoordelen en verstrekken van de aanvragen te krijgen. In overleg met de lokale toegangsteams van de deelnemende gemeenten kan informatie van cliënten en voorzieningen verwerkt worden in het onderzoek. Deze samenwerking wordt door de deelnemende gemeenten, afhankelijk van hun behoefte, nader ingevuld.
In artikel 4d is de behandeling van klachten en beslissen op bezwaarschriften geregeld. De beslissing op bezwaar mag, op grond van de AWB (art. 10.3 lid 3), niet in mandaat of ondermandaat worden genomen door de degene die het primaire besluit waartegen het bezwaar is gericht, heeft genomen. Dit betekent dat de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam een advies geeft aan de deelnemende gemeente wanneer het een bezwaar betreft tegen een beschikking voor een inwoner van een van de regiogemeenten, (behalve Rotterdam). De deelnemende gemeente dient vervolgens zelf een besluit te nemen op het bezwaarschrift. De voorbereiding wordt wel door de centrumgemeente uitgevoerd.
Andere taken van de centrumgemeente zijn de inkoop en het contractmanagement. Rotterdam is opdrachtgever in de aanbestedingsprocedures en sluit de contracten met de Wmo2015 zorgaanbieders van intra- en toekomstige semimurale voorzieningen af. Ook stuurt de gemeente Rotterdam als centrumgemeente via het contractmanagement op de uitvoering van de contracten. Hierin vertegenwoordigt Rotterdam derhalve ook de andere gemeenten. Agendapunten rondom inkoop en contractmanagement worden ambtelijk en bestuurlijk voorbereid in overleg met de deelnemende gemeenten. Signalen over aanbieders worden door de contractmanagers in verschillende structuren besproken. Signalen of meldingen kunnen door de afzonderlijke gemeenten gemeld worden bij de contractmanager of indien noodzakelijk bij de toezichthoudende ambtenaren. Daarover informeren de deelnemende gemeenten elkaar via het ambtelijk dan wel bestuurlijk overleg van deze regeling.
Een laatste set aan taken van de centrumgemeente gaat over de monitoring en sturingsinformatie. Rotterdam onderhoudt de regiomonitor beschermd wonen en rapporteert daarover minimaal tweejaarlijks aan de regiogemeenten. Daarin is ook de actuele stand van zaken van de regionale spreiding van de intramurale voorzieningen opgenomen.
In de regiomonitor beschermd wonen zijn onder andere gegevens te vinden over aantallen cliënten, spreiding van voorzieningen, de gemeenten van herkomst van cliënten, gemeente van plaatsing en in- en uitstroom. De monitor is bedoeld om kwantitatief en trendmatig inzicht te verschaffen over de ontwikkelingen beschermd wonen en is niet bedoeld als afrekeninstrument.
Onder externe partijen (waar contacten mee worden onderhouden) worden partijen verstaan zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de G-4 gemeenten of het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 5 Mandaat, volmacht, machtiging
De GR krijgt geen eigenstandige bevoegdheid. De gemeenten zijn en blijven formeel eindverantwoordelijk voor beschermd wonen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De deelnemende gemeenten spreken wel af dat zij de uitvoering van de alle taken genoemd in artikel 4, in mandaat, volmacht of machtiging laten uitvoeren door de centrumgemeente Rotterdam. Hiermee vervangt de regeling het mandaat dat nu per gemeente apart is afgesproken in separate mandaatbesluiten.
Mede als gevolg van het feit dat er sprake is van mandatering van taken, kunnen op grond van deze regeling geen zelfstandige besluiten genomen worden. Het bestuurlijk overleg geeft daarom een advies aan de deelnemende gemeenten om een collegebesluit te nemen. Er dient daarom altijd een collegebesluit genomen te worden om iets vast te leggen, al dan niet gevolgd door een raadsbesluit. Denk bijvoorbeeld aan het vaststellen van de regiobijdrage aan het regionale budget voor BW, een uitvoeringsplan of een verordening.
De deelnemende gemeenten hebben bij het aangaan van deze regeling geen dienstverleningsovereenkomsten. In lid 3 is geregeld dat, indien nodig, de mogelijkheid bestaat deze dienstverleningsovereenkomsten af te sluiten.
In lid 4 is geregeld dat de gemeenten hun mandaat altijd weer kunnen intrekken, hetgeen inherent is aan mandaat. De leveringsopdrachten lopen evenwel altijd via de centrumgemeente en kunnen niet door de gemeenten overgenomen worden omdat dit gekoppeld is aan de gezamenlijke inkoop van beschermd wonen.
In lid 5 is geregeld dat, ondanks dat de regiogemeenten hun taken hebben gemandateerd, zij deel uit kunnen maken van het toegangsproces alsmede hun aandeel kunnen (en soms moeten) hebben ten behoeve van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Met het kenbaar maken van de zienswijze van de regiogemeente wordt bedoeld dat het de regiogemeente vrij staat aan te geven welk besluit zij voor ogen heeft. Het advies aan de centrumgemeente om in een concrete casus een beroep te doen op de hardheidsclausule valt daar ook onder. Echter, de bevoegdheid om te beslissen blijft op grond van het mandaat bij de centrumgemeente liggen.
Dit artikel regelt de werkwijze van het bestuurlijk overleg en wie eraan deelneemt. Van elke deelnemende gemeente neemt één wethouder deel aan het bestuurlijk overleg. De deelnemende wethouder heeft in ieder geval de maatschappelijk ondersteuning in zijn/haar portefeuille. Op verzoek van de deelnemers kan (bijvoorbeeld) een wethouder Wonen incidenteel deelnemen aan het bestuurlijk overleg. Deze heeft dan een adviserende rol en kan de bestuurlijke verbinding met de andere wethouders wonen in de regio Rijnmond verzorgen. De reden hiervoor is dat wonen en uitstroom van cliënten van intra- en semimurale voorzieningen naar zelfstandige woningen een belangrijke factor voor succes is en dat de gemeenten hierin ook gezamenlijk willen optrekken.
De wethouders van het bestuurlijk overleg wijzen onderling een voorzitter aan. Het voorzitterschap kan indien gewenst technisch ingevuld worden door de secretaris.
De secretaris is conform artikel 8 verantwoordelijk voor de voorbereiding van het bestuurlijk overleg en draagt zorg voor de daaraan voorafgaande noodzakelijke ambtelijke en bestuurlijke afstemming.
Het BO kan instemmen dan wel advies geven. Het bestuurlijk overleg streeft daarbij naar consensus en geeft een gezamenlijk advies aan de colleges. In het BO vindt geen besluitvorming plaats gelet op de aard van de GR.
Als er op basis van consensus geen eensluidend advies gegeven kan worden, dan is in de regeling opgenomen dat er over een advies gestemd kan worden. Elke deelnemer heeft daarbij een volwaardige stem. Vijf van de zeven deelnemers moeten akkoord zijn om een advies te geven. Dit is alleen een optie als er geen consensus bereikt kan worden in het bestuurlijk overleg. Dit laat onverlet dat er, gelet op de GR en de Wmo2015, altijd een collegebesluit door de respectievelijke colleges van burgmeester en wethouders volgt op de adviezen van het bestuurlijk overleg.
In dit artikel wordt het ambtelijk overleg ingeregeld. Dit overleg bestaat uit ambtenaren van de betrokken gemeenten. Deze ambtenaren bereiden het bestuurlijk overleg voor. In de ambtelijke werkgroep wordt het lokale beleid van de deelnemende gemeenten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, zodat er een optimale aansluiting is tussen lokaal beleid enerzijds en regionaal beleid anderzijds. Tevens worden onderwerpen inzake deze regeling besproken en geagendeerd voor het bestuurlijk overleg.
Artikel 8 Secretaris en ambtenaren
De regeling voorziet in een ambtelijk secretaris. Deze bereidt de ambtelijke en bestuurlijke overleggen voor. Daarnaast onderhoudt de secretaris de noodzakelijke contacten met de betrokken afdelingen in de gemeente Rotterdam en de regiogemeenten. De ambtelijk secretaris is in dienst van de centrumgemeente.
Artikel 9 Beleidsplan en werkplan
De raden van de deelnemende gemeenten stellen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 het beleidskader voor beschermd wonen vast. Het regionale beleidsplan vormt dan ook het meerjarige inhoudelijke kader voor de uitvoering van de taken in deze regeling. Het beleidsterrein beschermd wonen is tevens verbonden aan het beleidsterrein maatschappelijke opvang. Omdat de GR alleen betrekking heeft op beschermd wonen wordt in dit artikel alleen het beleid rondom beschermd wonen genoemd. Bij het opstellen van het beleidsplan wordt de verbinding gemaakt met de maatschappelijke opvang.
Daarnaast wordt door de centrumgemeente aan het bestuurlijk overleg tweejaarlijks een werkplan voorgelegd waarin een overzicht wordt gegeven van de wijze waarop de taken van de centrumgemeente voor de GR worden uitgevoerd.
In dit artikel wordt verwezen naar landelijke en gemeentelijke regelgeving, die geldt voor de doelgroep beschermd wonen en waar de gemeenten zich aan moeten conformeren. Het gaat bijvoorbeeld om het in beleidsregels vertaalde Convenant Landelijke Toegankelijkheid. Dit convenant regelt dat elke inwoner van Nederland zich tot elke gemeente kan wenden met een verzoek voor beschermd wonen en de wijze waarop gekeken wordt in welke gemeente de grootste kans van slagen is.
Daarnaast wordt verwezen naar de gemeentelijke verordeningen maatschappelijke ondersteuning en beleidsregels. Deze vormen, als uitwerking van de in de Wmo2015 aan de gemeente opgedragen taken, de juridische basis voor de uitvoering van de taken. Gelet op het mandaat voor de centrumgemeente om beschermd wonen als maatwerkvoorziening te verstrekken is het van groot belang dat de gemeentelijke regelgeving binnen de regio zoveel als mogelijk gelijkluidend is. Dit temeer omdat er is afgesproken dat er geen regionale verordening beschermd wonen komt. Dat zou ook niet passen bij de aard van de gemeenschappelijke regeling. De gemeentelijke verordeningen worden op elkaar afgestemd zodat de teksten gelijkluidend zijn en er daarmee een gelijke basis voor de uitvoering is bij alle deelnemende gemeenten.
Artikel 11 Inkoop en overeenkomsten
In artikel 4 is al aangegeven dat de centrumgemeente de inkoop van beschermd wonen verzorgt namens de regio. In dit artikel wordt specifiek benoemd dat de gemeente Rotterdam de contractverplichtingen met de Wmo-aanbieders intramurale en semimurale ondersteuning aangaat. De leveringsplicht van de aanbieders geldt voor de gehele regio. Aanbieders kunnen onderdelen van de levering laten uitvoeren door een onderaannemer. De voorwaarden hiervoor zijn vastgelegd in het contract tussen de centrumgemeente en de aanbieder.
Daarbij is de belangrijkste regel dat de onderaannemer minimaal aan alle kwaliteitsvereisten dient te voldoen die ook gelden voor de hoofdaannemer én dat de hoofdaannemer te allen tijde verantwoordelijk is voor de onderaannemer.
Tussentijdse toetreding van aanbieders is beperkt mogelijk en is geregeld in de inkoopvoorwaarden die de gemeente Rotterdam, mede op grond van de aanbestedingswetgeving, heeft opgesteld. Die kunnen derhalve niet door het bestuurlijk overleg gewijzigd worden.
Ook al is de gemeente Rotterdam formeel de enige opdrachtgever voor de beschermd wonen-aanbieders, eventuele wijzigingen in de inkoop worden vooraf voorgelegd aan het bestuurlijk overleg. Het bestuurlijk overleg kan daarvoor ook suggesties doen, bijvoorbeeld omdat het zorglandschap niet dekkend meer is en er een ander aanbod nodig is. Echter: beoordeling én besluitvorming geschiedt door de centrumgemeente.
Dit artikel regelt de wederzijdse verplichting voor de deelnemende gemeenten om elkaar tijdig te informeren op het brede gebied van beschermd wonen en aanpalende beleidsterreinen. Het regionaal beschermd wonen-beleid is beperkt en kan alleen goed werken als de colleges ook lokaal inzet plegen op bijvoorbeeld participatie, preventie en huisvesting. Veranderingen in lokaal beleid kunnen gevolgen hebben voor de uitvoering van het regionaal beleid en andersom. Gemeenten moeten elkaar dus ambtelijk en bestuurlijk blijven informeren hierover.
Voor de centrumgemeente Rotterdam geldt specifiek dat zij de regio informeert over de uitvoering van de gemandateerde taken, mede zodat de wethouders op hun beurt de eigen raad kunnen informeren.
De ambtelijk secretaris zorgt waar nodig voor openbaarmaking van de stukken, onder meer via de kanalen en website van de centrumgemeente. Hiermee is de uitvoering van de gemeenschappelijke regeling te volgen voor belangstellenden.
De verantwoordelijkheid voor beschermd wonen is sinds 1 januari 2015 belegd bij gemeenten. De financiering daarvan verloopt via de centrumgemeenten en is beoogd verlegd te worden naar individuele gemeenten, als gevolg van de doordecentralisatie beschermd wonen. Gelijktijdig zal daarmee ook de omvang van financiering van beschermd wonen gewijzigd worden en zullen gemeenten een eigen budget ontvangen voor de uitvoering van deze taken, berekend op basis van een zogeheten “geïntegreerd objectief verdeelmodel”.
Het Rijk en de VNG hebben begin 2022 bekend gemaakt dat de invoering van het woonplaatsbeginsel en het daarmee samenhangende nieuwe verdeelmodel, dat per 2023 zou ingaan, wordt uitgesteld. De financiering van beschermd wonen blijft vooralsnog verlopen via de centrumgemeente.
Om wel alvast heldere financiële afspraken te hebben is de toekomstige gewenste financiële verdeling binnen de regio Rotterdam vastgelegd in deze regeling.
Artikel 13 regelt het budget ter uitvoering van de gemeenschappelijke regeling beschermd wonen regio Rotterdam. Er is afgesproken dat de deelnemende gemeenten gezamenlijk financieel verantwoordelijk zijn voor de kosten van de uitvoering van de taken die vanuit de regeling gemandateerd zijn aan de gemeente Rotterdam. In 2023 is het budget gebaseerd op de daadwerkelijke uitgaven aan beschermd wonen. Er is door de deelnemende gemeenten afgesproken dat zij vanaf de ingangsdatum van de doordecentralisatie 90% van de door het Rijk beschikbare middelen in het jaarlijkse budget voor de regionale uitgaven aan beschermd wonen reserveren.
De feitelijke bijdrage kan per jaar verschillen en hangt af van het jaarbudget en van het financiële resultaat per jaar. De aanname hierbij is dat 90% van de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen afdoende dekkend moet zijn om de regionale uitvoering te bekostigen. De overige 10% van de middelen blijft lokaal beschikbaar voor gemeentelijke initiatieven in de maatschappelijke ondersteuning die ondersteunend zijn aan het regionale -beleid zoals vastgesteld in het beleidsplan.
Voorafgaand aan elk volgend kalenderjaar wordt door de gemeente Rotterdam een benodigd budget voor het volgende jaar opgesteld en wordt de bijdrage per gemeente berekend. Dit wordt door het bestuurlijk overleg uiterlijk op 1 maart van het jaar voorafgaand aan het volgend kalenderjaar vastgesteld. Dat geeft de gemeenten voldoende tijd om de middelen te reserveren in de eigen gemeentelijke begroting.
De gemeenten zullen periodiek een deel van de jaarlijkse bijdrage overmaken aan de gemeente Rotterdam. De te volgen periodiciteit van de bijdragen wordt in het bestuurlijk overleg vastgesteld. De gemeente Rotterdam stelt ter voldoening van de bijdragen een factuur op voor elke gemeente.
De bijdragen dienen uiterlijk binnen 30 dagen ontvangen te zijn.
Artikel 14 Financiële verantwoording
De gemeente Rotterdam voert de financiële administratie en is verantwoordelijk voor de verantwoording van de financiële middelen. Twee keer per jaar stelt de gemeente Rotterdam een financieel overzicht op. Hierdoor houden de deelnemende gemeenten zicht op de uitputting van het budget.
De centrumgemeente kan geen financiële reserve opbouwen op grond van de regeling. Dat betekent dat er per jaar afgerekend wordt met de deelnemende gemeenten. Dit geldt zowel als sprake is van een overschot (teruggave aan de deelnemende gemeenten) als wanneer sprake is van een tekort (bijstorten door de deelnemende gemeenten).
Er wordt niet afgerekend op basis van productie per cliënt per gemeente. Dat hoeft ook niet omdat de gemeenten in deze regeling onderlinge solidariteit hebben afgesproken op de besteding van de middelen.
Dat betekent dat de gemeente Rotterdam als centrumgemeente over het geheel van de bestedingen van de beschermd wonen-middelen verantwoording aflegt aan alle gemeenten. Deze verantwoording zal de basis moeten zijn voor het beoordelen van de getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding van de middelen.
De deelnemende gemeenten sluiten zich aan bij het gemeenschappelijk controleprotocol (zie het vierde lid) dat gehanteerd wordt door de gemeente Rotterdam voor de verantwoording van de beschermd wonen-middelen. Daarin is ook vastgelegd welke materialiteit voor de gemeente Rotterdam geldt voor de controle door de externe accountant van de gemeente Rotterdam. Op deze manier kan elke gemeente de rechtmatigheid van de door hen beschikbare middelen aantonen, zoals verwoord in het vijfde lid van dit artikel.
De gemeente Rotterdam zal in de jaarverantwoording zorgen voor een materiële controle op de besteding. De jaarverantwoording is in mei van het jaar volgend op het begrotingsjaar beschikbaar en wordt aan het bestuurlijk overleg verstrekt. De jaarverantwoording geldt tevens als afrekening en bepaalt of de deelnemende gemeenten geld terugontvangen of moeten bijstorten. Als er een terugstorting of bijstorting aan de orde is, wordt deze berekend op basis van het objectieve verdeelmodel, en daarmee het percentage van de inleg van de gemeente.
Als er andere gemeenten willen toetreden dan is dat mogelijk. De verwachting is echter niet dat er op korte termijn een wijziging in de deelnemende gemeenten zal zijn. Dit is als standaardbepaling opgenomen.
Dit artikel regelt de tussentijdse uittreding van een gemeente. Het is uiteraard mogelijk als gemeente om de regeling te verlaten, om welke reden dan ook. Gemeenten hebben zich landelijk wel gecommitteerd aan een vorm van regionale samenwerking om zo hun beschermd wonen taken optimaal uit te kunnen voeren.
In dit artikel is opgenomen dat de regeling wordt geëvalueerd. De evaluatie van de GR wordt elke vier jaar, bij voorkeur gelijktijdig met de evaluatie van het regionale beleidsplan Beschermd wonen, uitgevoerd. Met het opnemen van een bepaling over evalueren voldoen de gemeenten aan de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De GR treedt in werking na publicatie in het gemeenteblad en dat is wanneer alle raden van de deelnemende gemeenten toestemming hebben verleend de regeling aan te gaan.
De GR heeft geen einddatum en is voor onbepaalde tijd aangegaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-234065.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.