Gemeenteblad van 's-Hertogenbosch
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2023, 227390 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Hertogenbosch | Gemeenteblad 2023, 227390 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente 's-Hertogenbosch 2023
De Gemeenteraad van de gemeente ‘s-Hertogenbosch;
In zijn vergadering van 9 mei 2023,
Gezien het voorstel met reg.nr 14855910
gelet op artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;
de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente 's-Hertogenbosch 2023
Hoofdstuk 2 Recht op individuele inkomenstoeslag
Artikel 3 Langdurig laag inkomen
Een inwoner heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode, over de gehele periode bezien, het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm waarbij artikel 22a van de Participatiewet buiten beschouwing wordt gelaten.
Op grond van artikel 8 lid 1 aanhef en onderdeel b en lid 2 Participatiewet dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 Participatiewet worden gebruikt.
Het college kan op verzoek een individuele inkomenstoeslag toekennen als een persoon:
Op grond van artikel 36 Participatiewet kan het college een individuele inkomenstoeslag verlenen. Het toekennen van een individuele inkomenstoeslag is sinds 1 januari 2015 een bevoegdheid en geen verplichting. Dit betekent dat in beleidsregels de doelgroep die in aanmerking kan komen voor individuele inkomenstoeslag kan worden beperkt. Wordt de doelgroep niet beperkt dan moet het college aan de hand van persoonlijke omstandigheden toetsen of iemand recht heeft op individuele inkomenstoeslag.
In artikel 36 lid 1 Participatiewet is bepaald dat een belanghebbende een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen.
Alleen bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Begrippen die in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de genoemde wetten. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de genoemde wetten zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.
De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44 lid 1 Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 Participatiewet.
Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 3 jaar voorafgaande aan de peildatum. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over.
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 lid 1 van deze verordening dat met verzoek wordt bedoeld een schriftelijke aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2 lid 1 Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2 lid 2 Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 Participatiewet.
Artikel 3 Langdurig laag inkomen
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder 'langdurig en onder 'laag' wordt verstaan.
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.
Een inkomen is laag als het totale inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke totale bijstandsnorm over de gehele referteperiode. Er wordt geen rekening gehouden met een eventuele kostendelersnorm.
De aanvrager dient aan te tonen, aan de hand van bewijsstukken over het inkomen en vermogen, dat hij gedurende de referteperiode heeft geleefd van een laag inkomen, als bedoeld in artikel 3 van de verordening.
De methode van het kijken naar het totale inkomen over de gehele referteperiode maakt dat iemand, die wegens werkaanvaarding een korte periode een inkomen boven het sociaal minimum heeft gehad, niet zonder meer zijn recht op individuele inkomenstoeslag verliest. Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden van (tijdelijk) werk. Dat geldt temeer als een belanghebbende geen of maar weinig zekerheid heeft over de duur van dit werk.
Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.
Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag (zie CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB¸ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529).
Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13 lid 1 Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het lid 2.
In bijzondere gevallen kan het college op basis van lid 1 ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening. Afwijken van de wet is niet mogelijk. Afwijken kan alleen maar ten gunste, nooit ten nadele. Met nadruk is vermeld: in bijzondere gevallen. Afwijken is eerder uitzondering dan regel. In verband met precedentwerking dient door het college duidelijk aangegeven te worden waarom in een bepaalde situatie wordt afgeweken. Het van toepassing zijn van de hardheidsclausule dient voldoende kenbaar te zijn, dat wil zeggen in zowel de rapportage als de beschikking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-227390.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.