Gemeenteblad van Maastricht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maastricht | Gemeenteblad 2023, 22276 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maastricht | Gemeenteblad 2023, 22276 | beleidsregel |
Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht
Het college het wenselijk vindt aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in Maastricht die buiten regelingen vallen zoals de energietoeslag, de tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht of het landelijk Tijdelijk Noodfonds Energie, toch een beroep kunnen doen op een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten winterseizoen 2022/2023 uit het gemeentelijk noodfonds Energiekosten huishoudens gemeente Maastricht 2022/2023;
Besluit de volgende beleidsregel vast te stellen:
Beleidsregel noodfonds Energiekosten huishoudens Maastricht 2022/2023
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Alle andere begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht.
De regeling is bedoeld als vangnet voor huishoudens in Maastricht die door de energiecrisis aantoonbaar hogere energiekosten hebben en die geen beroep kunnen doen op voorliggende voorzieningen zoals de gemeentelijke energietoeslag, de tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht of een financiële ondersteuning vanuit het Tijdelijk Noodfonds dat door energieleveranciers wordt uitgevoerd.
Het college verstrekt een eenmalige tegemoetkoming aan een huishouden uit de doelgroep, genoemd in artikel 2, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 5 Aanvullende voorwaarde jongeren 18 tot 21 jaar
In aanvulling op artikel 4 geldt voor jongeren die op de peildatum 18, 19 of 20 jaar zijn dat hij/zij aantoonbaar moet maken dat zijn/haar ouders hun onderhoudsplicht niet kunnen nakomen en niet kunnen bijdragen in zijn/haar levensonderhoud. Hiervan kan onder meer van worden uitgegaan wanneer de jongere van 18 tot 20 jaar aantoont dat:
Bij het (gezamenlijk) inkomen van studenten tellen in ieder geval mee:
Het toepasselijke normbedrag voor de kosten van levensonderhoud als bedoeld in artikel 33, tweede lid van de wet en genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 én, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet van toepassing is, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet;
Artikel 8. Draagkracht uit inkomen en vermogen
Indien het (gezamenlijk) inkomen in de peilmaand gelijk is of lager ligt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, wordt geen draagkracht uit inkomen aanwezig geacht. Het (gezamenlijk) inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt voor 50% als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.
Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d. 10 januari 2023.
De Secretaris,
G.J.C. Kusters
De Burgemeester,
J.M. Penn-te Strake
Het Maastrichts noodfonds is er voor huishoudens met een inkomen tot 130% die aantoonbaar worden geraakt door de energiecrisis maar buiten andere regelingen vallen zoals de gemeentelijke energietoeslag of het landelijk Tijdelijk Noodfonds waaraan vanaf januari 2023 door energieleveranciers uitvoering wordt gegeven.
Specifiek voor Maastricht is er ook nog de regeling tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht, voor studenten die een zelfstandige woning bewonen.
Kunnen Maastrichtse huishoudens geen aanspraak maken op deze voorliggende voorzieningen dan kunnen ze een aanvraag indienen voor het noodfonds. Dit noodfonds biedt een eenmalige financiële tegemoetkoming voor 6 maanden (winter 2022/2023). Het is een tegemoetkoming en dus geen volledige compensatie. Voor uitzonderlijke situaties, is er nog altijd de reguliere individuele bijzondere bijstand als laatste vangnet. Dat geldt ook wanneer het inkomen hoger is dan 130%.
Omdat ook kamerbewoners onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op het noodfonds, is hier de definitie van een Kamer toegevoegd.
Binnen het gemeentelijk noodfonds Energiekosten is voor huishoudens 1 miljoen euro beschikbaar. Vandaar een budgetplafond.
Het noodfonds richt zich op alle huishoudens in Maastricht met een (gezamenlijk) inkomen tot 130% die te maken hebben met hogere energiekosten, maar buiten eerdergenoemde regelingen/voorliggende voorzieningen vallen. Dit betekent onder meer dat ook kamerbewoners waaronder studenten een beroep op het noodfonds kunnen doen. Bovendien kan het hierbij ook gaan om jongeren van 18 tot 21 jaar. Deze moeten wel aantonen dat ouders geen bijdrage in hun levensonderhoud kunnen leveren. Er geldt immers een onderhoudsplicht voor ouders.
Voor het begrip ‘inkomen’ is aansluiting gezocht bij het beleid dat al in de gemeente geldt in de eigen Beleidsregels bijzondere bijstand. Er wordt echter geen drempelbedrag toegepast als bedoeld in artikel 35 van de wet. Wel vindt er een draagkrachttoets plaats. De beleidsregel vormt hier in feite een kader voor de specifieke individuele bijzondere bijstand voor energiekosten voor de geschetste doelgroep.
Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van gemaximeerde bedragen. Deze zijn afgestemd op het huishoudtype (alleenstaande, alleenstaand ouder en gehuwden). De laagste tegemoetkoming is voor kamerbewoners omdat die relatief minder kosten hebben. De tegemoetkoming is dan maximaal de helft van het bedrag voor een alleenstaande die een zelfstandige woning bewoont.
Het gaat hier om het gebruikmaken van een voorliggende voorziening. Wanneer de aanvrager of een eventuele medebewoner een gemeentelijke energietoeslag of een tegemoetkoming energiekosten studenten gemeente Maastricht heeft ontvangen of daar nog aanspraak op kan maken bestaat er geen recht op een tegemoetkoming uit het noodfonds. Dit om stapeling van toeslag en tegemoetkomingen te voorkomen.
Wanneer de aanvrager een energierekening heeft die meer bedraagt dan 13% van het (gezamenlijk) bruto-inkomen kan hij in beginsel terecht bij het Tijdelijk Noodfonds dat energieleveranciers met ingang van januari 2023 gaan uitvoeren. Er kan dan geen aanspraak worden gemaakt op het noodfonds. Wanneer meer bekend is over de precieze voorwaarden van het Tijdelijk Noodfonds zal daarover direct op gemeentelijke website nader worden gecommuniceerd.
Artikel 5. Aanvullende voorwaarde jongeren 18 tot 21 jaar
Voor jongeren van 18 tot 21 jaar geldt voor de ouders een wettelijke onderhoudsplicht. Uitgangspunt is dus dat ouders die onderhoudsplicht ook nakomen of kunnen nakomen. Ook als dit feitelijk niet gebeurt. Pas wanneer de jongere aantoont dat ouders op geen enkele manier kunnen bijdragen in het levensonderhoud of dat het aanspraak maken op een ouderlijke bijdrage vanwege persoonlijke omstandigheden niet in redelijkheid van hem/haar kan worden gevergd, bijvoorbeeld vanwege een ernstig verstoorde relatie met de ouders, kan door de jongere een beroep op het noodfonds worden gedaan.
Er moeten dus duidelijke argumenten worden aangevoerd ondersteund door bewijzen. Een eenzijdige verklaring van de jongere zelf is dan onvoldoende, tenzij e.e.a. door de gemeente kan en mag worden geverifieerd. Onder a. t/m d. worden niet limitatieve voorbeelden genoemd van situaties waarbij helder is dat geen beroep op een ouderlijke bijdrage mogelijk is.
Bedraagt het (gezamenlijk) netto-inkomen van het huishouden, exclusief het gereserveerde vakantiegeld in de peilmaand meer dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan kan geen aanspraak op het noodfonds worden gemaakt. In uitzonderlijke situaties kan een beroep worden gedaan op de reguliere individuele bijzondere bijstand.
Bij studenten wordt bij het bepalen van de hoogte van het inkomen rekening gehouden met het maximale bedrag voor levensonderhoud dat via DUO kan worden verkregen dan wel kan worden geleend. Het maakt niet uit wat werkelijk wordt ontvangen.
Dit is bepaald in artikel 33, tweede lid van de wet. Voor de hoogte van de normbedragen wordt in het artikel verwezen naar artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 én, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet van toepassing is, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet.
Ook voor een buitenlandse student wordt uitgegaan van dit maximale bedrag. Er wordt niet gekeken naar de daadwerkelijk ontvangen buitenlandse studiebeurzen.
Voor mbo- studenten is het maximale bedrag voor levensonderhoud in 2023 889,84 euro, voor hbo- en wo-studenten 932,87 euro. De toeslag eenoudergezin bedraagt zowel voor het hoger onderwijs als het beroepsonderwijs 277,13 euro.
Bij studenten die 21 jaar of ouder zijn tellen bijdragen van ouders, bijvoorbeeld als deze de zorgverzekering betalen of bepaalde woonlasten zoals de huur ook mee bij het inkomen.
Voor jongeren en dus ook voor studenten tussen 18 en 21 jaar geldt de onderhoudsplicht van de ouders. De situatie is dan anders (zie toelichting voorgaand artikel).
Het gaat hier om privé-vermogen dat redelijk liquide is. Vermogen in bijvoorbeeld de eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 8. Draagkracht uit inkomen en vermogen
In het noodfonds wordt een draagkrachtberekening en vermogenstoets toegepast.
Is het (gezamenlijk) inkomen in de peilmaand gelijk of lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan wordt geen draagkracht uit inkomen aanwezig geacht. Het (gezamenlijk) inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, wordt daarvan 50% als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.
Gelet op de maximale tegemoetkomingen uit het noodfonds en de van toepassing zijnde draagkrachttoets wordt de tegemoetkoming bij meer draagkracht geringer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-22276.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.