Gemeenteblad van Almelo
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almelo | Gemeenteblad 2023, 211509 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almelo | Gemeenteblad 2023, 211509 | beleidsregel |
In de Gemeentewet is opgenomen dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt. Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat in de door de raad vast te stellen financiële verordening in ieder geval de regels voor waardering en afschrijving van activa zijn opgenomen. In de financiële verordening is in artikel 9 opgenomen dat voor de waardering en afschrijving van vaste activa naast het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) wordt gehandeld conform de gemeentelijke Nota activabeleid.
Een duidelijk activabeleid draagt bij aan een goed inzicht in de vermogenspositie en de financiële resultaten van de gemeente.
De Nota activabeleid is bedoeld als instrument voor de kaderstellende rol van de raad en vormt het raamwerk waarbinnen het college van B&W en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan.
Hoofdstuk 2. Inhoud en strekking
Het uitgangspunt in de Nota activabeleid is dat alleen kaders worden opgenomen die niet in hogere regelgeving (bijv. gemeentewet, BBV) of andere lokale regelgeving zijn opgenomen (bijv. financiële verordening). Met name sinds de wijziging van het BBV in 2017 is de lokale beleidsvrijheid voor gemeenten op het gebied van de waardering, activering en afschrijving van activa aanzienlijk ingeperkt.
De belangrijkste wél te beïnvloeden onderdelen zijn:
5. en de componentenbenadering.
Verder kan de gemeenteraad nadere bepalingen vaststellen omtrent het aanvragen, wijzigingen en rapporteren over investeringskredieten.
De kaders met betrekking tot voornoemde onderwerpen zijn opgenomen in de voorliggende nota. Een overzicht van de relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.
Hoofdstuk 3. Wijzigingen ten opzichte van de Nota activabeleid 2017
Ten opzichte van de Nota activabeleid 2017 wordt er in deze nota een aantal wijziging voorgesteld. In deze paragraaf worden de belangrijkste wijzigingen toegelicht.
1. Wijzigingen in de vorm en opzet.
Er is gekozen voor een andere vorm en opzet van de Nota activabeleid. In hoofdstuk 4 zijn de kaders van het gemeentelijke activabeleid nu artikelsgewijs opgenomen. De redenen hiervoor zijn:
- Een artikelsgewijze opzet blijkt eenvoudiger en efficiënter in het gebruik. In de dagelijkse uitvoering kunnen medewerkers voorkomende situaties en voorstellen eenvoudiger toetsen aan de bepalingen uit het activabeleid.
- De nota wint aan duidelijkheid omdat de kaders en de eventuele toelichting daarop niet meer door elkaar heen lopen. Het is daarmee duidelijker welke kaders de gemeenteraad heeft gesteld.
- We sluiten aan bij de opzet van onze financiële verordening. Gelet op het voorschrijvende karakter van de nota ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de opzet van onze financiële verordening, welke eveneens artikelsgewijs is opgesteld.
- Bij toekomstige wijzigingen van het activabeleid kan eenvoudiger een artikelsgewijze toelichting op de voorgestelde wijzigingen worden gegeven.
De inhoudelijke wijzigingen worden hier artikelsgewijs toegelicht.
In deze nota wordt verstaan onder:
Het op de balans presenteren van de financiële waarde van aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoederen met meerjarig nut.
Jaarlijks vermindert de waarde van een investering. Deze vermindering wordt afschrijving genoemd. Deze waardedaling wordt veroorzaakt door technische slijtage (technische levensduur) en/of economische veroudering (economische levensduur). Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. Deze gebruiksduur bepaalt dan ook de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten.
3. A-investeringen: Investeringen worden als A-investering aangemerkt indien:
a. Niet voldaan wordt aan de definitie van B-investering zoals beschreven in lid 5.
b. Er sprake is van investeringen die in hoofdzaak het karakter van een nieuwe investering of een uitbreidingsinvestering hebben;
a. Er sprake is van politiek-gevoelige en/of beleidsrelevante investeringen waarvan het krediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd (art. 8 lid 4 financiële verordening 2021)
b. De gemeenteraad in overige voorkomende gevallen heeft aangegeven dat er in specifieke gevallen sprake is van een A-investering.
Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.
5. B-investeringen: Investeringen worden als B-investering aangemerkt indien:
a. Er sprake is van een onontkoombare vervangingsinvestering; én
b. De investering gedekt wordt uit erkende stelposten voor kapitaallasten; én
c. De investering voortvloeit uit een reeds door de raad vastgesteld plan (bijvoorbeeld: onderwijshuisvestingsplan, nota kapitaalgoederen, meerjarenonderhoudsplannen, Vgrp etc…)
De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waarde verloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kunnen de economische gebruiksduren namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.
(Dis)agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.
Financiële vaste activa is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).
Immateriële vaste activa zijn uitgaven waar geen gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen.
Het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
Uitgaven waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
12. Investeringen met economisch nut
Investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn. Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Voorbeelden van investeringen met economisch nut zijn rioleringen (verwerving middelen d.m.v. rioolheffing) en gebouwen (verwerving middelen d.m.v. verhuur en/of verkoop).
13. Investeringen met maatschappelijk nut
Investeringen die geen economisch nut opleveren (geen middelen genereren en/of verhandelbaar zijn). Voorbeelden van investeringen met maatschappelijk nut zijn investeringen in wegen en groenvoorzieningen.
Het totaal van de afschrijvingskosten en de rentekosten.
De lineaire afschrijvingsmethode houdt in afschrijven volgens een vast percentage van de aanschafprijs. Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is gelijk, terwijl de rentelasten jaarlijks afnemen. Dit laatste betekent dat de kapitaallasten (afschrijving + rente) jaarlijks een dalend verloop laten zien.
Materiële vaste activa zijn investeringsuitgaven waar tegenover bezittingen staan, waarvan de gebruiksduur gedurende meerdere jaren kan worden toegepast. Materiële vaste activa zijn dus feitelijk de objecten die door investeringen worden verworven.
Waarde zoals die staat aangegeven op een waardepapier.
Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente.
De restwaarde vertegenwoordigt de schatting, tegen het prijspeil van het moment van ingebruikname, van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.
1. Tot de vervaardigingsprijs worden naast directe kosten een redelijk deel van de indirecte kosten (overhead) gerekend.
2. Rentelasten worden niet meegenomen in de vervaardigingprijs.
3. Voor het bepalen van de omvang van de afschrijvingslast wordt er niet gerekend met restwaarden.
1. Investeringen met een verkrijgingsprijs lager dan € 15.000 worden niet geactiveerd.
2. Identieke goederen die binnen een boekjaar op verschillende momenten worden aangeschaft en gezamenlijk de € 15.000 overschrijden worden als cluster geactiveerd.
3. De kosten voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.
Artikel 4. Afschrijving en rente
1. Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven.
2. Gemeente Almelo hanteert de in de afschrijvingstabel vermelde afschrijvingstermijnen (zie bijlage II).
3. Indien de werkelijke levensduur sterk afwijkt, is het mogelijk om bij raadsbesluit af te wijken van de genoemde afschrijvingstermijnen in de afschrijvingstabel.
4. Voor materiële activa die niet in de afschrijvingstabel zijn opgenomen, stelt het college de afschrijvingstermijn vast.
5. Met afschrijven wordt begonnen in het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt/verworven wordt.
6. Rentelasten worden jaarlijks berekend over de boekwaarde per 1 januari van het boekjaar.
1. Indien een actief uit meerdere onderdelen bestaat, dan wordt geactiveerd volgens de componentenmethode.
2. De opsplitsing in componenten wordt bepaald aan de hand van de economische of technische levensduur van de verschillende componenten.
3. De afzonderlijke componenten moeten een verkrijgings- of vervaardigingsprijs hebben van minimaal € 15.000;
4. De componenten moeten zinvol en eenduidig te onderscheiden zijn. De afschrijvingstabel bij deze nota vormt daarvoor het uitgangspunt.
Artikel 6. Voorbereidingskosten
1. Kosten tijdens de initiatieffase van een project (fase waarin het nog niet zeker is dat er een project wordt opgestart c.q. uitgevoerd) kunnen, eventueel met terugwerkende kracht, worden geactiveerd op het moment dat er een besluit is genomen tot het daadwerkelijk starten van het project en hiervoor dekking aanwezig is.
2. Voorbereidingskredieten mogen worden geactiveerd onder de navolgende voorwaarden:
- de kosten dienen direct te zijn toe te rekenen aan een project dat leidt tot de totstandkoming van een activum dat conform deze nota mag worden geactiveerd;
- de kosten van voorbereiding dienen volgtijdig aan te sluiten op de periode van uitvoering van het project (oftewel geen significante tijdsperiode tussen voorbereiding en uitvoering);
- de daadwerkelijke uitvoering van het project dient zeker te zijn;
- aan een voorbereidingskrediet, waarvan de kosten worden geactiveerd, dient een raadsbesluit ten grondslag te liggen.
3. Indien de raad via de begroting dan wel een afzonderlijk raadsbesluit reeds een uitvoeringskrediet heeft vastgesteld dan kan er via de tussentijdse rapportages een voorbereidingskrediet ingesteld worden als onderdeel van het totale vastgestelde krediet.
4. Indien op een bepaald moment blijkt danwel besloten wordt dat het project om welke reden dan ook niet wordt uitgevoerd, dan dienen de voorbereidingskosten (het voorbereidingskrediet) direct (in de periode van constatering) ten laste van de exploitatie te worden gebracht.
Artikel 7. Meerjaren Investeringsplan
1. In het Meerjaren Investeringsplan (MIP) van de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.
2. Waar mogelijk wordt een onderscheid gemaakt tussen voorbereidingskredieten en uitvoeringskredieten.
3. Voor alle investeringen die zijn opgenomen in het Meerjaren Investeringsplan van de begroting is dekking beschikbaar binnen de begroting en meerjarenraming.
Artikel 8. Tussentijdse rapportage en bijstelling van bestaande kredieten
1. In de tussentijdse rapportages wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.
2. Bij voorziene over- of onderschrijdingen van vastgestelde investeringskredieten met meer dan 10% of meer dan € 50.000 wordt de raad via de tussentijdse rapportages geïnformeerd.
3. Met het vaststellen van de tussentijdse rapportages autoriseert de gemeenteraad de voorgestelde bijstelling van de investeringskredieten.
4. Alleen voor de B-investeringen geldt dat het mogelijk is om een verhoging van een krediet te compenseren door een verlaging van een ander krediet binnen hetzelfde begrotingsjaar.
5. Indien er sprake is van een noodzakelijke verhoging van een krediet uit jaar t die niet past binnen het in de begroting beschikbare investeringsvolume voor dat jaar, dan komt het meerdere ten laste van de investeringsruimte van jaar t + 1 of de daarop volgende jaren. Uitgangspunt is dat de kapitaallasten meerjarig worden opgevangen binnen de bestaande investeringsruimte van het financieel meerjarenperspectief.
6. De hogere kapitaallasten die samenhangen met een bijstelling als bedoeld in het voorgaande lid dienen bij het opstellen van de eerstvolgende programmabegroting en het daarin opgenomen MIP verwerkt te worden binnen de sluitende (meerjaren)begroting.
7. Het is niet mogelijk om investeringskredieten uit het lopende begrotingsjaar te verhogen ten laste van investeringsruimte/vrijval van kredieten uit voorgaande jaren. Hiermee wordt voorkomen dat investeringsruimte uit voorgaande jaren via bijstellingen in de tussentijdse rapportages voortdurend wordt ‘meegesleept’ naar volgende jaren.
Artikel 9. Tussentijdse rapportage en instelling van nieuwe kredieten
1. Via de tussentijdse rapportages kunnen in het kader van het verzamelbesluit uitsluitend kredieten voor B-investeringen worden ingesteld. Het instellen van een krediet voor A-investeringen verloopt via een afzonderlijk raadsbesluit.
Artikel 10. Verantwoording van investeringskredieten
1. In de jaarverantwoording wordt een onderscheid gemaakt tussen A-investeringen en B-investeringen.
2. In de jaarverantwoording wordt van alle lopende investeringen (= alle nog niet afgesloten kredieten) de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.
3. De kredieten worden in de jaarverantwoording niet bijgesteld. Over- of onderschrijdingen ten opzichte van de vastgestelde kredieten worden zichtbaar in het kredietenverslag. Het is niet mogelijk over- of onderschrijdingen te vereffenen.
4. Eventuele bijstelling van kredieten naar aanleiding van de jaarverantwoording, vindt plaats in de voorjaarsrapportage.
Artikel 11. Afsluiten van investeringskredieten
1. Het afsluiten van investeringskredieten vindt jaarlijks plaats via het kredietenverslag bij de jaarverantwoording;
2. Om te voorkomen dat kredieten onnodig open blijven staan vindt er jaarlijks bij het opmaken van de jaarverantwoording een interne toets op de openstaande investeringskredieten plaats.
Artikel 12. Onderuitputting kapitaallasten
1. Onderuitputting op kapitaallasten vloeit terug naar de algemene middelen.
2. Als uitzondering op voornoemde lid gelden:
a. Kapitaallasten met betrekking tot gebonden heffingen waarvoor geldt dat de besteding van de heffingsopbrengsten is gebonden aan een specifieke taak (afvalstoffenheffing, rioolheffing)
BIJLAGE I: RELEVANTE WET- EN REGELGEVING
1. De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
2. De verordening bevat in ieder geval:
a. regels voor waardering en afschrijving van activa;
b. grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
c. regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.
Financiële verordening gemeente Almelo
7. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven. Met de vaststelling van de begroting wordt de eerste jaarschijf uit het Meerjaren Investeringplan (MIP) geautoriseerd.
2. In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
3. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting en de financiële positie de specifiek benoemde investeringskredieten.
4. Voor politiek-gevoelige en/of beleidsrelevante investeringen waarvan het krediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.
Waardering en afschrijving activa
1. Voor de waardering en afschrijving van vaste activa wordt gehandeld conform de gemeentelijke Nota activabeleid.
2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar de Nota activabeleid aan.
Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
1. In de begroting worden in afzonderlijke paragrafen de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot relevante beheersmatige aspecten, alsmede tot de lokale heffingen.
2. De begroting bevat ten minste de volgende paragrafen, tenzij het desbetreffende aspect bij de provincie onderscheidenlijk gemeente niet aan de orde is:
c. onderhoud kapitaalgoederen;
1. De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:
2. Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:
b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;
c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.
1. De uiteenzetting van de financiële positie bevat:
a. een raming voor het begrotingsjaar van de financiële gevolgen van het bestaande en nieuw beleid dat in de programma’s is opgenomen;
b. een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar, die ten minste de posten bevat om het EMU-saldo te kunnen berekenen, en
c. het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar en de berekening van het geraamde bedrag over het begrotingsjaar alsmede het jaar volgend op het begrotingsjaar.
2. Afzonderlijke aandacht wordt ten minste besteed aan:
a. de jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume;
b. de investeringen; onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;
d. de stand en het gespecificeerde verloop van de reserves;
e. de stand en het gespecificeerde verloop van de voorzieningen.
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
b. kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;
c. bijdragen aan activa in eigendom van derden.
1. In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
a. investeringen met een economisch nut;
b. investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
c. investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
2. Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.
1. Voorzieningen worden gevormd wegens:
a. verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
b. op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
c. kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
2. Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
3. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend
1. In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
d. grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
f. machines, apparaten en installaties;
g. overige materiële vaste activa.
2. In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:
a. de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
b. de investeringen of desinvesteringen;
d. bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;
e. afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;
f. de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.
1. Alle investeringen worden geactiveerd.
2. In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
a. het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
b. de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
c. het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
d. de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
1. er sprake is van een investering door een derde;
2. de investering bijdraagt aan de publieke taak;
3. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;
4. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
1. Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.
2. In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.
3. In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
4. Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.
5. Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
6. In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.
7. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.
8. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.
1. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
2. Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
3. Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.
4. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.
5. In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.
6. Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.
1. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
2. Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
3. Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV
De richtlijnen van de Commissie zijn onderverdeeld naar stellige uitspraken en aanbevelingen.
Met stellige uitspraken geeft de Commissie een interpretatie van de regelgeving die leidend is. Dit betekent dat verwacht wordt dat stellige uitspraken worden gevolgd. Indien een gemeente toch voor een afwijkende interpretatie kiest (de gemeente is van oordeel dat in haar specifieke omstandigheden een andere lijn beter past en ook ‘BBV-proof’ is), dan moet zij dit expliciet motiveren en kenbaar maken bij de begroting en de jaarstukken.
Bij aanbevelingen gaat het om uitspraken die ‘steun en richting geven aan de praktijk’. De Commissie BBV spoort gemeenten aan om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie).
In de Notitie Materiele Vaste Activa (januari 2020) heeft de commissie BBC de navolgende stellige uitspraken en aanbevelingen gedaan:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-211509.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.