Gemeenteblad van Goeree-Overflakkee
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goeree-Overflakkee | Gemeenteblad 2023, 211122 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goeree-Overflakkee | Gemeenteblad 2023, 211122 | ander besluit van algemene strekking |
Instructie leerplicht Goeree-Overflakkee 2023
Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;
overwegende dat het wenselijk is om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de leerplicht en de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten in de instructie vast te leggen alsmede om de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten aan te passen;
gelet op artikel 16, vierde lid, van de Leerplichtwet 1969 en de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn en de verplichte melding van ongeoorloofde afwezigheid, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het monitoren van jongeren in een kwetsbare positie;
besluiten de Instructie leerplicht Goeree-Overflakkee 2023 vast te stellen.
In deze instructie wordt verstaan onder:
directeur: hoofd in de zin van artikel 1, onder d, van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de onderwijsinstelling is belast, dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet als bedoeld in artikel 28 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 47a van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.1.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
Iedere school in het werkgebied krijgt minimaal een keer per jaar informatie over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Onderdeel daarvan zijn de aandachtspunten en de afspraken over het melden en vervolgen van verzuim en een toelichting op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar en op veranderde wetgeving.
De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat (preventieve) afstemming met relevante ketenpartners waaronder het onderwijsveld en zorginstanties, Centrum voor Jeugd en Gezin, Samenwerkingsverband, zorginstanties en Team Jeugd en Gezin of multidisciplinaire overleggen plaatsvindt. Ketenpartners bespreken jongeren met een ingewikkelde problematiek met toestemming van de ouders of de jongere vanaf 16 jaar. Zij stemmen af welke acties nodig zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld aan de ouders of de jongeren vanaf 16 jaar en betrokken ketenpartners.
Artikel 3 Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim
In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de gemeentelijke Basisregistratie Personen opgenomen jongeren die onder de wet vallen. De bewaartermijnen van de selectielijsten van de Archiefwet, de AVG en de WPG worden toegepast. Als er geen wettelijke bewaartermijn geldt, stellen burgemeester en wethouders zelf een redelijke bewaartermijn.
De administratief medewerker controleert aan het begin van het schooljaar en daarna wekelijks of alle jongeren als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Bij een vermoeden van absoluut verzuim stuurt de administratief medewerker een brief aan de ouders of neemt hij contact op met de laatste school van inschrijving. In de brief naar de ouders staat dat ze binnen 10 werkdagen moeten reageren. Als de ouders melden dat de jongere wel is ingeschreven bij een school, dan controleert de administratief medewerker dit. Wanneer de ouders niet reageren, ook niet op een tweede brief en de verdenking van absoluut verzuim blijft bestaan, volgt een actie zoals omschreven in artikel 8 van deze instructie.
Voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie geldt dat na een uitschrijving bij de ene school een inschrijving bij een andere school moet volgen. Als dat niet zo is, neemt de leerplichtambtenaar eerst contact op met de school die de uitschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer die geen duidelijkheid kan geven zoekt de leerplichtambtenaar schriftelijk of telefonisch contact met de ouders van de jongere.
Artikel 5 Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden
De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag direct aan de ouders en zet in de ontvangstbevestiging de termijn waarbinnen hij zal besluiten. Als het een aanvraag is voor een verlof van niet meer dan tien schooldagen zendt hij deze door naar het hoofd van de school om een besluit te nemen. De ouders krijgen daarvan bericht, volgens artikel 2.3 Awb.
Een kopie van de brief aan de ouders wordt aan de directeur van de school gestuurd. Als de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de start van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om te kunnen besluiten, laat de leerplichtambtenaar dit in de ontvangstbevestiging aan de ouders weten. Hij wijst de ouders daarbij op het risico dat ze de wet overtreden als ze het verlof nemen en de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.
Bij de beoordeling van een aanvraag van een verlof van meer dan tien dagen, controleert de leerplichtambtenaar of er omstandigheden zijn die buiten de wil of invloedsfeer van de ouder of de leerling liggen, zoals familieomstandigheden, medische of sociale indicatie. De leerplichtambtenaar neemt een beslissing en deelt deze schriftelijk mee aan de ouders. Een kopie van de brief wordt aan de directeur van de school of instelling gezonden.
De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van tien schooldagen of minder. Als de leerplichtambtenaar dit advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar de beslissing op de aanvraag mee.
De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren van de betrokken scholen of instellingen gevraagd of ongevraagd advies geven over het te voeren beleid over aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.
Artikel 6 Relatief verzuim van leerplichtige jongeren
De administratief medewerker krijgt de meldingen van schoolverzuim. DUO meldt welke jongeren onderwijs volgen aan het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs in het Register Onderwijsdeelnemers. Jongeren die onderwijs volgen aan een niet bekostigde onderwijsinstelling, die nog niet aangesloten is bij DUO, worden gemeld door een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim. De administratief medewerker maakt een leerlingdossier aan of voegt de kennisgeving toe aan het leerlingdossier.
Binnen een week meldt de administratief medewerker in het Register Onderwijsdeelnemers welke acties er na de kennisgeving worden ondernomen. Voor jongeren die onderwijs volgen aan het niet-bekostigd onderwijs meldt de administratief medewerker binnen een week aan de schoolinstelling welke acties er na de kennisgeving worden ondernomen.
De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een melding of kennisgeving direct contact met de ouders. Hij stelt hen in de gelegenheid om uitleg over het verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele gevolgen. Dit kan schriftelijk, volgens stap 4 uit route A uit de Methodische aanpak schoolverzuim. Als het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.
Als er echt ongeoorloofd verzuim is, gaat de leerplichtambtenaar in gesprek met de ouders en/of de leerling. De leerplichtambtenaar maakt een verslag van het gesprek. De leerplichtambtenaar geeft aan de ouders en/of de jongere op hun verzoek eenkopie van het gespreksverslag. De gespreksverslagen worden opgenomen in het leerlingdossier.
De leerplichtambtenaar zorgt voor terugkoppeling in het ZorgAdviesTeam van de school of binnen Multi Disciplinair Overleg van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere, als deze bekend zijn bij hem en alleen wanneer de jongere al in het ZAT/MDO besproken is.
De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat een kennisgeving vanverzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het stoppen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling stuurt de leerplichtambtenaar in ieder geval een schriftelijkbericht aan de persoon die de kennisgeving heeft gedaan, de ouders en, wanneerhet gaat om een jongere van 12 jaar of ouder, ook aan de jongere zelf. De leerplichtambtenaar laat anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken weten (mondeling of schriftelijk) dat de melding is afgehandeld. Over de inhoud mag alleen informatie gedeeld worden als de ouders of de leerling vanaf 16 jaar daarvoor toestemming gegeven heeft. De leerplichtambtenaar sluit de melding af bij het Register Onderwijsdeelnemers van DUO.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen vrijstelling is, en blijkt dat het gaat om verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank.Zoals omschreven staat in artikel 19 van deze instructie. Als de leerplichtambtenaar van plan is om een melding bij de Sociale Verzekeringsbankte doen, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 16 jaar op voor een gesprek,waarbij hij betrokkenen duidelijk laat weten dat hij voornemens is een melding te doen.
Als de leerplichtambtenaar over gaat tot Haltverwijzing, dan roept hij de ouders en de jongere vanaf 12 jaar op voor een verhoor, waarin hij toestemming vraagt aan de ouders (voor de jongere tot 16 jaar) en de jongere om door te verwijzen. Hij stelt middels een verkort proces-verbaal een Haltverwijzing op. De jongere ondertekent deze en geeft daarmee zijn toestemming. De jongere en de ouders krijgen een brief met daarin een kopie van de verwijzing naar Halt. In deze brief staan ook de gevolgen van het niet nakomen van de afspraken uitgelegd. De leerplichtambtenaar stuurt de verwijzing naar Halt. De leerplichtambtenaar licht de school in over de verwijzing en over de afloop ervan.
Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat er geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat het gaat om mogelijk verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en komt deze jongere niet meer in aanmerking voor een verwijzing naar Halt. Dat blijkt uit de (contra)indicaties van de Methodische aanpak schoolverzuim. De leerplichtambtenaar die ook bevoegd is als buitengewoon opsporingsambtenaar maakt dan proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Als hij van plan is proces-verbaal op te maken, roept de leerplichtambtenaar de ouders en de jongere van 12 jaar of ouder op voor een verhoor, waarbij hij de betrokkenen duidelijk laat weten dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan op hetzelfde moment, maar ook na elkaar gebeuren.
Meteen nadat de leerplichtambtenaar weet van het schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennisgegeven, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar een signaal afgeven bij de Inspectie van het Onderwijs.
De leerplichtambtenaar kan aan de directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid over het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingsbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan directeuren verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft als dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.
Artikel 7 Verzuim jongeren van 18 jaar of ouder
De leerplichtambtenaar nodigt de jongere als bedoeld in het eerste lid uit voor een gesprek nadat hij contact heeft gehad met de school of de onderwijsinstelling over het gemelde verzuim en de al ondernomen acties. In het gesprek probeert de leerplichtambtenaar duidelijk te krijgen wat de reden van het verzuim is en wat de jongere nodig heeft om het verzuim te stoppen.
Artikel 8 Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren
Als niet is gebleken dat het gaat om een administratieve onvolkomenheid, zoekt de leerplichtambtenaar direct, maar maximaal binnen vijf werkdagen, contact met de ouders en geeft hun de kans om uitleg te geven over het ontbreken van een inschrijving. Ouders kunnen worden uitgenodigd om op gesprek te komen. Als het om een jongere gaat die 12 jaar of ouder is, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere.
Als de ouders in het gesprek is aangeraden om de jongere in te schrijven of een andere actie op te volgen, wordt binnen vijf werkdagen gecontroleerd of dit inderdaad is gebeurd. Als het advies is uitgevoerd wordt dit vermeld in het dossier. Is het advies niet uitgevoerd dan volgt in principe een proces-verbaal en een melding aan de Sociale Verzekeringsbank.
Artikel 9 Kennisgeving in- en uitschrijvingen, (dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtigen (met inbegrip van verwijdering)
De kennisgevingen van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, de kennisgeving van uitschrijving en de melding van voortijdig schoolverlaten worden door de administratief medewerker ontvangen. Deze maakt een leerlingdossier aan of voegt de kennisgeving toe aan het aanwezige leerlingdossier.
Meteen nadat de leerplichtambtenaar weet van de verwijdering of van het voortijdig schoolverlaten van een jongere, die niet volgens de wet is gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze regel, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en maakt hij een dossier (van bevindingen) op. De leerplichtambtenaar beslist of hij het dossier ter signalering aan de Inspectie van het onderwijs stuurt (bij overtreding van artikel 18 van de wet) of dat hij een bericht van zijn bevindingen aan de inspecteur van de school of instelling stuurt (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 47a Wet op Expertisecentra of artikel 8.1.8 Wet educatie en beroepsonderwijs).
De leerplichtambtenaar kan aan een directeur op verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere. Als de leerplichtambtenaar zo een advies geeft, deelt de directeur aan de leerplichtambtenaar mee hoe hij daarmee omgaat.
Artikel 9a Het bestrijden van voortijdig schoolverlaten en het volgen van jongeren in een kwetsbare positie
Staat de jongere niet op een school ingeschreven dan vraagt de administratief medewerker gegevens op bij het Inlichtingenbureau om vast te stellen of de jongere een inkomen geniet. De administratief medewerker gebruikt voor de vastlegging van deze gegevens de prioriteiten die het Inlichtingenbureau hanteert.
Artikel 10 Vervangende leerplicht
Als de leerplichtambtenaar vermoed dat een jongere in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan zorgt de leerplichtambtenaar ervoor dat de noodzakelijke gesprekken over het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) of arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen 10 werkdagen worden gevoerd.
De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt op schrift komen te staan en in het leerlingdossier worden opgenomen. Hij zorgt ervoor dat de personen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd of de arbeid van lichte aard binnen vijf werkdagen over de afspraken worden geïnformeerd.
Artikel 11 Vrijstelling van leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs
Als de aanstelling bij Defensie van de jongere vóór zijn/haar 18de jaar wordt beëindigd, schrijft Defensie in de ontslagbrief dat met dit ontslag de grond voor vrijstelling van de leerplicht vervalt, dat de betrokkene zich bij een onderwijsinstelling moet melden voor het behalen van een startkwalificatie en dat Defensie melding doet van dit ontslag aan de afdeling Leerplicht van de woongemeente.
Artikel 12 Vrijstelling van de inlichtingenplicht
Als de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, laat de leerplichtambtenaar aan de ouders weten voor welke periode de vrijstelling geldt. En voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen als zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Ook meldt hij de vrijstelling in het Register onderwijsdeelnemers.
Als de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b van de wet, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving gevoegde documenten. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen echt de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.
Als de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, laat de leerplichtambtenaar aan de ouders weten voor welke periode de vrijstelling geldt. En voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen als zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Ook wordt de vrijstelling gemeld in het Register onderwijsdeelnemers.
Als de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c van de wet, en door omstandigheden kan (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs worden ingeleverd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs geniet.
Als de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, laat de leerplichtambtenaar aan de ouders weten voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen als zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. Ook wordt de vrijstelling gemeld in het Register onderwijsdeelnemers.
Artikel 13 Bepalen of een onderwijsvoorziening een school is in de zin van de Leerplichtwet
Als ouders laten weten dat zij voldoen aan hun wettelijke verplichtingen doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de onderwijsinspectie. Hij vraagt een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden gezien als een school in de zin van de wet.
De leerplichtambtenaar volgt het advies van de onderwijsinspectie op. Als een school niet voldoet aan de criteria en daarmee niet langer een school is in de zin van de wet, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening daarvan binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte of verzekert hij zich ervan dat de onderwijsvoorziening dat heeft gedaan.
Artikel 14 Aanwezige deskundige
De leerplichtambtenaar maakt afspraken met een arts, pedagoog of psycholoog over de manier waarop die een verklaring over de geschiktheid van de jongere tot toelating tot een school of instelling geeft. Als er toestemming is van de ouders (en de jongere vanaf 16 jaar) dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met het samenwerkingsverband over de onderwijsmogelijkheden van de jongere.
Artikel 16 Melding aan Jeugdbeschermingsplein
Als een leerplichtambtenaar vermoedt dat de belangen van een kind worden verwaarloosd, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar het Jeugdbeschermingsplein sturen. Hij verzoekt dan om te kijken of en zo ja, welke actie moet worden ondernomen. Hij laat de ouders schriftelijk weten dat hij een rapport aan het Jeugdbeschermingsplein stuurt. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.
Artikel 17 Melding aan Veilig Thuis
Als een leerplichtambtenaar vermoedt dat de belangen van een kind of jongere worden verwaarloosd, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar Veilig Thuis sturen met het verzoek een onderzoek te doen. Hij laat de ouders schriftelijk weten dat hij een rapport aan Veilig Thuis stuurt. Hij neemt het rapport op in het leerlingdossier.
Artikel 18 Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling
Bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling hanteert de ambtenaar meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling zoals bedoeld in het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen. De stappen zijn:
De leerplichtambtenaar brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en legt deze vast in het leerlingdossier. Ook legt de leerplichtambtenaar de contacten over de signalen vast, net zoals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, maar daarbij wordt duidelijk opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De leerplichtambtenaar maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De leerplichtambtenaar vermeldt de bron als er informatie afkomstig van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht. De leerplichtambtenaar doet een kindcheck. De kindcheck valt onder stap 1 van de meldcode en is aan de orde wanneer een volwassene of adolescent in een situatie verkeert die minderjarige kinderen (ernstige) schade kan berokkenen. Er moet onderzocht worden in dat geval in een gesprek met ouders of er (nog meer) kinderen bij ouders wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie wordt besloten of er verdere actie ondernomen moet worden door de verdere stappen van de meldcode te zetten.
Als uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar dat hij of zij volgens de meldcode zal handelen, behalve als er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten. Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.
De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega. Bij voorkeur met een leerplichtambtenaar lokaal of regionaal. De leerplichtambtenaar vraagt als het nodig is ook advies aan Veilig Thuis. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.
De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en de ouders uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders wordt gevraagd hierop te reageren.
De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie als het nodig is en zo mogelijk met een interpretatie van dat wat de leerplichtambtenaar heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgacties (kunnen) zijn. De leerplichtambtenaar legt op een zorgvuldige manier de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier. Het doen van een melding zonder dat de signalen zijn besproken met de leerling en de ouders is alleen mogelijk als de veiligheid van de leerling, de ouders, de leerplichtambtenaar of die van een ander in het geding is. Of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de leerling of de ouders door dit gesprek het contact zullen verbreken.
De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, het ingewonnen advies en het gesprek met de leerling en de ouders, en na consultatie van een collega het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.
Afweging 1: Is melden noodzakelijk? Afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk; zelf hulp organiseren of melden? De afwegingen worden in deze volgorde gemaakt. De leerplichtambtenaar registreert de leerling in de verwijsindex Risicojongeren.
De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij Veilig Thuis als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint. Voordat de leerplichtambtenaar een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling (ouder dan 12 jaar) en de ouders. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen. Daarna maakt hij de afweging over de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingdossier.
De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij of zij dit besluit genomen heeft. Ook meldt de leerplichtambtenaar of er informatie van anderen gekomen is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingdossier.
Artikel 19 Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De leerplichtambtenaar zorgt voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:
Artikel 20 Melding aan de Sociale Verzekeringsbank
Artikel 21 Melding aan de Inspectie van het onderwijs
Wanneer een leerplichtambtenaar bij de uitoefening van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders tekortkomingen waarneemt bij een school of onderwijsinstelling in de naleving van de wet, informeert en adviseert de leerplichtambtenaar de school of onderwijsinstelling, zodat deze zich bewust is van de geldende wettelijke bepalingen, in verband met de diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
Wanneer een leerplichtambtenaar bij een volgend bezoek in het kader van zijn toezichthoudende rol op leerlingen en ouders signaleert dat de school of onderwijsinstelling nog steeds niet voldoet aan de wettelijke bepalingen, dan zal de leerplichtambtenaar de school verzoeken om alsnog te voldoen en zal de leerplichtambtenaar een schriftelijk signaal afgeven aan de Inspectie van het Onderwijs.
Als de leerplichtambtenaar in het kader van toezicht op leerlingen en ouders, nadat hij/zij de Inspectie van het Onderwijs al een signaal heeft gegeven, opnieuw waarneemt dat een school of onderwijsinstelling in strijd met de wet handelt, doet hij/zij opnieuw een melding aan de onderwijsinspectie volgens de stappen in het tweede tot en met het vierde lid.
Artikel 22 Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC
De beleidsadviseur verantwoordt het in het schooljaar gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan, aan burgermeester en wethouders en de gemeenteraad door middel van een jaarverslag. Ook draagt de medewerker leerplicht/directeur van het Bureau er zorg voor dat jaarlijks de gegevens aan de minister inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim en de effectrapportage van de bestrijding voortijdig schoolverlaten voor 1 oktober respectievelijk 1 december, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn.
De beleidsadviseur voert het overleg met de instanties en organisaties wier handelen (mede) in het voorstel voor het jaarlijkse verslag aan de orde wordt gesteld. Met betrekking tot de RMC-taken stemt de leerplichtambtenaar zijn bijdrage aan de verslaglegging af met de andere gemeenten in de RMC-regio.
Artikel 23 Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC
De leerplichtambtenaar voert minimaal driemaal per jaar overleg met de leerplichtambtenaar van de andere gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de wet en de RMC-regelgeving. De leerplichtambtenaar zet als het nodig is de eerste stap tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van wat in het overleg is besproken op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid.
De leerplichtambtenaar draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de wet en de RMC-regelgeving door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten.
De leerplichtambtenaar overlegt met de leerplichtambtenaar van de woongemeente van een jongere als hij in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens van de gemeente.
Artikel 24 Regionaal programma ter voorkoming voortijdig schoolverlaten
De directeur draagt namens burgemeester en wethouders zorg voor een bijdrage aan het regionaal programma met maatregelen ter voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten van jongeren tussen de twaalf en drieëntwintig jaar. Dit regionaal programma wordt eens per vier jaar vastgesteld door burgemeester en wethouders, instellingen, scholen en ketenpartners in de regio. Het programma heeft betrekking op leer- en kwalificatieplichtigen en het volgen van de deelname aan onderwijs en arbeidsmarkt voortijdig schoolverlaters die de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt.
De directeur neemt namens burgemeester en wethouders deel aan het regionaal bestuurlijk overleg in de regio met instellingen, scholen en ketenpartners, over het regionaal programma en de uitvoering en financiering van de daarin opgenomen maatregelen. Bij dit overleg worden de domeinen arbeid en zorg betrokken.
Artikel 25 Samenwerking met diensten en instellingen
De leerplichtambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen, opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk vindt. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren echt aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. De leerplichtambtenaar controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen zolang hierbij geen bijzondere persoonsgegevens worden vastgelegd en het gerelateerd is aan ongeoorloofd schoolverzuim.
Artikel 26 Beleidsontwikkeling
De leerplichtambtenaar zorgt ervoor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken binnen het werkgebied van de regio RMC, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.
De leerplichtambtenaar blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplicht- en RMC-taken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke dan wel regionale beleid.
Deze instructie treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk in overeenstemming met deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.
Aldus vastgesteld op 9 mei 2023 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, burgemeester,
W.M. van Esch, mr. A Grootenboer-Dubbelman
Bijlage 1 Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt
Bijlage als bedoeld in artikel 24 van de Instructie leerplicht Goeree-Overflakkee 2023.
Ambtenaren, in dienst van de gemeente Goeree-Overflakkee die betrokken zijn bij:
het bestrijden van voortijdig schoolverlaten;
(dit overzicht is niet limitatief)
Volgens artikel 16, lid 4 van de Leerplichtwet 1969 is aan de burgemeester en wethouders opgedragen een instructie vast te stellen voor de leerplichtambtenaren. Hierin wordt vermeld hoe de wettelijke taken die de gemeente zijn opgelegd moeten worden uitgevoerd. Hierin wordt ook aangegeven hoe overleg wordt gepleegd met de leerplichtambtenaren in de omliggende gemeenten en met welke instanties bij de uitvoering van de taken moet worden samengewerkt. Dit heeft tot doel om ervoor te zorgen dat de leerplicht het karakter heeft van maatschappelijke zorg.
In deze instructie is de combinatiefunctie leerplicht en RMC gebruikt om deze twee functies meer met elkaar te laten integreren. Gezien de doorlopende leerlijn, de aanpak van voortijdig schoolverlaten en de stimulans om op alle gebieden omtrent leerplicht en voortijdig schoolverlaten steeds meer met de elkaar te gaan samenwerken, is de combinatiefunctie een pré in een snelle en effectieve aanpak bij de bestrijding van het aantal voortijdig schoolverlaters.
In de instructie zijn weinig tot geen bepalingen opgenomen die in wetgeving zijn opgenomen. De instructie moet dan ook in nauwe samenhang met de wetgeving gelezen worden. Met wetgeving wordt hier niet alleen op de Leerplichtwet en de onderwijswetten gedoeld, maar ook op de andere relevante wetgeving, zoals de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Wetboek van Strafrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet politiegegevens (Wpg). Ook de Methodische Aanpak Schoolverzuim is naast de instructie een document dat in samenhang met elkaar gelezen en toegepast dient te worden.
In de instructie wordt de aanduiding leerplichtambtenaar gebruikt in de zin van artikel 16, lid 1 van de Leerplichtwet: de als zodanig aangewezen functionaris die de eed of de belofte heeft afgelegd. De instructie gaat er van uit dat de leerplichtambtenaar over de bevoegdheid als BOA beschikt.
In het totale takenpakket van leerplicht zijn werkzaamheden van uiteenlopend niveau en verschillende complexiteit te onderkennen. De werkzaamheden kunnen worden verdeeld over de functies: leerplichtambtenaar en administratief medewerker.
De leerplichtambtenaar is in deze instructie gemandateerd voor de artikelen:
Artikel 16 Leerplichtwet, eerste lid, bepaalt: “Het toezicht op de naleving van deze wet anders dan door de hoofden is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meerdere ambtenaren aan.” Het tweede lid van artikel 16 bepaalt dat deze ambtenaren de eed of belofte moeten afleggen voordat zij hun ambt aanvaarden. In de leerplichtregeling 1995 is daartoe in artikel 9 de tekst van de ambtseed opgenomen.
De aanwijzing van ambtenaren in artikel 16, eerste lid, Leerplichtwet betekent dat de leerplichtambtenaartoezichthouder is zoals bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb): een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
De bepalingen van de Awb met betrekking tot de toezichthouder, en dus ook de leerplichtambtenaar, zijn, kort samengevat, de volgende:
In diverse artikelen van de instructie zijn termijnen opgenomen, met het oog op een goede voortgang van de werkzaamheden. Deze termijnen zijn soms in de wet te vinden. Als dat het geval is, is dat in de artikelsgewijze toelichting aangegeven. De niet in de wet opgenomen termijnen zijn in de tekst van de instructie opgenomen en gelden als termijn van orde.
In artikel 6, vijftiende lid van de instructie is de bevoegdheid voor de leerplichtambtenaar opgenomen om de burgemeester en wethouders een voorstel te doen voor het toepassen van last onder dwangsom. Dit bestuursrechtelijke handhavingsinstrument is op het vlak van de leerplichttaken nog niet veel toegepast. Uit jurisprudentie is wel gebleken dat de bevoegdheid daartoe bestaat. Artikel 125 Gemeentewet geeft aan de burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen, omdat zij krachtens de Leerplichtwet met de handhaving van die wet zijn belast. Artikel 5:32a Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft dan aan de burgemeester en wethouders ook de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen.
Deze sancties kunnen onder bepaalde omstandigheden effectiever zijn dan het opmaken van proces-verbaal), vooral wanneer voor voortzetting van de overtreding, dan wel herhaling daarvan, gevreesd moet worden.
Het onderscheid tussen strafrechtelijk optreden en bestuursrechtelijk optreden kan zo getypeerd worden:
Strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden kan naast elkaar bestaan. Daarover bestaat in de juridische literatuur wel overeenstemming. De overtreding van de verplichting tot inschrijving en/of regelmatig schoolbezoek, die op grond van de Leerplichtwet bestaat, is een zogenaamde duurovertreding: elke dag dat de leerling in verzuim blijft, duurt de overtreding voort. Daarom is het opleggen van een last onder dwangsom, die volgens artikel 5:32a, tweede lid Awb ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel herhaling van overtreding te voorkomen, bij absoluut of relatief verzuim (bijvoorbeeld ernstig luxe verzuim) een passend instrument.
In artikel 5:32b, derde lid Awb, staat onder meer aangegeven dat het als dwangsom vastgestelde bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
Toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten is een taak van het bestuursorgaan, de gemeente. Een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom is een besluit waarop de rechtsbescherming van de Awb van toepassing is. In de instructie leerplicht Goeree-Overflakkee 2023 is afgezien van het verlenen van mandaat voor deze bevoegdheid. Gezien de relatieve onbekendheid van het toepassen van deze instrumenten in de leerplichtpraktijk, en gezien het karakter ervan, ligt het voorlopig voor de hand om uit te gaan van een collegebesluit in voorkomende gevallen.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1, definities: Hier zijn enkele begrippen omschreven die niet in de Leerplichtwet zijn opgenomen, zoals: administratief medewerker en jongere.
In de aangehaalde artikelen wanneer er sprake is van een voortijdig schoolverlater,
artikel 28 Wet Voortgezet Onderwijs, artikel 47a Wet expertisecentra en artikel 8.1.8 Wet educatie en beroepsonderwijs is het volgende bepaald:
“Het bevoegd gezag doet onverwijld opgave aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de betrokkene woon- of verblijfplaats heeft van de gegevens van degene
a. op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is en die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt;
b. die niet in het bezit is van een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 [Wet Voortgezet Onderwijs] dan wel een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
c. die van school wordt verwijderd.
In de artikelen 28a Wet Voortgezet Onderwijs ,47b Wet Expertise Centra en 8.1.8a Wet Educatie en Beroepsonderwijs is opgenomen:
Indien degene die voldoet aan artikel 28, eerste lid, onderdelen a en b, het onderwijs aan de school gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vier weken of een door het bevoegd gezag te bepalen kortere periode zonder geldige reden, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 27a, negende lid, worden verstaan, niet meer volgt, ontstaat voor het bevoegd gezag de leveringsverplichting, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers.
In de instructie wordt ervan uitgegaan dat deze taak wordt opgedragen aan een personeelslid van de school, hier aangeduid met de directeur. De echte directeur kan deze taken binnen de school of instelling natuurlijk aan een ander opdragen. Mocht twijfel ontstaan over de bevoegdheid van iemand die een melding doet, dan moet het bevoegd gezag uiteraard wel de bevoegdheid van de betrokkene kunnen aantonen.
In artikel 2, vierde en vijfde lid, wordt ingegaan op de afstemming tussen de diverse disciplines. Vooral de ketenpartners spelen bij de preventie een belangrijke rol.
Met invoering van de Methodische aanpak Schoolverzuim (maart 2017) is opgenomen dat de leerplichtambtenaar zoveel mogelijk conform deze methode handelt.
Artikel 3, tweede lid, leeftijdsgroep in administratie: er is gekozen voor een systeem waarbij alle leerlingen waarmee de leerplichtambtenaar in de loop van een schooljaar te maken heeft, bij het begin van het schooljaar in de leerplichtadministratie worden opgenomen. De driejarigen worden al meegenomen omdat deze kinderen in de loop van het schooljaar vier jaar worden en bij een school worden ingeschreven (zo kunnen de kinderen die nog niet worden ingeschreven eenvoudig in beeld komen).
De administratie van leerplicht en RMC is gecombineerd. Daarom worden jongeren tot en met de leeftijd van tweeëntwintig jaar opgenomen in de leerlingenadministratie.Bij de jongeren waarvan bekend is dat deze al een startkwalificatie hebben behaald,wordt een passende aantekening opgenomen.
Artikel 3, derde lid, tussentijdse mutaties: om te voorkomen dat leerlingen door verhuizing in de loop van het schooljaar tussen wal en schip raken, en niet aan onderwijs deelnemen, is het van belang om een goed sluitend systeem van de tussentijdse mutaties te hebben.
Mutaties van in- en uitschrijving: op grond van artikel 18 Leerplichtwet moeten de in- en uitschrijvingen binnen zeven dagen (lees een week) door de school of instelling worden gemeld. Verwijdering van niet-leerplichtigen dient onverwijld plaats te vinden
In artikel 3, zesde lid, is de mogelijkheid opgenomen om een signaal, betreffende een directeur die volhardend verwijtbaar in gebreke blijft, aan de Inspectie van het Onderwijs af te geven. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 20 van de instructie.
Artikel 3, zevende lid, controle op inschrijving: onder ‘scholen en instellingen’ worden begrepen alle scholen en instellingen waar leerlingen woonachtig in de gemeente zijn ingeschreven, binnen en buiten de gemeente. De genoemde termijn van 10 werkdagen is een termijn van orde (geen wettelijke bepaling). Wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van een school of instelling, dan dient daartegen te worden opgetreden. De leerplichtambtenaar spreekt de directeur aan wanneer er sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven. Van dit proces wordt een dossier gevormd. Blijft de directeur in gebreke dan kan de medewerker leerplichtambtenaar dit signaleren bij de Inspectie voor het Onderwijs. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 20 van de instructie.De strafbaarheid van de directeur van de school of instelling op dit punt is opgenomen in artikel 27 Leerplichtwet.
Artikel 3, achtste lid, wijziging van school: de procedures bij in- en uitschrijving voor scholen zijn in verband met bekostigingsaspecten zodanig dat de nieuwe school niet mag inschrijven zonder bewijs van uitschrijving van de oude school. Vanuit leerplicht (artikel 10 Leerplichtwet) mag de oude school pas uitschrijven als een nieuwe gevonden is. In dit artikellid is aangegeven dat de administratief medewerker hier controle uitoefent. Er kan in administratieve zin bemiddelend worden gehandeld.
Artikel 3, negende lid, verhuizing: de Leerplichtregeling 1995 schrijft voor dat de “administratieve gegevens” aan de nieuwe gemeente worden toegezonden (artikel 3, tweede lid, Leerplichtregeling 1995). De tweede zin van dit lid geeft aan dat niet automatisch het hele leerling dossier wordt doorgestuurd. Daarvoor is contact tussen de leerplichtambtenaar van beide gemeenten wenselijk. Gegevens die in beginsel wel overgedragen moeten worden, zijn veroordelingen (in verband met eventuele recidive) en recente verzuimmeldingen en vrijstellingen (die een rol kunnen spelen bij nieuwe meldingen).
Er wordt een apart leerlingdossier aangemaakt als er sprake is van een vrijstelling of ongeoorloofd schoolverzuim. Voor een groot deel van de leerlingen zal dat nooit het geval zijn, maar deze staan wel opgenomen in de leerling administratie in verband met de controle op schoolinschrijvingen. Het leerlingdossier wordt in het bijzonder beschermd, wat het gebruik betreft, door de bepalingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet politiegegevens. Kern van die bepalingen wordt gevormd door:
Met ingang van 1 januari 2019 is de Wet politiegegevens ook voor alle boa’s van toepassing en daarmee ook voor leerplichtambtenaren. De Wet politiegegevens heeft vooral gevolgen voor de wijze van verantwoording van het werk; in welke systemen gewerkt wordt en met wie gegevens gedeeld mag worden. Alle gegevens onder de Wet politiegegevens moeten een label krijgen, zodat alleen mensen met een opsporingsbevoegdheid deze gegevens kunnen verwerken.
De Wet politiegegevens geldt wanneer er vanuit een verzuimmelding gehandhaafd moet worden. Dus op het moment dat er sprake is van een proces-verbaal of een haltverwijzing.
Artikel 5 heeft betrekking op de bevoegdheid die de leerplichtambtenaar geattribueerd (rechtstreeks uit de wet) heeft gekregen: het nemen van een besluit op een aanvraag voor extra verlof wegens “andere gewichtige omstandigheden” voor meer dan 10 schooldagen per schooljaar. Dit aantal schooldagen kan bereikt worden in één aanvraag, maar ook in een paar opeenvolgende aanvragen.
De attributie van deze bevoegdheid brengt met zich mee dat hier geen sprake is van mandaat van een aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid. De leerplichtambtenaar is hier zelf ‘bestuursorgaan’ in de zin van de Awb. Bij bezwaar zal de leerplichtambtenaar dan ook zelf een besluit op bezwaar moeten nemen, na advies van de gemeentelijke bezwarencommissie.
Artikel 5, eerste lid, ontvangst en termijn voor beslissing: een vaste termijn kan niet worden genoemd, omdat zich gevallen (andere gewichtige omstandigheden) kunnen voordoen waarbij een zeer snel besluit redelijkerwijs gevergd mag worden. Anderzijds, wanneer zo’n grote spoed zich niet voordoet, moet de leerplichtambtenaar ook een redelijke termijn kunnen nemen om tot een weloverwogen besluit te komen. Volgens de algemene wet bestuursrecht is een redelijke termijn 8 weken. Als die tijd er niet zou zijn, en de betrokkenen zouden vertrekken voordat het besluit is genomen, dan moet de aanvraag wel verder behandeld worden, maar dient aan de ouders duidelijk gemaakt te worden dat de consequenties voor hun rekening zijn.
Artikel 5, tweede lid, onvolledige aanvraag: op grond van artikel 4:5 Awb kan het bestuursorgaan, indien niet tijdig (na een hersteltermijn) een volledige aanvraag voorligt, besluiten om de aanvraag buiten behandeling te laten. De termijn is “ten minste een week, ten hoogste drie weken”, als invulling van de algemene bepaling in artikel 4:5 Awb. In de tweede zin is sprake van een formulier. Hier kan een formulier gebruikt worden waarin de ontvangst van een onvolledige aanvraag wordt bevestigd en waarin is aangegeven (bijvoorbeeld met een aangekruiste passage) welke informatie nog ontbreekt.
Artikel 5, derde lid, horen van de directeur: het is mogelijk gebruik te maken van een formulier waarop de aanvrager zijn aanvraag indient en de directeur tevens zijn mening kan aangeven.
Artikel 5, vijfde lid, zienswijze jongere: met name wanneer oudere leerplichtigen betrokken zijn, kan het wenselijk zijn om hun eigen zienswijze te vernemen.
Artikel 5, zesde lid, plaats van gesprek: om onduidelijkheden te voorkomen, is deze bepaling opgenomen. Het kan bijvoorbeeld efficiënt zijn (en ‘klantvriendelijk’) om de desbetreffende gesprekken op een school te laten plaatsvinden. Over het algemeen worden gesprekken betreffende dit onderwerp gevoerd op kantoor. Ouders kunnen teleurgesteld raken door de afwijzing en dan is het van belang dat de leerplichtambtenaar zijn eigen veiligheid garandeert.
Artikel 5, achtste lid, beoordeling aanvraag meer dan tien dagen: artikel 11 onder g van de Leerplichtwet 1969 kent de mogelijkheid extra verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden. Dit onderdeel is uitgewerkt in artikel 14 van de Leerplichtwet. De hier bedoelde "andere gewichtige omstandigheden" verwijzen naar uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarvoor de leerling extra verlof nodig heeft, zodat hiermee een kennelijk onredelijke situatie voorkomen kan worden. Onder "andere gewichtige omstandigheden" vallen situaties die buiten de wil van de ouders en/of de leerling liggen. Daarbij is sprake van een medische of sociale indicatie. Bij een medische of sociale indicatie is een verklaring van een (jeugd)arts van de GGD of een sociale instantie noodzakelijk.
Artikel 5, negende lid, advies over individuele aanvraag: het gaat hier om situaties waar de bevoegdheid tot het nemen van een besluit bij de directeur ligt (verlof voor ten hoogste 10 schooldagen) waarbij deze behoefte heeft aan advies. De leerplichtambtenaar kan daarbij ook de rechtsgelijkheid (gelijke gevallen van verschillende scholen) in het oog houden.
In voorkomende gevallen kan extra verlof worden gegeven voor de hierna genoemde periode:
Bij overlijden van bloed- of aanverwant: In de 1e graad maximaal 5 schooldagen; In de 2e graad maximaal 2 schooldagen; In de 3e en 4e graad maximaal 1 schooldag; In het buitenland: 1e t/m 4e graad maximaal 5 schooldagen; Soort bewijs: rouwkaart (indien twijfelachtig akte van overlijden)
In de volgende gevallen wordt zeker geen extra verlof gegeven:
Artikel 5, lid 10, advies over beleid: het gaat hier over een bevoegdheid van directeuren. Met het oog op rechtsgelijkheid van ouders is het van belang om tot afstemming van het gebruik van deze bevoegdheid te komen. Op basis van een advies kunnen de directeuren elk hun eigen beleidsregels vaststellen voor toepassing van artikel 11 onder g van de Leerplichtwet (verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor ten hoogste 10 schooldagen). Zie ook toelichting op het vorige lid.
Bovengenoemde richtlijn is conform de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt.
Artikel 6, relatief verzuim: bij relatief verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969). Een jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt bezoekt na inschrijving de school niet geregeld (artikel 2, lid 3 Leerplichtwet 1969).
Bij relatief verzuim van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere na inschrijving de school niet geregeld bezoekt (artikel 4a Leerplichtwet 1969). Een jongere die als leerling van een instelling is ingeschreven volgt niet het volledige onderwijsprogramma of een combinatie van leren en werken. Uitgangspunt is dat met het onderwijs alleen of met de combinatie leren en werken een volledige week wordt gevuld (artikel 4c, lid 1 Leerplichtwet 1969).
De Leerplichtwet bepaalt in artikel 21 en 21a dat de school een kennisgeving of een melding van verzuim moet doen aan burgemeester en wethouders. Dit gebeurt, met uitzondering van het particulier onderwijs via het Register Onderwijsdeelnemers van DUO. In artikel 22 staat dat de leerplichtambtenaar “vanwege burgemeester en wethouders” een onderzoek instelt.
In de instructie is de werkwijze voor de leerplichtambtenaar bij dit onderzoek beschreven. Een instructie kan nooit alle mogelijke situaties beschrijven. Hoofdlijn moet zijn dat afwijking van de beschreven werkwijze mogelijk is, mits gemotiveerd, en dus in het dossier terug is te vinden.
Artikel 6, derde lid, vraagt van de leerplichtambtenaar dat hij de personen die bij een onderzoek betrokken raken, goed informeert over de procedure en de (mogelijke) consequenties van hun gedrag.
In artikel 6, negende lid, is met de term ‘afhandelen’ bedoelt het tot een (zo) goed (mogelijk) einde brengen van de geconstateerde verzuimsituatie of het ingezette begeleidingstraject.
Artikel 6, tiende lid, melding Sociale Verzekeringsbank: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of jongere (16 jaar of ouder) dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door een melding te doen aan de Sociale Verzekeringsbank, welke de kinderbijslag stop kan zetten. Verdere uitwerking hiervan is beschreven in artikel 17 van de instructie.
Artikel 6, elfde lid, Halt-verwijzing: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven (zonder verdere problematiek) van de kant van een jongere van 12 tot 18 jaar, dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan één keer door het opmaken van een Halt-verwijzing door een leerplichtambtenaar/RMC-medewerker met BOA-bevoegdheid. De jongere en de ouders (bij een jongere tot 16 jaar) dienen voor deze verwijzing toestemming te verlenen. Het betreft hier minder zware problematiek. De jongere voorkomt op deze wijze aan een strafblad na zijn 18de verjaardag, wanneer de Haltstraf positief wordt afgerond.
Artikel 6, twaalfde lid, proces-verbaal: wanneer een opgelegde HALT straf niet naar behoren is uitgevoerd en om die reden negatief is afgesloten door bureau Halt kan de leerplichtambtenaar, na overleg met het OM alsnog een proces-verbaal opmaken voor de jongere;
Artikel 6, dertiende lid, proces-verbaal: wanneer sprake is van verwijtbaar in gebreke blijven van de kant van de ouders en/of de jongere (12 jaar of ouder), dan dient daartegen te worden opgetreden. Dat kan door het opmaken van een proces-verbaal door een leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid.
In artikel 6, veertiende lid, wordt de bepaling uit de Leerplichtwet (artikel 22, lid 2: “... dan zendt hij proces-verbaal aan de officier van justitie”) enigszins gerelativeerd om aan te sluiten bij de redelijke praktijk en bij de passage het “... trachten hen te bewegen ...” uit het eerste lid van artikel 22. In de genoemde omstandigheden (én geen kennelijke opzet, én eerste overtreding, én niet meer dan vijf schooldagen verzuim) kan met een serieuze waarschuwing vaak al het beoogde effect bereikt worden.
In artikel 6, vijftiende lid, is de mogelijkheid opgenomen om een last onder dwangsom voor te stellen in gevallen waar ouders volhardend de schoolbezoekplicht overtreden.
Artikel 6, zestiende lid, andere bron van wetenschap: het is mogelijk dat de leerplichtambtenaar op de hoogte raakt van relatief verzuim via een ander kanaal dan de kennisgeving van de kant van de school (het uitgangspunt van de Leerplichtwet). In dit artikellid is beschreven wat de leerplichtambtenaar dan te doen staat, en in lid 14 welke maatregel de leerplichtambtenaar kan voorstellen jegens een directeur die (verwijtbaar en voortdurend) geen kennisgeving van verzuim doet.
Artikel 6, zeventiende lid, verzuimbeleid: de leerplichtambtenaar kan in een individueel geval (lid 17) en in meer algemene zin een advies geven aan de directeur(en) over het handelen in een bepaalde situatie en het verzuimbeleid in het algemeen. Artikel 21, eerste lid, van de Leerplichtwet geeft de basisregels waarin is aangegeven wanneer melding verplicht is. Er zijn verschillende situaties waarbij eerdere melding wenselijk is.
Denk aan onduidelijke redenen voor afwezigheid zoals: (vage) ziekmelding, bepaalde verzuimpatronen bij jongeren of een situatie waarbij twijfel bestaat aan de effectiviteit van het beleid van de school.
Artikel 7, meldingen van verzuim 18 plus moeten volgens de wet door de school of onderwijsinstelling worden gedaan na een perioden van 4 weken aaneengesloten. Landelijk is er de afspraak gemaakt om scholen en instellingen verzuim van 18 plus ook te melden bij 16 uur en een periode van 4 weken. De aanpak die hiervoor wordt ingezet is afhankelijk van de regio waarin de jongere woonachtig is en welke beleidskeuzes en aanpak er is gekozen. In deze instructie wordt ervan uitgegaan dat bij een melding verzuim 18 plus altijd een gesprek met de jongere plaatsvindt of op school/onderwijsinstelling of op kantoor van de leerplichtambtenaar.
Artikel 8, absoluut verzuim: bij absoluut verzuim van de leerplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven van een school in overeenstemming met de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).
Bij absoluut verzuim ten aanzien van de kwalificatieplicht geldt dat een jongere niet staat ingeschreven als leerling van een instelling overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2a van de Leerplichtwet 1969 (artikel 4a in verbinding met artikel 2, lid 1 Leerplichtwet 1969).
Voor de behandeling wordt in hoofdzaak aangesloten bij de werkwijze die in artikel 6 al is beschreven. In artikel 3 is de ‘kapstok’ voor het ontdekken van mogelijke situaties van absoluut verzuim aangeduid: regelmatige en systematische controle, zeker bij tussentijdse mutaties. In lid 2 van dit artikel wordt daarbij aangesloten door eerst een administratieve check voor te schrijven, voordat de ouders en/of de jongere aangesproken worden.
Artikel 9, kennisgeving in- en uitschrijvingen en dreigend voortijdig schoolverlaten: beide situaties zijn in één artikel vermeld; het gaat in essentie om een (dreigende) situatie waarbij de jongere buiten het onderwijs komt te staan.
Wanneer sprake is van verwijdering van een leerling, dan behoort de onderwijsinspectie daarover geraadpleegd te zijn. Het is wenselijk dat de leerplichtambtenaar in zo’n geval ook contact met de onderwijsinspectie opneemt om achtergrondinformatie te verkrijgen dan wel om de inspectie op de hoogte te stellen (als de school dat – ten onrechte – nog niet gedaan zou hebben).
De wettelijke bepalingen over de melding van voortijdig schoolverlaten gaan ervan uit
dat in ieder geval melding gedaan moet worden wanneer de leerling een 4 weken aaneengesloten geen onderwijs meer volgt. Het is goed mogelijk om tot afspraken te komen waarbij de school (het bevoegd gezag) sneller melding maakt van voortijdig schoolverlaten.
Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs, primair onderwijs en speciaal onderwijs kan een leerling schorsen (voor maximaal één week) of definitief verwijderen van school. Het laatste kan alleen na overleg met de Inspectie van het Onderwijs en na het horen van leerling en/of ouders. Bovendien kan een leerling alleen worden verwijderd als een andere school bereid is om de leerling op te nemen. Voor het middelbaar beroepsonderwijs geldt hiervoor een inspanningsverplichting van 8 weken, zo ook voor het speciaal onderwijs cluster 1 en 2. Een besluit tot schorsing wordt aan de betrokken leerling en, als de leerling nog geen 21 is, ook aan de ouders schriftelijk bekendgemaakt. Van een schorsing voor een periode langer dan een dag en een definitieve verwijdering moet het bevoegd gezag de Inspectie schriftelijk in kennis stellen onder vermelding van de redenen.
Definitie jongere in een kwetsbare positie:
Een jongere die al dan niet met een getuigschrift of een diploma doorstroomt naar de entreeopleiding, basisberoepsopleiding (MBO 2) of uitstroomt uit het onderwijs, en afkomstig is uit:
1. het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra.
2. het praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 5, onder d, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
3. de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
4. het leerwerktraject van het vmbo, bedoeld in artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs,
6. jongere die niet vanuit één van de onderwijssoorten, genoemd onder 1 tot en met 5 instroomt in een entreeopleiding.
Jongeren die van opleiding wisselen in MBO 1 worden ook tot doorstroom in het onderwijs gerekend.
In november wordt de lijst met jongeren in een kwetsbare positie aangeleverd vanuit DUO.
Op basis van de Monitor die door Ingrado is opgesteld kan deze groep jongeren gemonitord worden. De omschrijving in deze instructie is gelijk aan de monitor. De aanpak die ingezet wordt bij jongeren die niet in beeld zijn, kunnen lokaal of regionaal verschillen. Hier kan in het tiende lid de afgestemde aanpak worden opgenomen. Als advies is opgenomen om de stappen 5 tot en met 8 ieder half jaar te herhalen om te zien of de jongere nog steeds een jongere in kwetsbare positie is.
Het Inlichtingenbureau hanteert de volgende prio’s:
Prio 2: Werk, inkomsten minder dan € 300 per maand
Prio 3: werk, inkomsten meer dan € 300 per maand
Prio 4: Combinatie werk en uitkering
Artikel 10, vervangende leerplicht: besluiten op grond van dit artikel kunnen aan de leerplichtambtenaar gemandateerd worden. In de instructie is daarvan uitgegaan. De vervangende leerplicht geldt voor 14 en 15 jarigen die in het algemeen niet in een Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) traject kunnen instromen gezien de leeftijd.
De wet gaat uit van een door de ouders ingediende en ondertekende aanvraag. De praktijk zal veelal zijn dat de aanvraag door de school wordt voorbereid, in goed overleg met de leerplichtambtenaar en bijvoorbeeld het zorg advies team (ZAT). In het derde en vierde lid wordt de werkwijze beschreven die bij deze praktijk past en ook aan de wet voldoet.
De oudere leerplichtige, die gebruikmaakt van artikel 3b, mag arbeid verrichten.
Artikel 11 vrijstelling leerplicht: ook hier betreft het een bevoegdheid die door burgemeester en wethouders aan de leerplichtambtenaar gemandateerd kan worden. In de instructie is van deze mandaatverlening uitgegaan. In de tekst is (in het tweede lid) een aanwijzing opgenomen voor de criteria die bij de toetsing van het ‘andere onderwijs’ worden toegepast. Bij de beoordeling slaat de leerplichtambtenaar er acht op of er wordt toegeleid dan wel kan worden toegeleid tot een startkwalificatie.
Een startkwalificatie houdt in:
De procedure voor leerplichtigen in dienst bij defensie staat beschreven in artikel 11 vanaf lid 3. Een deel van het bij Defensie werkzame personeel bestaat uit 17-jarige jongeren, waarvan het merendeel de school heeft verlaten zonder startkwalificatie. Om deze jongeren wel in beeld te houden, om te volgen of zij een startkwalificatie behalen of uitvallen voordat ze de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, is er in samenspraak tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Defensie en Ingrado een procedure ontwikkeld om deze jongeren in beeld te houden.
Artikel 12, vijfde lid, overwegende bedenkingen tegen de richting: de vraag of de bedenkingen werkelijk op de richting van het onderwijs betrekking hebben, dient, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, onderzocht te worden. Als vaststaat dat dat het geval is, ontstaat de vrijstelling van rechtswege en is geen plaats meer voor onderzoek naar het gewicht van de bedenkingen. Dat strookt met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgens welke er geen sprake is van een bevoegdheid om een besluit te nemen over de bedenkingen.
Artikel 12, zesde lid, bericht aan de ouders: bij deze bepalingen uit de Leerplichtwet is het van belang dat het gaat om vrijstellingen die van rechtswege intreden indien de kennisgeving aan de eisen van de wet voldoet, en die van rechtswege niet kunnen intreden indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet.
Aan het bericht over de kennisgeving behoort dan ook geen bezwaar- en beroepsclausule gekoppeld te worden.
Artikel 12, elfde lid, vrijstelling wegens onderwijs in buitenland: in dit geval voorziet de wet niet altijd in een regeling die ook in de praktijk hanteerbaar is. Het onderdeel van de instructie geeft de leerplichtambtenaar de opdracht om een wel hanteerbare regeling (informatieplicht) te treffen, die hem in staat stelt om na terugkeer van de leerplichtige in Nederland na te gaan of deze daadwerkelijk onderwijs in het buitenland heeft gevolgd.
Bij toepassing van dit artikel is het een voorwaarde dat de leerplichtige 4 maanden van een kalenderjaar in Nederland verblijft.
Artikel 13 geeft in enkele stappen aan wat de gemeente c.q. de leerplichtambtenaar te doen staat als ouders hun kind van een onderwijsvoorziening gebruik laten maken die (nog) niet als school in de zin van de Leerplichtwet is aangemerkt.
Artikel 14, aanwijzing deskundige: hier wordt uitgegaan van ad hoc of structureel afspraken worden gemaakt met bijvoorbeeld een schoolarts of een aan de schoolbegeleidingsdienst verbonden psycholoog of pedagoog omtrent een verklaring of een jongere in staat is om op een school of onderwijsvoorziening te worden ingeschreven. Met toestemming kan er in samenspraak met het samenwerkingsverband gekeken worden of er alsnog mogelijkheden zijn om passend onderwijs te bieden.
Artikel 15, melding aan Raad voor Kinderbescherming: de instructie sluit aan op de plicht die in de Leerplichtwet is opgenomen en heeft betrekking op de zogenoemde strafrechtelijke melding. Daarnaast is het mogelijk om de Raad voor de Kinderbescherming te consulteren over de gewenste route; vrijwillig, civiel of strafrechtelijke aanpak van het schoolverzuim.
Artikel 16, melding aan het Jeugdbeschermingsplein: deze bepaling biedt de ambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Jeugdbeschermingsplan. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding. In de voorlaatste zin is aangegeven dat “in beginsel” mededeling aan de ouders wordt gedaan. Met deze woordkeuze is bedoeld dat een uitzondering op het doen van deze mededeling mogelijk is, maar dat dit wel een bewuste motivering vereist.
Richtlijnen voor het melden van jeugdigen aan het Jeugdbeschermingsplein:
Artikel 17, melding aan Veilig Thuis: de bepaling biedt de leerplichtambtenaar expliciet de mogelijkheid om in gevallen waar hij dat wenselijk acht contact op te nemen met het Veilig Thuis. Het betreft hier de zogenoemde civiele melding.
Artikel 18 meldcode: op 1 juli 2013 is de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. Vanaf 1 januari 2019 is er een verplicht afwegingskader in stap 5 opgenomen. Deze meldcode geldt ook voor de leerplichtambtenaar. Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht. In dit artikel is vastgelegd op welke wijze de leerplichtambtenaar met de meldcode om dient te gaan en welke stappen er gezet moeten worden. Deze beschrijving is samengesteld aan de hand van het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Afwegingskader: onderdeel van de meldcode
Onderstaand figuur toont de vijf stappen uit de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Ter ondersteuning van de beslissingen in stap 5 is in stappen 4 en 5 een afwegingskader toegevoegd.
Er is een basisdocument Afwegingskader beschikbaar voor alle beroepsgroepen. Het onderliggende Afwegingskader is de uitwerking voor het Onderwijs, inclusief leerplicht en RMC.
In Stap 5 worden twee beslissingen genomen:
Het is van belang dat in stap 5 beide beslissingen in de genoemde volgorde worden genomen. De leerplichtambtenaar (dit kan de aandachtsfunctionaris zijn) vraagt zich op basis van signalen en het gesprek met ouders af of melden noodzakelijk is aan de hand van vijf afwegingsvragen. Vervolgens besluit deze of het bieden of organiseren van hulp tot de mogelijkheden van zowel de leerplichtambtenaar als de betrokkenen (ouders/verzorgers) behoort. Als melden volgens het afwegingskader noodzakelijk is, moet de tweede beslissingsvraag over eventuele hulp in overleg met betrokkenen en Veilig Thuis beantwoord worden. Melden is niet verplicht en kan ook anoniem.
Op 25 mei 2018 is de nieuwe privacywetgeving (AVG) van kracht geworden. De AVG is Europese wetgeving. De Nederlandse wetgeving, zoals de Leerplichtwet of de Wet meldcode, mag daarmee niet in strijd zijn, aangezien de AVG hogere wetgeving is. Het recht om dossier aan te maken en te melden bij Veilig Thuis is niet in strijd met de AVG, dus mag uitgevoerd worden.
Afwegingskader: Uitwerking van de vijf afwegingsvragen en beslissingen in stappen 4 en 5 van de meldcode voor het Onderwijs en Leerplicht/RMC .
Ik heb de stappen 1 t/m 3 van de Meldcode doorlopen en: A: op basis van deze doorlopen stappen is er geen actie nodig: dossier vastleggen en sluiten. B: ik heb een sterk vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Het bevoegd gezag van mijn school is op de hoogte (in geval het vermoeden door schoolmedewerker wordt geconstateerd). Ga verder naar afweging 2. |
Op basis van de stappen 1 t/m 4 van de Meldcode schatten wij als school (functionarissen en bevoegd gezag)/leerplicht in dat er sprake is van acute en/of structurele onveiligheid: A: NEE -> ga verder naar afweging 3. B: JA of twijfel -> direct (telefonisch) (anoniem) melding doen bij Veilig Thuis. De afwegingen hierna worden met Veilig Thuis doorlopen. |
Ben ik, of iemand anders in mijn school 1 of een ketenpartner 2 /ben ik als leerplichtambtenaar in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren en kan de dreiging voor mogelijk huiselijk geweld of kindermishandeling afgewend worden? A: NEE -> melden bij Veilig Thuis, die binnen 5 werkdagen een besluit neemt en terugkoppelt naar de melder. |
Aanvaarden de betrokkenen de hulp zoals in afweging 3 is georganiseerd en zijn zij bereid zich actief in te zetten? A: NEE -> melden bij Veilig Thuis. B: JA -> hulp in gang zetten, termijn afspreken waarop effect meetbaar of merkbaar moet zijn. Zo concreet mogelijk maken en documenteren. Speek af wie welke rol heeft en benoem casemanager. Spreek af welke taken alle betrokkenen en specifiek de casemanager heeft, zodat de verwachtingen voor iedereen helder zijn. Leg vast, voer uit en ga verder met afweging 5. |
Leidt de hulp binnen de afgesproken termijn tot de afgesproken resultaten ten aanzien van de veiligheid, het welzijn en/of het herstel van de direct betrokkenen? A: NEE -> melden bij Veilig Thuis. B: JA -> hulp afsluiten met vastgelegde afspraken over het monitoren 3 van de veiligheid van alle betrokkenen. |
BIJLAGE bij het afwegingskader: begrippen en definities
Algemene meldnormen (leidende principes t.b.v. afwegingskaders)
Het doen van een melding bij Veilig Thuis van mogelijk huiselijk geweld of mogelijke kindermishandeling is een professionele norm en als zodanig noodzakelijk:
Acute onveiligheid, structurele onveiligheid en disclosure
Artikel 19, melding aan Arbeidsinspectie: het verdient aanbeveling om af en toe contact te hebben met de regionale directie van de Arbeidsinspectie over de informatie-uitwisseling en het toezicht op arbeid door jongeren (de mogelijkheden tot werken voor jongeren in de Arbeidstijdenwet zijn afgestemd op die in de Leerplichtwet; de gebruikte termen wijken af: een kind is een persoon jonger dan 16 jaar; een jeugdige werknemer is een persoon van 16 of 17 jaar).
Artikel 20 melding aan de sociale verzekeringsbank: met de wijziging van de algemene wet Kinderbijslag heeft de leerplichtambtenaar per 1 januari 2010 een nieuw handhavingsinstrument voor 16 en 17 jarigen. Indien er sprake is van ernstig schoolverzuim (16 uur ongeoorloofd verzuim in een periode van 4 weken) heeft de leerplichtambtenaar naast zijn huidige instrumentarium de mogelijkheid om een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) met de mededeling dat de Leerplichtwet niet wordt nageleefd. Deze melding kan voor de SVB, uitvoerder van de AKW, aanleiding zijn de kinderbijslag voor het betreffende kind stop te zetten. De AKW stelt eisen aan de dagbesteding van kinderen van 16 en 17 jaar. Dezelfde regels gelden voor wezen van 16 en 17 jaar. Voor wezen is wel een overgangsregeling opgenomen. Iemand die voor 1 oktober 2009 de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt valt nog onder de oude wetgeving. De melding bij de SVB wat betreft een jongere die een wezenuitkering ontvangt is mogelijk per 1 april 2010.
Het doen van een melding aan de SVB moet gezien worden als een extra instrument dat ingezet kan worden door de leerplichtambtenaar om het verzuim van een 16 of 17 jarige leerplichtige te laten eindigen. In bepaalde situaties kan er een melding bij de SVB plaatsvinden voordat er een proces-verbaal wordt opgemaakt. Er zijn ook situaties denkbaar waarbij de melding aan het SVB en het opmaken van een proces-verbaal gelijktijdig plaatsvindt.
Dit instrument kan een bijdrage leveren aan een vermindering van het aantal processen-verbaal. Het feit dat een gezin (tijdelijk) geen kinderbijslag ontvangt voor het kind dat de Leerplichtwet overtreedt, zal eraan bijdragen dat de druk op de jongere verhoogd wordt om zijn schoolverzuim te beëindigen. Hierdoor zal een proces-verbaal in een aantal zaken niet meer nodig zijn.
Het uiteindelijke doel is dat de jongere naar school gaat. Ouders en jongere kunnen het stopzetten van de kinderbijslag voorkomen door alsnog aan de verplichtingen van de Leerplichtwet te voldoen. Doordat de SVB altijd achteraf de kinderbijslag uitbetaalt (drie maanden na vaststelling van het recht op die kinderbijslag) is er ook in administratieve zin ruimte om het stopzetten van de kinderbijslag te voorkomen. Er is dus een herstelmogelijkheid. De strafrechtelijke route kent deze herstelmogelijkheid niet. Een proces-verbaal kan niet meer teruggetrokken worden door de leerplichtambtenaar, ook al gaat de jongere inmiddels weer naar school. De rechter bepaalt dan welke sanctie hij nodig acht.
Schoolverzuim door een 16 of 17 jarige
De school constateert in eerste instantie het verzuim. Verzuim tot 16 uur in een periode van 4 weken mag een school melden, is er sprake van 16 uur verzuim of meer in een periode van 4 weken dan moet de school het verzuim melden.
De school meldt het schoolverzuim bij het Register Onderwijsdeelnemers van de DUO. De school geeft daarbij aan welke actie zij zelf onderneemt, of dat de inzet van de leerplichtambtenaar onmiddellijk vereist is. Inzet van de leerplichtambtenaar kan al plaatsvinden vanuit de preventieve gedachte als er nog geen sprake is van verzuim meer dan 16 uur per 4 weken. Denk bijvoorbeeld aan een leerplichtige die regelmatig te laat komt.
Kennisgeving vermoedelijk ongeoorloofd verzuim
Leerplicht ontvangt van het Register Onderwijsdeelnemers DUO een verzuimmelding. Leerplicht neemt contact op met de school en stemt af welke stappen er genomen worden. Is het verzuim gestopt dan onderneemt de leerplichtambtenaar niets. Duurt het verzuim, ondanks de acties van de school, voort dan onderneemt de leerplichtambtenaar actie.
Onderzoek naar de reden van verzuim in het kader van de kwalificatieplicht
De leerplichtambtenaar roept de ouder(s) (en de leerplichtige ouder dan 16 jaar) op voor een gesprek. De leerplichtambtenaar onderzoekt de oorzaak van het verzuim. De consequenties van het verzuim worden toegelicht en er worden schriftelijke afspraken gemaakt voor het vervolg. Daarbij zijn 3 mogelijkheden:
Een leerplichtige moet naar school, ouder(s) zijn hier volgens de Leerplichtwet verantwoordelijk voor totdat een jongere 18 jaar is, of een startkwalificatie heeft behaald, tenzij er sprake is van een vrijstelling. De leerplichtambtenaar benadrukt in zijn gesprek met ouder(s) en jongere. De leerplichtambtenaar onderzoekt in hoeverre de ouder(s) (mede)verwijtbaar zijn aan het verzuimgedrag van hun kind. Er moet bij melding aan de SVB onderscheid worden gemaakt tussen verwijtbaarheid van en medewerking door ouders.
Verwijtbaarheid: Zodra een jongere niet op school is neemt de school contact op met de ouders om na te gaan wat de reden van afwezigheid is. Het is dan de verantwoordelijkheid van de ouders (en de jongere) om ervoor te zorgen dat, indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim, dit eindigt. Indien ouders niets ondernemen, na de melding van school, dan zijn de ouders verwijtbaar. Ondernemen ouders na de melding van school, diverse acties om hun kind op school te krijgen, dan zijn de ouders niet verwijtbaar. De jongere kan in deze situatie wel verwijtbaar zijn, omdat hij of zij ondanks de inspanningen van de ouders, toch blijft verzuimen.
Medewerking: Zodra de school de ouders heeft ingelicht over het verzuim van hun kind op school, is het de verantwoordelijkheid van de ouders om ervoor te zorgen dat hun kind weer naar school gaat. Indien het verzuim blijft voortduren zal de school en/of leerplichtambtenaar/RMC-medewerker met de ouders en de jongere afspraken gaan maken om het verzuim te laten eindigen. Als ouders en jongere zich aan de gemaakte afspraken houden dan werken zij mee om het verzuim te doen eindigen.
Een melding bij de Sociale verzekeringsbank kan een geëigend middel zijn om te stimuleren dat het schoolverzuim eindigt. Dit is afhankelijk van de verwijtbaarheid van ouders en/of jongere bij het verzuim maar ook van de medewerking die gegeven wordt aan het stoppen van het verzuim.
Hieronder staan deze situaties beschreven waarin melding bij de SVB kan worden gedaan:
Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders en jongere zijn verwijtbaar aan het ontstaan of het voortbestaan van het schoolverzuim. Ouders en/of jongere geven aan te willen meewerken aan afspraken, maar komen deze uiteindelijk niet na.
Nadat de school het verzuim heeft opgemerkt en dit heeft gemeld aan de ouders, stopt het verzuim niet. Ouders zijn niet verwijtbaar aan het ontstaan of voortbestaan van het schoolverzuim, maar de jongere wel. Ouders willen meewerken aan afspraken, maar de jongere niet. In eerste instantie zal er zorg worden ingezet om het verzuim alsnog te doen eindigen. Heeft deze inzet geen effect dan kan alsnog een melding bij de SVB worden gedaan.
Er wordt dus geen melding bij de SVB gedaan als ouders en jongere niet verwijtbaar zijn aan het ontstaan of voortbestaan van het verzuim en meewerken aan de afspraken om het verzuim te doen eindigen. Bijvoorbeeld een jongere die niet naar school gaat omdat hij op de wachtlijst voor een REC4 instelling is geplaatst, of een gediagnosticeerd depressieve jongere die daardoor niet in staat is om naar school te gaan. Uiteraard is het aanbieden van zorg in deze situatie wel aan de orde.
Als sprake is van ernstig schoolverzuim dat gevolgen moet hebben voor het kinderbijslagrecht, geeft de leerplichtambtenaar een signaal af aan de SVB. De SVB sluit aan bij het oordeel van de leerplichtambtenaar. Deze volgt het gemeentelijke beleid met betrekking tot spijbelen en schooluitval.1
Indien er een melding wordt gedaan aan de SVB dan zet de leerplichtambtenaar de volgende afspraken op papier, welke naar ouders en jongere verstuurd worden:
Een melding doen aan de SVB is geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De brief hoeft niet voorzien te worden van een bezwaar en beroepsprocedure.
De SVB stuurt na de melding van de leerplichtambtenaar een beschikking aan de ouder die bekend is als aanvrager van de kinderbijslag. De SVB stopt met betalen van de kinderbijslag per het kwartaal volgend op de datum van de melding door de leerplichtambtenaar.
Uiteraard kan een klant van de SVB het niet eens zijn met de maatregel, dan kan de klant bezwaar indienen bij de SVB. De leerplichtambtenaar die de melding heeft gedaan dat niet aan de vereisten in de Leerplichtwet wordt voldaan kan inde bezwaarprocedure worden gevraagd schriftelijke informatie te leveren. Eventueel kan de leerplichtambtenaar worden gevraagd zelf aanwezig te zijn bij de hoorzitting.
De leerplichtambtenaar neemt contact op met de SVB om de melding ongedaan te maken als ouders en/of jongere voldaan hebben aan de gestelde voorwaarden en het verzuim is geëindigd. Deze ongedaan making wordt schriftelijk bevestigd aan de ouders en jongere.
Artikel 21 melden Inspectie van het onderwijs: Door de wetswijziging van de Leerplichtwet 1969 krijgt de minister van Onderwijs per 1 januari 2012 de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen aan de directeur van een school of instelling. De bestuurlijke boete is een nieuwe sanctiemaatregel en kan worden opgelegd in gevallen waar een school volhardend bepalingen overtreedt. Voorheen was het de leerplichtambtenaar die de mogelijkheid had een proces-verbaal op te maken in dergelijke gevallen. De minister heeft de uitvoering bij de Inspectie van het Onderwijs neergelegd. Deze overtredingen kunnen gaan over:
het verlenen van verlof voor andere gewichtige omstandigheden dat voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verleend kan worden door de directeur. Indien verlof wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de leerplichtambtenaar van de woongemeente van de jongere, de directeur gehoord.
Alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen moeten aan de leerplichtambtenaar verstrekt worden.
Doet een school dit niet of onvoldoende, dan meldt de leerplichtambtenaar dit bij de inspectie. Vervolgens neemt de inspectie dit signaal mee in haar regulier toezicht op de school. Bij urgente signalen neemt de inspectie direct contact op met de school. De inspectie kan de directeur van de school of instelling een bestuurlijke boete opleggen.
Wat betekent dit voor een gemeente?
Voor ouders en leerlingen blijven de bevoegdheden van de leerplichtambtenaar als toezichthouder onveranderd. De werkwijze van de inspectie is risicogericht en afgestemd op de gemeente.
Voorheen had de leerplichtambtenaar de mogelijkheid een proces-verbaal op te maken wanneer de directeur van de school of instelling de Leerplichtwet overtrad. De keus om de signalering naar de Inspectie bij de leerplichtambtenaar neer te leggen is hierdoor voor de hand liggend.
Voor een eventuele signalering aan de Inspectie dienen eerst gesprekken ter verbetering van de situatie aangegaan te worden. Deze stappen worden in een dossier vastgelegd.
Dossiervorming is noodzakelijk voor een goede procesbegeleiding en de inhoud wordt bij signalering aan de Inspectie overgedragen.
De leerplichtambtenaar is veel in school aanwezig. Hij of zij mag enkel de administratie op aan/afwezigheid van leerlingen in zien indien er een vermoeden heeft van een strafbaar feit. Wanneer de leerplichtambtenaar waarneemt dat de school of onderwijsinstelling de Leerplichtwet niet naleeft, dan kan informatie en advies aan de school of onderwijsinstelling worden gegeven over een goede uitvoering of een verbetering van het verzuimbeleid van de school. Als de school of onderwijsinstelling ondanks het advies van de leerplichtambtenaar de Leerplichtwet blijft overtreden dan is dat aanleiding voor een signaal naar de Inspectie van het Onderwijs. De wijze waarop de signalen aan de Inspectie van het Onderwijs worden gegeven zijn opgenomen in dit artikel van de instructie.
Elk van de twee toezichthouders (leerplichtambtenaar en Inspectie van het Onderwijs) heeft de bevoegdheden, die titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent aan degenen die als toezichthouder zijn aangewezen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van de toezichttaak nodig is (5:13 Awb). Daartoe behoren het betreden van plaatsen en de inzage van gegevens en bescheiden. Uit dit systeem volgt dat de leerplichtambtenaar toegang heeft tot de school en inzage heeft in de administratie voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn eigen toezichttaak (dus jegens ouders en leerlingen) nodig is. De toezichttaak gericht tot scholen met bijbehorende bevoegdheden is bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. De leerplichtambtenaar heeft wel een natuurlijke oog- en oorfunctie waar het gaat om het handelen van scholen in het kader van de Leerplichtwet, de signaleringsrol.
Verstrekking van informatie aan andere overheidsorganen zoals de Inspectie van het Onderwijs, is toegestaan als gevolg van de Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (WJSG).
Artikel 22, jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC: de bevoegdheid, liever nog de plicht, tot het uitbrengen van een jaarverslag over het gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan (Leerplichtwet artikel 25) berust bij de burgemeester en wethouders. Uit de aard van deze bevoegdheid vloeit voort dat deze niet kan worden gemandateerd (zie Awb artikel 10:3, lid 1). Het is de taak van de leerplichtambtenaar om de nodige informatie voor het verslag te verzamelen, te ordenen en in de vorm van een voorstel te presenteren. Het verslag zal de kwantitatieve gegevens bevatten die aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moeten worden gemeld, maar tevens ingaan op het gevoerde beleid.
De wettelijke bepalingen van de RMC-regelgeving geven aan dat een effectrapportage moet worden opgesteld, die – krachtens artikel 36 van de regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaters– uiterlijk op 1 december bij de minister moet worden ingediend. In de bijlagen bij de Uitvoeringsregeling zijn de gegevens opgenomen die ten minste in de effectrapportage moeten worden opgenomen.
De in dit artikel genoemde data zijn wettelijke termijnen.
Artikel 23, samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC: in het artikel in de instructie is een “gematigd actieve” rol voor leerplichtambtenaar aangegeven: hij/zij neemt zo nodig het initiatief voor het overleg. Het genoemde aantal van drie overleggen per jaar is het minimum om elkaar tenminste van gezicht te kennen en dus te weten wie je bij een contact in de regio aan de telefoon krijgt. Een intensievere samenwerking zal in veel regio’s van groot belang zijn, omdat de leerling stromen gemeentegrens overschrijdend zijn.
De noodzaak is in ieder geval aanwezig als over deze onderwerpen nog geen regionale afspraken bestaan, of als uit de ervaringen blijkt dat de wel bestaande afspraken niet goed functioneren. De afstemming met het Openbaar Ministerie is ook van belang. Afhankelijk van de regionale situatie kan de officier van justitie een vaste of incidentele deelnemer aan het overleg zijn. In de instructie zijn de onderwerpen genoemd die in ieder geval onderwerp van regionaal overleg behoren te zijn. De agenda kan uiteraard (veel) uitgebreider zijn. In het derde lid zijn de punten genoemd waarover niet alleen gesproken moet worden (zoals bij de punten in het tweede lid), maar waarover ook duidelijke afspraken gemaakt moeten worden.
Omdat er tevens sprake is van de uitvoering van de RMC-taken, worden ook de onderwerpen die de wet aanduidt in het regionale overleg besproken.
Uiteraard zijn er ook de coördinerende taken, zoals:
Deze aan de wet ontleende opsomming kan uiteraard worden aangevuld met de onderwerpen waarover in de RMC-regio wordt gesignaleerd dat bespreking gewenst is.
De contactgemeente is wettelijk verantwoordelijk voor de coördinatie het regionaal bestuurlijk overleg. Intern zullen zij moeten afspreken wie daaraan deelneemt.
Artikel 25, samenwerking met diensten en instellingen: het is de bedoeling om een actuele lijst van samenwerkingspartners te hebben. Gekozen is voor de vormgeving in een bijlage, maar opsomming in de instructie is ook denkbaar. In deze lijst horen de scholen en instellingen, de instanties die met jeugdzorg te maken hebben, de strafrechtelijke instanties en de instanties die met arbeid te maken hebben. Deze instellingen en diensten behoren geïnformeerd te worden over deze instructie. Zij horen ook tot de kring die het jaarverslag ontvangt.
Artikel 26, beleidsontwikkeling: in het eerste lid is voorzien dat de ‘eigen’ gegevens op systematische wijze worden verzameld en verwerkt, zodat het regionale en het lokale beleid mede daarop gebaseerd wordt. De beleidscyclus wordt daarmee in belangrijke mate gediend.
Het tweede lid heeft betrekking op de verwerking van ontwikkelingen die zich buiten de eigen regio voordoen in het regionale en landelijke beleid. Daarbij moet uiteraard worden gedacht aan het leerplichtbeleid in strikte zin, maar ook ontwikkelingen in het onderwijs, in de jeugdzorg en dergelijke behoren daartoe, en afhankelijk van de omstandigheden kunnen ook bijvoorbeeld ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid, de justitiële organisatie of de arbeidsmarkt van belang zijn.
Artikel 27, slotbepalingen: het eerste lid regelt dat alle betrokkenen op de hoogte worden gesteld van de instructie. Het tweede lid regelt de inwerkingtreding. Gekozen is voor 14 dagen na bekendmaking van het besluit dat een instructie is vastgesteld. Op dat moment wordt ook de ‘oude’ instructie voor de leerplichtambtenaar ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-211122.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.