Beleidsregels voor de aanpak van woonoverlast gemeente Kampen

De burgemeester van de gemeente Kampen,

gelezen het voorstel met kenmerk 31579-2023;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2.9 van de Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels voor de aanpak van woonoverlast gemeente Kampen

 

1. Inleiding

De ‘Wet aanpak woonoverlast’ is met ingang van 1 juli 2017 in werking getreden. De gemeenteraad heeft de burgemeester de bevoegdheid toegekend om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast een maatregel op te leggen aan de overlastgever. Dit is neergelegd in artikel 2.9 van de Algemene plaatselijke verordening Kampen 2001 (hierna: APV). In het tweede lid van artikel 2.9 is opgenomen dat de burgemeester beleidsregels opstelt over het gebruik van deze bevoegdheid.

2. Juridisch kader

De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang (of dwangsom) wegens overtreding hiervan wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent deze bevoegdheid uit met inachtneming van wat in de verordening – in dit geval de APV – is bepaald en wanneer de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Dit is vastgelegd in artikel 151d van de Gemeentewet. Op grond van artikel 151d van de Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon of personen die herhaaldelijk woonoverlast veroorzaken c.q. daarvoor verantwoordelijk zijn, de volgende maatregelen opleggen:

  • a.

    gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of dwangsom;

  • b.

    een tijdelijk huisverbod (ultimum remedium). Het verbod geldt voor een periode van 10 dagen en kan verlengd worden tot maximaal 4 weken.

 

De raad heeft vervolgens de burgemeester de bevoegdheid toegekend in artikel 2.9 van de APV om op te treden wanneer er sprake is van een overtreding hiervan.

 

Artikel 2.9 van de APV luidt:

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

 

Ernstige en herhaaldelijke hinder

De wetgever heeft de term ‘ernstige woonoverlast’ niet nader gedefinieerd en vooral beschreven aan de hand van voorbeelden van gedragingen die kwalificeren als (ernstige) woonoverlast. Het betreft daarmee een containerbegrip met in beginsel een ruim toepassingsbereik. Het is niet mogelijk om alle situaties van ernstige overlast limitatief op te sommen. Ditzelfde geldt voor de wijze waarop situaties van ernstige overlast met toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2.9 van de APV effectief kunnen worden aangepakt. Dit vergt maatwerk die zo goed mogelijk aansluit bij de omstandigheden van het geval.

 

Wel kan een vergelijking worden gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. Andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als ‘ernstige hinder zonder onderbreking’). De burgemeester geeft derhalve geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

3. Uitgangspunten

  • 1.

    Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks melden bij de gemeente. Het kan ook zo zijn dat de gemeente, de politie, een woningcorporatie of één van de samenwerkingspartners van de gemeente mogelijke situaties van ernstige woonoverlast signaleert of rapporteert.

  • 2.

    Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen kan daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Er moet immers sprake zijn van ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ als bedoeld in artikel 2:9 van de APV.

  • 3.

    Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van ‘ernstige woonoverlast’ in de zin van artikel 2:9 van de APV moet een dossier worden aangelegd dat onder meer klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten. Hierbij is het van belang dat er objectieve constateringen zijn van de politie of toezichthouders van de gemeente.

  • 4.

    Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde ‘ernstige woonoverlast’ zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen. Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).

  • 5.

    Gaat het om overlast vanuit een huurwoning? Dan is de woningcorporatie/ eigenaar leidend bij de aanpak van de overlast. Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt (bepalingen in huurcontract en een mogelijke procedure bij de rechter). Het onderscheid tussen een huur- en koopwoning kan derhalve van invloed zijn op de keuze voor een bepaalde aanpak of maatregel.

4. Handhaving en sanctionering

Wanneer sprake is van overtreding van artikel 2.9 van de APV geldt in beginsel de volgende opbouw van licht naar zwaar:

  • a.

    een ‘goed gesprek’ (bijvoorbeeld met de wijkagent of buurtbeheerder, via buurtbemiddeling of via mediation);

  • b.

    een schriftelijke waarschuwing door de burgemeester;

  • c.

    het opleggen van een gedragsaanwijzing door de burgemeester in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie door het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang;

  • d.

    het opleggen van een tijdelijk huisverbod.

5. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij de keuze voor een bepaalde maatregel op grond van dit beleid wordt te allen tijde afgewogen wat de noodzaak van de gekozen maatregel met het oog op de daarmee beoogde doel(en), afgezet tegen de aan de belangen van de betrokkene en de aanwezigheid van (andere) bijzondere omstandigheden.

6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregels voor de aanpak van woonoverlast gemeente Kampen’.

 

 

Aldus vastgesteld op 8 mei 2023.

De burgemeester van de gemeente Kampen,

S. de Rouwe

Naar boven