Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2020

De raad van de gemeente Zaanstad, gezien het voorstel van het college van 14-03-2023;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2020;

 

 

 

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

De begrippen algemeen gebruikelijke voorziening en professionele ondersteuner in artikel 1 worden gewijzigd en komen te luiden aldus:

  • -

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en met een inkomen op minimum niveau gedragen kan worden;

  • -

    professionele ondersteuner: iemand die beroepsmatig ondersteuning biedt en voldoet aan de (kwaliteits)eisen die daaraan gesteld zijn. Bij een persoonsgebonden budget (pgb) geldt dat de familie in de 1e en 2e graad niet wordt aangemerkt als professionele ondersteuning ondanks hun beroep.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van lid 4 wordt <maatwerkvoorziening> vervangen door <tegemoetkoming>.

  • 2.

    Sub 9 van lid 4 komt te luiden:

    • 9.

      Op de financiële tegemoetkomingen wordt jaarlijks de gemeentelijke prijsindex toegepast.

  • 3.

    In lid 8, onder 1, sub wordt <maatwerkvoorziening> vervangen door <tegemoetkoming>.

  • 4.

    Lid 8, onder 3, komt te luiden:

    • 3.

      Onder lokaal wordt tot 25 kilometer rondom de woning verstaan waarbij deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk is met maximaal 1500 kilometer naar rato per kalenderjaar.

 

C

Artikel 10, eerste lid, komt te luiden aldus:

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. Het ondersteuningsplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

 

D

Aan artikel 11, tweede lid, onder b, wordt een 4e sub toegevoegd die komt te luiden:

  • 4.

    wordt jaarlijks met de index van de zin-tarieven geïndexeerd.

 

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor:

      • a.

        collectieve woonvoorzieningen en woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

      • b.

        sportvoorzieningen en -hulpmiddelen;

      • c.

        bezoekbaar maken van een woning;

      • d.

        aanvullend openbaar vervoer;

      • e.

        rolstoel;

      • f.

        tijdelijke huisvesting;

      • g.

        begeleiding personen met een zintuiglijke beperking. Deze vrijstelling vervalt per 1 mei 2023. Voor cliënten die vóór 1 mei 2023 in aanmerking kwamen voor deze vrijstelling wordt een overgangstermijn gehanteerd van 1 jaar tot 1 mei 2024;.

      • h.

        Zorgmijders/zeer kwetsbare inwoners, die om gegronde reden, geen abonnementstarief kunnen betalen en zonder Wmo arrangement/voorziening in de toekomst een veel hogere inzet van hulp/kosten vragen;

      • i.

        ondersteuning van personen in de Hospice;

      • j.

        voor cliënten die de leeftijd van 23 jaar nog niet bereikt hebben, met uitzondering van personen in verblijf beschermd wonen;

      • k.

        voor vrouwen in de vrouwenopvang die als gevolg van aantoonbare lasten van de achtergelaten woning in een financieel onhoudbare situatie verkeren;

      • l.

        cliënten met een uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Participatiewet die in een instelling verblijven.

  • 2.

    Onder vernummering van de leden 3, 3.1, 3.2, 3.3, 4 en 5 tot de leden 4 tot en met 6 wordt een nieuw lid 3 toegevoegd dat komt te luiden:

    • 3.

      De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt. Voor de onderhoudsplichtige ouders die vóór 1 mei 2023 in aanmerking kwamen voor de voorziening, maar geen eigen bijdrage kregen opgelegd, wordt een overgangstermijn gehanteerd van 1 jaar tot 1 mei 2024.

  • 3.

    Het tot lid 4 vernummerde lid komt te luiden:

    • 4.

      De bijdrage als bedoeld in artikel 4.1 en 4.2. is afhankelijk van het verschil tussen het inkomen en het bedrag aan zak- en kleedgeld, zoals vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet, alsmede een bedrag i.v.m. de standaardpremie, bedoeld in de Wet op de zorgtoeslag.

  • 4.

    Het tot lid 5 vernummerde lid komt te luiden:

    • 5.

      Voor het gebruik van de maatwerkvoorziening collectief vervoer is de cliënt een op het voor deze regio van toepassing zijnde OV-tarief (opstarttarief en kilometerbijdrage) bijdrage verschuldigd aan de aanbieder. Op deze bijdrage is jaarlijks de OV-indexering van toepassing.

 

F

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste € 50 en wordt door het college vastgesteld.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 mei 2023.

 

Aldus besloten in de raadsvergadering van 06-04-2023.

Naar boven