Eerste wijziging beleidsregels handhaving Alcoholwet en aanverwante regelgeving 2021

 

DE BURGEMEESTER VAN ARNHEM,

 

overwegende dat:

 

- in Arnhem de “Beleidsregels handhaving Alcoholwet en aanverwante regelgeving 2021” (hierna: het beleid) van kracht zijn;

- de burgemeester hierin aangeeft hoe hij omgaat met zijn bevoegdheden ten aanzien van de horeca in Arnhem, zoals genoemd in de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen en de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem (hierna: APV);

- het vanwege een recente aanpassing van de APV, actuele jurisprudentie over het begrip “slecht levensgedrag” en vanwege nieuwe inzichten wenselijk is het beleid te actualiseren;

- er bovendien voor gekozen wordt om onderscheid te maken in de wijze van handhavend optreden in enerzijds de gevallen waarin leidinggevenden voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend niet meer voldoen aan de wettelijke eisen en anderzijds de overige leidinggevenden die niet meer aan de wettelijke eisen voldoen;

 

gelet op de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen, de APV en artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

 

I. Wijzigingen

  • A.

    De inhoudsopgave van het beleid wordt gewijzigd, onder verwerking van de onder B, D, H en J van dit wijzigingsbesluit genoemde gewijzigde kopteksten.

  • B.

    De koptekst “Slecht levensgedrag en/of openbare orde risico” wordt vervangen door de volgende koptekst: “Slecht levensgedrag Alcoholwet”

  • C.

    Na de koptekst genoemd onder B van dit besluit wordt de tekst “De Afdeling ….. moeten zijn” vervangen en komt als volgt te luiden:

 

“De burgemeester moet bij een geval waarin hij van mening is dat een leidinggevende van een horecabedrijf “in enig opzicht van slecht levensgedrag is”, dit goed motiveren. Dit oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1493. Wanneer deze eis niet is uitgewerkt in (beleids-)regels of een ander beleidsstuk en de burgemeester een betrokkene zijn levensgedrag in een concreet geval wil tegenwerpen, dan moet de motivering van een (weigerings- of intrekkings-)besluit voldoen aan de volgende drie eisen:

Relevantie: de burgemeester motiveert waarom de feiten en omstandigheden die aan zijn oordeel ten grondslag liggen relevant zijn voor het uitoefenen van een horecabedrijf.

Evidentie: de burgemeester geeft aan hoe de beoordeelde had kunnen weten dat hij, gezien de feiten en omstandigheden, niet aan de voorwaarde voldoet.

Evenredigheid: de toepassing van de eis mag niet verder strekken dan nodig (geringe feiten niet meewegen, niet te ver terug in de tijd kijken). De burgemeester moet aangeven waarom de feiten en omstandigheden voor de weigering of intrekking niet gering zijn en waarom zij (ondanks tijdsverloop) nog steeds iets zeggen over de betrouwbaarheid van de betrokkene bij het op een verantwoorde manier uitoefenen van een horecabedrijf.

 

Van belang is om voor ogen te houden welk doel de eis dient dat betrokkene niet “in enig opzicht van slecht levensgedrag is”. Het doel is te waarborgen dat de exploitatie van de organisatie op een wijze plaatsvindt die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Hierin ligt besloten dat het om eerder getoond gedrag gaat dat in het licht van deze motieven niet past bij de verantwoordelijkheid die op een leidinggevende van een horecabedrijf rust.

 

Voor de beoordeling of in een bepaald geval een leidinggevende aan de eis voldoet, hanteert de burgemeester een terugkijkperiode van vijf jaar. Wanneer zich in die periode feiten hebben voorgedaan kijkt de burgemeester ook naar de feiten in het verdere verleden om te bezien of er sprake is van een bepaald gedragspatroon. Een (her)beoordeling kan ook plaatsvinden na afgifte van een vergunning, wanneer er signalen binnenkomen waaruit volgt dat een leidinggevende “in enig opzicht van slecht levensgedrag is”. In dat geval is de burgemeester bevoegd de betreffende vergunning in te trekken.”

 

D. Na de alinea met opsomming “In ieder … een hakbijl.” wordt de volgende tekst toegevoegd:

 

“In aanvulling op de reeds genoemde voorbeelden van gedragingen betrekt de burgemeester in zijn beoordeling ook andere gedragingen die een negatieve impact hebben op de verantwoordelijkheid die rust bij een leidinggevende van een horecabedrijf. Denk daarbij in ieder geval aan: wapenbezit en – gebruik, zedendelicten, deelname aan een criminele organisatie, bedreiging, fysiek handelen/geweld tegen medewerkers van politie en toezichthouders, alcohol gerelateerde feiten (zoals rijden onder invloed, openbaar dronkenschap), drugs-gerelateerde feiten (drugshandel, drugsproductie, voorbereidingshandelingen), mensenhandel en uitbuiting, heling, overtredingen van de Alcoholwet, overtredingen van de Wet op de kansspelen, ordeverstoringen, vermogens- en economische delicten, witwaspraktijken en valsheid in geschrifte. Het betreft hier veelal strafbare of beboetbare feiten. Al kan het ook gaan om andere gedragingen die alleen bestuursrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd. “

 

Slecht levensgedrag en aantoonbaar risico openbare orde (APV)

In de APV geldt een nadere eis ten aanzien van het intrekken van een exploitatievergunning in geval van slecht levensgedrag van een exploitant of beheerder. Daarover staat in artikel 2.3.1.9, tweede lid, onder g APV, het volgende:

“2. De burgemeester kan de vergunning intrekken, indien:

f. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is en daardoor een aantoonbaar veiligheids- of gezondheidsrisico of een aantoonbaar risico voor de openbare orde;”

 

Een soortgelijke bepaling geldt ook voor het weigeren van een gevraagde exploitatievergunning.

 

Het aantoonbaar maken van een risico voorafgaand aan het ingrijpen in de bedrijfsvoering van een ondernemer en daarmee in de baanzekerheid van zijn personeel past in de lijn van de uitspraken van de Afdeling die intensiever rechterlijk toetst als een besluit ernstige nadelige gevolgen heeft voor de burger. De burgemeester moet het belang van de openbare orde goed kunnen afwegen tegen de gevolgen van zijn ingrijpen voor de burger, en het aantoonbaar zijn van risico's draagt volgens de gemeenteraad van Arnhem bij aan een goede afweging.”

 

E. In de zin “Per geval … openbare orde” wordt na de woorden “van een” het woord “aantoonbaar” ingevoegd.

 

F. De zin “In ieder …. daarvan sprake” komt te vervallen.

 

G. Aansluitend aan de zin “Per geval …. openbare orde” wordt de volgende zin toegevoegd:

“Voor de onderbouwing of een exploitant of beheerder “in enig opzicht van slecht levensgedrag is” wordt betrokken hetgeen aangegeven in het beleid onder “Slecht levensgedrag Alcoholwet”.”

 

H. Voorafgaand aan de zinnen “Bovendien kan … zich voordoet” wordt de volgende koptekst toegevoegd:

“Intrekking vergunning als drie keer in twee jaar gemelde leidinggevende is geweigerd”

 

Na de alinea “Bovendien kan … zich voordoet” wordt de volgende zin toegevoegd:

“Een soortgelijke intrekkingsbepaling is er ook voor de exploitatievergunning (artikel 2.3.1.9, tweede lid, aanhef en onder g, APV).”

 

J. Voorafgaand aan de alinea “In het … worden aangetast”.” wordt de volgende koptekst toegevoegd:

“Intrekken vergunning, sluiten inrichting i.v.m. openbare ordeverstoring”

 

K. Aan het slot van de zin “Na ontvangst … de Alcoholwetvergunning”, worden voorafgaand aan de punt de volgende woorden ingevoegd:

“of te besluiten de sluiting op te heffen”

 

L. In rij drie, kolom twee van de eerste tabel, wordt na de woorden “Leidinggevenden van het horecabedrijf” de volgende tekst ingevoegd:

“, niet zijnde de personen voor wiens rekening en risico het horecabedrijf of slijtersbedrijf wordt uitgeoefend***,”

 

M. Na de eerste tabel, aansluitend aan de zin achter opsomming “**” wordt de volgende tekst toegevoegd:

“*** Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen de drie categorieën van leidinggevenden genoemd in artikel 1 van de Alcoholwet. Voor de eerste categorie geldt dat daartegen in beginsel wordt opgetreden conform artikel 31 van de Alcoholwet (intrekken vergunning). Voor categorie 2 en 3 leidinggevenden zoals genoemd in artikel 1 van de Alcoholwet wordt de lijn zoals weergegeven in bovenstaande handhavingstabel gevolgd.”

 

N. Na de tweede tabel wordt de volgende tekst toegevoegd:

 

“**** Ook in het geval van overtredingen van de hier niet genoemde verbodsbepalingen uit andere artikelen, kan bestuursrechtelijk handhavend worden opgetreden.”

 

II. Inwerkingtreding

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op de dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Arnhem, 3 april 2023,

De burgemeester van Arnhem,

A. Marcouch

Naar boven