Wijziging Bredaas Groenkompas

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 23 maart 2023 bijlage 2 van het Bredaas Groenkompas heeft gewijzigd. De raad heeft op 23 maart 2023 ook het volgende overgangsbeleid vastgesteld:

 

De Bredase groen- en parknorm zoals nader uitgewerkt in deze bijlage 2 is niet van toepassing op ontwikkelingen waarvoor ten tijde van het vaststellen van het Groenkompas, te weten 23 december 2021, reeds een voldoende concreet en toetsbaar concept-bestemmingsplan of een ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend bij het gemeentebestuur.

 

Inwerkingtreding

 

De wijziging wordt van kracht met ingang van de dag na bekendmaking

 

Rechtsmiddelen

 

Tegen het besluit tot wijziging van het beleid is geen bezwaar of beroep mogelijk.

Bijlage 2: natuurinclusief ontwikkelen in Breda

De gemeente Breda wil graag de eerste stad in een groen park zijn in 2030. Daarnaast hechten we er aan dat ruimtelijke ontwikkelingen geen negatief effect hebben op de stedelijke biodiversiteit maar deze juist versterken. Om dit te realiseren kiezen we voor het streven naar stadslandschappen als ecologische dragers voor Stad in een park.

 

Hierbinnen staan we de methodiek van Animal Aided Design (https://animal-aided-design.de) voor bij de integratie van biodiversiteit in ruimtelijke projecten. De methode biedt de volgende voordelen:

  • Veel ontwerpvrijheid en ruimte voor creativiteit en daardoor gebiedspecifieke oplossingen;

  • Daagt ontwerpers uit zich te verplaatsen in doelsoorten en bevordert daardoor natuurinclusieve mindset met nieuwe oplossingen voor faciliteren van biodiversiteit;

  • Sluit aan bij lokale ecologische potenties;

  • Neemt ecologische eisen van soorten als uitgangspunt bij het ontwerp;

  • (toekomstige) bewoners kunnen betrokken worden bij doelsoortkeuze;

  • Genereert per ontwikkeling een duidelijke meerwaarde voor biodiversiteit;

Om initiatiefnemers kennis te laten maken met een afgeleide van deze methodiek is de voorliggende handleiding ontwikkeld met bijbehorend soortenboek (in ontwikkeling). Hierin worden initiatiefnemers stap voor stap meegenomen in de voor Breda geldende methodiek. Door in beginsel vooral te sturen richting een keuze voor bepaalde doelsoorten waarvoor de gemeente de eisen heeft uitgewerkt (op te stellen soortenpaspoorten) kan men zich de methodiek eigen maken waarbij naar verwachting op termijn steeds minder gestuurd hoeft te worden.

 

1 Woongebieden

Regels voor ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied van Breda.

Onder een ontwikkeling wordt hier een bouwproject van tenminste vijf woningen binnen bestaand stedelijk gebied verstaan. Gebieden of gebouwen die een cultuurhistorische bescherming kennen zoals beschermd stadsgezicht of gemeentelijk dan wel Rijksmonument vergen een andere afweging. Waar de biodiversiteitsbelangen hier strijdig zijn met het erfgoedbeleid wordt naar maatwerk gezocht.

 

Algemeen

  • Minimaal 10% van de gevel is groen door begroeiing met klimplanten of andersoortige gevelbeplanting.

  • Bewoners krijgen de voorlichtingsfolder De natuur als goede buur (digitaal dan wel analoog).

  • Voortuinen worden voorzien van groene erfscheidingen, dit kunnen bijvoorbeeld strak gesnoeide meidoorn- of ligusterheggen zijn maar ook met klimop, klimrozen of andere klimplanten volledig (80%) bedekte hekwerken.

  • Gezonde volwassen inheemse bomen in het plangebied worden in beginsel gehandhaafd.

Oppervlakte groen binnen ontwikkelingen

  • 1.

    Grondgebonden woningen: Minimaal 20% van het plangebied wordt als (semi-)openbaar, voor aanpalende bewoners toegankelijk en zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht. Hiervan wordt de helft ingericht als biodiverse openbare ruimte. De invulling daarvan kan verschillen per gebiedstype (zie kaart 1 en tabel 1).

  • 2.

    Niet grondgebonden woningen: Minimaal 35% van het plangebied wordt als (semi)openbaar, voor aanpalende bewoners toegankelijk en zoveel mogelijk aaneengesloten groen ingericht. Hiervan wordt de helft ingericht als biodiverse openbare ruimte. De invulling daarvan kan verschillen per gebiedstype (zie kaart 1 en tabel 1).

  • 3.

    Niet-toegankelijke groene daken (bijvoorbeeld met zonnepanelen) mogen voor 20% worden meegeteld bij het vereiste groenoppervlak. (Semi-)openbare groene daken mogen voor 100% worden meegeteld.

  • 4.

    In het Centrum, zoals dat is aangeduid in de Omgevingsvisie Breda 2040, tellen groene gevels voor 100% mee.

 

Kaart 1: Ligging van de gebiedstypen

 

Tabel 1: onderscheiden gebiedstypen keuzemogelijkheden voor inrichting biodiverse openbare ruimte.

 

Toelichting bij 1 en 2

Om moverende redenen kan worden afgeweken van de norm wanneer de ontwikkeling in de directe nabijheid (max 200 meter lopen; de zogenoemde ‘pantoffelafstand’) van een omvangrijke bestaande of nog te realiseren groenvoorziening ligt (bijvoorbeeld een stadspark, bos, rivier of recreatiegebied).

Door de verhouding tussen het aantal grondgebonden en niet grondgebonden woningen te bepalen kan het percentage vereiste groene openbare ruimte uit de Bredase Groen- & Parknorm verrekend worden.

Als er sprake is van een zwaarwegend belang vanuit sociale veiligheid, hoeft de (semi-) openbaarheid van het groen niet gewaarborgd te worden

 

Natuurinclusiviteit

Per projectcategorie en gebiedstype (kaart 1) wordt een aantal (tabel 1) doelsoorten gekozen uit de doelsoortencatalogus (tabel 2). Het is mogelijk om eigen, niet genoemde, doelsoorten te kiezen. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van bijzondere of beschermde soorten in (de omgeving van) het plangebied zijn. In overleg met een van de stadsecologen kan dan bepaald worden welke ontwerpeisen voor deze soort(en) gehanteerd dienen te worden en in welke categorie de soort wordt ingedeeld. In de, op te stellen, doelsoortenbeschrijvingen wordt dieper ingegaan op de eisen die de soort stelt.

 

Hierbij geldt voor het Centrumlandschap voer maatregelen uit voor het volgende aantal doelsoorten:

  • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak of renovatie: 3 soorten rood

  • Nieuwbouw plangebied < 0,5 ha: 4 keuzesoorten rood plus 1 keuzesoort geel en 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied >0,5 ha < 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuzesoorten geel plus 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied > 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuze soorten geel, 1 keuzesoort groen.

Voor alle overige gebiedstypen (uitgezonderd bedrijventerreinen) geldt voer maatregelen uit voor het volgende aantal doelsoorten*

  • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak of renovatie: 3 soorten rood

  • Nieuwbouw plangebied < 0,5 ha: 4 keuzesoorten rood plus 1 keuzesoort geel en 1 keuzesoort groen

  • Nieuwbouw plangebied >0,5 ha < 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 2 keuzesoorten geel plus 2 keuzesoorten groen

  • Nieuwbouw plangebied > 2 ha: 4 keuzesoorten rood, 3 keuze soorten geel, 3 keuzesoorten groen (mens verplicht).

Tabel 2: Doelsoortencatalogus met voorbeeld maatregelen per categorie en leefgebied

 

 

2 Bedrijventerreinen

 

Ook op bedrijventerreinen zijn kans voor natuur. Door het efficiënt, vaak monofunctioneel ruimtegebruik en de grotere dynamiek onderscheiden ze zich van woongebieden. Hier is bij de soortkeuze rekening mee gehouden door te kiezen voor doelsoorten die zich goed kunnen handhaven in een dynamische ruderale omgeving.

 

  • Bepaal op de kaart in welk type gebied de ontwikkeling plaatsvindt.

  • Bepaal in welke projectcategorie de ontwikkeling valt.

    • Nieuwbouw op bestaand bouwblok

    • Nieuwbouw plangebied

  • Kies de doelsoorten in de doelsoortencatalogustabel. Het is mogelijk om andere doelsoorten te kiezen of toe te voegen. Een reden hiervoor kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van bijzondere of beschermde soorten in (de omgeving van) het plangebied zijn. In overleg met een van de stadsecologen kan dan bepaald worden welke maatregelen hiervoor vereist zijn en in welke kleurcategorie de doelsoort valt. Bij grote projecten < 1 ha verdient het de aanbeveling om vooraf met de stadsecoloog te overleggen over de doelsoorten.

  • Kijk bij de doelsoortbeschrijvingen voor meer exacte informatie over de maatregelen.

Nieuwbouw op bedrijventerreinen

  • Voer maatregelen uit voor de hieronder genoemde doelsoorten*

    • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak: 1 soort rood

    • Nieuwbouw : 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

Verplichtingen voor nieuwbouw op bedrijventerreinen

  • Minimaal 20% van de gevel van de bedrijfsgebouwen is groen door begroeiing met klimplanten of andersoortige gevelbeplanting.

  • Hekwerken en andere erfafscheidingen aan de voorzijde zijn begroeid met klimplanten of voorzien van strak gesnoeide heggen bestaande uit meidoorn, vuurdoorn, liguster of veldesdoorn. Ook een haagbegroeiing bestaande uit inheemse struiken voldoet.

  • Parkeerterreinen voor personeel en gasten zijn half verhard (tenzij krachtens milieuwetgeving verharding vereist is).

  • Volwassen inheemse bomen in het plangebied worden waar mogelijk gehandhaafd.

  • Minimaal 10% van een te ontwikkelen bedrijfskavel vanaf 1,0 ha is groen.

  • Groene daken (eventueel met zonnepanelen) mogen voor 20% worden meegeteld bij het vereiste groenoppervlak.

  • Voer maatregelen uit voor de hieronder genoemde doelsoorten*

    • Nieuwbouw op bestaand bouwvlak: 1 soort rood

    • Nieuwbouw : 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

Bij nieuw aan te leggen bedrijventerreinen is minimaal 15% (binnenstedelijk) of 25% (buitengebied) van het bedrijventerrein (privaat, semi-openbaar of openbaar) groen. Waar bedrijventerreinen gelegen zijn tussen woongebieden en het buitengebied voorzien ze in een aantrekkelijke robuuste groene openbaar toegankelijke recreatieve route tussen bebouwde kom en buitengebied. Voer hier ook maatregelen uit voor de hieronder (tabel 3) genoemde doelsoorten: 1 soort rood, 2 soorten geel, 2 soorten groen

 

Tabel 3: Doelsoortencatalogus met maatregelen per categorie en leefgebied

Naar boven