Verordening Jeugdhulp gemeente Alblasserdam 2022

 

Besluit van de raad van de gemeente Alblasserdam tot vaststelling van de Verordening Jeugdhulp Alblasserdam 2022.

 

De raad van de gemeente Alblasserdam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15-11-2022;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Alblasserdam;

overwegende dat:

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt; ouders worden geacht de tot hun gezin behorende jeugdige(n) dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning te bieden ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking;

  • 2.

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd;

  • 3.

    het op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is hieromtrent regels vast te stellen:

    • a.

      over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

    • b.

      over de afbakening Jeugdwet in relatie tot andere wetgevende kaders;

    • c.

      over de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • d.

      over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • e.

      over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet wordt vastgesteld;

    • f.

      voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet;

    • g.

      over de wijze waarop ingezetenen, waaronder in ieder geval jeugdigen of hun ouder(s), worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet;

    • h.

      ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden;

    • i.

      over onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk

 

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Alblasserdam 2022;

 

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

Algemene voorziening:

De vrij-toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 8, eerste lid van deze verordening, waarvoor het college geen beschikking afgeeft en die voorliggend is op individuele voorzieningen.

Andere voorziening:

Voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen, anders dan een voorziening in het kader van de Jeugdwet;

Draagkracht

Het vermogen dat iemand heeft om met vragen op één of meer levensgebieden om te gaan dan wel deze op te lossen.

Draagkracht bestaat in de eerste plaats uit de persoonlijke competenties van het individu. Naast deze persoonlijke competenties is ook het sociaal kapitaal van het individu van belang.

 

Draaglast

De mate waarin een individu of huishouden te maken heeft met tegenslagen op één of meer levensgebieden. Het meten van de draaglast van een inwoner vindt plaats aan de hand van de volgende acht levensdomeinen:

1. financiën (inclusief schulden);

2. tijdsbesteding (inclusief dagbesteding);

3. wonen/opvang;

4. veiligheid/huiselijk geweld;

5. lichamelijke gezondheid;

6. geestelijke gezondheid;

7. opvoeding/ouderschap;

8. onderwijs/scholing.

De draaglast is te groot als de eisen die gesteld worden naar het oordeel van het college groter zijn dan wat de persoon aan kan of denkt aan te kunnen.

Familiegroepsplan:

Als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

Hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

Gebruikelijke hulp

Hulp en zorg die naar algemeen aanvaarde maatstaven in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.

Individuele voorziening:

Een op de jeugdhulpbehoefte van de jeugdige of zijn ouder toegesneden, niet vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze verordening, waarvoor het college een beschikking afgeeft;

Jeugdhulp:

Als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

1.  ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

2.  het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; en

3.  het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking;

Jeugdhulpaanbieder:

1.  natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat, of de rechtspersoon die, bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college;

2.  solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet;

Jeugdige:

Persoon die:

1.  de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

2.  de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

3.  de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:

-  is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

-  vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of

-  is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is,

- als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, en die woonachtig is in de gemeente.

Jeugdprofessional:

Een medewerker van de Stichting Jeugdteams;

Jeugdteam:

Een op gebiedsniveau georganiseerd, multidisciplinair team van medewerkers van Stichting Jeugdteams dat de jeugdhulpvraag van de jeugdige of zijn ouder als algemene voorziening afhandelt;

Jeugdhulp op school (JOS):

JOS is een algemene voorziening die scholen in staat stelt jeugdhulp in de school te organiseren als onderdeel van de ondersteuningsstructuur door de deskundigheid van de jeugdhulp aanbieders hieraan toe te voegen. De betrokken jeugdprofessional (de poortwachter) kiest in overleg met het samenwerkingsverband, de jeugdige en diens ouders,een preferente jeugdhulpaanbieder.

Jeugdhulpvraag:

Behoefte van een jeugdige of zijn ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

Ouder: 

De gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder; als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

Pgb:

Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige, dat de jeugdige in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

Perspectiefplan:

Een perspectiefplan is een plan met daarin:

- een beschrijving en het doel van de behandeling met een beoogd resultaat, start- en einddatum, wat binnen het eigen netwerk kan worden opgepakt,

- de algemene gegevens van de jeugdige en zijn systeem,

- en de afspraken die zijn gemaakt over de inhoud van de jeugdhulp.

Dit plan is de basis voor de in te zetten jeugdhulp. De inhoud van het plan wordt in dialoog tussen de jeugdige en/of ouders en de professional ontwikkeld. Indien nodig wordt niet alleen een perspectiefplan gemaakt voor de jeugdige, maar voor het gehele gezin.

Kosteloze, onafhankelijke cliëntenondersteuning

Onafhankelijke ondersteuner met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

Woonplaats

  • 1.

    de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres, bedoeld in artikel 1.1, onder o, van de Wet basisregistratie personen, heeft;

  • 2.

    in geval een jeugdige verblijft bij een jeugdhulpaanbieder, pleegouder, in een instelling voor opvang of beschermd wonen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of in een justitiële jeugdinrichting als bedoeld in artikel 3a van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, of ingeval van jeugdhulp of jeugdreclassering in verband met het verblijf in een justitiële jeugdinrichting: de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan zijn verblijf zijn woonadres, bedoeld in artikel 1.1, onder o, van de Wet basisregistratie personen, had;

  • 3.

    in geval de woonplaats niet op grond van de onderdelen 1° en 2° kan worden vastgesteld of ingeval bij het in de basisregistratie personen opgenomen woonadres een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 2.26 van de Wet basisregistratie personen: de gemeente waar de moeder van de jeugdige ten tijde van diens geboorte als ingezetene was ingeschreven in de basisregistratie personen, of, indien dit niet kan worden vastgesteld, de gemeente waar de jeugdige werkelijk verblijft op het moment van de hulpvraag;

  • 4.

    in geval de woonplaats buiten Nederland is: de gemeente waar de jeugdige werkelijk verblijft op het moment van de hulpvraag.

 

Artikel 2. Zorgplicht college voor integrale toegang en intake

  • 1.

    Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen die daar om verzoeken:

    • a.

      kosteloos en op laagdrempelige wijze worden ondersteund bij het verhelderen van een mogelijke jeugdhulpvraag;

    • b.

      kosteloos worden voorzien van relevante informatie in begrijpelijke vorm ten aanzien van:

      • i.

        het gemeentelijk beleid en de wijze waarop uitvoering wordt geven aan de wettelijke taken in de Jeugdwet, en

      • ii.

        hoe de toegang tot de diverse voorzieningen is georganiseerd;

    • c.

      worden doorverwezen en -geleid naar de passende instanties voor verdere ondersteuning, en

    • d.

      dat degene die een melding, aanvraag of verzoek indient, wordt gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

  • 2.

    In het kader van de uitvoering van het eerste lid vindt verwerking plaats op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op verzoek van de betrokkene kunnen de relevante bevindingen op schrift worden gesteld en aan hem of haar ter beschikking worden gesteld.

 

Artikel 3. Afbakening Jeugdwet en Wet passend onderwijs

De afbakening tussen aanspraken op een voorziening op basis van de Jeugdwet en op basis van de Wet passend onderwijs is als volgt geregeld:

 

  • 1.

    Ondersteuning gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma dat primair gericht is op het leerproces, het behalen van onderwijsdoelen of om de jeugdige verder te helpen in de onderwijsontwikkeling, valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet.

  • 2.

    als een jeugdige recht heeft op ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs is deze wet voorliggend op de Jeugdwet en hoeft het college geen voorziening te treffen op grond van de Jeugdwet. Voorbeelden van ondersteuning vanuit de Wet passend onderwijs zijn educatieve dagbesteding en onderwijszorgarrangementen.

  • 3.

    Als de ondersteuning zoals beschreven in lid 1 en 2 mogelijk ook een bijdrage levert aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, is de gemeente niet verantwoordelijk voor die ondersteuning. 

  • 4.

    Als een jeugdige voor het behalen van onderwijsdoelen begeleiding en/of persoonlijke verzorging nodig heeft op school in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen, valt de ondersteuning onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Daarbij zijn algemene voorzieningen voorliggend op individuele voorzieningen.

  • 5.

    Als op basis van wettelijke bepalingen onduidelijk is of de hulpvraag valt onder de Wet passend onderwijs of onder de Jeugdwet, dan rust op het college een verplichting om tot een passende oplossing te komen voor de hulpvraag.

 

Artikel 4. Afbakening Jeugdwet en de Wet langdurige zorg

De afbakening tussen aanspraken op een voorziening op basis van de Jeugdwet en op basis van de Wet langdurige zorg is als volgt geregeld:

 

  • 1.

    Ondersteuning valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet als een jeugdige vanwege een somatische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap een blijvende behoefte heeft aan zorg én als de jeugdige blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig heeft:

    • a.

      ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de jeugdige en;

    • b.

      omdat jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen,

      • i.

        door fysieke problemen, of;

      • ii.

        door zware regieproblemen.

    • c.

      Er zijn geen mogelijkheden meer in de ontwikkeling van het kind.

  • 2.

    Ondersteuning die gezien voorgaande in ieder geval niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet valt, betreft:

    • a.

      logeeropvang voor jeugdigen met een indicatiebesluit Wet langdurige zorg;

    • b.

      verblijf in een instelling;

    • c.

      vervoer naar en van een locatie voor Wet langdurige zorg;

    • d.

      behandeling van psychische stoornissen, mitsdeze een integraal onderdeel uitmaken van de behandeling die vanuit de Wet langdurige zorg geboden wordt.

  • 3.

    Als jeugdige of zijn ouder(s) weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit op basis van de Wet langdurige zorg terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige recht heeft op een dergelijk besluit, dan weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

  • 4.

    Als een jeugdige met een besluit op basis van de Wet langdurige zorg een aanvraag indient voor behandeling voor een psychische stoornis, verleent het college een individuele voorziening jeugdhulp, mits de behandeling niet integraal onderdeel uitmaakt van de geboden behandeling vanuit de Wet langdurige zorg. 

 

Artikel 5. Afbakening Jeugdwet en Zorgverzekeringswet

De afbakening tussen aanspraken op een voorziening op basis van de Jeugdwet en op basis van de Zorgverzekeringswet is als volgt geregeld:

 

  • 1.

    Indien jeugdige medisch noodzakelijke zorg (incl. psychische stoornissen) nodig heeft, dan valt dit niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet en is er in dat kader geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet. Voorbeelden van zorg op basis van de Zorgverzekeringswet zijn (niet limitatief):

    • a.

      hulpmiddelenzorg;

    • b.

      ziekenvervoer;

    • c.

      zintuiglijke gehandicaptenzorg;

    • d.

      Palliatieve zorg.

  • 2.

    Als er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de problematiek van de jeugdige en daardoor zowel een vorm van zorg, op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, als een soortgelijke voorziening op grond van de Jeugdwet kan worden verkregen, verleent het college een individuele voorziening. 

  • 3.

    Persoonlijke verzorging voor jeugdigen die nodig is in verband met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop valt niet onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Persoonlijke verzorging die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen valt wel onder de jeugdhulpplicht van de Jeugdwet. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

  • 4.

    Jeugdhulp metverblijf valt niet onder de Jeugdwet als het enkel een medisch noodzakelijk verblijf betreft vanwege geneeskundige zorg of als het gaat om tijdelijk, kortdurend geneeskundig verblijf buiten de thuissituatie. Jeugdhulp met verblijf valt wel onder de jeugdhulplicht van de Jeugdwet als het een verblijf van jeugdige buiten de thuissituatie betreft, niet zijnde een ziekenhuisverblijf. Het college verleent alleen laatstgenoemde individuele voorziening, mits jeugdige daarvoor gezien zijn jeugdhulpvraag in aanmerking komt.

  • 5.

    Vaktherapie kan alleen worden ingezet vanuit de Jeugdwet als sprake is van een bijdrage aan de jeugdhulp en als geen alternatief beschikbaar is. Het maximaal aan uren behandeling dat vergoed wordt door de gemeente is 30. De behandelaar van een jeugdhulpaanbieder of medewerker van het jeugdteam moet advies geven voor vaktherapie als onderdeel van de totale behandeling. Als ouder(s) niet aanvullend verzekerd zijn, dan is de vergoeding maximaal 30 uur. Als ouder(s) wel aanvullend verzekerd zijn, dan moet het aantal uren dat via de zorgverzekering wordt vergoed worden afgetrokken van de maximale inzet van 30 uur.

 

Artikel 6. Afbakening Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

De afbakening tussen aanspraken op een voorziening op basis van de Jeugdwet en op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is als volgt geregeld. Als naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dan verleent het college geen voorziening op grond van de Jeugdwet, tenzij sprake is van een maatwerkvoorziening inhoudende begeleiding als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het betreft dan bijvoorbeeld (niet limitatief):

  • a.

    voorzieningen in de vorm van hulpmiddelen, woningaanpassingen en een gebarentolk;

  • b.

    een vervoersvoorziening om te kunnen reizen naar verschillende locaties, zoals sportvereniging en recreatieplekken;

  • c.

    een maatwerkvoorziening voor opvang, indien jeugdige met ouder(s) meekomt als een ouder de thuissituatie moet verlaten, vanwege bijvoorbeeld huiselijk geweld, mishandeling of een huisuitzetting.

 

Artikel 7. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

De afstemming tussen aanspraken op een voorziening op basis van de Jeugdwet en op basis van wet- en regelgeving inzake werk en inkomen is als volgt geregeld:

  • 1.

    Het college ziet erop toe dat stichting Jeugdteams, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen, financiële belemmeringen voor het slagen van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering vroegtijdig kunnen signaleren.

  • 2.

    Het college ziet er daarnaast op toe dat jeugdigen en hun ouder(s) waar nodig de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen krijgen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – om de financiële belemmeringen weg te nemen.

  • 3.

    Ook ziet het college erop toe dat er voorzieningen beschikbaar zijn op het terrein van arbeidsparticipatie van jonggehandicapten en draagt het college zorg voor voldoende mogelijkheden van loonkostensubsidies en beschut werk voor deze doelgroep op het moment dat zij 18 jaar worden.

 

Artikel 8. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Jeugdhulp uitgevoerd door het jeugdteam;

    • b.

      Behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie;

  • 2.

    De vormen van individuele voorzieningen die in ieder geval beschikbaar zijn, zijn opgenomen in Annex I bij deze verordening.

 

Artikel 9. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover die verwijzer van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. De jeugdhulpaanbieder dient zich bij het beoordelen van de jeugdhulpvraag na een verwijzing te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie en met de regels die daarover zijn neergelegd in de Verordening en/of nadere regels.

  • 2.

    Ook als een verwijzing zoals genoemd in het eerste lid aanwezig is, is het college niet verplicht jeugdhulp te vergoeden geleverd door een jeugdhulpaanbieder waarmee de gemeente geen contract- of subsidierelatie heeft, tenzij het college met de gecontracteerde of gesubsidieerde jeugdhulpaanbieders niet in staat is de bij de verwijzing passende jeugdhulp te laten leveren.

  • 3.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

 

Artikel 10. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

  • 2.

    Jeugdigen en ouders kunnen een jeugdhulpvraag melden bij het college. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de jeugdhulpvraag.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 11, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om binnen twee weken na ontvangst van bevestiging van de schriftelijke melding van de jeugdhulpvraag een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

 

Artikel 11. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, een en ander conform artikel 12, en

      • iv.

        voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, algemene voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;

    • c.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

 

Artikel 12. Draagkracht en draaglast

  • 1.

    Een gezonde draagkracht betekent dat ouders of andere huisgenoten onderling zorg kunnen dragen voor normale, dagelijkse hulp. Dit wordt gebruikelijke hulp genoemd. Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het gebruikelijk is dat ouders hun kinderen hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het college geen individuele voorziening jeugdhulp toe.

  • 2.

    Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het college in haar onderzoek (genoemd in artikel 11) de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het college bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, o.b.v. de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren en beschikbare voorliggende voorzieningen.

  • 3.

    Het college maakt voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht genoemd in het eerste lid en draaglast genoemd in het tweede lid een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties:

    • Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

    • Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 4.

    In kortdurende situaties neemt het college aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenotenmag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als het college op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.

  • 5.

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan kinderen is tot en met de leeftijd van 17 jaar in principe gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurende situaties.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van het onderzoek naar de balans tussen draagkracht en draaglast en de uitwerking daarvan.

 

Artikel 13. Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouder(s) vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 14. Verslag

Binnen 30 werkdagen na het onderzoek als bedoeld in artikel 11 verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag), tenzij zij ondubbelzinnig kenbaar hebben gemaakt geen verslag te wensen. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger worden aan het verslag toegevoegd.

 

Artikel 15. Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een melding voor een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Als het onderzoek als bedoeld in artikel 11 leidt tot een jeugdhulpvraag, dan stelt het college binnen zes weken na het laatste gesprek over de uitkomsten van dat onderzoek een perspectiefplan op. Bij de opstelling van het perspectiefplan wordt, bij de aanwezigheid daarvan, het familiegroepsplan betrokken. Een door de jeugdige of zijn ouder dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger ondertekend perspectiefplan wordt door het college als jeugdhulpvraag voor een individuele voorziening beschouwd.

  • 2.

    Het college geeft de beschikking binnen acht weken na ontvangst van de jeugdhulpvraag.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden aan de jeugdhulpvraag, voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en het afwegingskader bij een individuele voorziening.

 

Artikel 16. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1.

    Een algemene voorziening die passend en toereikend is, is voorliggend op een individuele voorziening. In elke individuele situatie moet eerst worden beoordeeld of een algemene voorziening passend en toereikend is voor de gestelde jeugdhulpvraag. Als dit zo is, komen jeugdigen en zijn ouder(s) niet in aanmerking voor een individuele voorziening. Dit geldt als de algemene voorziening:

    • a.

      daadwerkelijk beschikbaar is voor de jeugdige en/of de ouder(s);

    • b.

      passend en toereikend is voor de jeugdige en/of de ouder(s).

  • 2.

    Onverminderd dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, Gecertificeerde instellingen, de medisch specialist en de jeugdarts komt een jeugdige of ouder in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.

  • 3.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst en meest passende tijdig beschikbare voorziening. Als een jeugdige toch een duurdere voorziening wil die eveneens passend is, komen de meerkosten voor rekening van de jeugdige en/of zijn ouders/verzorgers. In dergelijke situaties zal, mits aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb wordt voldaan, de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een pgb gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

  • 4.

    Voor het bepalen van het soort individuele voorziening dat het college inzet, sluit dit aan bij de dienstomschrijvingen in de door of namens gemeente gesloten overeenkomsten met of verleende subsidiebesluiten aan jeugdhulpaanbieders voor het leveren van voorzieningen, waarbij:

    • de mogelijkheid voor het inzetten van ervaringsdeskundigheid altijd in overweging wordt genomen; en

    • in dialoog tussen de jeugdprofessional, de jeugdige en de ouder(s) een gezamenlijk beeld ontwikkeld is over de jeugdhulpvraag en de meest passende aanpak alvorens een keuze gemaakt wordt voor het soort individuele voorziening.

 

Artikel 17. Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

 

Artikel 18. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

 

Artikel 19. Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 8 van de Regeling Jeugdwet.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld voorstel waarin in ieder geval uiteen is gezet

      • i.

        welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, en

      • ii.

        indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • b.

      wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

      • i.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

      • ii.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige of zijn ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

    • c.

      waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura. De kostprijs kan nooit hoger zijn dan het laagste tarief (overeenkomst) dat de gemeente betaalt of bekostigingseenheid (subsidiebeschikking) die de gemeente vergoedt aan jeugdhulpaanbieders voor het leveren van de in de betreffende situatie adequate en minst kostbare voorziening in natura.

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk:

    • a.

      het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1°, bedraagt voor jeugdhulp verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende jeugdhulp door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling Jeugdwet, minimaal 100 % van het wettelijke minimumloon of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura, als noodzakelijk is om:

      • i.

        te verzekeren dat het budget de jeugdige of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp te betrekken of verlenen, en

      • ii.

        op gepaste wijze rekenschap te geven van de gezinssituatie

    • b.

      deze persoon heeft aangegeven dat het leveren van de jeugdhulp voor hem niet tot overbelasting leidt, en

    • c.

      tussenpersonen of belangbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen

    • a.

      ten aanzien van bepaling wie tot het sociaal netwerk behoort, de voorwaarden en de eisen aan de inzet van het sociaal netwerk

    • b.

      ten aanzien van de kwaliteitseisen van pgb.

 

Artikel 20. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekteen ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 19, derde lid, onder c.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

 

Artikel 21. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan 6 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.

 

Artikel 22. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 1.

    Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet en deze verordening.

  • 2.

    Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader van een melding gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft verkregen, ter zake waarvan de voor de uitvoering van het PGB ingeschakelde beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar.

  • 3.

    Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel van dit beleid is dat het college cliënten en betrokken derden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan.

  • 4.

    De aanvrager en ontvanger van de individuele voorziening en eventueel betrokken derden verstrekken aan het college alle medewerking en informatie die benodigd is voor het onderzoek als bedoeld in het vorige lid voor zover de medewerking redelijkerwijs gevorderd kan worden. Het college bepaalt hiervoor in de nadere regels een redelijke termijn.

  • 5.

    Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een voorziening en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van de voorziening en de wederzijds tussen het college en de jeugdige of zijn ouder resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 6.

    Het college kan ten aanzien van het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

 

Artikel 23. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    de kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 24. Kwaliteitseisen jeugdzorg

  • 1.

    Jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een persoonsgebonden budget individuele voorzieningen betrekken, zorgen voor een goede kwaliteit van individuele voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of ouders;

    • b.

      het afstemmen van individuele voorzieningen op andere vormen van hulp, zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van individuele voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard; en

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de individuele voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en derden waar de jeugdige via een persoonsgebonden budget individuele voorzieningen betrekken, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek conform artikel 3 Regeling Jeugdwet en het zo nodig in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) ter plaatse controleren van de geleverde individuele voorzieningen.

 

Artikel 25. Betrekken van verschillende doelgroepen bij de uitvoering van de verschillende wetten en het beleid

  • 1.

    Het college stelt jeugdigen en/of ouder(s) in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende de uitvoering van de Jeugdwet te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over deze verordening en beleidsvoorstellen en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de jeugdigen en/of ouder(s) kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

 

Artikel 26. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen omtrent jeugdhulp vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Dit is ingeregeld middels de Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Alblasserdam 2020 dd. 10-10-2020 en de daarin geregelde Adviesraad Sociaal Domein Alblasserdam.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. Dit is ingeregeld middels de Verordening algemene voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Alblasserdam 2020 dd. 10-10-2020 en de daarin geregelde Adviesraad Sociaal Domein Alblasserdam.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

 

Artikel 27. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid inzake de uitvoering van de Jeugdwet wordt narratief geëvalueerd. Dit betekent dat naast 'koude' kwantitatieve data over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening ook de 'warme' kwalitatieve data uit de praktijk worden meegenomen. Bij dit laatste gaat het om ervaringen van zowel cliënten als professionals.

  • 2.

    Ten behoeve van het kwantitatieve deel van de evaluatie verzamelt het college systematisch informatie over:

    • a.

      het aantal jeugdigen met jeugdhulp (totaal en per type jeugdhulp), de kosten van jeugdhulp (totaal, gemiddeld per cliënt, gemiddeld per type jeugdhulp);

    • b.

      het aantal verwijzingen (per type verwijzer);

    • c.

      de verhouding tussen Zorg in natura en pgb;

 

Artikel 28. Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in de Jeugdwet.

 

Artikel 29. Overgangsrecht

  • 1.

    Een recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Alblasserdam 2021 blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee die voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordeningen bedoeld in het eerste lid en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Alblasserdam 2021 wordt beslist met inachtneming van deze verordening zodra deze is vastgesteld.

 

Artikel 30. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van de bepalingen in deze verordening, wanneer toepassing van deze verordening of van de hieruit voortvloeiende nadere regels, wanneer toepassing ervan, leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 31. Intrekking vorige besluiten

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit wordt de Verordening Jeugdhulp gemeente Alblasserdam 2021, laatstelijk vastgesteld op 25-05-2021, ingetrokken.

 

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 01-01-2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Alblasserdam 2022.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Alblasserdam van 20-12-2022.

De griffier, de voorzitter,

I. de Gruijter , J.G.A. Paans

Naar boven