Gemeenteblad van Hellendoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2023, 189816 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hellendoorn | Gemeenteblad 2023, 189816 | beleidsregel |
Beleidsregels toepassing Wet bibob gemeente Hellendoorn
Nr. 2023-007774 Nijverdal, 18 april 2023
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
relevante bepalingen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Alcoholwet, de Aanbestedingswet 2012, de boeken 3 en 5 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Hellendoorn 2020 en de Drank- en horecaverordening gemeente Hellendoorn 2021;
dan wel andere specifieke wetgeving waar de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op van toepassing is verklaard;
voorkomen moet worden dat de gemeente Hellendoorn criminele activiteiten (indirect) faciliteert of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt;
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hierbij een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn;
de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur de gemeente Hellendoorn hierbij bestuurlijke beleidsruimte en keuzevrijheid geeft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
de inzet van een Bibob-onderzoek weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur moet worden genomen;
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Hellendoorn in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de Wet bibob, ook wel Bibob-onderzoek genoemd, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de Wet bibob. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregels;
integriteitsclausule: een beding in een (intentie)overeenkomst waarin een voorbehoud wordt gemaakt dat de gemeente een eigen onderzoek kan doen in het kader van de Wet bibob en dat, wanneer zich één van de situaties als bedoeld in artikel 9, derde lid Wet bibob voordoet, van de vastgoedtransactie kan worden afgezien, deze ontbonden of beëindigd kan worden zonder enige vorm van schadevergoeding of anderszins compensatie van kosten;
Artikel 2 Afwijking beleidsregels
Deze beleidsregels laten onverlet dat gemotiveerd afgeweken kan worden van de hierna volgende bepalingen indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een eigen onderzoek kan worden besloten.
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
Uitvoering van het eigen onderzoek zal plaatsvinden voor zover de aanvraag ziet op een beschikking als bedoeld in:
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer) en de aanvraag/betrokkene betrekking heeft op één van de in bijlage 1 genoemde risicocategorieën;
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo als de aanvraag betrekking heeft op één van de in bijlage 1 genoemde risicocategorieën én voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);
Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaatsvinden als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Landelijk Bureau Bibob informatie komt, dan wel vanuit het OM, informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet bibob wordt verstrekt, waarin duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob:
Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking, wanneer deze aanvragen niet genoemd zijn in deze beleidsregels, plaatsvinden wanneer uit ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Landelijk Bureau Bibob informatie dan wel vanuit het OM informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet bibob wordt verstrekt, waarin duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob. Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de Wet bibob) door de gemeente Hellendoorn bij het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.
Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).
Artikel 4 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen
De gemeente Hellendoorn kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen, indien:
Artikel 5 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
De gemeente Hellendoorn gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.
Voor zover blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente Hellendoorn bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden of een vergunning gedeeltelijk weigeren of intrekken. Dit is gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
De gemeente Hellendoorn heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. De gemeente Hellendoorn kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de gemeente Hellendoorn de beschikking intrekken.
Artikel 6 Toepassingsbereik bij subsidies
De gemeente Hellendoorn kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie overeenkomstig het bepaalde in titel 4.2 van de Awb, indien:
er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Landelijk Bureau Bibob informatie dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de Wet bibob wordt verstrekt, waarin duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derden als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 8 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De gemeente Hellendoorn heeft in vastgoedovereenkomsten standaard een integriteitsclausule opgenomen waarin staat dat deze beleidsregels van toepassing zijn en op grond van artikel 5a van de Wet bibob advies kan worden gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob. De vastgoedovereenkomst kan worden ontbonden, opgezegd, vernietigd of opgeschort ingeval van gevaar op misbruik ervan zoals bedoeld in artikel 9, derde lid van de Wet bibob. Met een vastgoedovereenkomst wordt bedoeld een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak, in de zin van artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek, met als doel:
de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt of zal verhuren; of
Artikel 9 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 van de Wet bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Landelijk Bureau Bibob gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
Artikel 10 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten
De gemeente Hellendoorn kan de Wet bibob in beginsel toepassen bij overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, indien:
er sprake is van een SAS-dienst (een sociale en specifieke dienst), gericht op zorg zoals bedoeld in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die worden ingekocht door rechtspersonen met een overheidstaak via een (semi-)open house- of toelatingsprocedure op grond van artikel 1, vierde lid, sub b van de Wet bibob; of
op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob (artikel 11 of 11a van de Wet bibob) of uit het Bibob-register en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet bibob (OM-tip) en/of informatie verkregen van één of meer partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente Hellendoorn, alvorens tot gunning over te gaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Wet bibob en/of het Bibob-register kan raadplegen.
Artikel 11 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten
In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht kan de gemeente een overheidsopdracht niet gunnen, indien de betrokkene heeft nagelaten:
de op grond van artikel 12 van de Wet bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Landelijk Bureau Bibob gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
In deze bijlage zijn risicocategorieën opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat er in deze categorieën middels activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.
Deze risicocategorieën zijn tot stand gekomen na een regionale en lokale afweging waarbij is gekeken naar reeds bestaand beleid (horeca, seksinrichtingen, coffeeshops etc.) en naar de activiteiten die door een bepaalde categorie/branche worden uitgevoerd waarbij bijvoorbeeld contante betaling mogelijk/gebruikelijk is (zoals: tattooshop, zonnestudio etc.) en welke laagdrempelig zijn om op te starten (bijvoorbeeld geen specifieke diploma's benodigd). Daarnaast is rekening gehouden met specifieke keuzes vanuit de wetgever om branches vergunningplichtig te maken (bijvoorbeeld activiteiten waarvoor nu een omgevingsvergunning beperkte milieutoets moet worden aangevraagd). De ervaring vanuit het RIEC en de gemeente zijn ook meegenomen bij het aanwijzen van de risicocategorieën (zoals: zorgbureaus en huisvesting arbeidsmigranten).
Om de Wet bibob toe te passen dient er sprake te zijn van een beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke handeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie). Het benoemen van onderstaande risicocategorieën betekent dus niet dat voor deze activiteiten ook altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet bibob valt, zal er dus ook geen Bibob-onderzoek kunnen plaatsvinden. Een concreet voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld een kapper. Deze activiteit is op zichzelf niet vergunningplichtig en als er geen andere vergunningplichtige activiteiten gaan plaatsvinden of een privaatrechtelijke overeenkomst wordt aangegaan, kan de Wet bibob niet worden toegepast. Het enkele feit dat een activiteit als risicocategorie is aangewezen, maakt deze activiteit dus niet meteen vergunningplichtig.
Wanneer er door een initiatiefnemer een (voorgenomen) project wordt ingediend, waarbij één of meerdere van onderstaande activiteiten zal gaan plaatsvinden, zal dus gekeken moeten worden of hier activiteiten plaatsvinden waarvoor een beschikking zal moeten worden afgegeven (die onder de werking van de Wet bibob valt) of dat er een vastgoedovereenkomst of overheidsopdracht zal worden aangegaan.
Deze beleidsregels zijn zo opgesteld dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een alcoholvergunning wordt aangevraagd, dan is het wenselijk om al bij de kavelverkoop een eigen onderzoek te starten. Dit voorkomt dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst.
Belangrijk hierbij is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijke eindgebruiker/betrokkene is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn, bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel, die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert, een andere partij is dan de gebruiker van het hotel, die de alcoholvergunning aanvraagt.
Bovenstaande opsomming van risicocategorieën kan aangepast worden indien ontwikkelingen of nieuwe inzichten hiertoe aanleiding geven.
Bijlage 2 Toelichting toepassing Wet bibob in Hellendoorn
De Wet bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast. Door de inzet van de Wet bibob wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.
De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze (deels) te weigeren, (deels) in te trekken, voorschriften te verbinden of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.
Het centrale artikel in de wet is artikel 3, eerste lid. Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.
"Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3, zesde lid van de Wet bibob:
"Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze ten minste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit." Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping.
Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.
Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen op vergelijkbare gronden als bedoeld in artikel 3 (a- en b-grond) worden ontbonden, opgeschort of kunnen aanleiding geven om geen overeenkomst aan te gaan of onderhandelingen af te breken, mits dit in de specifieke overeenkomsten is geregeld.
Uitgangspunten Wet bibob algemeen:
De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de wet. Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren en/of een vergunning/subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.
Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risico gestuurde wijze van toetsen. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatiegestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-onderzoek onderworpen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van het eigen onderzoek, evenredig zijn aan de mate van gevaar.
Het is belangrijk dat het bestuursorgaan de genomen beslissing goed motiveert en dat deze evenredig is. Dit is de vaste lijn in de jurisprudentie. Voorkomen moet worden dat er onnodige nadelige gevolgen zijn voor de betrokkenen van een nadelig besluit in de zin van de Wet bibob. Er moet maatwerk worden toegepast en alle betrokken belangen moeten worden afgewogen. De evenredigheidstoets, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze in de ‘Harderwijk-uitspraak’ (ECLI:NL:RVS:2022:285) heeft geformuleerd, geldt voor alle besluiten waarbij een bestuursorgaan beleidsruimte heeft. Dus ook bij besluiten die op de Wet bibob en deze beleidsregels zijn gebaseerd. Het bestuursorgaan kan bijvoorbeeld een vergunning weigeren of intrekken als er sprake is van een ernstig gevaar in de zin van artikel 3, eerste lid van de Wet bibob, maar kan niet volstaan met deze conclusie. Op grond van artikel 3:4, tweede lid van de Awb moet de evenredigheid van het besluit worden beoordeeld. De drietraptoets speelt daarin een belangrijke rol: geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. De uitkomst van het goed toepassen van de evenredigheidstoets kan tot gevolg hebben dat er bijvoorbeeld voorschriften worden verbonden aan de vergunning of deze deels wordt geweigerd/ingetrokken. Deze voorschriften moeten gericht zijn op het wegnemen of beperken van het gevaar. Bijvoorbeeld: een Bibob-vragenformulier wordt niet/onvoldoende ingevuld. Dan mag de gemeente niet zomaar weigeren om een overeenkomst aan te gaan, maar kan dit wel als opschortende voorwaarde opnemen in de overeenkomst.
Het bestuursorgaan heeft discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de toepassing van de wet. Hierna volgt een toelichting op deze toepassing waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten zal- en kan-bepalingen.
Op grond van de Wet bibob is het mogelijk een onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon en/of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon en/of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning vanuit het RIEC en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.
Er zijn gronden om een vergunning, een overheidsopdracht, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet bibob.
Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels, waarin de gemeente als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, evenredigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.
Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom dit onderscheid?
De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en/of subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.
De gevolgen van een Bibob-onderzoek voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. Maar de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.
De gevolgen van een Bibob-onderzoek voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek toepast op vergunningen staat vermeld in artikel 3 en 4 en op subsidies in artikel 6.
Overheidsopdrachten en vastgoedtransacties komen tot stand op basis van het civiele recht. Argumenten om met een gegadigde al dan niet een overeenkomst te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Anderzijds is die vrijheid niet onbeperkt. De gemeente is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-onderzoek kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet bibob zou (kunnen) worden toegepast. Contractsvrijheid brengt ook met zich mee dat onderhandelingen kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de Wet bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.
In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen een eigen onderzoek wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een eigen onderzoek wordt gedaan. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van '… zal worden toegepast …'en '… kan worden toegepast wanneer daartoe aanleiding bestaat…'.
De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd. Door het benoemen van risicocategorieën en het informatie gestuurd uitvoeren van toetsen, worden niet alle partijen aan een Bibob-onderzoek onderworpen. Er kan gemotiveerd afgeweken worden van de uitgangspunten om de Wet bibob wel of niet toe te passen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als op basis van ontvangen informatie of stukken toch een Bibob-onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Anderzijds kan ook besloten worden om van een Bibob-onderzoek af te zien, bijvoorbeeld omdat alleen de rechtsvorm van een onderneming wordt gewijzigd of het gaat om een dusdanige kleine wijziging in de bedrijfsvoering en er verder ook geen aanleiding is om de Wet bibob toe te passen.
Bijlage 3 Toelichting op de uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente Hellendoorn
Ten aanzien van het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat het hierna genoemde bedoeld is om het eigen onderzoek door de gemeente voor de betrokkene(n) en eventuele relevante Bibob-relaties inzichtelijk te maken. De gemeente behoudt zich het recht voor om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.
Bij het uitvoeren van het eigen onderzoek zijn de bepalingen vanuit de Awb, de Wet bibob, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek (ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten) van toepassing.
Daarnaast zijn ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten de bepalingen opgenomen in het (algemene) inkoopbeleid van de gemeente, (algemene) inkoopvoorwaarden van de gemeente en bepalingen in (voorgenomen) overeenkomsten, leidend.
Na ontvangst van een volledige aanvraag zal eerst beoordeeld worden of er reguliere weigerings- en intrekkingsgronden zijn vanuit onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag.
In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, mee moeten werken aan het eigen onderzoek van de gemeente en de daarvoor gevraagde gegevens dienen in te vullen en in te leveren bij de gemeente.
Het eigen onderzoek als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob houdt in:
Ten aanzien van de financiering van het project/de activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering de volgende bepalingen:
Het vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b Wetboek van Strafrecht). De gemeente Hellendoorn kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning valsheid in geschrifte is gepleegd, kan de gemeente Hellendoorn aangifte doen bij de politie.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van de gemeente Hellendoorn versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente Hellendoorn desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de Wet bibob.
Als de gemeente Hellendoorn op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren, de verleende beschikking intrekken, de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aangaan, dan wel de overeenkomst ontbinden of opschorten.
Adviesaanvraag Landelijk Bureau Bibob
Aanvullend op het eigen onderzoek kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:
Een toetsing aan de Wet bibob met behulp van een advies van het Landelijk Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente Hellendoorn de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente Hellendoorn eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten of de weigerings- en intrekkingsgronden van de onderliggende regelgeving. De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Landelijk Bureau Bibob.
In geval een van het Landelijk Bureau Bibob ontvangen advies ten grondslag wordt gelegd aan een motivering om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken of wanneer op basis van dit advies voorschriften worden verbonden aan de beschikking, wordt aan betrokkene een afschrift van het advies ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door de gemeente schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet bibob.
Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Landelijk Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de Wet bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid van de Wet bibob.
Indien het Landelijk Bureau Bibob het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid van de Wet bibob.
De verlenging van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Wet bibob, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-189816.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.