Gemeenteblad van Haarlem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2023, 163690 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2023, 163690 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening van de raad van gemeente Haarlem houdende wijziging van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2022
De raad van de gemeente Haarlem
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 februari 2023,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat de vigerende Huisvestingsverordening gedurende minimaal één jaar is gemonitord op werking en werkbaarheid en hieruit is gebleken dat een wijzigingsbesluit noodzakelijk is om een goede en effectieve werking ervan de borgen voor de resterende looptijd (tot 31/12/2025)
vast te stellen de Wijzigingsverordening Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2023
De Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlem 2022 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1.1. wordt als volgt gewijzigd:
‘’bloed- of aanverwantschap in de eerste graad’’: de verwantschap tussen ouders en kinderen, tussen de partners van kinderen, en tussen de ouders en kinderen van de partner. Verwantschap door adoptie valt hier ook onder.
‘’bloed- of aanverwantschap in de tweede graad’’: de verwantschap tussen grootouders en kleinkinderen, broers en zussen, tussen partners van broers en zussen, en tussen de grootouders, kleinkinderen, broers en zussen van de partner. Verwantschap door adoptie valt hier ook onder.
‘’opkoopbescherming’’: instrument vanaf 1 januari 2022 opgenomen in de Huisvestingswet, hoofdstuk 7, waarmee de verhuur en het gebruik van woonruimte aangekocht in het gebied en woningmarktsegment waarvoor de opkoopbescherming geldt vergunningplichtig is;
‘’bloed- of aanverwantschap in de derde graad’’: de verwantschap tussen overgrootouders, achterkleinkinderen, neven en nichten (kinderen van broers of zussen), ooms en tantes (broers of zussen van de ouders) Verwantschap door adoptie valt hier ook onder.
‘’BVO’’: Bruto vloeroppervlakte (buitenwerkse maat van het pand)
Artikel 2.1.2., eerste lid komt te luiden als volgt:
Artikel 2.3.3. komt te luiden als volgt:
Artikel 2.3.8. komt te luiden als volgt:
Artikel 2.3.8. Voorrang bij urgentie – Uitstroomregeling Pact
Indien een cliënt in aanmerking komt voor een uitstroomurgentie gaat deze een driehoekscontract aan waarbij de cliënt direct van de woningcorporatie huurt. In de huurovereenkomst is een koppelbeding met minimaal twee jaar verplichte woonbegeleiding opgenomen met een zorgorganisatie die partij is bij het convenant Uitstroomregeling Pact voor Uitstroom.
Indien binnen de ondersteuningsvraag van de cliënt de slagingskans richting zelfstandig wonen hoger lijkt door de inzet van intermediaire verhuur verhuurt de woningcorporatie de woning in eerste instantie aan de zorgorganisatie. De zorgorganisatie stelt de woning ter beschikking aan de cliënt. Bij deze intermediaire verhuur geldt een koppelbeding met minimaal twee jaar verplichte woonbegeleiding met een zorgorganisatie die partij is bij het convenant Uitstroomregeling Pact voor Uitstroom.
Artikel 2.3.10. komt te luiden als volgt:
Aan woningzoekenden met kinderen die een verzoek om indeling in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 2.3.4., derde lid hebben gedaan, maar daarvoor niet in aanmerking komen, en al eerder zelfstandig hebben gewoond, kunnen burgemeester en wethouders een inschrijftijdverlenging verlenen in de gemeenten in Zuid-Kennemerland.
Artikel 2.4.1. komt te luiden als volgt:
Artikel 2.4.1. Register woonwagenstandplaatszoekenden
Inschrijver kan middels een uittreksel bevolkingsregister aantonen dat hij/zij voldoet aan het afstammingsbeginsel (bloed- of aanverwantschap in de eerste, tweede of derde graad) in relatie tot ten minste één zittende bewoner van de huidige woonwagenlocaties in Haarlem. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere gegevens te vragen die nodig zijn om de inschrijving te beoordelen.
De inschrijving in het register is geldig voor één jaar en wordt jaarlijks verlengd nadat de jaarlijkse verlengingskosten zijn voldaan. Woonwagenstandplaatszoekenden betalen geen dubbele inschrijfkosten indien zij reeds staan ingeschreven op de daartoe bestemde wachtlijst ten behoeve van het verkrijgen van een sociale huurwoning.
In paragraaf 2.4 wordt na artikel 2.4.1 een Artikel 2.4.2 toegevoegd dat komt te luiden als volgt:
Artikel 2.4.2. Verdeling woonwagenstandplaatsen
Indien een woonwagenstandplaats of overige woonruimte op een woonwagencentrum vrijkomt als gevolg van een overlijden, kunnen bloed- en aanverwanten van de overledene in eerste graad een kandidaat-huurder voordragen. Voorwaarde waaraan de kandidaat moet voldoen is dat deze bloed- of aanverwantschap in eerste graad had tot de overledene, en dat de kandidaat-huurder staat ingeschreven is de daartoe bestemde registratielijst als bedoeld in artikel 2.4.1. De mogelijkheid tot het voordragen van een kandidaat vervalt indien er 2 weken na bekendmaking, geen unanieme schriftelijke voordracht van een woonwagenstandplaatszoekende heeft plaatsgevonden.
Indien de woonwagenstandplaats of overige woonruimte niet kan worden toegewezen op grond van het eerste of tweede lid, kunnen zittende huurders van het betreffende woonwagencentrum waarop de woonwagenstandplaats vrijkomt een kandidaat-huurder voordragen. Voorwaarde waaraan de kandidaat-huurder moet voldoen is dat de kandidaat staat ingeschreven is de daartoe bestemde registratielijst als bedoeld in artikel 2.4.1. De mogelijkheid tot het voordragen van een kandidaat vervalt indien er 2 weken na bekendmaking geen unanieme schriftelijke voordracht van een woonwagenstandplaatszoekende heeft plaatsgevonden.
Artikel 3.1.2., vijfde lid komt te luiden als volgt:
Artikel 3.1.5. komt te luiden als volgt:
Artikel 3.2.1., eerste lid, sub b, komt te luiden als volgt:
Artikel 3.2.5. Weigeringsgronden
Een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet kan worden geweigerd als:
Artikel 3.3.1. komt te luiden als volgt:
Artikel 3.4.1. komt te luiden als volgt:
Als woonruimten waarvoor de vergunningplicht geldt als bedoeld in artikel 41 van de Huisvestingswet zijn alle woonruimten aangewezen, gelegen in de gemeente Haarlem, die op het moment van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering aan de nieuwe eigenaar een WOZ-waarde hebben van €451.000 of lager.
De in artikel 3.4.1., eerste lid genoemde prijsgrens opkoopbescherming wordt elk jaar per 1 januari geïndexeerd conform de rijksregelgeving en de prijsstijgingen. Burgemeester en wethouders stellen deze indexering jaarlijks vast. Burgemeester en wethouders zijn voor de indexatie bevoegd tot het wijzigen van deze verordening.
Artikel 3.4.3., tweede lid komt te luiden als volgt:
De eigenaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die woonruimte aan hem, ten minste twaalf maanden zijn woonadres als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, 16 onder 1°, van de Wet basisregistratie personen heeft gehad, in die woonruimte gewoond heeft en de eigenaar met een woningzoekende schriftelijk overeenkomt dat de woningzoekende de woonruimte voor een termijn van ten hoogste twaalf aaneengesloten maanden, anders dan voor toeristische verhuur, in gebruik neemt;
TOELICHTING Wijzigingsverordening Huisvestingsverordening Zuid Kennemerland/IJmond:Haarlem : wijzigingen in de (artikelsgewijze) toelichting
De toelichting bij artikel 2.4.1 komt de luiden als volgt:
Woonwagenstandplaatsen vallen onder de definitie woonruimte en zijn daarmee op grond van artikel 2.1.1. vergunningplichtig. Voor woonwagenstandplaatsen geldt een andere voorrangsregeling dan voor corporatiewoningen zoals geformuleerd in artikel 2.6. Daarnaast zijn woonwagenstandplaatsen ook geen onderdeel van de urgentieregeling van artikel 2.3.4.
Afstammingsgerechtigden moeten via de basisregistratie personen (BRP) of andere middelen aan kunnen tonen of zij in aanmerkring kunnen komen om zich in te schrijven op de registratielijst woonwagenstandplaatszoekenden.
Uitgangspunt bij het toewijzen van woonwagenstandplaatsen is dat in het geval van overlijden, aan- of bloedverwanten in de eerste graad een kandidaat-huurder kunnen voordragen. Voorwaarde is dat de kandidaat-huurder bloed- of aanverwantschap in de eerste graag tot overledene heeft. In Haarlem is sprake van huur-standplaatsen met daarop een woonwagen in eigendom van de bewoner. In geval van overlijden krijgen bloed- en aanverwanten in eerste graad daarom de mogelijkheid om een kandidaat voor te dragen. In andere gevallen wanneer een woonwagenstandplaats vrijkomt krijgen de huidige bewoners van het betreffende woonwagencentrum een adviserende rol bij het toewijzen aan een nieuwe huurder. Burgemeester en wethouders kunnen in nadere regels opstellen over de werkwijze voor het doen van een voordracht, het proces en de afwikkeling.
De toelichting bij artikel 3.1.5 komt te luiden als volgt:
Een weigeringsgrond is slechts aan de orde als door het stellen van voorwaarden en voorschriften het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad onvoldoende kan worden gewaarborgd.
Uitgangspunt is dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad en het belang van de aanvrager. Onder het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad valt het belang van het tegengaan en verder voorkomen van schaarste en het belang van een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het desbetreffende pand, oftewel de leefbaarheid. De belangenafweging die plaats vindt is opgenomen in de beleidsregel ‘Wijzigingen in de woonruimtevoorraad’.
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (indien niet vergunningsvrij) moet verleend en onherroepelijk zijn, voor een vergunning voor woningvormen wordt verleend.
Eengezinswoningen tot 140 m2 GBO en appartementen tot 100 m2 GBO komen niet in aanmerking voor een vergunning, het gaat om de oorspronkelijke woninggrootte, zijnde de grootte van de woonruimte, zoals deze ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de verleende vergunning, is opgeleverd. Later toegevoegde aan- uit- of opbouwen worden dus niet meegerekend. Ook de oppervlaktes van garages/bergingen – ongeacht of gelijk met de woning of later gebouwd – worden niet meegerekend.’’
De toelichting bij artikel 3.2.1 komt te luiden als volgt:
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 22 van de wet. Voor het in appartementsrechten splitsen van een gebouw bevattende woonruimte dat behoort tot een in het eerste lid aangewezen categorie is een vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Deze aanwijzing is in overeenstemming met wat noodzakelijk en geschikt wordt geacht voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte (zie artikel 2, eerste lid, van de wet). Hiermee wordt greep gehouden op de hoeveelheid goedkope woonruimte in de vorm van appartementen. Het in appartementsrechten splitsen van een appartementencomplex is noodzakelijk om de appartementen te kunnen verkopen. De verkoop van die appartementen kan ongewenst zijn in het licht van het behoud van de voorraad betaalbare huurappartementen. In bijlage 1 staat opgenomen voor welke wijken de vergunningplicht geldt.
De vergunningplicht voor kadastraal splitsen geldt in alle gevallen voor bestaande woonruimte gebouwd voor 1992. Woonruimten welke na 1992 legaal bouwkundig zijn gesplitst, en een woninggrootte van tenminste 50m2 GBO (overeenkomstig de minimale oppervlakte bij omzetten en woningvormen) hebben zijn uitgezonderd van de vergunningsplicht kadastraal splitsen. Vanaf 1992 gold het Nederlands Bouwbesluit, een verzameling technische en andere voorschriften die gelden voor het bouwen van een bouwwerk, de staat van een bestaand bouwwerk en het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk. Als een kantoor of bedrijfspand wordt omgezet naar een woonbestemming (via een bestemmingsplanwijziging), dan worden er nieuwe woningen aan de voorraad toegevoegd. Er worden dan geen woningen in de bestaande voorraad gewijzigd. De vergunningplicht geldt niet voor niet-woonbestemmingen, ook niet als de bestemming wijzigt naar wonen.
De toelichting bij artikel 3.4.1 komt te luiden als volgt:
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 41 van de wet. Met de vergunning als bedoeld in artikel 41 van de wet wordt de verhuur van voormalige koopwoningen gereguleerd. Dit instrument is in het leven geroepen om de aankoop van goedkope en middeldure koopwoningen door investeerders te kunnen reguleren, en deze woningen te kunnen behouden voor eigenaar-bewoners. Omdat opkopen door investeerders in alle wijken van Haarlem voorkomt zal deze vergunningplicht voor de gehele gemeente gelden. In artikel 1 wordt de maximale WOZ-waarde van woningen waarvoor de vergunningplicht geldt aangegeven. Het betreft de laatst bekende WOZ-waarde op het moment van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering.
In artikel 2 wordt verder gespecificeerd voor welke woningen de vergunningplicht geldt. Dit zijn:
woningen die minder dan 6 maanden voor de transactie verhuurd zijn geweest. Dit wil zeggen dat woningen die teruggerekend vanaf het moment van transactie 6 maanden of langer achtereenvolgens verhuurd waren, niet onder de vergunningplicht vallen. Woningen die korter dan die periode, teruggerekend vanaf het moment van transactie, verhuurd waren, vallen er wel onder. Dit zijn dus ook woningen waar een eigenaar-bewoner in woonde, deze werden immers niet verhuurd. Deze regel is opgenomen om ervoor te zorgen dat huurwoningen niet onder de vergunningplicht vallen.
In artikel 3 benoemt een aantal situaties waarin woonruimten zijn uitgesloten van de regeling opkoopbescherming. Dit zijn woonruimten:
die door één eigenaar wordt verkocht in een cluster van minimaal tien woonruimten in één pand en deze woonruimten gelijktijdig worden overdragen aan één opvolgende eigenaar. Het kan hierbij gaan om een woningeigenaar die in een keer een aanzienlijk deel van zijn bezit wilt doorverkopen aan een andere woningeigenaar. Het kan voorkomen dat er sprake is van zgn. ‘frictieleegstand’, bijvoorbeeld door een huurderswissel of een andere oorzaak, waardoor de woning leegstaat op het moment van transactie.
4. De prijsgrenzen veranderen jaarlijks. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks een indexering vast voor alle prijsgrenzen die de gemeente hanteert bij nieuwbouw. De huidige prijsgrens opkoopbescherming is gelijkgesteld aan de categorie ‘hoog middelduur koop’ omdat uit onderzoek blijkt dat dit de categorie is waar koopstarter en investeerder elkaar het meest beconcurreren. Door aan te sluiten bij de jaarlijkse indexering is de prijsgrens opkoopbescherming altijd gelijk aan de genoemde categorie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-163690.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.