Gemeenteblad van Bodegraven-Reeuwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bodegraven-Reeuwijk | Gemeenteblad 2023, 159937 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bodegraven-Reeuwijk | Gemeenteblad 2023, 159937 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende nadere regels ter uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bodegraven-Reeuwijk 2020 en de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020 (Nadere regels sociaal domein 2023)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
gelet op de artikelen 7, vierde lid, onder i, 8, derde lid en 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020;
gelet op de artikelen 2, derde lid, 5, zevende lid en 10, zevende lid, van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020;
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
declarabele uren: direct cliëntgebonden uren, zijnde uren besteed aan werkzaamheden in direct contact met de budgethouder en die bestaan uit werkzaamheden zoals omschreven in het ondersteuningsplan; onder “direct contact” wordt verstaan persoonlijk of telefonisch contact of schriftelijk contact (inclusief e-mail), de kosten van indirect cliëntgebonden en niet cliëntgebonden uren zijn opgenomen in het uurtarief;
sociaal netwerk: tot het sociaal netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de inwoner met een persoonsgebonden budget een sociale relatie onderhoudt, waartoe in ieder geval worden gerekend familieleden, huisgenoten, echtgenoot of voormalige echtgenoot of mantelzorgers dan wel personen met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren of medeleden van een vereniging;
Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget ondersteuning en/of hulp en/of zorg
Het uurtarief voor het inhuren van iemand uit het sociale netwerk of een persoon die niet een opleiding tot het verlenen van ondersteuning heeft genoten bedraagt maximaal 100% van het wettelijk minimumloon voor een werknemer van 23 jaar en ouder bij inzet van een voorziening zoals bedoeld in het eerste lid, onder a, en 120% van het wettelijk minimumloon voor een werknemer van 23 jaar en ouder bij inzet van een voorziening zoals bedoeld in het eerste lid onder b en c.
Een jeugdige of de ouder van een jeugdige die in behandeling is bij een jeugd GGZ instelling kan in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten naar deze instelling. Vervoersbewegingen tot 2000 kilometer op jaarbasis worden gezien als onderdeel van de gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen. De gemeente vergoedt de reiskosten tot maximaal het dichtstbijzijnd toegankelijk zorgaanbod. Als de jeugdige of de ouder van de jeugdige kiest voor een zorgaanbieder die verder weg is gevestigd, waar er wel een vergelijkbaar zorgaanbod dichterbij beschikbaar is, wordt het meerdere niet vergoed. Een vervoersvoorziening kan, ter beoordeling van het college, bestaan uit een vergoeding van de vervoerskosten (eigen vervoer of openbaar vervoer). De jeugdige of de ouder van de jeugdige dient via het sociaal team een onderbouwde aanvraag voor vervoer in. Daarbij dient deze aan te tonen dat voldaan wordt aan (medische) noodzaak, het afstandscriterium en het niet beschikbaar zijn van een behandellocatie in de buurt.
Artikel 4. Hoogte budget verhuiskosten
De maximale vergoeding voor verhuiskosten bedraagt € 3.788,00.
Artikel 6. Hoogte budget sportvoorziening
Het budget voor de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 4.297,00. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 3.539,00) en onderhoud, keuring, reparatie (maximaal € 758,00) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.
Artikel 7. Hoogte budget vervoersvoorzieningen
Voor een budget voor vervoersvoorzieningen geldt dat deze wordt gebaseerd op een hoogte gelijk aan 2000 te rijden kilometers per jaar. De maximale hoogte is als volgt vastgesteld:
Artikel 8. Bepaling omvang gebruikelijke zorg
Voor de bepaling van de omvang van gebruikelijke zorg op grond van de Jeugdwet, zoals bedoeld in artikel 5, zevende lid, van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020, wordt de factsheet “Zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag, gebruikelijke zorg” gehanteerd zoals het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft uitgebracht in november 2016 en zoals opgenomen in bijlage 2 van deze Nadere Regels.
Artikel 9. Tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen
Ter tegemoetkoming van de meerkosten van een beperking of chronisch probleem biedt de gemeente aan minima via Ferm Werk een gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering op grond van de Participatiewet. Op grond van de Participatiewet wordt met betrekking tot het inkomen en het vermogen de doelgroep bepaald voor de collectieve ziektekostenverzekering en de doelgroep voor de premiekorting. Op grond van de Wmo wordt de doelgroep van personen met een beperking of chronisch probleem voor de extra premiebijdrage bepaald.
Een inwoner heeft recht op de extra premiebijdrage voor personen met een beperking of chronisch probleem als:
daarnaast sprake is van een voorziening op grond van de Wmo, een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenparkeerplaats, een uitkering krachtens de WAO ontvangt naar een percentage van 80% tot 100% of een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of op grond van de Wmo wordt aangemerkt als een persoon met een beperking waarbij aannemelijk is dat er sprake is van meerkosten als gevolg daarvan.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van deze nadere regels, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Bijlage 2. Bepaling omvang gebruikelijke zorg (artikel 5, zevende lid, van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020 en artikel 8 van de nadere regels)
Bij de invulling van de vaststelling van gebruikelijke zorg op grond van de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020 wordt gebruik gemaakt van de factsheet “Zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag, gebruikelijke zorg” zoals het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft uitgebracht in november 2016.
Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Voor kinderen geldt dat ouders hun minderjarige kinderen (tot 18 jaar) behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Om deze reden worden handelingen die vallen onder gebruikelijke zorg in principe niet vergoed. Er is sprake van bovengebruikelijke zorg, als de voor het kind noodzakelijke zorg op het gebied van verzorging, verpleging en begeleiding uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Dit kan betrekking hebben op de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen.
Hoe wordt beoordeeld of er bij een handeling of bij toezicht sprake is van gebruikelijke zorg?
Er wordt naar een aantal criteria gekeken:
Leeftijd: jonge kinderen (gezond of met een aandoening) hebben meer zorg nodig van hun ouders dan oudere kinderen. Sommige handelingen zijn dus op jonge leeftijd nog gebruikelijke zorg maar worden op latere leeftijd als bovengebruikelijke zorg gezien. Voorbeeld: Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, toezicht of hulp bij nodig heeft. Dit is dus gebruikelijke zorg.
Aard van de zorghandeling: gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke zorghandelingen vervangen, zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie. Dit zijn dus voorbeelden van gebruikelijke zorg.
Frequentie: zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind, zoals drie keer per dag eten, kunnen als gebruikelijke zorg worden aangemerkt. Bijvoorbeeld: bij een kind dat bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een kind en wordt dit als gebruikelijke zorg aangemerkt. Bijvoorbeeld: zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van zorg van ouders aan een ouder kind. Dit is dus geen gebruikelijke zorg.
Samenhangende beoordeling. De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld. Voorbeeld: het geven van orale medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke zorg. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon. Dan moet er beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke zorg te zien.
Ook voor zorghandelingen die een kind zelf kan uitvoeren (zelfzorg), kan geen zorg worden geïndiceerd. Voorbeeld: een kind van 14 met diabetes dat zelf zijn bloedsuiker kan prikken en insuline kan spuiten. Eventueel kan wel af en toe verpleging gewenst zijn om de kwaliteit van de zelfzorg te borgen. Wie beoordeelt of er sprake is van gebruikelijke zorg? Dat hangt af vanuit welke wet de zorg van het kind georganiseerd en gefinancierd wordt.
Kan bij overbelasting gebruikelijke zorg wel worden vergoed vanuit Jeugdwet?
De zorg voor een ziek kind kan voor de verzorgers zo zwaar worden dat er van overbelasting sprake is. In de meeste gevallen is de bovengebruikelijke zorg die geïndiceerd wordt voldoende om deze overbelasting te voorkomen. Maar soms blijkt deze geïndiceerde zorg niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke begeleiding zo nodig geheel of gedeeltelijk geïndiceerd worden. Ook kan er soms vanuit de Jeugdwet tijdelijke respijtzorg worden georganiseerd. Hierbij moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. Soms kan het helpen om hierover contact op te nemen met bijvoorbeeld de huisarts om de ouder te helpen om een oordeel te vormen.
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling in verschillende levensfasen van het kind.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget ondersteuning en/of hulp en/of zorg
In dit artikel zijn de uurtarieven voor ondersteuning en/of jeugdhulp opgenomen. Zo ook de tarieven voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen. De hoogte van de persoonsgebonden budgetten zijn gelijk aan de FEITELIJKE KOSTEN maar MAXIMAAL 100% van het contractueel afgesproken tarief van zorg in natura dan wel gelieerd aan het wettelijk minimumloon.
Een jeugdige of de ouder van een jeugdige die in behandeling is bij een GGZ instelling kan in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening naar deze GGZ instelling, indien binnen een periode van 12 maanden meer dan 2.000 kilometer gereisd moet worden van en naar een specialistische behandeling in de GGZ instelling en er niet een (behandel)locatie dichter in de buurt aanwezig is.
De gemeente kan met het beschikbaar stellen van een persoonsgebonden budget het vervoer vergoeden tot een vastgesteld maximum als de jeugdige of de ouder van de jeugdige bewust kiest voor een zorgaanbieder die verder weg is gevestigd waar er wel een vergelijkbaar zorgaanbod dichterbij beschikbaar is.
Vormen van vervoersvoorziening
Een vervoersvoorziening kan, ter beoordeling van het college, bestaan uit een vergoeding van de vervoerskosten (eigen vervoer of openbaar vervoer).
De jeugdige of de ouder van de jeugdige dient via het sociaal team een onderbouwde aanvraag voor vervoer in. Daarbij dient deze aan te tonen dat voldaan wordt aan het afstandscriterium en het niet beschikbaar zijn van een (behandel)locatie in de buurt.
De kosten voor eigen vervoer en openbaar vervoer worden achteraf vergoed op basis van een declaratie waarbij per reisbeweging de kilometers worden verantwoord of waarbij de reisbewijzen worden ingediend.
Het staat de cliënt vrij om iemand in te huren voor ondersteuning en/of jeugdhulp. Dat kan iemand zijn uit het sociaal netwerk, maar ook de inzet van een professional (organisatie of ZZP’er). In de hoogte van de vergoeding zit een verschil. Een cliënt die met zijn persoonsgebonden budget een familielid of buurvrouw inhuurt wordt niet geconfronteerd met kosten van overhead. Het persoonsgebonden budget om vanuit het sociaal netwerk in te huren is dan ook lager. Uitbetaling vindt plaats per maand.
Op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bodegraven-Reeuwijk 2020 en de Verordening jeugdhulp Bodegraven-Reeuwijk 2020 wordt aangesloten bij de Wet minimumloon. Met de tarieven wordt een percentage van dit minimumloon gehanteerd. Met ingang van 1 januari 2021 wordt voor de inzet van het sociaal netwerk gewerkt met 2 tarieven. 1 tarief voor de inzet van het sociaal netwerk bij huishoudelijke hulp (100% van het wettelijk minimumloon) en 1 tarief voor de inzet van het sociaal netwerk bij het bieden van begeleiding (120% van het wettelijk minimumloon).
Artikel 3. Hoogte budget hulpmiddelen
In dit artikel is de hoogte van het budget voor overige voorzieningen vastgelegd.
Artikelen 4 en 5. Hoogte budget woonvoorzieningen
In artikel 4 is geregeld bij welk bedrag van de cliënt wordt gevraagd om te kijken naar een andere woning. Ook is geregeld welke vergoeding de cliënt maximaal kan verwachten wanneer tot verhuizen wordt overgegaan.
Uitbetaling vindt plaats nadat een overschrijving in de BRP heeft plaatsgevonden. De client hoeft de kosten daarbij niet te verantwoorden.
De omvang van het budget is gemaximeerd en bedoeld als een tegemoetkoming in de werkelijke kosten. De omvang is gebaseerd op de volgende overwegingen:
In artikel 5 zijn de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten voor een woningaanpassing opgenomen. Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maximale bedragen:
Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Rechtsverhouding opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur DNR 2011 en de kosten van het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;
Voor kosten van het aanbrengen/aanhelen van tegelwerk bedraagt de maximale vergoeding €24,00 per m2 voor wandtegels en €35,00 per m2 voor vloertegels.
Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking bedraagt de tegemoetkoming maximaal €42,00 per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van €749,00 per maand voor de duur van maximaal één jaar.
Als er sprake is van tijdelijke huisvesting is de hoogte van de vergoeding:
Artikel 6. Hoogte budget sportvoorziening
De sportvoorziening neemt een bijzondere plek in in de regelgeving. Onder de Wet voorzieningen gehandicapten was de sportrolstoel in de gemeentelijke regelgeving opgenomen maar dit betrof begunstigend buitenwettelijk beleid. Onder de Wmo is de overweging op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van doorslaggevend belang of een sportrolstoel of in bredere zin, een sportvoorziening, wordt verstrekt. Dit is lang niet altijd zo en moet telkens goed worden overwogen. Jurisprudentie is daarin van belang. Kosten kunnen enorm oplopen en het gebruik kan beperkt zijn. In dit artikel is in aansluiting op eerder geformuleerd beleid de hoogte van het budget voor een sportvoorziening bepaald.
Artikel 7. Hoogte budget vervoersvoorzieningen
In dit artikel liggen bedragen vast voor een budget in de auto- en taxikosten. Een tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van de eigen auto wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een contra-indicatie voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.
Artikel 8. Bepaling gebruikelijke zorg
Voor de uitleg van dit artikel is in deze regels een bijlage (bijlage 2) opgenomen. Er is geen verdere toelichting van toepassing.
Artikel 9. Tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen
De collectieve ziektekostenverzekering wordt uitgevoerd op basis van de Participatiewet door Ferm Werk. Om in aanmerking te komen voor de extra premiebijdrage moet gebruik worden gemaakt van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima en de uitgebreide aanvullende verzekering die beschikbaar is. Ferm Werk verricht op basis van haar regels een inkomens- en vermogenstoets. Het is het voorstel van Ferm Werk om de regels om in aanmerking te komen voor een collectieve ziektekostenverzekering aan te passen met ingang van 1 januari 2020. De nadere regels op grond van de Wmo volgen dit beleid. Ferm Werk is van zins om de vermogenstoets los te laten en een inkomensgrens te gaan stellen van 120% van de bijstandsnorm.
De omvang van de extra premiebijdrage voor personen met een beperking of chronisch probleem is met ingang van 1 januari 2018 € 260 per jaar. De inwoner kan op een aantal manieren bij Ferm Werk aantoonbaar maken dat hij/zij tot de doelgroep van personen met een beperking of chronisch probleem behoort. Inwoners die hier niet aan voldoen kunnen toch in aanmerking komen voor de extra premiebijdrage indien de sociaal werker Wmo tot de beoordeling komt dat de inwoner een beperking of chronisch probleem heeft en aannemelijk is dat daar meerkosten aan zijn verbonden als gevolg hiervan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-159937.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.