Artikel 5
Lid 5 van artikel 5 komt te luiden als volgt:
"De hoogte van een pgb aan een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk bedraagt ofwel:
- a.
indien er sprake is van een overeenkomst in het kader van een arbeidsrelatie óf indien er sprake is van een zorgovereenkomst van opdracht met een partner of een 1e of 2e graads-familielid: 100% van het wettelijk minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.
ofwel:
- b.
indien er geen sprake is van een overeenkomst zoals onder a beschreven (dus geen werkgeverschap of opdrachtgeverschap): een tegemoetkoming en/of een onkostenvergoeding."
De toelichting van lid 5 van artikel 5 komt te luiden als volgt:
Vanaf 1 mei 2019 is de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk (te betalen uit een pgb) van kracht.
Dat houdt in dat vanaf dat moment alle personen die vanuit een overeenkomst werken en betaald worden uit een persoonsgebonden budget (pgb), ofwel het minimumuurloon moeten krijgen (beschrijving onder lid 5a), ofwel gebruik moeten gaan maken van de nieuwe regeling, met de zogenaamde ‘verklaring’(beschrijving onder lid 5b). Wat betreft dit laatste kunnen gemeenten het voor budgethouders mogelijk maken een tegemoetkoming te verstrekken aan hun informele hulp en kan dat eventueel aangevuld worden met een vergoeding voor bepaalde kosten.
Deze nieuwe regeling maakt het per 1 mei 2019 dus mogelijk om betalingen uit een pgb te doen in die situaties waar geen sprake is van een arbeidsrelatie of zorgovereenkomst van opdracht met een partner of een 1e of 2e graads-familielid. Het gaat om hulp in familieverband, burenhulp of vriendendienst. Deze betalingen hoeven dan niet aan het wettelijk minimumloon te voldoen.
Achtergrond van deze nieuwe ministeriele regeling:
Per 2018 geldt het recht op wettelijk minimumloon
Wml
) en de minimumvakantiebijslag voor alle personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht, tenzij deze arbeid wordt verricht vanuit de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. Dit betekent dat ook de informele hulpverleners minimaal het minimumloon en minimumvakantiebijslag betaald moeten krijgen als zij, op basis van een overeenkomst (hetzij in het kader van een arbeidsrelatie, hetzij in het kader van een zorgovereenkomst van opdracht met een partner of een 1e of 2e graads-familielid), vanuit een persoonsgebonden budget worden betaald. De overeenkomst met een partner of familielid is geen arbeidscontract. De partner of het familielid komt niet in loondienst als deze overeenkomst wordt afgesloten. Dit betekent dat de zorgverlener geen recht heeft op doorbetaling bij ziekte en geen recht heeft op uitkering bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. De vergoeding van de zorgverlener is inkomen voor de Belastingdienst. De zorgverlener moet belasting betalen over de vergoeding.
2. Dit besluit in werking te laten treden op de dag na de bekendmaking van dit besluit in het Gemeenteblad.