Verordening tot wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (vijfde tranche)

De raad van de gemeente Zaanstad; gezien het voorstel van het college van 31-01-2023;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad:

 

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad wordt als volgt gewijzigd:

 

A. In de inhoudsopgave komen de volgende artikelen te luiden:

Artikel 3.1 Bevoegd gezag onder de Omgevingswet

Artikel 3.7 Gemeentelijke adviescommissie

Artikel 4.8 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 4.9 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 5.73 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk of provinciaal monument

 

B. Aan artikel 1.1 worden de volgende begripsbepalingen in alfabetische volgorde toegevoegd:

  • -

    Activiteitenbesluit milieubeheer: het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • -

    bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bij of krachtens de Omgevingswet bevoegd is tot het nemen van een besluit op de aanvraag van een omgevingsvergunning;

  • -

    gebouw: dat wat daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • -

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en dat als zodanig door Zaanstad is aangewezen;

  • -

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1.1 van de Omgevingswet en dat als zodanig door Zaanstad is aangewezen;

  • -

    omgevingsplan: het omgevingsplan van de gemeente Zaanstad;

 

C. In artikel 1.1 komen de volgende begripsbepalingen te luiden:

  • -

    beschermd stads- of dorpsgezicht: als beschermd aangewezen groepen van onroerende zaken, van algemeen belang vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    gemeentelijk beschermd monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en dat als zodanig door de gemeente Zaanstad is aangewezen;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 5.40 tot en met 5.42 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A en B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet;

  • -

    waterstaatswerken: dat wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Omgevingswet;

 

D. Artikel 1.2 Toepassingsbereik komt te luiden:

Deze verordening geeft regels over aanwijzing van functies in de fysieke leefomgeving en regels voor functies en activiteiten die vallen onder reikwijdte van de Omgevingswet, maar nog niet zijn opgenomen in het omgevingsplan.

 

E. Artikel 2.9, lid 3 komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

 

F. Artikel 2.11, lid 5 komt te luiden:

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien in het (tijdelijk) omgevingsplan.

 

G. Artikel 2.16, lid 2 onder e komt te luiden:

  • e.

    situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de Afvalstoffenverordening.

 

H. Artikel 2.18, lid 4 komt te luiden:

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

 

I. Artikel 2.20, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of de Afvalstoffenverordening.

 

J. Artikel 2.21, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Afvalstoffenverordening of het Besluit beheer autowrakken.

 

K. De titel van artikel 3.1 komt te luiden:

Bevoegd gezag onder de Omgevingswet

 

L. Artikel 3.1 komt te luiden:

Als volgens de Omgevingswet niet burgemeester en wethouders maar een ander bestuursorgaan het bevoegd gezag is voor het nemen van een besluit, wordt voor ‘burgemeester en wethouders’ gelezen ‘het bevoegd gezag volgens de Omgevingswet’.

 

M. Aan artikel 3.2 wordt een nieuw lid toegevoegd:

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

 

N. Aan artikel 3.3 wordt een nieuw lid toegevoegd:

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag van een omgevingsvergunning.

 

O. Aan artikel 3.6 wordt een nieuwe lid toegevoegd:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

P. De titel van artikel 3.7 komt te luiden:

Gemeentelijke adviescommissie

 

Q. Artikel 3.7 lid 1 komt te luiden:

De gemeentelijke adviescommissie is de adviescommissie van de gemeente Zaanstad zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.

 

R. Artikel 3.7 lid 2 tot en met 6 komen te vervallen.

 

S. Artikel 3.8 komt te luiden:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een openbaar gemeentelijk erfgoedregister bij van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed, inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toegewezen.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het gemeentelijk erfgoed en het voorlopige gemeentelijke erfgoed ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 4.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register zijn de artikelen 4.4 tot en met 4.9 van overeenkomstige toepassing, tenzij het erfgoed waarop de aanwijzing betrekking heeft teniet is gegaan.

 

T. Artikel 4.2, lid 2 komt te luiden:

Burgemeester en wethouders zenden het voorstel tot aanwijzing voor advies aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 3.7.

 

U. Artikel 4.2, lid 6 onder b komt te luiden:

  • b.

    provinciaal beschermde monumenten en provinciaal beschermde archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17 van de Erfgoedwet of de Omgevingsverordening Noord-Holland.

 

V. Artikel 4.3, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    De voorbescherming vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijke erfgoedregister.

 

W. Artikel 4.5, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

X. Artikel 4.6, lid 4 komt te luiden:

  • 4.

    De artikelen 2.5 en 5.71 tot en met 5.76 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat de zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis zijn gesteld over de voorlopige aanwijzing.

 

Y. De titel van artikel 4.8 komt te luiden:

Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

 

Z. Artikel 4.8 komt te luiden:

  • 1.

    De gemeenteraad kan stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, wanneer een groep van onroerende zaken van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en zich in deze groep één of meer monumenten bevinden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 3.7.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na ontvangst van het voorstel, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt direct opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Vervallen.

  • 8.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      een rijks beschermd stads- of dorpsgezicht;

    • b.

      een provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht.

 

AA. De titel van artikel 4.9 komt te luiden:

Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

 

BB. Artikel 4.9, lid 3 komt te luiden:

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft, wordt aangewezen als rijks beschermd stads- of dorpsgezicht of als provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht. Het vervallen wordt verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister zodra de gemeente hiervan de afschriften heeft ontvangen.

 

CC. Paragraaf 5.2 Bodem en bodemsanering (= artikel 5.2 tot en met artikel 5.11) komt te vervallen.

 

DD. Artikel 5.43, lid 8 komt te luiden:

  • 8.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, de Omgevingsverordening Noord-Holland of als bij besluit specifieke regels zijn gesteld over de maximaal toegestane geluidsbelasting.

 

EE. Artikel 5.50, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld bij of krachtens de Omgevingswet.

 

FF. Artikel 5.50, lid 3 onder d komt te luiden:

  • d.

    situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland, de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en op de situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

GG. Artikel 5.51, lid 1 komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

 

HH. Artikel 5.51, lid 3 komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland, de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet of de Telecommunicatiewet.

 

II. Artikel 5.52, lid 3 komt te luiden:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland of de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

 

JJ. Artikel 5.61, lid 2 komt te luiden:

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland of de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Telecommunicatiewet, het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet of het Binnenvaartpolitiereglement.

 

KK. Artikel 5.63, lid 2 komt te luiden:

Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland of de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Wetboek van Strafrecht of het Binnenvaartpolitiereglement.

 

LL. De titel van artikel 5.73 komt te luiden:

Advies omgevingsvergunning gemeentelijk of provinciaal monument

 

MM. Artikel 5.73 komt te luiden:

Burgemeester en wethouders zenden een volledige aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk of provinciaal beschermd monument voor advies aan de adviescommissie als bedoeld in artikel 3.7.

 

OO. Artikel 5.74, lid 1 komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken en andere werken te plaatsen, op te richten, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen voor zover in een gebied dat is aangewezen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht nog niet verwerkt is in het omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.8, vijfde lid.

 

PP. Artikel 5.74, lid 4 komt te luiden:

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarvoor bij of krachtens Omgevingswet geen vergunning is vereist.

 

QQ. Artikel 5.75, lid 1 komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

 

RR. Artikel 5.75, lid 4 komt te luiden:

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen op grond van een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

SS. Artikel 5.76, lid 1 komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar geldende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, behalve als:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op het archeologische deel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met de gestelde regels in de Nota Archeologie Zaanstad over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn.

 

TT. Artikel 8.5 komt te vervallen.

 

UU. Bijlage 5.6 Aanvullende gegevens voor het bodemsaneringsplan komt te vervallen.

 

VV. Bijlage 5.9 Aanvullende gegevens voor het bodemevaluatieverslag komt te vervallen.

 

WW. Bijlage 5.10 Aanvullende gegevens voor het bodemnazorgplan komt te vervallen.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt tegelijk met de Omgevingswet in werking.

 

 

 

 

Wijzigingen in de toelichting op de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (vijfde tranche)

 

I. De Algemene toelichting komt te luiden:

 

Omgevingswet

De Omgevingswet is in werking getreden. Deze wet bundelt wetgeving uit 26 wetten over de fysieke leefomgeving. Onderdelen die onder de fysieke leefomgeving vallen, zijn in ieder geval: bouwwerken, water, watersystemen, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Dit blijkt uit artikel 1.2 van de Omgevingswet.

 

Het doel van de Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en het gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke behoeften. Dit blijkt uit artikel 1.3 van de Omgevingswet.

 

Alle gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving moeten voor 2029 worden samengebracht in het definitieve omgevingsplan. Het huidige tijdelijke omgevingsplan wordt in de komende jaren gefaseerd uitgewerkt. Het tijdelijke omgevingsplan is van rechtswege ontstaan en bestaat uit de bestemmingsplannen, beheersverordeningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en de bruidsschat. De bruidsschat zijn regels die van het rijk overgaan naar de gemeente. Het rijk heeft ervoor gezorgd dat deze bruidsschatregels automatisch in het tijdelijke omgevingsplan zijn gekomen.

 

Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad

Omdat ook in verordeningen regels over de fysieke leefomgeving staan heeft Zaanstad als voorbereiding op de Omgevingswet de Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad (VFL) gemaakt. Regels uit verschillende verordeningen zijn hierin samengebracht. De VFL is een tussenstap naar het definitieve omgevingsplan. De regels vanuit de VFL worden uiteindelijk opgenomen in het definitieve omgevingsplan. De gemeente heeft hiervoor tot eind 2029 de tijd.

 

De VFL is sinds 1 januari 2020 van kracht en is in tranches aangevuld met regels uit verschillende verordeningen. Bij het omzetten zijn de regels geüniformeerd, verduidelijkt en in een structuur geplaatst, die aansluit bij de Omgevingswet.

 

In de VFL zijn de regels van een aantal verordeningen volledig opgenomen. Deze verordeningen zijn daarom ingetrokken.

Dit betreft:

  • Bouwverordening Zaanstad 2008;

  • Verordening Bodemsanering Zaanstad 2017;

  • Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad;

  • Brandbeveiligingsverordening 2012;

  • Rioolaansluitingsverordening van de gemeente Zaanstad;

  • Algemene Verordening ondergrondse infrastructuur (AVOI).

 

In de VFL is van een aantal verordeningen een deel van de regels opgenomen, omdat niet alle regels over de fysieke leefomgeving in de zin van de Omgevingswet gaan. Deze verordeningen zijn voor het overige van kracht gebleven. Dit betreft:

  • Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013;

  • Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Zaanstad;

  • Afvalstoffenverordening Zaanstad 2020.

 

II. Wijzigingen en aanvullingen op de toelichting op artikelen

 

A . Aan de toelichting op artikel 1.1 worden de volgende toelichtingen op begripsbepalingen in alfabetische volgorde toegevoegd:

 

Activiteitenbesluit milieubeheer

Voor nu blijven we de regels baseren op het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet maken de milieuregels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer plaats voor regels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In het Bal wordt gesproken over milieubelastende activiteiten. Dit zijn activiteiten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Dit is een totaal andere systematiek die in het omgevingsplan zal worden uitgewerkt.

 

Bevoegd gezag

Het bestuursorgaan dat onder de Omgevingswet bevoegd is tot het nemen van een besluit op de aanvraag van een omgevingsvergunning. Vaak is dat het college van burgemeester en wethouders, maar niet in alle gevallen.

 

Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Een gebied in een stad of dorp met een bijzonder cultuurhistorisch karakter. De bescherming is bedoeld om de cultuurhistorische identiteit van een gebied te behouden en in te zetten bij ontwikkelingen.

 

Omgevingsplan

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is van rechtswege voor elke gemeente een tijdelijk omgevingsplan ontstaan. Hierin zijn de voormalige bestemmingsplannen, beheersverordeningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en de bruidsschat opgenomen. De gemeente zorgt ervoor dat uiteindelijk alle gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan staan.

 

B . In artikel 1.1 komt de toelichting op de volgende begripsbepalingen te luiden:

Bouwwerk

De Omgevingswet definieert het begrip bouwwerk als volgt:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

Inrichting

De Omgevingswet gebruikt het begrip inrichting niet meer. Tijdens de overgangsperiode blijven wij in deze verordening met het begrip inrichting werken.

Omgevingsvergunning

Een vergunning om bepaalde activiteiten in de fysieke leefomgeving uit te voeren.

 

Waterstaatswerk

Een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.

 

C . De toelichting op artikel 1.2 komt te luiden:

De Omgevingswet bundelt wetgeving over de fysieke leefomgeving. Het doel is dat ook gemeenten haar regels over de fysieke leefomgeving bundelt in het omgevingsplan. De VFL bevat regels over de fysieke leefomgeving en is een tussenstap naar het definitieve omgevingsplan. De regels uit de VFL worden uiteindelijk opgenomen in het definitieve omgevingsplan. De gemeente heeft hiervoor tot eind 2029 de tijd.

 

D . De toelichting op artikel 2.9 komt te luiden:

Met een gedoogplicht kan de gemeente werkzaamheden in het kader van het algemeen belang uitvoeren zonder toestemming van een eigenaar of rechthebbende.

 

Voorbeelden van algemeen belang zijn:

  • -

    het belang van de openbare veiligheid;

  • -

    het belang van het beschermen van de fysieke leefomgeving;

  • -

    zwaarwegende maatschappelijke belangen.

 

Een gedoogplicht maakt inbreuk op het eigendomsrecht van anderen.

Deze gedoogplicht is alleen dan aanwezig wanneer de voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer, de openbare verlichting, huisnummering en wijk-, buurt- of straatnaamgeving het gebruiksrecht van de eigenaar niet aantasten.

 

Naast de gedoogplicht is ook een zorgplicht opgenomen om er voor te zorgen dat de objecten ook daadwerkelijk zichtbaar blijven en hun functie kunnen uitoefenen.

 

In de Omgevingswet staan ook regels voor gedoogplichten. De meeste gedoogplichten staan in hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

E . De toelichting op artikel 2.11 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 2:22 van de APV.

 

Voor de aanleg van een hoogspanningslijn wordt veelal in het omgevingsplan een strook grond aangewezen en worden gebruiksvoorschriften opgesteld waarmee aantasting van de functie van de hoogspanningslijn voorkomen moet worden. Hierbij kan gedacht worden aan voorschriften over de hoogte van toe te laten gebouwen.

 

Dit artikel is een vangnet voor het geval in het omgevingsplan regels hiervoor ontbreken. Het biedt een publiekrechtelijke basis om overtreding van deze bepaling, waardoor een gevaarlijke situatie ontstaat, zo nodig met bestuursdwang recht te kunnen zetten.

 

F . De toelichting op artikel 2.16 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 15 van de Afvalstoffenverordening.

 

Dit artikel heeft als doel om de natuur en het milieu te beschermen. Het geeft de gemeente een instrument om illegale dumpingen en het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.

 

Eerste lid

Dit algemene verbod is belangrijk om de fysieke leefomgeving te kunnen beschermen.

 

Tweede lid

Dit lid geeft aan wanneer dit artikel niet van toepassing is.

Dit betekent niet dat de activiteit niet verboden en strafbaar is. Maar de handhaving gebeurt op basis van een andere gemeentelijke wet of hogere wet- of regelgeving.

 

Derde lid

Deze bepaling zorgt ervoor dat de handhaving en de bewijslast makkelijker wordt, omdat niet altijd te achterhalen is wie de stoffen of voorwerpen heeft gedumpt.

 

G . De toelichting op artikel 2.18, lid 4 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 17 van de Afvalstoffenverordening.

 

Dit artikel heeft als doel om de fysieke leefomgeving te beschermen en aantrekkelijk te houden.

 

Eerste lid

Bij de verkoop van eet- of drinkwaren ontstaat heel vaak afval. De verkoper is ervoor verantwoordelijk dat er geen zwerfafval ontstaat.

De verkoper van eet- en drinkwaren moet er daarom voor zorgen dat er middelen voor de inzameling van het afval en het verpakkingsmateriaal aanwezig zijn. Bijvoorbeeld afvalbakken of (verzamel)containers.

 

Tweede lid

Ook uitpuilende afvalbakken veroorzaken zwerfafval. Daarom heeft de verkoper ook de plicht om de afvalbakken op tijd te legen.

 

Derde lid

Ook deze zorgplicht draagt bij aan het voorkomen van zwerfafval.

 

Vierde lid

Dit lid geeft aan wanneer dit artikel niet van toepassing is.

Dit betekent niet dat de activiteit niet verboden en strafbaar is. Maar de handhaving gebeurt op basis van de Afvalstoffenverordening en in de Omgevingswet.

 

H . De toelichting op artikel 2.20 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 19 van de Afvalstoffenverordening.

 

Dit artikel heeft als doel om de fysieke leefomgeving aantrekkelijk te houden.

 

Eerste lid

Het verbod gaat over het langdurig opslaan van afval, waardoor de fysieke leefomgeving wordt ontsierd en er (reuk)overlast kan ontstaan.

Het gaat dus niet om het tijdelijk bewaren van afval voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan.

 

Tweede lid

Dit artikel is niet van toepassing op situaties die zijn geregeld in de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of de Afvalstoffenverordening.

Het richt zich dus niet op bedrijven die handelen met een vergunning op basis van de genoemde wetgeving.

 

I . De toelichting op artikel 2.21 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het artikel 20 van de Afvalstoffenverordening. Maar artikel 20 is ook van kracht gebleven, want het heeft ook andere motieven dan bescherming van de fysieke leefomgeving.

 

Het doel is om de fysieke leefomgeving aantrekkelijk te houden.

Het is verboden om autowrakken in de openbare ruimte te plaatsen, omdat daardoor de fysieke leefomgeving wordt ontsierd en er overlast kan ontstaan.

 

Dit artikel is een aanvulling op de Afvalstoffenverordening en het Besluit beheer autowrakken.

 

J . De titel van en toelichting op artikel 3.1 komen te luiden:

Artikel 3.1 Bevoegd gezag onder de Omgevingswet

Deze verordening kent een aantal vergunningen die op grond van de Omgevingswet als omgevingsvergunning worden beschouwd. Hiervoor gelden dan de regels uit de Omgevingswet en daaruit voortvloeiende regelgeving. Het college van burgemeester en wethouders is onder de Omgevingswet niet in alle gevallen het bevoegd gezag dat beslist over de aanvraag. Voor de leesbaarheid van de verordening is ervoor gekozen om in plaats van bevoegd gezag altijd burgemeester en wethouders op te nemen. Als er sprake is van een andere bevoegd gezag voor burgemeester en wethouders, dan wordt gelezen: het bevoegd gezag volgens de Omgevingswet. Als hiervan bij een vergunningplicht sprake is, dan is dit in de toelichting bij het artikel vermeld.

 

Aanvragen kunnen worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Zij zenden de aanvraag door aan het bevoegd gezag en stellen de aanvrager daarvan op de hoogte. De behandeling van de aanvraag wordt dan voortgezet door het bevoegd gezag.

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de doorzendplicht die is geregeld in artikel 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

K . De toelichting op artikel 3.2 komt te luiden:

Dit artikel beschrijft de procedure voor het indienen van een aanvraag van een vergunning of een melding.

De aanvraag wordt gestart op de website van Zaanstad.

 

Tweede lid

Voor aanvragen en meldingen die geregeld zijn via de Omgevingswet is een nieuw landelijk systeem ingericht, het Omgevingsloket. Via de website van Zaanstad kan een initiatiefnemer (burger of bedrijf) in het Omgevingsloket, via het onderdeel ‘Aanvragen’, een aanvraag voor een omgevingsvergunning of een melding indienen. Alle gegevens die de initiatiefnemer invult en bijvoegt, worden opgeslagen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De gemeente laadt aanvragen en meldingen vanuit deze landelijke voorziening in het eigen vergunningensysteem.

 

L . De toelichting op artikel 3.3 komt te luiden:

Deze termijnen gelijk aan de termijnen genoemd in artikel 16.64 van de Omgevingswet.

 

Over beslistermijnen zijn ook regels opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

Uit artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de beslistermijn ingaat op het moment dat de aanvraag is ingediend. De beslistermijn wordt opgeschort als de aanvraag niet volledig is. De aanvrager krijgt hiervan bericht van burgemeester en wethouders met het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

 

De Algemene wet bestuursrecht kent 2 voorbereidingsprocedures:

  • de korte voorbereidingsprocedure (titel 4.1)

  • de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4)

 

Vierde lid

Op omgevingsvergunningen zijn de regels van dit artikel niet van toepassing, omdat de regels van de Omgevingswet rechtstreeks van toepassing zijn.

 

NB Geadviseerd wordt om een aanvraag tijdig in te dienen, bij voorkeur veertien weken voordat de aanvrager wil (of: van plan is om te) beginnen met de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

 

M . De toelichting op artikel 3.6 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 1:6 APV, artikel 5.40 Omgevingswet en artikel 15 VNG model Erfgoedverordening.

 

Naast deze algemene wijzigings- en intrekkingsgronden kent de Omgevingswet en deze verordening ook andere, meer specifieke wijzigings- en intrekkingsgronden.

 

Op omgevingsvergunningen zijn de regels van dit artikel niet van toepassing, omdat de regels van de Omgevingswet rechtstreeks van toepassing zijn.

 

N . De titel van en toelichting op artikel 3.7 komen te luiden:

Artikel 3.7 Gemeentelijke adviescommissie

Dit artikel betreft de gemeentelijke adviescommissie van de gemeente Zaanstad als bedoeld in artikel 17.9 Omgevingswet.

Deze adviescommissie vervangt de voormalige adviescommissie welstand en monumenten.

 

De Omgevingswet verplicht de gemeenteraad een commissie in te stellen die in ieder geval tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument.

Het college van burgemeesters en wethouders is verplicht de commissie advies te vragen in door de gemeenteraad aangewezen gevallen. Dit heeft de gemeenteraad in deze verordening gedaan in onder meer de artikelen 4.2, 4.6, 4.8 en 5.73.

 

Daarnaast kan het college van burgemeester en wethouders de commissie advies vragen over het ontwikkelen van beleid voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

De Omgevingswet gebruikt het begrip fysieke leefomgeving. Dit omvat de openbare ruimte, maar ook onderdelen als lucht, water, bodem en natuur.

 

De organisatorische regels worden geregeld in de gemeentelijke verordening voor de gemeentelijke adviescommissie. De inhoudelijke regels voor welstand en monumenten staan in het (tijdelijke) omgevingsplan, in deze verordening en in de gemeentelijke welstandsnota.

 

O . De toelichting op artikel 3.8 komt te luiden:

Via het erfgoedregister is het voor belanghebbenden en geïnteresseerden kenbaar wat door de gemeente is aangewezen als gemeentelijk beschermd erfgoed.

 

Vierde lid

Dit lid bepaalt dat voor het schrappen uit het register van een aanwijzing als gemeentelijk erfgoed dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan.

 

P . De titel van en toelichting op artikel 4.8 komen te luiden:

Artikel 4.8 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

 

Dit artikel is gebaseerd op artikel 18 van de VNG model Erfgoedverordening.

 

Dit artikel geeft de regels voor het aanwijzen van gemeentelijke beschermde stads- en dorpsgezichten.

Het doel van de Omgevingswet is dat uiteindelijk ook het aanwijzen van gemeentelijke beschermde stads- en dorpsgezichten via het definitieve omgevingsplan verloopt. Gedurende de overgangsperiode, waarin het plan wordt aangepast aan de regels van de Omgevingswet, is het nog niet altijd mogelijk om direct een definitief omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast te stellen.

 

Q . De titel van en toelichting op artikel 4.9 komen te luiden:

Artikel 4.9 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

 

Dit artikel is gebaseerd op artikel 19 van de VNG model Erfgoedverordening.

 

Dit artikel bepaalt onder andere dat bij wijziging van een aanwijzing en bij intrekking van de status als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht in beginsel dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan.

Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in verband met de verandering van bijvoorbeeld straatnamen of huisnummers.

 

Derde lid

Hierin is bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft, door de minister of een provincie wordt aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht.

 

R . De toelichting op paragraaf 5.2 en de toelichting op de artikelen 5.2 tot en met 5.12 komen te vervallen.

 

S . De toelichting op artikel 5.43 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op de voormalige artikelen 4:5b en 4:6 van de APV.

 

Dit artikel heeft betrekking op de vormen van geluidhinder waarin de andere regelingen niet voorzien. Geluidoverlast kan op allerlei manieren veroorzaakt worden.

Voorbeelden zijn:

  • -

    een niet permanente activiteit in een niet besloten ruimte, zoals een kermis, een braderie, een rally;

  • -

    het door middel van luidsprekers op voertuigen of anderszins reclame of muziek maken of mededelingen doen;

  • -

    het ten gehore brengen van achtergrondmuziek in winkelstraten;

  • -

    het gebruik van diverse geluid producerende recreatietoestellen

  • -

    het gebruik van bouwmachines, zoals compressors, cirkelzagen, trilhamers en heistellingen;

  • -

    het toepassen van knalapparatuur om vogels te verjagen;

  • -

    het beoefenen van hobby’s die veel lawaai geven;

  • -

    het voortdurend bespelen van muziekinstrumenten;

  • -

    het gebruiken van elektro- akoestische apparatuur;

  • -

    het laten draaien van koelaggregaten op vrachtwagen;

  • -

    andere handelingen waardoor geluidoverlast ontstaat.

Vooral voor deze vormen van geluidhinder ontbreken algemeen geldende criteria of normen. Van geval tot geval zal daarom moeten worden nagegaan in welke situatie en gedurende welke tijden er sprake is van geluidhinder. En welke maatregelen vervolgens kunnen worden genomen. Uitgangspunt daarbij zal moeten zijn dat een zekere mate van (geluid)hinder onvermijdelijk is en zal moeten worden aanvaard. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing van het verbod verlenen, zo nodig met voorschriften.

 

Een uitzondering hierop zijn wegonderhoudswerkzaamheden en onderhoud aan spoorwegen. Deze werkzaamheden mogen dan niet langer dan 5 dagen duren. De uitzondering geldt dus niet voor grotere projecten, waarbij binnen het project meerdere keren de geluidsnormen door dit soort werkzaamheden worden overschreden. Daarvoor moet men wel een ontheffing aanvragen.

 

Het is belangrijk dat omwonenden op tijd worden geïnformeerd over de mogelijke geluidhinder, de uit te voeren werkzaamheden en maatregelen die worden genomen om ernstige hinder en/of overlast zoveel mogelijk te beperken. Dit gaat in ieder geval om de omwonenden die zich binnen een afstand van 50 m van de geluidsbron bevinden. Wat op tijd betekent, is afhankelijk van de omstandigheden.

 

Tweede lid

Dit lid maakt een ontheffing van het verbod in het eerste lid mogelijk. Vanwege de overlast die geluidsoverlast oplevert wordt de lex silencio positivo niet toegepast. Dus de handeling is alleen toegestaan als er schriftelijk een ontheffing op het verbod is gegeven.

 

T . De toelichting op artikel 5.50 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op het voormalige artikel 2:10 APV.

 

Bij de in dit artikel bedoelde vergunning kan sprake zijn van een ander bevoegd gezag dan burgemeester en wethouders. Zie ook toelichting op artikel 3.1.

 

Door de gemeenteraad is voor het plaatsen van gedenktekens ‘Beleidskader plaatsing gedenktekens langs wegen in Zaanstad’ vastgesteld. In dit beleidskader zijn 10 randvoorwaarden gesteld voor de plaatsing gedenktekens langs wegen in Zaanstad, die bij de gemeente in beheer zijn.

 

Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden of containers. Het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren.

 

Het artikel is niet van toepassing op het kortdurend plaatsen van voorwerpen, wanneer dat past bij de functie en bestemming van de openbare plaats. Het is toegestaan zolang de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht en ook aan andere gestelde voorwaarden en eisen wordt voldaan. De burger moet dat zelf afwegen. Daarbij geldt een algemene zorgplicht.

 

Eerste lid

Door het gebruik van het begrip openbare plaats kan het artikel ook worden toegepast bij de aanpak van het illegaal in gebruik nemen van stukjes gemeentegrond door burgers. Dit artikel geeft een rechtsgrond om op te treden tegen het zonder toestemming in gebruik nemen van stukjes gemeentegrond.

 

Tweede lid

Op basis van de Omgevingswet wordt bepaald of het een vergunning of een omgevingsvergunning betreft.

 

Vierde lid

Met deze bepaling wordt door de gemeenteraad aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verleend om nadere regels te stellen. Nadere regels om te bereiken dat bepaalde gebieden de gewenste uitstraling krijgen en houden.

 

Er zijn door burgemeester en wethouder bijvoorbeeld nadere regels gesteld voor de plaatsing van voorwerpen, zoals tijdelijke bouwobjecten, uitstallingen en plantenbakken en banken.

 

Indien een te plaatsen object voldoet aan de criteria uit de nadere regels, kan volstaan worden met een melding. Deze melding kan via een digitaal formulier op de website van Zaanstad worden ingediend.

 

Vijfde lid

Om te bereiken dat bepaalde gebieden de gewenste uitstraling krijgen en houden, kunnen burgemeester en wethouders gebieden aanwijzen waar het verboden is om voorwerpen of bepaalde voorwerpen te plaatsen. Als voorbeelden worden in dit artikel genoemd: uitstallingen, bouwobjecten, plantenbakken of banken. Het kan dus ook om andere voorwerpen of objecten gaan.

 

Burgemeester en wethouders hebben op basis van deze bevoegdheid al diverse gebieden aangewezen als gebied waarin bepaalde voorwerpen niet geplaatst mogen worden. Bijvoorbeeld in het centrum van Zaandam en de straten rondom de Bloemkorf in de wijk Poelenburg.

 

Zesde lid

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de lex silencio positivo alleen van toepassing is als dit in een wettelijk voorschrift is bepaald.

Vanwege de overlast en de onveiligheid, die het plaatsen van objecten op openbare plaatsen kan geven wordt de lex silencio positivo niet toegepast. Dus de handeling is alleen toegestaan als er schriftelijk toestemming is gegeven.

Dit is voor omgevingsvergunningen al geregeld in de Omgevingswet.

 

U . De toelichting op artikel 5.51 vierde lid komt te luiden:

Vierde lid

Hiermee is aangesloten bij de Omgevingswet. In deze wet is bepaald dat op de omgevingsvergunning paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing is.

Het aanleggen, beschadigen of veranderen van een weg veroorzaakt immers gevaarlijke situaties als er niet extra (voorzorg)maatregelen worden getroffen.

 

V . De toelichting op artikel 5.63 komt te luiden:

Een vergelijkbare regeling was opgenomen in artikel 5:28 van de APV.

 

Deze bepaling heeft alleen betrekking op waterstaatswerken en infrastructuur die in beheer zijn bij de gemeente. Het begrip waterstaatswerken wordt gebruikt conform de definitie in de Omgevingswet.

 

Onder waterstaatswerken en infrastructuur wordt in ieder geval verstaan: vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

 

Daarnaast legt artikel 1.14 van het Binnenvaartpolitiereglement aan degene die een kunstwerk beschadigt een meldingsplicht op.

 

W . De titel van en toelichting op artikel 5.73 komen te luiden:

Artikel 5.73 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk of provinciaal monument

Dit artikel is gebaseerd op de artikelen 16 en 17 van de voormalige erfgoedverordening.

 

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk of provinciaal beschermd monument wordt advies gevraagd aan de gemeentelijke adviescommissie.

 

Voor gemeentelijk beschermd monumenten bepaalt de gemeenteraad de regels.

 

De regels voor een provinciaal beschermd monument zijn opgenomen in de Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland. De Omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland geeft instructieregels voor gemeenten in paragraaf 6.2.7 Cultureel erfgoed.

Hieruit blijkt dat gemeenten bij de adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, advies vragen indien het college van burgemeester en wethouders voor die aanvraag het bevoegd gezag is.

 

De regels voor een rijksmonument zijn opgenomen in de Omgevingswet. In artikel 17.9 lid 1 Omgevingswet is de verplichting voor gemeenten opgenomen om de gemeentelijke adviescommissie te betrekken bij de advisering over een rijksmonumentenactiviteit.

In artikel 5.22 Omgevingswet is overigens de reikwijdte van de belangenafweging voor de rijksmonumentactiviteit afgebakend. De beoordelingsregels worden primair gesteld op het behoud van het cultureel erfgoed.

Omdat voor rijksmonumenten de verplichting in de Omgevingswet is opgenomen hoeft de raad dit niet meer regelen.

 

Op grond van de Omgevingswet kan voor deze omgevingsvergunning een ander bestuursorgaan dan burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn.

 

X . De toelichting op artikel 5.74 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op artikel 18 van de VNG model Erfgoedverordening.

 

Eerste lid

Dit artikel borgt dat het stads- of dorpsgezicht ook al beschermd is in de periode dat het definitieve omgevingsplan wordt voorbereid.

 

Zodra de aanwijzing van het gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht is verwerkt in het omgevingsplan vindt handhaving plaats op basis van het omgevingsplan.

 

Y . De toelichting op artikel 5.75 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op artikel 20 van de VNG model Erfgoedverordening.

 

Bij de in dit artikel bedoelde vergunning kan sprake zijn van een ander bevoegd gezag dan burgemeester en wethouders. Zie ook toelichting bij artikel 3.1.

 

Z . De toelichting op artikel 5.76 komt te luiden:

Dit artikel is gebaseerd op artikel 23 van de VNG model Erfgoedverordening.

 

Eerste lid

Deze bepaling is een vangnet voor als in het tijdelijke omgevingsplan nog geen beschrijving is opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

 

Tweede lid

Bij nadere regels van burgemeester en wethouders over het verrichten van archeologisch onderzoek kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regels met betrekking tot een programma van eisen of een plan van aanpak.

 

AA . De toelichting op artikel 8.5 komt te vervallen.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 maart 2023.

De voorzitter

De griffier

Naar boven