Gemeenteblad van Noordwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2023, 146954 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noordwijk | Gemeenteblad 2023, 146954 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2023
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inwoner : de persoon van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een direct belang heeft bij een besluit van de ISD Bollenstreek/gemeente (artikel 1:2 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht) en woonplaats heeft in de gemeente Noordwijk volgens de regels van de artikelen 10 lid 1 en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
De financiële bijdrage is bedoeld voor de inwoner die gedurende de 24 maanden voorafgaande aan
het verzoek om de financiële bijdrage en op de verzoekdatum:
Artikel 3. Geen recht op een financiële bijdrage
Geen recht op een financiële bijdrage heeft de inwoner of diens partner die gedurende de 24 maanden voorafgaande aan het verzoek en op de verzoekdatum:
een verlaging van de bijstandsuitkering ingevolge de Afstemmings-verordening opgelegd heeft gekregen vanwege het niet nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling en binnen de eigen krachten en bekwaamheden geen blijk heeft gegeven van inspanningen om tot inkomensverbetering te komen;
In afwijking van lid 1 geldt dat, als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op bijstand op grond van de artikelen 11 of 13 lid 1 van de wet, de ander, als deze aan alle voorwaarden voor toekenning van de bijdrage voldoet, recht heeft op de financiële bijdrage naar de norm van een alleenstaande (ouder).
Het dagelijks bestuur kan ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 7. Situaties waarin deze verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur of maakt het nadere regels.
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2023
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In lid 1 wordt bij het beschrijven van de begrippen die in de verordening voorkomen zoveel als mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Participatiewet, de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daar waar mogelijk wordt naar de betreffende artikelen in de Participatiewet verwezen.
Wat betreft het begrip “inkomen” (sub f.) is opgenomen dat hiermee hetzelfde wordt bedoeld als het
inkomen van artikel 32 van de Participatiewet, en de bijstandsuitkering maar exclusief vakantietoeslag. Dit houdt tevens in dat eventueel de vrijlatingsbepalingen van artikel 31 van de wet van toepassing zijn.
Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien de financiële
bijdrage een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte financiële bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Evenmin kan rekening worden gehouden met een eventueel gelegd beslag op het inkomen. Bijstand (financiële bijdrage) voor gemaakte schulden is immers niet mogelijk.
Wat betreft het begrip “bijstandsnorm” (sub b.): in navolging van het begrip inkomen is bepaald dat
ook deze (logischerwijs) exclusief vakantietoeslag is. De kostendelersnorm maakt onderdeel uit van de toepasselijke bijstandsnorm, zoals de wetgever dit bedoeld heeft.
In artikel 2 is de doelgroep voor de financiële bijdrage omschreven. Aan deze voorwaarden moet zijn
voldaan op de verzoekdatum (aanvraagdatum) en gedurende de 24 maanden die daaraan voorafgingen. Het inkomen is gemaximeerd op 110% van de bijstandsnorm (inclusief de kostendelersnorm, exclusief vakantietoeslag).
Bij het criterium “geen concreet uitzicht op inkomensverbetering” spelen de krachten en bekwaamheden van de persoon in kwestie een rol (maatwerk).
Los hiervan kan gezegd worden dat bijstandsgerechtigden met arbeidsverplichting dit zicht alleen op
grond van hun arbeidsverplichting niet hebben, maar weer wel studerenden. Ook mensen die in deeltijd werken en bij wie geen belemmeringen zijn vastgesteld om meer uren te gaan werken hebben een concreet zicht op inkomensverbetering. Bij mensen met een WW uitkering of een ZW uitkering kan als uitgangspunt gelden dat zij eveneens zicht hebben op inkomensverbetering. Dit geldt ook voor zelfstandigen, tenzij het beëindigende zelfstandigen betreft (zoals bedoeld in de Bbz).
Ook de mate van de geleverde inspanningen om tot inkomensverbetering te komen kan er volgens de
wetgever toe leiden dat men geen recht heeft op de financiële bijdrage. Het geen zicht hebben op inkomensverbetering kan immers het directe gevolg zijn van eigen handelen of gemaakte keuzes.
Daarom is in de voorgestelde verordening geregeld dat bij schending van de arbeidsverplichting die
heeft geleid tot een maatregel (verlaging van de bijstand) ingevolge de Afstemmingsverordening geen recht bestaat op de financiële bijdrage (artikel 3).
In onderdelen a. en c. is in overeenstemming met de wet en voor de duidelijkheid opgenomen dat bedoelde groepen geen recht hebben op de financiële bijdrage.
Meer in het algemeen is het zo dat als men geen recht heeft op bijstand (bijvoorbeeld gedetineerden), of daarvan is uitgesloten (bijvoorbeeld personen die uit ’s rijkskas bekostigd onderwijs hadden kunnen volgen), men ook geen recht heeft op de individuele inkomenstoeslag en dus financiële bijdrage.
Ook de mate van de geleverde inspanningen om tot inkomensverbetering te komen kan er volgens de
wetgever toe leiden dat men geen recht heeft op de toeslag. Het niet zicht hebben op inkomensverbetering kan immers het directe gevolg zijn van eigen handelen of gemaakte keuzes. Daarom is in onderdeel b. geregeld dat bij schending van de arbeidsverplichting die heeft geleid tot een maatregel (verlaging van de bijstand) ingevolge de Afstemmingsverordening, en binnen de eigen krachten en bekwaamheden geen blijk heeft gegeven van inspanningen om tot inkomensverbetering te komen, geen recht bestaat op de bijdrage. De maatregel is dus geen afwijzingsgrond bij voorbaat, maar kan wel een indicatie zijn. Het is daarbij belangrijk om een individuele afweging te maken, zoals ook in jurisprudentie naar voren komt. De afweging is dan of het gedrag dat heeft geleid tot het opleggen van de maatregel, er ook toe leidt dat er geen zicht is op inkomensverbetering. Of dat dit gedrag inmiddels is veranderd. Bijvoorbeeld: als iemand een maatregel opgelegd heeft gekregen, maar daarna meer uren is gaan werken, aantoonbaar meer heeft gesolliciteerd of anderszins aantoonbaar getracht heeft om (meer) inkomen te verkrijgen, slaagt deze afwijzingsgrond niet.
Het recht op de financiële bijdrage komt de gehuwden gezamenlijk toe. Worden personen op de aanvraagdatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten dus beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van deze verordening. Voldoet één van de gehuwden of beiden niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden in principe geen recht op de bijdrage.
Als echter één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op bijstand op grond van de artikelen 11
of 13 lid 1 van de wet, heeft de ander, als deze aan alle voorwaarden voor toekenning van de bijdrage voldoet, recht op de bijdrage naar de norm van een alleenstaande (ouder). Het inkomen en vermogen van de niet-rechthebbende echtgenoot tellen wel mee voor de beoordeling
De leefvorm kan ook zijn gewijzigd tijdens de referteperiode. Als een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode alleenstaand is geweest, maar op de aanvraagdatum een gezamenlijke huishouding voert dan:
Is een persoon op de aanvraagdatum alleenstaand, maar had hij tijdens de referteperiode wel een
partner? Dan volgt wat betreft de referteperiode een beoordeling:
Artikel 5. Hoogte van de financiële bijdrage
De hoogte van de financiële bijdrage is afhankelijk van de gezinssituatie op het moment van indiening van de aanvraag: is sprake van een alleenstaande (ouder) of is er sprake van gehuwden (gezamenlijke huishouding). Voor personen in een inrichting/instelling geldt een lagere financiële bijdrage omdat zij lagere bestaanskosten hebben.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 7. Situaties waarin deze verordening niet voorziet
Het betreft hier een delegatiebepaling aan het dagelijks bestuur in gevallen waarin de verordening
niet voorziet. Het spreekt dat het dagelijks bestuur daarbij de kaders van de wet en deze verordening
Artikel 8. Intrekken oude verordening
Dit artikel spreekt voor zich.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-146954.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.