Wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Gouda

De raad van de gemeente Gouda;

 

gelezen het voorstel van 13 december 2022,

 

gelet op de artikelen 149 van de Gemeentewet, artikel 3.16 van de Erfgoedwet, de artikelen 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 gelezen in samenhang met artikel 9.1 van de Erfgoedwet, de artikelen 2.1 en 2.2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 8 van de Woningwet;

 

besluit:

 

tot wijziging van de Verordening fysieke leefomgeving Gouda

Artikel I  

De Verordening fysieke leefomgeving Gouda wordt als volgt gewijzigd:

 

A. In de titel van afdeling 5.2 en artikel 2.5, 2.6, 2.10, 3.7, 3.11, 3.51, 3.52, 3.53, 3.54, 5.2 en 5.3 wordt ‘adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit’ en ‘Commissie Cultuurhistorie’ vervangen door ‘Adviescommissie Omgevingskwaliteit’.

 

B. Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.1. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek (archeologisch bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, opgraving) wordt verricht.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • A.

      rijksmonumenten, en

    • B.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 2.1. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • A.

      rijksmonumenten, en

    • B.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Toelichting

De opsomming over archeologisch onderzoek is hier verwijderd, aangezien dit duidelijk terugkomt in de begripsbeschrijving, zoals al was opgenomen in bijlage I.

 

C. Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.2. Aanwijzing als gemeentelijk beeldbepalend pand

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een monument, dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als gemeentelijk beeldbepalend pand.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aanwijzing richt zich op de verschijningsvorm of de samenhang met het stedenbouwkundig of architectonisch beeld.

  • 3.

    Het interieur wordt niet betrokken bij de aanwijzing van een beeldbepalend pand.

  • 4.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek (archeologisch bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, opgraving) wordt verricht.

  • 5.

Artikel 2.2. Aanwijzing als gemeentelijk beeldbepalend pand

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een monument, dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als gemeentelijk beeldbepalend pand.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde aanwijzing richt zich op de verschijningsvorm of de samenhang met het stedenbouwkundig of architectonisch beeld.

  • 3.

    Het interieur wordt niet betrokken bij de aanwijzing van een gemeentelijk beeldbepalend pand.

  • 4.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een pand als gemeentelijk beeldbepalend pand bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 5.

Toelichting

In het derde lid is toegevoegd dat het om een gemeentelijk beeldbepalend pand gaat. In het vierde lid is de onjuiste verwijzing naar een monument gecorrigeerd en is de opsomming over archeologisch onderzoek net als in het vorige artikel verwijderd.

 

D. Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.3. Aanwijzing als gemeentelijk beeldbepalende structuur

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een (stedenbouwkundige) structuur die van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk beeldbepalende structuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde beschrijving van een structuur richt zich op een onroerende zaak die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed vanwege zijn verschijningsvorm of zijn samenhang met het stedenbouwkundig of architectonisch beeld.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als gemeentelijk monument bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek (archeologisch bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, opgraving) wordt verricht.

Artikel 2.3. Aanwijzing als gemeentelijk beeldbepalende structuur

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, besluiten een (stedenbouwkundige) structuur die van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk beeldbepalende structuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde beschrijving van een structuur richt zich op een onroerende zaak die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed vanwege zijn verschijningsvorm of zijn samenhang met het stedenbouwkundig of architectonisch beeld.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van gemeentelijk beeldbepalende structuur bepalen, dat bouwhistorisch, cultuurhistorisch, tuinhistorisch, archeologisch onderzoek wordt verricht.

Toelichting

In het derde lid is de onjuiste verwijzing naar een monument gecorrigeerd. Daarnaast is wederom de opsomming over archeologisch onderzoek verwijderd.

 

E. Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.4. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 2.1, 2.2 of 2.3 maakt het college schriftelijk bekend aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg met de eigenaar van de kerk over het voornemen.

Artikel 2.4. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 2.1, 2.2 of 2.3 maakt het college schriftelijk bekend aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk gebouw als monument wordt aangewezen, voert het college overleg met de eigenaar van de kerk over het voornemen.

Toelichting

De tekst van lid 2 is aangepast, aangezien in deze procedure sprake is van de aanwijzing van een kerkelijk gebouw als monument.

 

F. Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.9 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten, voorlopige gemeentelijke monumenten, gemeentelijke beeldbepalende panden en structuren, en voorlopige gemeentelijk beeldbepalende panden en structuren ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als het schrappen uit het register het doel is van de wijziging, dan is deze paragraaf van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument, pand of structuur, waarop de aanwijzing betrekking heeft, als zodanig teniet is gegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument, pand of structuur, voor uitsluitend dat deel waarop de rijksaanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 2.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het geheel of gedeeltelijk vervallen van de aanwijzing, wordt zo snel mogelijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 2.9 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten, voorlopige gemeentelijke monumenten, gemeentelijke beeldbepalende panden en structuren, en voorlopige gemeentelijk beeldbepalende panden en structuren ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als het schrappen uit het register het doel is van de wijziging, dan is deze paragraaf van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument, pand of structuur, waarop de aanwijzing betrekking heeft, als zodanig teniet is gegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument, pand of structuur, voor uitsluitend dat deel waarop de rijksaanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het geheel of gedeeltelijk vervallen van de aanwijzing, wordt zo snel mogelijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

In het derde lid werd foutief verwezen naar artikel 2.17 van de Erfgoedwet. Dit is aangepast naar het correcte artikel 3.17 van die wet.

 

G. Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.10 Aanwijzing als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    …t/m 8.

Artikel 2.10 Aanwijzing als gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, gebieden aanwijzen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    …t/m 8.

Toelichting

In het eerste lid is de eerste verwijzing naar ‘stads- en dorpsgezichten’ gewijzigd naar gebieden. Dit geeft een betere weergave van hetgeen kan worden aangewezen als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

 

H. Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.11 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 2.10, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    … t/m 3.

Artikel 2.11 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijke stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 2.10, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    … t/m 3.

Toelichting

In dit artikel zat in het eerste lid een onjuiste verwijzing naar artikel 2.11, deze is nu aangepast naar het juiste artikel 2.10.

 

I. Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.14 Naamgeving woonplaatsen en openbare ruimte

  • 1.

    Het college stelt de grens en de naam van een of meer woonplaatsen vast en kan deze in wijken en buurten verdelen conform de eisen die het Centraal Bureau van de Statistiek aan deze indeling verbindt.

  • 2.

    … t/m 3

Artikel 2.14 Naamgeving woonplaatsen en openbare ruimte

  • 1.

    Het college stelt de grens en de naam van een of meer woonplaatsen vast en kan deze in wijken en buurten verdelen conform de eisen die het Centraal Bureau voor de Statistiek aan deze indeling verbindt.

  • 2.

    … t/m 3.

Toelichting

In het eerste lid werd foutief verwezen naar “Centraal Bureau van de Statistiek”, dit is nu gewijzigd naar het correcte “Centraal Bureau voor de Statistiek”.

 

J. Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.1 Oogmerken

De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

  • a.

    het belang van monumentenzorg;

  • b.

    het belang van godsdienstuitoefening in een kerkelijk monument;

  • c.

    het belang van het behoud van archeologische waarden.

Artikel 3.1 Oogmerken

De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:

  • a.

    het belang van het behoud van cultureel erfgoed;

  • b.

    het belang van godsdienstuitoefening in een kerkelijk monument;

  • c.

    het belang van het behoud van archeologische waarden.

Toelichting

In sub a is het oogmerk gewijzigd naar ‘het behoud van cultureel erfgoed’. Dit geeft een betere weergave van de beoogde bescherming en sluit beter aan bij de terminologie van de verordening.

 

K. Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.7 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning, anders dan voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van een beschermd gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur vraagt het college advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van een beschermd gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of structuur vraagt het college advies aan de Commissie Cultuurhistorie voordat het beslist op de aanvraag.

  • 3.

    Binnen vier weken na de adviesaanvraag brengt de desbetreffende commissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 3.7 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beschermd gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur vraagt het college advies aan de Adviescommissie Omgevingskwaliteit voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2.

    Binnen vier weken na de adviesaanvraag brengt de desbetreffende commissie schriftelijk advies uit aan het college.

Toelichting

Dit artikel is aangepast aan de samenvoeging van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de Commissie Cultuurhistorie. De Commissie Omgevingskwaliteit adviseert over alle aanvragen met betrekking tot een gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur.

 

L. Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.10 Omgevingsvergunning gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 2.

    De artikelen 3.6 en 3.8 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

Artikel 3.10 Omgevingsvergunning gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    De artikelen 3.6 en 3.8 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

Toelichting

Het eerste lid is toegevoegd aangezien deze was weggevallen bij de vorige vaststelling van de verordening. De artikelleden zijn overeenkomstig vernummerd.

 

M. Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.11 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, anders dan voor het afbreken van een bouwwerk, vraagt het college advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afbreken van een bouwwerk in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, vraagt het college advies aan de Commissie Cultuurhistorie voordat het beslist op de aanvraag.

  • 3.

    Binnen vier weken na de adviesaanvraag brengt de desbetreffende commissie schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 3.11 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht vraagt het college advies aan de Adviescommissie Omgevingskwaliteit voordat het beslist op de aanvraag.

  • 2.

    Binnen vier weken na de adviesaanvraag brengt de desbetreffende commissie schriftelijk advies uit aan het college.

Toelichting

Dit artikel is aangepast aan de samenvoeging van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en de Commissie Cultuurhistorie. De Commissie Omgevingskwaliteit adviseert over alle omgevingsvergunning in een gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, daardoor zijn de eerste twee leden samengevoegd.

 

N. Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.12 Instandhoudingsplicht en omgevingsvergunning archeologische waarden en verwachtingen

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aanwezen als hoogwaardige locatie met bijzondere waarde. Dit is niet van toepassing indien het een gemeentelijk archeologisch monument betreft en om die reden voor deze werkzaamheden op grond van artikel 3.5 reeds een omgevingsvergunning is vereist.

  • 2.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aanwezen als hoogwaardige locatie, tenzij:

    • a.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren een oppervlakte van minder dan 50 m² betreffen, of

    • b.

      er gewerkt wordt volgens de Richtlijn Archeologievriendelijk Bouwen (zie bijlage V bij deze verordening).

  • 3.

    Het is verboden werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren te verrichten op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als hoogwaardige locatie, verstoord tot 1,5 meter onder het maaiveld zonder een omgevingsvergunning, tenzij:

    • a.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren een oppervlakte van minder dan 50 m² betreffen, of

    • b.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren niet dieper gaan dan 1,5 meter onder het maaiveld, of

    • c.

      er gewerkt wordt volgens de Richtlijn Archeologievriendelijk Bouwen (zie bijlage V bij deze verordening).

  • 4.

    Het is verboden werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een hoge verwachting zonder een omgevingsvergunning, tenzij:

    • a.

      deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen.

  • 5.

    Het is verboden werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een hoge verwachting vanaf 2 meter onder het maaiveld zonder een omgevingsvergunning, tenzij:

    • a.

      deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen of

    • b.

      deze werkzaamheden niet dieper gaan dan 2 meter onder het maaiveld.

  • 6.

    Het is verboden werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een lage verwachting l zonder een omgevingsvergunning, tenzij deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 10.000 m² betreffen.

  • 7.

    Het is verboden werkzaamheden te verrichten in waterwegen als bedoeld in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV zonder omgevingsvergunning, voor zover het gaat over:

    • a.

      baggerwerkzaamheden,

    • b.

      het uitzeven van de bodems van waterwegen,

    • c.

      werkzaamheden die op andere wijze de archeologische waarde van de bodems van waterwegen aantasten.

Artikel 3.12 Instandhoudingsplicht en omgevingsvergunning archeologische waarden en verwachtingen

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aanwezen als hoogwaardige locatie met bijzondere waarde. Dit is niet van toepassing indien het een gemeentelijk archeologisch monument betreft en om die reden voor deze werkzaamheden op grond van artikel 3.5 reeds een omgevingsvergunning is vereist.

  • 2.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning of in strijd met de bij de vergunning gestelde voorschriften werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aanwezen als hoogwaardige locatie, tenzij:

    • a.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren een oppervlakte van minder dan 25 m² betreffen, of

    • b.

      er gewerkt wordt volgens de Richtlijn Archeologievriendelijk Bouwen (zie bijlage V bij deze verordening).

  • 3.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren te verrichten op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als hoogwaardige locatie, verstoord tot 1,5 meter onder het maaiveld, tenzij:

    • a.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren een oppervlakte van minder dan 25 m² betreffen, of

    • b.

      de werkzaamheden die het bodemarchief verstoren niet dieper gaan dan 1,5 meter onder het maaiveld, of

    • c.

      er gewerkt wordt volgens de Richtlijn Archeologievriendelijk Bouwen (zie bijlage V bij deze verordening).

  • 4.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een hoge verwachting, vanaf 0,5 meter onder maaiveld, tenzij:

    • a.

      deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen.

  • 5.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een hoge verwachting vanaf 2 meter onder het maaiveld, tenzij:

    • a.

      deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen of

    • b.

      deze werkzaamheden niet dieper gaan dan 2 meter onder het maaiveld.

  • 6.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV is aangewezen als locatie met een lage verwachting, tenzij deze werkzaamheden een oppervlakte van minder dan 10.000 m² betreffen.

  • 7.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden te verrichten in waterwegen als bedoeld in de archeologische basiskaart van bijlage III en IV, voor zover het gaat over:

    • a.

      baggerwerkzaamheden,

    • b.

      het uitzeven van de bodems van waterwegen,

    • c.

      werkzaamheden die op andere wijze de archeologische waarde van de bodems van waterwegen aantasten.

Toelichting

Conform het raadsvoorstel is hier de vrijgestelde oppervlakte in lid 2 en lid 3 verlaagd van 50 m² naar 25 m². Dit sluit beter aan bij de te beschermen waarden en zal voor de meeste (kleine) ontwikkelingen geen gevolgen hebben. Daarnaast is met het oog op de leesbaarheid meer uniformiteit aangebracht in de teksten van de verschillende artikelleden. De artikelleden beginnen nu allemaal met de zinssnede: ‘het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden te verrichten…’

 

O. Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.15 Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de omgevingsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder zich niet houdt aan de voorschriften van de vergunning als bedoeld in artikel 3.5 derde lid.

Artikel 3.15 Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de omgevingsvergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder zich niet houdt aan de voorschriften van de vergunning als bedoeld in artikel 3.14 eerste lid.

Toelichting

Onder b werd onjuist verwezen naar artikel 3.5 derde lid. Dit is gewijzigd naar het correcte artikel 3.14 eerste lid.

 

P. Artikel 3.16 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.16 Wijzigen kwalificatie van een locatie

Op grond van een melding als bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet en op grond van de resultaten van archeologisch bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek kan het college de kwalificatie van een locatie wijzigen.

Artikel 3.16 Wijzigen kwalificatie van een locatie

Op grond van een melding als bedoeld in artikel 5.10 en artikel 5.11 van de Erfgoedwet en op grond van de resultaten van archeologisch onderzoek kan het college de kwalificatie van een locatie wijzigen.

Toelichting

Als correctie is hier ook de verwijzing naar artikel 5.11 van de erfgoedwet opgenomen. Daarnaast is de verwijzing naar de verschillende vormen van archeologisch onderzoek gewijzigd naar de overkoepelende term.

 

Q. Artikel 3.25 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.25 Omgevingsvergunning gebruik openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde vergunningplicht is niet van toepassing op:

    • a.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in de bijlage en de afdeling Markt in dit hoofdstuk;

    • c.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:8 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020;

    • d.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020.

  • 3.

    … t/m 6.

Artikel 3.25 Omgevingsvergunning gebruik openbare plaats

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde vergunningplicht is niet van toepassing op:

    • a.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in afdeling 3.4 in dit hoofdstuk;

    • c.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:5 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020;

    • d.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:9 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020.

  • 3.

    … t/m 6.

Toelichting

In het tweede lid onder b stond de verwijzing naar een afdeling uitgeschreven, voor de uniformiteit is dit is nu aangepast naar het nummer van de afdeling, te weten afdeling 3.4.

In het tweede lid onder c en d stonden verwijzingen naar APV artikelen die inmiddels zijn vernummerd, dit is gecorrigeerd.

 

R. Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.27 Omgevingsvergunning maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Voor de volgende activiteiten is een omgevingsvergunning van het college vereist:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    De vergunningplicht, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover in het daar geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Keur Rijnland 2015 of de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Artikel 3.27 Omgevingsvergunning maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Voor de volgende activiteiten is een omgevingsvergunning van het college vereist:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    De vergunningplicht, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover in het daar geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Keur Rijnland 2020 of de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Toelichting

In het tweede lid is de verwijzing naar de Keur 2015 geactualiseerd naar de Keur Rijnland 2020.

 

S. Artikel 3.30 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.30 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 3.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 4.

    Op dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit, en artikel 3.31 van deze verordening, uiterlijk om 00:30 uur beëindigd als dag valt op een zondag tot en met donderdag en uiterlijk om 01:30 uur als de dag valt op een vrijdag en zaterdag.

  • 5.

Artikel 3.30 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 3.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 4.

    Op dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit, en artikel 3.31 van deze verordening, uiterlijk om 00:30 uur beëindigd als dag valt op een zondag tot en met donderdag en uiterlijk om 01:30 uur als de dag valt op een vrijdag en zaterdag.

  • 5.

Toelichting

De verwijzingen in het eerste en vierde lid naar artikelen van het Activiteitenbesluit zijn geactualiseerd conform dat besluit.

 

T. Artikel 3.33 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.33 Geluidhinder tijdens de avonduren

  • 1.

    Het is verboden om tussen 19.00 uur en 23.00 uur machines, motorvoertuigen, (recreatie)toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    De vergunningsplicht is niet van toepassing voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen nadere regels ter beperking van geluidhinder.

  • 3.

    De vergunningsplicht is niet van toepassing op situaties, dat vergunning is verleend op basis van artikel 2:8 APV, het geluid wordt veroorzaakt binnen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit of in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Bouwbesluit 2012, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Milieuverordening Zuid-Holland.

  • 4.

Artikel 3.33 Geluidhinder tijdens de avonduren

  • 1.

    Het is verboden om tussen 19.00 uur en 23.00 uur machines, motorvoertuigen, (recreatie)toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    De vergunningsplicht is niet van toepassing voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen nadere regels ter beperking van geluidhinder.

  • 3.

    De vergunningsplicht is niet van toepassing op situaties, dat vergunning is verleend op basis van artikel 2:5 APV, het geluid wordt veroorzaakt binnen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit of in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Bouwbesluit 2012, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Milieuverordening Zuid-Holland.

  • 4.

Toelichting

In het derde lid is de verwijzing naar de APV aangepast aan de vernummering van die verordening. Daarnaast is in het derde lid verwijzing naar “Besluit” gewijzigd naar het correcte “Activiteitenbesluit”.

 

U. Artikel 3.34 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.34 Geluidhinder tijdens de nachturen

  • 1.

    Het is verboden om tussen 23.00 uur en 07.00 uur machines, motorvoertuigen, (recreatie)toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover vergunning is verleend op basis van artikel 2:8 APV, het geluid wordt veroorzaakt binnen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het activiteitenbesluit of in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Bouwbesluit 2012, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

  • 3.

Artikel 3.34 Geluidhinder tijdens de nachturen

  • 1.

    Het is verboden om tussen 23.00 uur en 07.00 uur machines, motorvoertuigen, (recreatie)toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover vergunning is verleend op basis van artikel 2:5 APV, het geluid wordt veroorzaakt binnen een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het activiteitenbesluit of in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Bouwbesluit 2012, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

  • 3.

Toelichting

In het tweede lid is de verwijzing naar de APV aangepast aan de vernummering van die verordening.

 

V. Artikel 3.36 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.36 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is de houder van een omgevingsvergunning voor een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is de houder van een omgevingsvergunning voor een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Op de festiviteiten, bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 - op zondag tot en met donderdag uiterlijk om 00:30 uur en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.30 uur beëindigd.

  • 7.

    … t/m 9.

Artikel 3.36 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is de houder van een omgevingsvergunning voor een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is de houder van een omgevingsvergunning voor een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Op de festiviteiten, bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 3.31 - op zondag tot en met donderdag uiterlijk om 00:30 uur en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.30 uur beëindigd.

  • 7.

    … t/m 9.

Toelichting

In het eerste, tweede en zesde lid zijn de verwijzingen naar het Activiteitenbesluit geactualiseerd conform de vernummering van dat besluit.

 

W. Paragraaf 3.2.4 wordt hernoemd tot ‘Beheer en bescherming van de openbare ruimte’ en na artikel 3.37 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.37a Verbod oplaten ballonnen

  • 1.

    Het is verboden een ballon, van welk materiaal dan ook, door middel van helium of enig ander gas dat lichter dan lucht is, op te laten in de buitenlucht zonder dat deze op enige wijze met het aardoppervlak verbonden is.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op luchtvaartuigen als bedoeld in de Wet luchtvaart.

Toelichting

Conform raadsvoorstel is deze bepaling ongewijzigd overgenomen uit de APV.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.37b Verbod gebruik confetti en serpentine

Het is verboden confetti en serpentine, van een ander materiaal dan afbreekbaar papier, op een openbare plaats te gebruiken.

Toelichting

Conform raadsvoorstel is deze bepaling ongewijzigd overgenomen uit de APV.

 

X. Artikel 3.39 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.39 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.38, vierde lid, kan, onverminderd artikel 3.20, worden verleend:

  • a.

    … t/m b.

Artikel 3.39 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.38, tweede en derde lid, kan, onverminderd artikel 3.20, worden verleend:

  • a.

    … t/m b.

Toelichting

In de aanhef is de verwijzing naar artikel 3.38 vierde lid, gecorrigeerd naar het juiste artikel 3.38 tweede en derde lid.

 

Y. Artikel 3.40 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.40 Omgevingsvergunning handelsreclame

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    … t/m 4.

Artikel 3.40 Omgevingsvergunning handelsreclame

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.

  • 2.

    … t/m 4.

Toelichting

In het eerste lid is de zinsnede vergunning van het college’ vervangen door omgevingsvergunning’.

 

Z. Artikel 3.52 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.52 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De behandeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen door of onder verantwoordelijkheid van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit is openbaar. De agenda voor de vergadering van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien het college - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    … t/m 4.

Artikel 3.52 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De behandeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen door of onder verantwoordelijkheid van de Adviescommissie Omgevingskwaliteit is openbaar. De agenda voor de vergadering van de Adviescommissie Omgevingskwaliteit wordt uiterlijk één dag voor de vergadering gepubliceerd op de website van de gemeente Gouda. Indien het college - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    …t/m 4.

Toelichting

De wijze van bekendmaking van de agenda van de commissie zoals opgenomen in het eerste lid, is aangepast. De agenda wordt uiterlijk één dan voor de vergadering gepubliceerd op de website van de gemeente Gouda.

Daarnaast is in het eerste lid de verwijzing naar de Wob aangepast naar het artikel in de inmiddels geldende Woo. In het eerste lid zijn daarnaast twee grammaticale verschrijvingen gecorrigeerd.

 

AA. Artikel 3.54 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.54 Nadere regels taken, samenstelling en werkwijze Adviescommissie Omgevingskwaliteit

Nadere regels over taken, samenstelling en werkwijze van de Adviescommissie Omgevingskwaliteit zijn vastgelegd in het Reglement van orde op en in de werkwijze van de Adviescommissie Omgevingskwaliteit zoals opgenomen in de bijlagen VII en VIII van deze verordening.

Artikel 3.54 Nadere regels taken, samenstelling en werkwijze Adviescommissie Omgevingskwaliteit

Nadere regels over taken, samenstelling en werkwijze van de Adviescommissie Omgevingskwaliteit zijn vastgelegd in het Reglement van orde op de Adviescommissie Omgevingskwaliteit zoals opgenomen in bijlage VII van deze verordening.

Toelichting

Conform het raadsvoorstel komt de werkwijze van de commissie, opgenomen in bijlage VIII, te vervallen. Het artikel is hierop aangepast.

 

AB. Artikel 3.62 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.62 Intrekken van de omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een omgevingsvergunning vaste marktstandplaats in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van de nadere regels, bedoeld in artikel 5.1 derde lid, de vergunning wordt overgeschreven;

    • c.

      indien de vergunninghouder in staat van faillissement komt te verkeren.

    • d.

      indien de vergunninghouder blijvend arbeidsongeschikt is, tenzij op grond van de nadere regels, bedoeld in artikel 5.1 derde lid, de vergunning wordt overgeschreven;

  • 2.

    Het college kan een omgevingsvergunning vaste marktstandplaats intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 3.61 genoemde vereisten.

  • 3.

    Indien degene op wie een omgevingsvergunning nadere regels, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, is overgeschreven, reeds omgevingsvergunning heeft voor een andere vaste marktstandplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde omgevingsvergunning ingetrokken.

Artikel 3.62 Intrekken van de omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een omgevingsvergunning vaste marktstandplaats in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van de nadere regels, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, de vergunning wordt overgeschreven;

    • c.

      indien de vergunninghouder in staat van faillissement komt te verkeren.

    • d.

      indien de vergunninghouder blijvend arbeidsongeschikt is, tenzij op grond van de nadere regels, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, de vergunning wordt overgeschreven;

  • 2.

    Het college kan een omgevingsvergunning vaste marktstandplaats intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 3.61 genoemde vereisten.

  • 3.

    Indien degene op wie een omgevingsvergunning nadere regels, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, is overgeschreven, reeds omgevingsvergunning heeft voor een andere vaste marktstandplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde omgevingsvergunning ingetrokken.

Toelichting

In het eerste lid onder b en d, en in het derde lid werd onjuist verwezen naar artikel 5.1, derde lid. Dit is gecorrigeerd naar het juiste artikel 5.1, tweede lid.

 

AC. Artikel 3.67 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.67 Omgevingsvergunning leidingen

  • 1.

    Het is verboden een leidingen in, op of boven de openbare ruimte, en in of op kunstwerken te verrichten zonder een omgevingsvergunning leidingen:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden, of

    • c.

      behoudens het bepaalde in artikel 3.80, te verwijderen.

  • 2.

    Het is verboden om een leiding zonder of in strijd met een omgevingsvergunning leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 3.67 Omgevingsvergunning leidingen

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning, in, op of boven de openbare ruimte, en in of op kunstwerken, een leiding:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden, of

    • c.

      behoudens het bepaalde in artikel 3.80, te verwijderen.

  • 2.

    Het is verboden om een leiding zonder of in strijd met een omgevingsvergunning:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Toelichting

De tekst van het eerste en tweede lid is aangepast omdat deze niet goed liep, waarbij de naam van deze vergunning (omgevingsvergunning leidingen) voor verwarring kon zorgen. Dit heeft verder geen gevolgen voor de toepassing van het artikel.

 

AD. Artikel 3.71 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.71 Wijzigen of intrekken van de omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college kan de omgevingsvergunning in ieder geval wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      de leidingexploitant niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de leidingvergunning de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de leidingexploitant de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van tenminste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van tenminste zes maanden niet in gebruik is en niet onderhouden is;

    • c.

      … t/m g.

  • 2.

Artikel 3.71 Wijzigen of intrekken van de omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college kan de omgevingsvergunning in ieder geval wijzigen of intrekken indien:

    • a.

      de leidingexploitant niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de leidingvergunning de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de leidingexploitant de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 26 weken staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van tenminste 26 weken niet in gebruik is en niet onderhouden is;

    • c.

      … t/m g.

  • 2.

Toelichting

In het eerste lid, onder a en b, is de termijn gewijzigd naar weergave in weken. Dit is gebruikelijker en in deze verordening worden dergelijke termijnen overal zo weergegeven.

 

AE. Artikel 3.74 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.74 Verplichtingen bij aanleg leiding

  • 1.

    Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de omgevingsvergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding documenten in te dienen.

  • 2.

    De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de omgevingsvergunning anders is bepaald.

Artikel 3.74 Verplichtingen bij aanleg leiding

  • 1.

    Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de omgevingsvergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding documenten in te dienen.

  • 2.

    De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen 26 weken na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de omgevingsvergunning anders is bepaald.

Toelichting

In het tweede lid is de termijn gewijzigd naar weergave in weken. Dit is gebruikelijker en in deze verordening worden dergelijke termijnen overal zo weergegeven.

 

AF. Artikel 3.84 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.84 Omgevingsvergunning ligplaats

  • 1.

    Het is verboden om een op de op grond van artikel 2.16 aangewezen plaatsen met een vaartuig in te nemen zonder een omgevingsvergunning.

  • 2.

    … t/m 5.

Artikel 3.84 Omgevingsvergunning ligplaats

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning, op de op grond van artikel 2.16 aangewezen plaatsen, met een vaartuig een ligplaats in te nemen.

  • 2.

    … t/m 5.

Toelichting

De tekst van het eerste lid is aangepast omdat deze niet goed liep. De heeft verder geen gevolgen voor de toepassing van het artikel.

 

AG. Artikel 3.86 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.86 Wachtlijst omgevingsvergunning ligplaats

  • 1.

    Indien de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt geweigerd omdat de gewenste ligplaats aan een ander is toegewezen wordt, behoudens de in artikel 3.88, lid bepaalde gevallen, de naam van de aanvrager op zijn verzoek op een door het college aan te houden wachtlijst geplaatst.

  • 2.

    Indien één van de op grond van artikel 2.16 aangegeven plaatsen vrijkomt stelt het college, behoudens de in artikel 3.84, bepaalde gevallen, de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, in de gelegenheid een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. In deze gevallen kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als voldaan is aan artikel 3.85, onder b t/m g.

  • 3.

    Indien de nieuwe aanvraag niet binnen vier weken na de datum van verzending van de in het tweede lid bedoelde is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer wordt gesteld op de omgevingsvergunning en wordt de naam van de betrokken persoon van de wachtlijst geschrapt.

Artikel 3.86 Wachtlijst omgevingsvergunning ligplaats

  • 1.

    Indien de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt geweigerd omdat de gewenste ligplaats aan een ander is toegewezen wordt, behoudens de in artikel 3.84, vierde lid bepaalde gevallen, de naam van de aanvrager op zijn verzoek op een door het college aan te houden wachtlijst geplaatst.

  • 2.

    Indien één van de op grond van artikel 2.16 aangegeven plaatsen vrijkomt stelt het college, behoudens de in artikel 3.84, bepaalde gevallen, de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, in de gelegenheid een nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen. In deze gevallen kan de omgevingsvergunning alleen worden verleend als voldaan is aan artikel 3.85, onder b t/m g.

  • 3.

    Indien de nieuwe aanvraag niet binnen vier weken na de datum van verzending van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer wordt gesteld op de omgevingsvergunning en wordt de naam van de betrokken persoon van de wachtlijst geschrapt.

Toelichting

In het eerste lid is een onjuiste verwijzing gecorrigeerd. In het derde lid is na “bedoelde” het woord “kennisgeving” toegevoegd, aangezien dit was weggevallen.

 

AH. Artikel 3.93 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.93 Aanvraag omgevingsvergunning

Bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning ligplaats moet de aanvrager gebruik maken van een door het college vastgesteld formulier de volgende bescheiden worden overgelegd:

  • a.

    een tekening van het vaartuig en een foto, die een indruk geeft van het vaartuig in zijn omgeving;

  • b.

    een aanduiding van de ligplaats op de betrokken ligplaatsenkaart.

Artikel 3.93 Aanvraag omgevingsvergunning

Bij het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning ligplaats moet de aanvrager gebruik maken van een door het college vastgesteld formulier en worden de volgende bescheiden overgelegd:

  • a.

    een tekening van het vaartuig en een foto, die een indruk geeft van het vaartuig in zijn omgeving;

  • b.

    een aanduiding van de ligplaats op de betrokken ligplaatsenkaart.

Toelichting

De tekst van de aanhef is aangepast omdat deze niet goed liep. Dit heeft geen gevolgen voor de toepassing van het artikel.

 

AI. Artikel 3.96 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.96 Omgevingsvergunning kappen

  • 1.

    Het is verboden om een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op houtopstanden buiten de openbare ruimte met een dwarsdoorsnede van de stam tot 30 centimeter gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 3.99 en 3.100.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud en het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen.

Artikel 3.96 Omgevingsvergunning kappen

  • 1.

    Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op houtopstanden buiten de openbare ruimte met een dwarsdoorsnede van de stam tot 30 centimeter gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving of last van het college, waarbij de artikelen 3.99 en 3.100 van overeenkomstige toepassing zijn.

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud en het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen.

    • c.

      een houtopstand die met toestemming van het college wordt geveld vanwege dreigend gevaar voor de directe omgeving, indien vanwege spoed de normale vergunningsverlening procedure niet kan worden afgewacht, waarbij de artikelen 3.99 en 3.100 van overeenkomstige toepassing zijn.

Toelichting

De tekst van het eerste lid is in lijn gebracht met de rest van de verordening. Dit heeft geen gevolgen voor de toepassing van het artikel. Daarnaast is in het artikel, waar dit ontbrak voor “houtopstand” het lidwoord “een” gezet.

 

In het vierde lid, onder a, is de verwijzing naar de Plantenzieketewet gewijzigd naar Plantgezondheidswet en is de verwijzing naar artikel 3.99 en 3.100 gewijzigd, zodat duidelijker is dat deze artikelen ook hier van toepassing zijn. Deze artikelen gaan over de herbeplantingsplicht en de mogelijkheid tot het opnemen van voorschriften.

 

Aan het vierde lid is sub c toegevoegd. Hierin is conform raadsvoorstel de mogelijkheid voor kap met toestemming van het college opgenomen. Dit is alleen mogelijk onder de genoemde voorwaarden en hier zijn ook artikel 3.99 en 3.100 van toepassing.

 

AJ. Artikel 3.99 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.99 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    … t/m 3.

  • 4.

    Tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat:

    • a.

      pas tot het vellen van de houtopstand mag worden overgegaan als de termijn om, tegen andere, concreetburge te benoemen, vergunningen of ruimtelijke besluiten, bezwaar te maken of beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, dat verzoek is afgewezen en dat bij toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening pas tot vellen van de houtopstand mag worden overgegaan als op het bezwaar of beroep is beslist;

    • b.

      de omgevingsvergunning tot vellen vervalt als andere, concreet te benoemen, vergunningen of ruimtelijke besluiten, zijn vernietigd, ingetrokken of alsnog zijn geweigerd.

Artikel 3.99 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    … t/m 3.

  • 4.

    Tot aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat:

    • a.

      pas tot het vellen van de houtopstand mag worden overgegaan als de termijn om, tegen andere, concreet te benoemen, vergunningen of ruimtelijke besluiten, bezwaar te maken of beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, dat verzoek is afgewezen en dat bij toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening pas tot vellen van de houtopstand mag worden overgegaan als op het bezwaar of beroep is beslist;

    • b.

      de omgevingsvergunning tot vellen vervalt als andere, concreet te benoemen, vergunningen of ruimtelijke besluiten, zijn vernietigd, ingetrokken of alsnog zijn geweigerd.

Toelichting

In het vierde lid onder a is een kennelijke verschrijving gecorrigeerd, maar het correcte “concreet”.

 

AK. artikel 3.101 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.101 Verplichtingen

Degene aan wie een verplichting als bedoeld in artikel 3.96 of 3.100 is opgelegd alsmede diens rechtsopvolger is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

Artikel 3.101 Verplichtingen

Degene aan wie een verplichting als bedoeld in artikel 3.99 of 3.100 is opgelegd alsmede diens rechtsopvolger is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

Toelichting

De onjuiste verwijzing naar artikel 3.96 is gecorrigeerd naar 3.99.

 

AL. Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.3 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

  • 1.

    Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 5.1, vijfde lid, is bepaald.

  • 2.

    … t/m 5.

Artikel 4.3 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

  • 1.

    Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 2.15, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 5.1, vierde lid, is bepaald.

  • 2.

    …t/m 5.

Toelichting

In het eerste lid is de onjuiste verwijzing naar artikel 5.1 vijfde lid gecorrigeerd naar het juiste artikel 5.1, vierde lid.

 

AM. Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.1 Nadere regels

  • 1.

    Het college kan nadere regels vaststellen met het oog op de in de artikelen 3.26, 3.42 vierde lid, 3.44 en 3.17 genoemde belangen.

  • 2.

    Het college kan over de onderwerpen in afdeling 3.4 nadere regels stellen, waaronder regels voor het overschrijven van vergunningen.

  • 3.

    Het college kan ter uitvoering van afdeling 3.5 nadere regels stellen, waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen over de veiligheid, het ontwerp, beheer, aanleg, onderhoud en het verwijderen van leidingen. Het college stelt in de nadere regels vast welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen betreffende het proces vanwijze van:

    • a.

      naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken en buurten;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

Artikel 5.1 Nadere regels

  • 1.

    Het college kan nadere regels vaststellen met het oog op de in de artikelen 3.17, 3.26, 3.42 vierde lid en 3.44 genoemde belangen.

  • 2.

    Het college kan over de onderwerpen in afdeling 3.4 nadere regels stellen, waaronder regels voor het overschrijven van vergunningen.

  • 3.

    Het college kan ter uitvoering van afdeling 3.5 nadere regels stellen, waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen over de veiligheid, het ontwerp, beheer, aanleg, onderhoud en het verwijderen van leidingen. Het college stelt in de nadere regels vast welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen betreffende het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgeving en van begrenzing van woonplaatsen, wijken en buurten;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

Toelichting

In het eerste lid zijn de artikelen in chronologische volgorde gezet. In het vierde lid is de tekst aangepast omdat hier enkele woorden waren weggevallen. Dit heeft verder geen gevolgen voor de toepassing van het artikel.

 

AN. Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.8 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 4.3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

Artikel 5.8 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 5.7, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

Toelichting

In het eerste lid is de onjuiste verwijzing naar lid 4.3 gecorrigeerd naar het juiste artikel 5.7.

 

AO. Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.9 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 5.4 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 5.7, vijfde lid.

  • 2.

    … t/m 3.

Artikel 5.9 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 5.6 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 5.7, vierde lid.

  • 2.

    … t/m 3.

Toelichting

In het eerste lid is een onjuiste verwijzing naar artikel 5.4 gecorrigeerd. In het eerste lid, onder b is een onjuiste verwijzing naar artikel 5.7 vijfde lid gecorrigeerd.

 

AP. Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.10 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    …t/m 10.

  • 11.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 12.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 13.

Artikel 5.10 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    …t/m 10.

  • 11.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het tiende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 12.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het tiende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

  • 13.

Toelichting

In lid 11 en 12 is de onjuiste verwijzing naar het achtste lid gecorrigeerd naar het tiende lid.

 

AQ. Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van artikel 4.1, tweede tot en met vierde lid, artikel 4.2 en artikel 4.3, eerste tot en met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van de artikelen 3.67, tweede lid, 3.74, tweede lid, 3.76, eerste lid, 3.78, eerste lid en derde lid, tweede volzin, 3.79, eerste lid, 3.83 en 3.84 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3.

    Overtreding van het bij of krachtens artikel 3:20, afdeling 3.4 van deze verordening daarbij gegeven beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Overtredingen bij of krachtens bepalingen uit afdeling 3.4 kunnen bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 4.

    … t/m 5.

Artikel 6.1 Strafbepaling

  • 1.

    Overtreding van artikel 4.1, tweede tot en met vierde lid, artikel 4.2 en artikel 4.3, eerste tot en met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van de artikelen 3.67, tweede lid, 3.74, tweede lid, 3.76, eerste lid, 3.78, eerste lid en derde lid, tweede volzin, 3.79, eerste lid, 3.83 en 3.84 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3.

    Overtreding van het bij of krachtens afdeling 3.2 en 3.4 van deze verordening bepaalde en daarbij gegeven beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Overtredingen bij of krachtens bepalingen uit afdeling 3.4 kunnen bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 4.

    … t/m 5.

Toelichting

In het derde lid is een onjuiste verwijzing gecorrigeerd naar het juiste afdeling 3.2. Deze afdeling bevat de activiteiten in de openbare ruimte, die veelal zijn overgenomen uit de APV. Middels dit artikel zijn ook de conform raadsvoorstel uit de APV overgenomen artikelen 3.37a en 3.37b strafbaar gesteld.

 

AR. Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.1 zijn belast de bouwinspecteurs en de gemeentelijk archeoloog.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.2 zijn belast:

    • a.

      medewerkers van de gemeente, voor zover zij zijn belast met een toezichthoudende taak;

    • b.

      medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH);

    • c.

      ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

    • d.

      medewerkers van de regionale brandweer Hollands Midden;

    • e.

      buitengewoon opsporingsambtenaren van Staatsbosbeheer;

    • f.

      buitengewoon opsporingsambtenaren van de provincie Zuid-Holland. Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening voorzover hen daartoe opsporingsbevoegdheid is verleend op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering

  • 3.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.4 zijn belast de controleur openbare ruimte.

  • 4.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.6 is belast de afdeling Beheer Openbare Ruimte.

  • 5.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.8 zijn belast:

    • a.

      de medewerkers van de afdeling Stadstoezicht;

    • b.

      de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c van de Politiewet 2012 van de regionale eenheid arrondissement Den Haag. Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening voor zover hen daartoe opsporingsbevoegdheid is verleend op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 6.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 6.2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.1 zijn belast de medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH) en de gemeentelijk archeoloog.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.2 zijn belast:

    • a.

      medewerkers van de gemeente, voor zover zij zijn belast met een toezichthoudende taak;

    • b.

      medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH);

    • c.

      ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

    • d.

      medewerkers van de regionale brandweer Hollands Midden;

    • e.

      buitengewoon opsporingsambtenaren van Staatsbosbeheer;

    • f.

      buitengewoon opsporingsambtenaren van de provincie Zuid-Holland. Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening voorzover hen daartoe opsporingsbevoegdheid is verleend op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering

  • 3.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.4 zijn belast de controleur openbare ruimte.

  • 4.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.5 is belast de afdeling Beheer Openbare Ruimte.

  • 5.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens afdeling 3.7 zijn belast:

    • c.

      de medewerkers van de afdeling Stadstoezicht;

    • d.

      de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c van de Politiewet 2012 van de regionale eenheid arrondissement Den Haag. Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening voor zover hen daartoe opsporingsbevoegdheid is verleend op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

  • 6.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Toelichting

In het eerste lid is de term “de bouwinspecteurs” voor de uniformiteit vervangen door “de medewerkers van het intergemeentelijk samenwerkingsorgaan Omgevingsdienst Midden Holland”.

In het vierde lid is de onjuiste verwijzing naar afdeling 3.6 gecorrigeerd naar afdeling 3.5.

In het vijfde lid is de onjuiste verwijzing naar afdeling 3.8 gecorrigeerd naar afdeling 3.7.

 

AS. Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6.3 Bevoegdheid binnentreden woonschip of bedrijfsvaartuig

Zij die belast zijn met de zorg voor de naleving van de bij of krachtens afdeling 3.7 gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip of bedrijfsvaartuig zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6.3 Bevoegdheid binnentreden woonschip of bedrijfsvaartuig

Zij die belast zijn met de zorg voor de naleving van de bij of krachtens afdeling 3.6 gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip of bedrijfsvaartuig zonder toestemming van de bewoner.

Toelichting

De onjuiste verwijzing naar afdeling 3.7 is gecorrigeerd naar afdeling 3.6.

 

AT. Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.1 Intrekking, vervallen bepalingen en hernoeming Bomenverordening

  • 1.

    De volgende verordeningen worden ingetrokken:

    • a.

      de Erfgoedverordening Gouda 2017;

    • b.

      de Marktverordening Gouda 2009;

    • c.

      de Bouwverordening Gouda 2019;

    • d.

      de Vaartuigenverordening Gouda 2009;

    • e.

      de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Gouda 2009;

    • f.

      de Verordening naamgeving en nummering adressen Gouda 2012.

  • 2.

    De volgende artikelen vervallen:

    • a.

      de artikelen 1 tot en met 9 en 15 van de Bomenverordening 2010;

    • b.

      de artikelen 2:3, 2:4, 2:6, 4:1, 4:2, 4:3, 4:4, 4:5, 4:6, 4:7, 4:8, 4:9, 4:10, 4:11, 4:12, 4:13, 5:9, 5:10, en 5:11 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020.

  • 3.

    De Bomenverordening wordt hernoemd als Subsidieverordening monumentale bomen. Het college voorziet de Subsidieverordening monumentale bomen van een doorlopende nummering.

Artikel 7.1 Intrekking, vervallen bepalingen en hernoeming Bomenverordening

  • 1.

    De volgende verordeningen worden ingetrokken:

    • a.

      de Erfgoedverordening Gouda 2017;

    • b.

      de Marktverordening Gouda 2009;

    • c.

      de Bouwverordening Gouda 2019;

    • d.

      de Vaartuigenverordening Gouda 2009;

    • e.

      de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Gouda 2009;

    • f.

      de Verordening naamgeving en nummering adressen Gouda 2012.

  • 2.

    De artikelen 1 tot en met 9 en 15 van de Bomenverordening 2010 vervallen.

  • 3.

    De Bomenverordening wordt hernoemd als Subsidieverordening monumentale bomen.

Toelichting

De APV is inmiddels vernummerd. De onder b vermelde artikelen in het tweede lid zijn daarom niet vervallen. De Subsidieverordening monumentale bomen is inmiddels voorzien van een doorlopende nummering.

 

AU. Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.2 Overgangsbepalingen

  • 1.

    … t/m 6.

  • 7.

    Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het vierde lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan zij de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen hij het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 7.2 Overgangsbepalingen

  • 1.

    …t/m 6.

  • 7.

    Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het zesde lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan zij de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen hij het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Toelichting

In het zevende lid is de onjuiste verwijzing naar het vierde lid gecorrigeerd naar het juiste zesde lid.

 

AV. Artikel 7.3 wordt geschrapt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.3 Samenloopbepaling

  • 1.

    Indien het raadsvoorstel nr. 4221 van 25 augustus 2020 tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 niet tot verordening is verheven worden de volgende artikelen van de onderhavige verordening ingetrokken:

    • a.

      artikel 7.1, tweede lid, onder b.

    • b.

      de artikelen 3.17 tot en met 3.45 en artikel 4.7.

  • 2.

    Het college zorgt in dat geval voor een doorlopende nummering van de onderhavige verordening en naar een correcte verwijzing naar de bepalingen als gevolg van de in het vorige lid ingetrokken artikelen.

Artikel 7.3 Samenloopbepaling

Vervallen.

Toelichting

Deze bepaling is niet langer vereist, omdat op 11 november 2020 de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 door de raad is vastgesteld.

 

AW. Artikel 7.4 wordt geschrapt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.4 Vernummering

Indien het raadsvoorstel nr. 4221 van 25 augustus 2020 tot vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 tot verordening is verheven zorgt het college voor een vernummering van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020.

Artikel 7.4 Vernummering

Vervallen.

Toelichting

Deze bepaling is niet langer noodzakelijk omdat het college de APV met ingang van 1 januari 2021 heeft vernummerd.

Artikel II  

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Bijlage l - Begrippen

 

Algemene begrippen

  • -

    Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit: integrale adviescommissie voor het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en tevens welstandscommissie als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;

Bijlage l - Begrippen

 

Algemene begrippen

  • -

    Adviescommissie Omgevingskwaliteit: adviescommissie voor integraal omgevingskwaliteitsbeleid, als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet, tevens commissie monumenten en cultuurhistorie als bedoeld in de Erfgoedwet;

  • -

    Goede omgevingskwaliteit: aspecten die zorgdragen voor de leefbaarheid en kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de breedste zin van het woord;

  • -

    Kampeermiddel:een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • -

    Kampeermiddel:een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • -

    Omgevingsoverleg: (voor)overleg met een initiatiefnemer voorafgaand aan een vergunningsaanvraag;

Cultureel erfgoed (afdeling 3.2 en 2.1)

  • -

    Commissie cultuurhistorie: de door het college ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak te adviseren over bescherming van monumenten en andere erfgoedbeleidszaken, zoals beschreven in het "Reglement Commissie Cultuurhistorie". Deze commissie voorziet in deskundigheid op de gebieden van de monumentenzorg, archeologie, historische stedenbouw en ~geografie;

Cultureel erfgoed (afdeling 3.1 en 2.1)

Vervallen.

Bouwactiviteiten (afdeling 3.4)

Markt (Afdeling 3.5 en 2.2)

Afdeling 3.6

Naamgeving en nummering (afdeling 3.7 en 2.2)

Vaartuigen (afdeling 3.8 en 2.2)

Bomen (afdeling 3.9 en 4.2)

Planschadeprocedure (afdeling 4.1)

Bouwactiviteiten (afdeling 3.3)

Markt (Afdeling 3.4 en 2.2) Ondergrondse infrastructuur (afdeling 3.5)

Naamgeving en nummering (afdeling 4.1 en 2.2)

 

Vaartuigen (afdeling 3.6 en 2.2)

Houtopstanden (afdeling 3.7 en 4.2)

Planschadeprocedure (afdeling 5.3)

Toelichting

De begripsbepaling van de adviescommissie wordt aangepast aan de nieuwe terminologie. De definitie van kampeermiddel is overeenkomstig wetgeving geactualiseerd. Daarnaast worden twee begrippen toegevoegd die voorkomen in het nieuwe reglement van orde op de Commissie Omgevingskwaliteit.

 

Daarnaast zijn de afdelingsverwijzingen bij de verschillende kopjes geactualiseerd.

Artikel III  

  • A.

    De legenda van de Archeologische basiskaart, zoals opgenomen in bijlage III is aangepast conform de voorgestelde wijzigingen aan artikel 3.12, tweede en derde lid van de verordening.

  • B.

    Bijlage VII Reglement van orde op de Adviescommissie ruimtelijke kwaliteit wordt vervangen door het Reglement van orde op de Adviescommissie Omgevingskwaliteit, zoals opgenomen in bijlagen.

  • C.

    Bijlage VIII Werkwijze van de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit komt te vervallen.

Artikel IV  

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 14 maart 2023.

De raad van de gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

voorzitter

mr. drs. P. Verhoeve

Bijlage III Archeologische basiskaart

 

Bijlage VII Reglement van orde op de Adviescommissie Omgevingskwaliteit

 

  • 1.

    Organisatie

    Gouda kiest voor het voeren van een integraal omgevingskwaliteitsbeleid. Zowel de overheid als de initiatiefnemer hebben een zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit. Omgevingskwaliteit koppelt daarmee het privébelang aan maatschappelijke belangen en heeft een integraal karakter.

    Omgevingskwaliteit is een breed begrip en gaat over de kwaliteit van de gehele fysieke leefomgeving. De advisering over plannen door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit betreft daarmee alle kwaliteitsaspecten van de fysieke leefomgeving.

     

    De Adviescommissie Omgevingskwaliteit (hierna te noemen: de commissie) kan gevraagd en ongevraagd advies geven over de omgevingskwaliteit.

  • 2.

    Taken

    De commissie heeft als taak het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. En daarnaast al hetgeen verband houdt met omgevingskwaliteit of daartoe bevorderlijk kan zijn. Deze taak is vastgelegd in de Verordening Fysieke Leefomgeving.

     

    Ter uitvoering van haar taak:

     

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1°.

        een rijksmonumentenactiviteit als bedoeld in art. 2.1 lid 1 onder f Wabo;

      • 2°.

        een omgevingsvergunningactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk (archeologisch) monument of een gemeentelijk (archeologisch) monument;

      • een omgevingsvergunningactiviteit in een beschermd stads- en dorpsgezicht, anders dan voor het afbreken van een bouwwerk;

      • 4

        een omgevingsvergunningactiviteit die betrekking heeft op een bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk, dat geen seizoensgebonden bouwwerk is;

      • 5

        een andere activiteit in geval het college een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 2.2 Wabo.

    • c

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of beeldbepalende structuur;

    • d.

      adviseert de commissie over het cultuurhistorisch beleid in het algemeen, en specifiek voor in ieder geval de Archeologische Basiskaart, de Cultuurhistorische Basis- en waardenkaarten;

    • e.

      adviseert de commissie over cultuurhistorische analyses (CHA), cultuurhistorische effectrapportage (CHER) en andere vergelijkbare rapporten;

    • f.

      kan de commissie initiatiefnemers en ontwerpers in specifieke situaties adviseren gedurende het ontwerpproces;

    • g.

      voert de commissie op verzoek van het college omgevingsoverleg met initiatiefnemers over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • h.

      adviseert de commissie over stedenbouwkundige randvoorwaarden (onder andere artikel 2.12 WABO), stedenbouwkundige plannen, regieplannen en beeldkwaliteitsplannen, als ook plannen voor de inrichting van het openbaar gebied.

    • i.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, reclames, terrassen en uitstallingen en de zorg voor cultureel erfgoed en werelderfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • j.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten;

    • k.

      adviseert de commissie gevraagd en ongevraagd over andere onderwerpen.

  • 3.

    Samenstelling

    • 1.

      Gouda voert een integraal omgevingskwaliteitsbeleid. Dat betekent dat de commissie een brede deskundigheid vertegenwoordigt

    • 2.

      In de commissie dient deskundigheid vertegenwoordigd te zijn op het gebied van:

      • architectuur

      • stedenbouw

      • erfgoed/ cultuurhistorie

      • landschapsontwerp

      • archeologie

      • architectuurgeschiedenis/ bouwhistorie

      • historische geografie

    • 3.

      De commissie kan bij het uitoefenen van de verschillende adviesfuncties verschillende samenstelling hebben. Daarbij kan de commissie ervoor kiezen, om -afhankelijk van omvang en complexiteit van de opgave-, de advisering over te laten aan een kleine commissie, die bestaat uit minimaal twee leden;

    • 4.

      De grote commissie bestaat uit minimaal vijf leden, exclusief voorzitter en secretaris: twee leden nieuwbouw/ architectuur, twee leden erfgoed en 1 lid stedenbouw/ landschap. Daarbij heeft de commissie de mogelijkheid aanvullende expertise in te zetten van oproepbare leden;

    • 5.

      De commissie is bevoegd ambtenaren en/of adviseurs uit te nodigen om aan de vergaderingen deel te nemen voor het verkrijgen van de noodzakelijke informatie. De secretaris draagt zorg voor de uitnodigingen.

  • 4.

    Voorzitter

    • 1.

      De commissie wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter, conform het gestelde in artikel 5.2 van de VFLO.

    • 2.

      De voorzitter:

      • a

        is niet noodzakelijk een vakinhoudelijke deskundige, maar heeft wel affiniteit met het werkveld van de commissie en omgevingskwaliteit in het algemeen en cultuurhistorische waarden in het bijzonder;

      • b

        is innemend, maar niet toegeeflijk en vooral duidelijk in zijn samenvatting van het advies;

      • c

        geeft leiding aan de commissievergadering, is gastheer voor de bezoekers, bewaakt de voortgang van de agenda, is verantwoordelijk voor het functioneren van de vergadering, en is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de advisering in relatie tot de door de raad en het college vastgelegde beoordelings- en toetsingskaders;

      • d

        beschikt over goede communicatieve vaardigheden door helder en overtuigend de essentie van de overwegingen te formuleren;

      • e

        is een bruggenbouwer, gericht op het bereiken van consensus op een goed kwaliteitsniveau en heeft een goed gevoel voor maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen;

      • f

        de voorzitter geeft leiding aan de vergadering, zorgt voor een gestructureerde voortgang en integreert de verschillende visies tot een gemeenschappelijk helder advies;

      • g

        is verantwoordelijk voor de formulering van het eindadvies en zorgt voor goede contacten met het gemeentebestuur, de stadsbouwmeester, supervisors, de ambtelijke organisatie, de pers en belangstellenden;

      • h

        bepaalt in overleg met de secretaris de dag, het uur en de plaats van de vergaderingen.

    • 3.

      Bij verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door een door de commissie aan te wijzen lid.

  • 5.

    Secretaris

    • 1.

      De commissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris, conform het gestelde in artikel 5.2 van de VFLO, die het advies van de commissie op schrift stelt in heldere en begrijpelijke taal en daarin de verbinding legt met de welstandscriteria uit de welstandsnota en de omgevingskwaliteit.

    • 2.

      De (adjunct)-secretaris:

      • a

        ondersteunt de commissie in haar taak op zodanige wijze dat deze optimaal kan functioneren bij de uitoefening van haar taken als onafhankelijk adviesorgaan van het bevoegd gezag.

      • b

        stelt het vergaderrooster op en draagt zorg voor de organisatorische contacten met het ambtelijk apparaat.

      • c

        is aanwezig bij en verantwoordelijk voor de organisatie van de vergaderingen.

      • d

        stelt na de vergadering de conceptadviezen op en is mede verantwoordelijk voor de deugdelijkheid en verwerking van de gevalideerde adviezen en zorgt voor de openbaarmaking van deze adviezen.

      • e

        verzamelt de kwantitatieve gegevens voor het jaarverslag van de commissie.

      • f

        draagt er zorg voor dat de agendapunten zijn voorzien van voldoende beeldmateriaal, perspectief en context in relatie tot de geldende kaders voor de leefomgeving. Perspectief en context worden belangrijker en moeten uitgebreider onderbouwd worden bijgevoegd als er sprake is van afwijking van de geldende kaders voor de leefomgeving.

      • g

        introduceert tijdens de vergaderingen de plannen. Hij/zij neemt geen deel aan de oordeelsvorming of besluitvorming.

  • 6.

    Werkwijze

    • 1.

      frequentie, openbaarheid en verslag van de vergaderingen

      • a

        De commissie vergadert in principe eens in de twee weken. Daarnaast adviseren elke twee weken twee gemandateerde leden (kleine commissie) over kleine plannen. Eén van deze leden is een erfgoed-lid, de ander een nieuwbouw-/architectuur-lid’. In bijzondere gevallen wijzen de gemandateerde leden een plan door naar de voltallige commissie. Dit gebeurt in gevallen waarvan de gemandateerde leden vinden dat de ingrepen een zodanige invloed hebben op het voorkomen van het gebouw of de stad, dat de advisering door twee leden niet volstaat.

      • b

        De vergaderingen over omgevingsvergunningaanvragen en principeplannen zijn openbaar. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt. Bij negatieve adviezen, voorwaardelijke adviezen en afwijken van de welstandsrichtlijnen, worden de adviezen gemotiveerd. Het verslag geldt als advies aan het college. De aanvrager wordt schriftelijk geïnformeerd over de genoemde adviezen door de initiatiefmanager.

      • c

        Behandeling van ambtelijke plannen als stedenbouwkundige plannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden, regieplannen, beeldkwaliteitsplannen, plannen voor de inrichting van het openbaar gebied zijn niet openbaar. Deze voorstellen zijn immers ambtelijk en nog niet voorgelegd aan het college. Deze gevraagde adviezen en ongevraagde adviezen zijn niet openbaar en worden als een besprekingsverslag geredigeerd. Ze worden pas na vaststelling in de eerstvolgende vergadering doorgeleid naar het college en degenen die bij het overleg aanwezig waren. De adviezen worden gevoegd bij het betreffende voorstel aan het college.

  • 7.

    Beoordeelbaarheid plannen

    • 1.

      De secretaris ziet erop toe dat de voorgelegde plannen voorzien zijn van voldoende informatie om tot beeld- en oordeelsvorming over te gaan en de commissie in staat is geschikte adviezen te geven en aanbevelingen te doen aan de initiatiefnemer.

    • 2.

      Onder voldoende wordt verstaan:

      • a.

        bij plannen met een zekere impact op de kwaliteit van de (fysieke) leefomgeving, waaronder de inrichting van de openbare ruimte:

        • vormgevingstekeningen, sfeerimpressies en artist impression, waarin de context van het plan is meegenomen.

      • b.

        bij wijzigingen aan monumentale en cultuurhistorische (omgevings-)waarden:

        • stukken en andere informatie (onderzoeken, cultuurhistorische analyses, enz.) op grond waarvan aanbevelingen kunnen worden gedaan voor uitgangspunten voor verdere uitwerking van het plan.

      • c.

        bij kadervormende plannen (omgevingsvisie, omgevingsplan, gebiedsplan, beeldkwaliteitsplan, plan-uitwerkingskader, welstandsbeleid):

        • stukken en informatie waaruit voldoende beeld kan worden gevormd om gerichte aanbevelingen te doen voor de verdere uitwerking ervan.

    • 3.

      Indien naar het oordeel van de secretaris de ingediende bescheiden voor de commissie niet voldoende zijn om een goede oordeelsvorming mogelijk te maken, verzoekt deze in samenspraak met de initiatiefmanager, aanvrager en/of ontwerper tijdig om aanvullende informatie.

    • 4.

      De voorzitter kan voorafgaand aan of tijdens de vergadering bepalen dat de overgelegde bescheiden onvoldoende zijn om tot oordeelsvorming te komen en het adviesverzoek om die reden (nog) niet te behandelen.

    • 5.

      Als een plan tijdens de omgevingsoverleg-fase (voorheen vooroverleg-fase) drie keer negatief door de commissie wordt beoordeeld en als er tijdens het proces geen noemenswaardige vooruitgang wordt geconstateerd, zal de commissie het omgevingsoverleg beëindigen en via de ambtelijk initiatiefmanager contact opnemen met de portefeuillehouder om de (evt. politieke) consequenties hiervan te bespreken.

  • 8.

    Advisering over plannen

    • 1.

      Voordat een bouwplan, restauratieplan, herbestemmingsplan, inrichtingsplan of reclameplan aan de commissie voorgelegd wordt, is het plan getoetst aan het bestemmingsplan/ omgevingsplan en (m.b.t.. bouwinitiatieven) besproken aan de Omgevingstafel.

      • a.

        Indien het plan niet voldoet aan het bestemmingsplan/ omgevingsplan, wordt geen advies aan de commissie gevraagd. Er is immers al een grond tot afwijzing en vanwege de samenhang van stedenbouw, cultuurhistorie en architectuur is adequate advisering dan niet mogelijk.

      • b.

        Indien het plan niet voldoet aan het bestemmingsplan/ omgevingsplan, maar wel gewenst is, wordt het plan door de ambtelijke dienst voor omgevingsoverleg ingediend, voorzien van een met redenen omkleed omgevingsadvies en ambtelijk (initiatiefmanager) toegelicht. Het gesprek van de ontwerper met de commissie heeft in dit geval een collegiaal karakter, waarbij het plan in gewijzigde vorm nogmaals aan de commissie ter beoordeling aangeboden kan worden, voordat er een definitief advies afgegeven wordt.

      • c.

        De commissie kan de volgende adviezen geven: akkoord, akkoord onder voorwaarde, niet akkoord, of het plan aanhouden en de ontwerper uitnodigen om een toelichting op het ontwerp te geven.

      • d.

        Een advies ‘akkoord onder voorwaarde’ kan alleen worden gegeven als deze voorwaarden simpel én eenduidig zijn, toegevoegd kunnen worden aan de vergunning en aangetekend op de vergunningstekening.

      • e.

        Het aantal keer dat een plan in de commissie kan worden besproken is beperkt: na drie behandelingen wordt het plan afgewezen of tot afronding gekomen. Dit wordt indien nodig door de secretaris aan de Omgevingstafel toegelicht.

      • f.

        Bij een herhaalde behandeling van een plan zijn de eerdere verslagen aanwezig en deze worden als uitgangspunt voor de verdere bespreking genomen. De stukken die in de commissievergadering besproken zijn, worden door de secretaris gearchiveerd.

      • g.

        Indien er behoefte is aan omgevingsoverleg dan wordt dat aan de Omgevingstafel gesignaleerd. Dit omgevingsoverleg kan aan de hand van een principeplan worden voorgelegd aan de commissie. De commissie geeft een gemotiveerd richtinggevend advies.

  • 9.

    Presentievergoedingen

    De voorzitter en de leden genieten een door het uitvoerend orgaan vastgesteld presentiegeld overeenkomstig de gemeentelijke vergoedingenregeling. Reiskosten worden vergoed op basis van kosten openbaar vervoer of de verreden kilometers. Declaraties dienen uiterlijk na afloop van elk kwartaal door de individuele leden bij de financiële afdeling van de gemeente te worden ingediend.

  • 10.

    Vergaderingen en quorum

    • 1.

      De secretaris belegt de vergaderingen en verzendt de agenda, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste twee dagen tevoren met vermelding van de te behandelen onderwerpen en bijbehorende stukken.

    • 2.

      De commissie kan slechts advies over een bouwplan uitbrengen, indien ten minste het aantal leden aanwezig is, zoals aangeven in de verordening;

    • 3.

      Kan als gevolg van het onder lid 3 gestelde, de vergadering niet doorgaan, dan wordt zo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering belegd. Wanneer ook dan het vereiste aantal leden niet is opgekomen dan wel schriftelijk heeft geadviseerd, wordt over de op de agenda vermelde onderwerpen beraadslaagd en geadviseerd door de aanwezige leden.

    • 4.

      De secretaris zorgt voor een presentielijst.

  • 11.

    Competenties

    De (plaatsvervangende) leden van de commissie moeten deskundig, gezaghebbend en overtuigend zijn. Daarnaast moeten ze de stad Gouda goed kennen en onafhankelijk staan tegenover de ingediende bouwplannen. De commissie moet duidelijk en goed met de ontwerpers kunnen communiceren. Hieronder worden de gevraagde kwaliteiten toegelicht en gemotiveerd.

     

    • a.

      Deskundig: oordeel met voorspellende waarde en verzekering van blijvende waarde

      Doorslaggevend moet zijn of een bouwwerk een blijvende waardering zal oogsten gedurende de daaropvolgende decennia en nog veel langer. Het is aan het gemeentebestuur om zichzelf op dit punt van een vooruitziende blik te voorzien. Ze kan zich daarvan verzekeren door een deskundige adviescommissie die in staat is om de plannen goed te doorzien en te beoordelen, en waarvan het oordeel een grote voorspellende waarde heeft.

    • b.

      Gezaghebbend en overtuigend

      Voor een ontwerper is het niet gemakkelijk om kritiek op het eigen ontwerp te verwerken. Het is immers naar beste inzicht vervaardigd. Het helpt, wanneer de beoordelende instantie gezag heeft door eigen werk en prestaties. Ook helpt het, wanneer de beoordelaars begrip hebben voor de motieven van de ontwerper, maar in aansluiting daarop hun oordeel kunnen verhelderen, daarbij steunend op het door de gemeente geformuleerde beleid. De commissie moet in haar advies overtuigend zijn.

    • c.

      Onafhankelijk, goed bekend met de stad

      De leden van de commissie moeten bij hun beoordeling geen ander motief hebben dan een goed resultaat voor de stad.

      De ervaring leert dat lokale professionele activiteit daarin soms complicerend werkt. Het aantrekken van landelijk gezaghebbende vakmensen kan ertoe leiden dat de commissieleden niet in Gouda wonen. Dat is voor de onafhankelijkheid een voordeel. Maar het vergt een goede en regelmatig terugkerende kennismaking met de stad: de Commissie dient de stad zeer goed te kennen.

    • d.

      Onafhankelijk, geen (bouw)stijlvoorkeuren

      Een ander aspect van onafhankelijkheid is de neutraliteit ten opzichte van (bouw)stijlen. Hoewel een ontwerper natuurlijk een eigen handschrift en stijlvoorkeur kent, zal hij of zij bij de beoordeling van andermans werk daardoor niet beïnvloed mogen worden. Beoordeeld moet worden of het ontwerp voldoet aan de gestelde criteria. Passendheid in de omgeving en kwaliteit binnen een bepaalde stijl is daarbij belangrijker dan een oordeel over die stijl zelf.

    • e.

      Voeling met de stad

      Ook moet de commissie oog hebben voor wat er in de stad speelt en leeft. Niet alleen moet de commissie de stad goed kennen in bouwkundige en stedenbouwkundige zin. Maar ook wat er aan opvattingen leeft, is van belang bij het behandelen van de plannen, het overleg met de indieners en het advies aan het college.

    • f.

      Deelspecialismen

      In het kader van de verbrede advisering met betrekking tot omgevingskwaliteit (en meer specifiek voor de Goudse opgaven) zal bij werving van nieuwe leden gevraagd worden om deelspecialismen met betrekking tot klimaatadaptief ontwerpen, duurzaam bouwen en bodemdaling. Voor kennis m.b.t. funderingsherstel kan een specialist (of oproepbaar lid) worden ingeschakeld.

  • 12.

    Benoeming en zittingsduur van de commissieleden

    • 1.

      De leden van de commissie worden, conform het gestelde in artikel 5.2 van de VFLO, benoemd door de gemeenteraad. Alvorens een lid te benoemen, stelt de gemeenteraad zich op de hoogte van de kwaliteiten van de kandidaat, gebruikt ze daarbij de kwalificaties uit dit reglement en de Verordening Fysieke Leefomgeving.

    • 2.

      Er wordt landelijk geworven. De selectie wordt schriftelijk vastgelegd en vertrouwelijk behandeld door het college. De voordrachten worden door het college gemotiveerd.

    • 3.

      De leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van maximaal drie jaar en kunnen daarna eenmaal aansluitend worden herbenoemd voor eenzelfde termijn.

    • 4.

      Om de continuïteit in de commissie te waarborgen, worden de leden op regelmatige tijdstippen, maar gespreid vervangen. Indien de tweede benoemingstermijn van een lid is verstreken en nog geen opvolger is voorgedragen, kan het college besluiten nog eenmaal een tijdelijke benoeming voor een periode van maximaal één jaar goed te keuren. Met de benoeming van de opvolger vervalt de tijdelijke benoeming van het eerstgenoemde lid.

    • 5.

      Leden kunnen na hun zittingsduur als lid eventueel worden benoemd als plaatsvervangend lid.

    • 6.

      De plaatsvervangende leden worden eveneens voor een periode van drie jaar benoemd en kunnen zo vaak als nodig is, worden herbenoemd. Dit geldt niet als zij eerder al tweemaal drie jaar regulier lid zijn geweest.

    • 7.

      Voorzitter en (plaatsvervangende) leden kunnen ontslag nemen door schriftelijke kennisgeving aan het college. Hiervoor geldt een opzegtermijn van minimaal vier maanden. Zij blijven hun functie zo mogelijk uitoefenen, totdat in de opvolging is voorzien.

    • 8.

      Bij voortijdig aftreden van een lid, neemt een opvolger diens plaats in overeenkomstig het benoemingsschema:

      • a.

        indien de benoemingstermijn van het aftredend lid nog langer dan een jaar zou lopen, wordt de opvolger benoemd voor de resterende periode;

      • b.

        indien de benoemingstermijn van het aftredend lid nog een jaar of korter zou duren, vindt voor deze resterende periode een tijdelijke benoeming van de opvolger plaats, gevolgd door reguliere benoeming volgens het benoemingsschema.

  • 13.

    Supervisors of een kwaliteitsteam

    • 1.

      Een supervisor bewaakt de goede omgevingskwaliteit binnen het project en vertegenwoordigt deze binnen het projectteam. Een supervisor is geen lid van de commissie.

    • 2.

      Een kwaliteitsteam adviseert in een eerder stadium over de kwaliteitsaspecten en de vraag of en wanneer een plan in de procedure verder kan. Dit team maakt geen deel uit van de commissie.

    • 3.

      Indien een lid van de commissie als supervisor of als adviseur van een kwaliteitsteam wordt benoemd, treedt deze bij de behandeling van de betreffende plannen terug uit de commissie.

  • 14.

    Communicatie en perscontacten

    • 1.

      Een goede communicatie over de omgevingskwaliteit van de stad is belangrijk. De communicatie rond het werk van de commissie is daarin een belangrijk aspect. Verantwoordelijk daarvoor is tijdens de vergadering de voorzitter van de commissie, in het dagelijks verkeer de secretaris en over het beleid de verantwoordelijke afdeling Ruimtelijk Beleid en Advies (waar de beleidsvelden m.b.t. omgevingskwaliteit (incl. erfgoed) en ruimtelijke ordening zijn ondergebracht) en de portefeuillehouder.

    • 2.

      De commissie is een adviescommissie die een door de eigen gemeenteraad vastgesteld beleid uitvoert en dit naar beste vermogen doet. De commissie adviseert aan het college, dat uiteindelijk het besluit neemt.

    • 3.

      Regelmatig overleg met de portefeuillehouder is nodig om voeling te houden met het beleid, waarbinnen moet worden geadviseerd.

    • 4.

      Om verkeerde berichtgeving te voorkomen kunnen de leden van de commissie alleen met instemming van de gemeente (verantwoordelijke portefeuillehouder of ambtenaar) worden geïnterviewd en alleen onder de voorwaarde dat het interview door hen wordt geautoriseerd en onverhoopte onjuistheden vooraf kunnen worden gecorrigeerd.

  • 15.

    Advisering en besluitvorming

    • 1.

      Adviezen aan het college worden gegeven op basis van consensus. Als over een uit te brengen advies geen eenstemmigheid bestaat, moet dit in het advies worden vermeld.

    • 2.

      Besluiten worden waar mogelijk genomen op basis van consensus. Indien - in geval van blijvend verschil van mening – dit niet mogelijk is, wordt er gestemd. Indien een stemming onder een even aantal leden plaatsheeft, blijft bij het staken van de stemmen de stem van de voorzitter buiten beschouwing.

  • 16.

    Openbaarheid en geheimhouding

    • 1.

      De vergaderingen van de commissie zijn als regel openbaar. De voorbesprekingen of inhoudelijke voorbereidingsvergaderingen zijn besloten.

    • 2.

      Een vergadering kan besloten worden voortgezet, indien de meerderheid van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht.

    • 3.

      De commissie kan geheimhouding opleggen over het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken. De geheimhouding wordt door alle ter vergadering aanwezigen in acht genomen tot de commissie deze opheft.

  • 17.

    Verslaglegging

    • 1.

      Van het besprokene in een vergadering wordt door de secretaris een beknopt zakelijk verslag gemaakt met vermelding van de door de commissie uitgebrachte adviezen.

    • 2.

      Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering van de commissie vastgesteld.

    • 3.

      De secretaris draagt zorg voor het ter kennisneming brengen van het verslag aan het college. Daarnaast zal het openbare deel van het verslag (net als de agenda) vanwege transparantie worden gedeeld op de website van de gemeente.

  • 18.

    Citeertitel en inwerkingtreding

    Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement van Orde op de Adviescommissie Omgevingskwaliteit’.

Naar boven