Wijziging Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020

De raad van de gemeente Gouda;

 

gelezen het voorstel van 6 december 2022,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

 

besluit:

 

tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

 

college: het college van burgemeester en wethouders;

 

gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

 

handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

 

kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

lachgas: (distikstofmonoxide, N2O), een organische verbinding van stikstof en zuurstof met als bruto formule N2O, waarvan de verkoop en het gebruik – al dan niet in combinatie met gaspatronen, ballonnen, (slagroom)spuiten of een tank - voor recreatieve doeleinden plaatsvindt;

 

openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

 

openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg, alsmede de aan deze weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

 

parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

 

voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, van rolstoelen;

 

weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

 

college: het college van burgemeester en wethouders;

 

gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

 

handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

 

kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

 

openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg, alsmede de aan deze weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

 

parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

 

rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

 

voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, van rolstoelen;

 

weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Toelichting 

Vanwege het landelijk geldende verbod op lachgas, dat per 1 januari 2023 in werking is getreden, wordt de definitie van lachgas uit het artikel verwijderd.

 

B. Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:8 Positieve fictieve beschikking

  • 1.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op een aanvraag om een kennisgeving, vergunning of vrijstelling als bedoeld in de volgende artikelen in deze verordening:

    • -

      Artikel 2:2 Kennisgeving betoging

    • -

      Artikel 2:36 Vrijstelling van verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister;

    • -

      Artikel 5:7 Vergunning inzameling van geld of goederen.

  • 2.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning, ontheffing als bedoeld in de volgende artikelen in deze verordening: 

    • -

      Artikel 2:5 Vergunning organisatie evenement;

    • -

      Artikel 2:9 Exploitatievergunning;

    • -

      Artikel 2:10 Ontheffing sluitingstijd;

    • -

      Artikel 2:49 Exploitatievergunning;

    • -

      Artikel 3:3 Vergunning seksbedrijf;

    • -

      Artikel 5:8 Ventvergunning;

    • -

      Artikel 5:10 Ontheffing van het verbod vuur te stoken.

Artikel 1:8 Positieve fictieve beschikking

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing op een aanvraag om vergunning of vrijstelling als bedoeld in de volgende artikelen in deze verordening:

  • -

    Artikel 2:36 Vrijstelling van verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister;

  • -

    Artikel 5:7 Vergunning inzameling van geld of goederen.

Toelichting

In verband met de vastgestelde VFLO is het nodig om dit artikel aan te passen. Deze wijziging is per abuis niet meegenomen in de voorgaande wijziging van de APV. Dit wordt nu hersteld.

 

C. Artikel 2:7 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:7 Verbod ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

  • 3.

    Het is verboden bij een evenement of in de directe omgeving van de locatie, waar een evenement wordt gehouden, lachgas of daarop gelijkende waar te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten, of al dan niet tegen betaling aan te bieden of ten behoeve van gebruik of verkoop voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2:7 Verbod ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

Toelichting 

Vanwege het landelijk geldende verbod op lachgas, dat per 1 januari 2023 in werking is getreden, wordt het derde lid uit het artikel verwijderd.

 

D. Artikel 2:9 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:9 Exploitatievergunning

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit; 

    • b.

      zorginstelling; 

    • c.

      museum; of 

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant. 

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid als:

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      de exploitant of de leidinggevenden de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      de exploitant en de leidinggevenden geen verklaring omtrent gedrag overleggen die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven, tenzij de exploitant tegelijk met of binnen twee weken voorafgaand of na indiening van de aanvraag om een exploitatievergunning een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet ten behoeve van de openbare inrichting heeft aangevraagd;

    • d.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is. \

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      de exploitant of een leidinggevende binnen vijf jaar voor de datum van indiening van de vergunningaanvraag een openbare inrichting heeft geëxploiteerd die wegens het in ernstige mate nadelig beïnvloeden van de woon- en leefsituatie in de omgeving en/of de openbare orde of de vrees daarvoor gesloten is geweest;

    • c.

      de exploitant of een leidinggevende binnen vijf jaar voor de datum van indiening van de vergunningaanvraag onmiddellijke leiding heeft gegeven aan een openbare inrichting die wegens het in ernstige mate nadelig beïnvloeden van de woon- en leefsituatie in de omgeving en/of de openbare orde of de vrees daarvoor gesloten is geweest; of

    • d.

      voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet is geweigerd.

  • 5.

    Bij de toepassing van de in het vierde lid onder a genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6.

    De burgemeester vermeldt de leidinggevenden in een aanhangsel bij de vergunning.

  • 7.

    Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens om een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven. Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.

  • 8.

    De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel als de persoon, bedoeld in het zesde lid, niet voldoet aan de in de verordening gestelde eisen.

  • 9.

    De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift of een vergunning een of meer terrassen bij de openbare inrichting toestaan. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.25 Verordening fysieke leefomgeving Gouda is de burgemeester bevoegd ten aanzien van bij de inrichting behorende terrassen, voorzover deze zich op een openbare plaats bevinden.

  • 10.

    Onverminderd het bepaalde in het vierde lid kan de burgemeester het in het negende lid bedoelde vergunningsvoorschrift of vergunning ten behoeve van een of meer bij een openbare inrichting behorende terrassen weigeren:

    • a.

      als het beoogde gebruik als terras schade toebrengt aan de openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      als het beoogde gebruik als terras een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • c.

      in het belang van bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

  • 11.

    Het negende en tiende lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening Zuid-Holland, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, de Wet milieubeheer, de Woningwet of de Afvalstoffenverordening Gouda 2011.

  • 12

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 trekt de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in het derde en vierde lid gestelde eisen;

    • b.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • c.

      een niet daarin vermeld persoon leidinggevende is geworden in de betrokken openbare inrichting;

    • d.

      zich in de betrokken openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

    • e.

      als voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet is ingetrokken.

Artikel 2:9 Exploitatievergunning

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit; 

    • b.

      zorginstelling; 

    • c.

      museum; of 

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant. 

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid als:

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      de exploitant of de leidinggevenden de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      de exploitant en de leidinggevenden geen verklaring omtrent gedrag overleggen die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven, tenzij de exploitant tegelijk met of binnen twee weken voorafgaand of na indiening van de aanvraag om een exploitatievergunning een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet ten behoeve van de openbare inrichting heeft aangevraagd;

    • d.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning vermelde in overeenstemming zal zijn.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      de exploitant of een leidinggevende binnen vijf jaar voor de datum van indiening van de vergunningaanvraag een openbare inrichting heeft geëxploiteerd die wegens het in ernstige mate nadelig beïnvloeden van de woon- en leefsituatie in de omgeving en/of de openbare orde of de vrees daarvoor gesloten is geweest;

    • c.

      de exploitant of een leidinggevende binnen vijf jaar voor de datum van indiening van de vergunningaanvraag onmiddellijke leiding heeft gegeven aan een openbare inrichting die wegens het in ernstige mate nadelig beïnvloeden van de woon- en leefsituatie in de omgeving en/of de openbare orde of de vrees daarvoor gesloten is geweest; of

    • d.

      voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet is geweigerd.

  • 5.

    Bij de toepassing van de in het vierde lid onder a genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6.

    De burgemeester vermeldt de leidinggevenden in een aanhangsel bij de vergunning.

  • 7.

    Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens om een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven dan wel te laten uitschrijven. Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel. De burgemeester bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag.

  • 8.

    De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel als de persoon, bedoeld in het zesde lid, niet voldoet aan de in de verordening gestelde eisen.

  • 9.

    De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift of een vergunning een of meer terrassen bij de openbare inrichting toestaan. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.25 Verordening fysieke leefomgeving Gouda is de burgemeester bevoegd ten aanzien van bij de inrichting behorende terrassen, voorzover deze zich op een openbare plaats bevinden.

  • 10.

    Onverminderd het bepaalde in het vierde lid kan de burgemeester het in het negende lid bedoelde vergunningsvoorschrift of vergunning ten behoeve van een of meer bij een openbare inrichting behorende terrassen weigeren:

    • a.

      als het beoogde gebruik als terras schade toebrengt aan de openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      als het beoogde gebruik als terras een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • c.

      in het belang van bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.

  • 11.

    Het negende en tiende lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Omgevingsverordening Zuid-Holland, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, de Wet milieubeheer, de Woningwet of de Afvalstoffenverordening Gouda 2011.

  • 12

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 trekt de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in het derde en vierde lid gestelde eisen;

    • b.

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • c.

      een niet daarin vermeld persoon leidinggevende is geworden in de betrokken openbare inrichting;

    • d.

      zich in de betrokken openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

    • e.

      voor de openbare inrichting een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet is ingetrokken;

    • f.

      bij de aanvraag van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt, en verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 13.

    De vergunning(en) en het daarbij behorende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag en de ontvangstbevestiging als bedoeld in het zevende lid, zijn in de inrichting aanwezig.

Toelichting

Achter artikel 2:9, derde lid onder d. was per abuis een ′\′ geplaatst waardoor het derde lid en het vierde lid tekstueel in elkaar overliepen. Deze verschrijving wordt hersteld.

Toegevoegd aan artikel 2:9, derde lid is de weigeringsgrond dat de feitelijke toestand niet overeen kan komen met de situatie uit de aanvraag. Met deze regel is aansluiting gezocht bij de Alcoholwet, waarin een soortgelijke regel is opgenomen (artikel 27, eerste lid, sub b). Hiermee wordt onder meer voorkomen dat schijnconstructies worden gebruikt om een exploitatievergunning te krijgen of dat de wijze van exploitatie of de bedrijfsvoering, zoals die op papier is aangevraagd, redelijkerwijs niet overeenkomen met de situatie in de praktijk.

Verder is het van belang dat het aanhangsel leidinggevenden altijd actueel is. Daarom wordt aan artikel 2:9, zevende lid toegevoegd dat een vergunninghouder ook melding doet als een leidinggevende niet langer als zodanig functioneert.

Aan artikel 2:9, zevende lid wordt tevens toegevoegd dat de burgemeester de ontvangst van de melding bevestigt. Eenzelfde bepaling staat in de Alcoholwet en het houdt verband met het nieuw toegevoegde dertiende lid.

Artikel 2:9, twaalfde lid onder e. begon met het woordje ‘als’, terwijl de aanhef van het twaalfde lid eindigt met het woordje ‘indien’. Deze verschrijving wordt hersteld.

Aan artikel 2:9, twaalfde lid wordt een extra intrekkingsgrond toegevoegd, vergelijkbaar met de toegevoegde weigeringsgrond onder artikel 2:9, derde lid (onder e. nieuw). De intrekkingsgrond sluit tevens aan bij de Alcoholwet (artikel 31, eerste lid, onder a.).

Artikel 2:9, dertiende lid wordt toegevoegd ten behoeve van het toezicht op openbare inrichtingen. De verplichting om (een afschrift van) de vergunning in de inrichting aanwezig te hebben wordt ook al als voorschrift in de vergunning opgenomen. Opname van de verplichting in de APV maakt de verplichting directer handhaafbaar. Dit is op eenzelfde manier opgenomen in de Alcoholwet.

Tevens maakt het (aangevulde) zevende lid in samenhang gelezen met het dertiende lid dat een nieuwe leidinggevende die reeds is aangemeld en waarvan de ontvangst is bevestigd, direct aan de slag kan. Ook dit sluit aan bij het bepaalde in de Alcoholwet. Vanzelfsprekend kan iemand niet meer als leidinggevende functioneren als de melding heeft geleid tot een weigering.

 

E. Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10 Sluitingstijden

  • 1.

    Het is verboden een inrichting voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

  • 2.

    Tenminste een leidinggevende, die staat vermeld op het aanhangsel bij de exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:9, achtste lid, is gedurende de opening van de openbare inrichting in de inrichting aanwezig.

  • 3.

    …t/m 7.

Artikel 2:10 Sluitingstijden

  • 1.

    Het is verboden een inrichting voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      een leidinggevende die vermeld staat op (het in artikel 2:9, zesde lid bedoelde aanhangsel bij) de exploitatievergunning met betrekking tot die inrichting, of

    • b.

      een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 2:9, zevende lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

  • 3.

    … t/m 7.

Toelichting

Aanpassing van de formulering van het tweede lid in een verbodsbepaling, vergelijkbaar met artikel 24 van de Alcoholwet. Dit maakt de verplichting om tijdens de openingstijden een leidinggevende aanwezig te hebben beter handhaafbaar. Onderdeel b sluit aan bij de mogelijkheid om een nieuwe leidinggevende die reeds is aangemeld, maar waarvan de procedure nog loopt, in de inrichting werkzaam te laten zijn. Vergelijk artikel 2:9, zevende lid (nieuw). Ook dit sluit aan bij het bepaalde in de Alcoholwet.

 

F. Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd van de openbare inrichting, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de openbare inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:11, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras; 

  • d.

    voor leden van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde, om in een openbare inrichting een bijeenkomst te houden;

  • e.

    onverminderd het bepaalde in de Alcoholwet lachgas of daarop gelijkende waar te verkopen, te gebruiken en/of bij zich te hebben.

Artikel 2:12 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren; 

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd van de openbare inrichting, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de openbare inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:11, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;

  • d.

     voor leden van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde, om in een openbare inrichting een bijeenkomst te houden.

Toelichting 

Vanwege het landelijk geldende verbod op lachgas, dat per 1 januari 2023 in werking is getreden, wordt het deel onder e uit het artikel verwijderd.

 

G. Artikel 2:14 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:14 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Als een inrichting als bedoeld in artikel 2:11 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op bij de toepassing van de artikelen 2:9 tot en met 2:13.

Artikel 2:14 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Als een inrichting als bedoeld in artikel 2:8 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op bij de toepassing van de artikelen 2:9 tot en met 2:13.

Toelichting

Een verschrijving van een artikelnummer is hersteld.

 

H. Artikel 2:15 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:15 Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan, als de openbare orde dit naar zijn oordeel vereist de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 2:10 of artikel 3:1, of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat bebouw behorende erf. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift in aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat afschrift, als bedoel in het tweede lid, wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    …..

Artikel 2:15 Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan, als de openbare orde dit naar zijn oordeel vereist de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 2:8 of artikel 3:2, of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat bebouw behorende erf. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift in aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat afschrift, als bedoeld in het tweede lid, wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    ….

Toelichting

In het eerste lid zijn twee verschrijvingen van artikelnummers hersteld. In het derde lid is een schrijffout hersteld.

 

I. Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:25 Hinderlijk en openbare orde verstorend gedrag 

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich zonder redelijk doel in of in de onmiddellijke nabijheid van een luifel, portiek, portaal of poort op te houden;

    • c.

      zich zonder redelijk doel of op een hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen en voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimten van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen;

    • d.

      in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen;

    • e.

      zich bij een geldautomaat op te houden.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

  • 3.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een gebouw verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een daartoe toegang gevende publiek toegankelijke brandgang of soortgelijke steeg.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis en 431 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden op of aan de weg, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen of te vechten.

Artikel 2:25 Hinderlijk en openbare orde verstorend gedrag en straatintimidatie

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich zonder redelijk doel in of in de onmiddellijke nabijheid van een luifel, portiek, portaal of poort op te houden;

    • c.

      zich zonder redelijk doel of op een hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages, rijwielstallingen en voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimten van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen;

    • d.

      in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen;

    • e.

      zich bij een geldautomaat op te houden.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

  • 3.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een gebouw verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een daartoe toegang gevende publiek toegankelijke brandgang of soortgelijke steeg.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis en 431 van het Wetboek van Strafrecht is het verboden op of aan de weg, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen te intimideren of lastig te vallen of te vechten.

Toelichting

Aan het opschrift en in het vierde lid van artikel 2:25 is een verbod op straatintimidatie toegevoegd om aan te geven dat ook straatintimidatie valt onder de strafbaarstelling van het zich zodanig ophouden op een openbare plaats dat aan andere gebruikers of gebruikers van nabijgelegen gebouwen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt. Hiermee wordt beoogd om verschillende vormen van straatintimidatie waaronder seksuele intimidatie te verbieden. Het motief is primair gelegen in het wegnemen van de effecten van intimiderend gedrag op straat op de openbare orde. Straatintimidatie is ongewenst gedrag in de openbare ruimte waardoor anderen zich onveilig kunnen voelen.

 

I. Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:26 Verboden gebruik van drank

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de situaties dat:

    • a.

      een terras behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

  • 3.

    …..

Artikel 2:26 Verboden gebruik van drank

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de situaties dat alcoholhoudende drank wordt gebruikt of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich worden gedragen:

    • a.

      op een terras, dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      op een openbare plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet;

    • c.

      op een openbare plaats, waar op dat moment een eendaags evenement als bedoeld in artikel 2:5, tweede lid wordt gehouden.

  • 3.

Toelichting 

Dit betreft een tekstuele aanpassing en er wordt een gewenste uitzondering gemaakt. Zo is alcoholgebruik mogelijk op straatfeesten en buurtbarbecues.

 

II. Artikel 2:27 is per 1 januari 2023 vervallen.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Verboden gebruik lachgas

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of op openbaar water lachgas of daarop gelijkende waar te gebruiken of te verhandelen of ten behoeve van dat gebruik of die verkoop voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing wanneer lachgas of de daarop gelijkende waar bestemd is voor technische of gastronomische doeleinden.

Artikel 2:27 Verboden gebruik lachgas

 

vervallen

Toelichting 

Vanwege het landelijk geldende verbod op lachgas, dat per 1 januari 2023 in werking is getreden, is dit artikel vervallen.

 

J. Artikel 2:31 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:31 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2:31 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Toelichting

Conform de model-verordening is de burgemeester het bevoegde orgaan om maatregelen tegen gevaarlijke honden te nemen.

 

K. Artikel 2:32 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:32 Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als het college een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:31, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van het college duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 2:32 Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:31, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Toelichting

Conform de model-verordening is de burgemeester het bevoegde orgaan om maatregelen tegen gevaarlijke honden te nemen.

 

L. Artikel 2:33 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:33 Bedelarij

Het is verboden op of aan een openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw om geld of andere zaken te bedelen.

Artikel 2:33 Bedelarij

Het is verboden op of aan een openbare plaats of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken, ter voorkoming of opheffing van overlast.

Toelichting

Voor de zekerheid is het motief (overlast) opgenomen, conform de model-APV.

 

M. Artikel 2:42 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:42 Openlijk drugsgebruik en weggooien van spuiten e.d

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op het roken van hennep en hasjiesj, zoals bedoeld in lijst ll van de Opiumwet.

  • 3.

    Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.

Artikel 2:42 Openlijk drugsgebruik en weggooien van spuiten, lachgasampullen en lachgaspatronen e.d

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op het roken van hennep en hasjiesj, zoals bedoeld in lijst ll van de Opiumwet.

  • 3.

    Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d., of om lachgasampullen en lachgaspatronen e.d, of om op de in dit lid genoemde voorwerpen gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.

Toelichting

Vanwege het landelijk geldende verbod op lachgas, dat per 1 januari 2023 in werking is getreden, is dit artikel gewijzigd. Lachgas is een softdrug. Het is wenselijk om een verbod op het achterlaten van lachgasampullen en lachgaspatronen op te nemen, om vervuiling en gevaren voor de volksgezondheid tegen te gaan.

 

N. Artikel 2:43 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:43 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:7, 2:12, 2:25, 2:26, 2:27, 2:33, 2:39, 2:40, 2:41, 2:43, 2;46, 2:47 of 2:48 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:43 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:7, 2:12, 2:25, 2:26, 2:33, 2:39, 2:40, 2:41, 2:42, 2;46, of 2:47 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

Toelichting

Twee artikelnummers zijn geschrapt, omdat deze artikelen niet meer in de APV zijn opgenomen.

Een verschrijving van een artikelnummer is hersteld.

 

O. De naam van hoofdstuk 2 afdeling 8 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande naam

Nieuwe naam

afdeling 8 Consumentenvuurwerk

afdeling 8 Consumentenvuurwerk en carbidschieten

Toelichting

In deze afdeling zijn sinds 2 februari 2022 ook bepalingen over carbidschieten opgenomen.

 

P. Artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2: 47 Verblijfsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met artikel 2:1, 2:26, 2:27, 2:40, 2:41, 2:42, 2:43 of 2:48 en/of een aan de openbare orde gerelateerd delict pleegt een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste twaalf weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad (verblijfsontzegging).

  • 2.

    De burgemeester beperkt het verbod, als dat in verband met persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 3.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

Artikel 2:47 Verblijfsontzegging

  • 1.

    De burgemeester kan aan een persoon die de artikelen 2.1, 2:7, 2:25, 2:26, 2:27, 2:28a, 2:40, 2:41, 2:42, 2:43 of 3:16 overtreedt, of in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden. Ingeval de ordeverstoring zich voordoet bij een evenement is de duur van de gebiedsontzegging ten hoogste gelijk aan de duur van het evenement, doch niet langer dan 24 uur.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw, strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste twaalf weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden. Dit bevel kan ook worden gegeven als voor dezelfde feiten reeds een bevel genoemd in het eerste lid is gegeven en treedt dan niet eerder in werking dan nadat het bevel op grond van het eerste lid is uitgewerkt.

  • 3.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

Toelichting

De introductie van het zogenaamde kortdurend gebiedsverbod is gewenst. Dit kan worden ingezet tegen personen, die overlast veroorzaken in de openbare ruimte, bijvoorbeeld bij een openbare inrichting of tijdens een evenement, zoals de kermis. De politie verkrijgt het mandaat om een kortdurend verbod op te leggen als een waarschuwing niet volstaat.

Bij herhaling van overtredingen door dezelfde persoon kan de politie nogmaals een kortdurend verbod opleggen en kan de burgemeester een langer durende verblijfsontzegging opleggen.

Per 1 januari 2023 gelden daarvoor de Beleidsregels Verblijfsontzegging APV Gouda 2023.

Het artikel is gebaseerd op de model-APV.

 

Q. Artikel 2:48 wordt geschrapt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:48 Verblijfsontzeggingen bij inbraak in gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste twaalf weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen aan degene:

    • a.

      die zich gedraagt in strijd met artikel 2:23;

    • b.

      een inbraak pleegt of medepleegt in:

      • -

        een woning;

      • -

        een bedrijfsgebouw;

      • -

        overige gebouwen zoals tuinhuisjes, vakantieverblijven, stacaravans, bouwketen, boxen, schuurtjes.

    • c.

      poogt in te breken in een of meer van de onder b. genoemde gebouwen.

  • 2.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

Artikel 2:48 Verblijfsontzeggingen bij inbraak in gebouwen

 

vervallen

Toelichting 

Er is geen behoefte meer aan een afzonderlijk gebiedsverbod voor inbrekers. Dit verbod is tot op heden niet opgelegd.

 

R. Artikel 3:2 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(…)

seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerk of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

(…)

Artikel 3:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(…)

seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerk of uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerk in de vorm van bemiddeling tussen klant en sekswerker of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

(…)

Toelichting

In de praktijk ontstaan vragen of een escortbedrijf vergunningplichtig is. In de bestaande toelichting bij de APV staat dat ‘sekswerkbedrijf’ een species is van ‘seksbedrijf’ en ‘escortbedrijf’ een species van ‘sekswerkbedrijf’. Om elke onduidelijkheid weg te nemen is de omschrijving van escortbedrijf toegevoegd aan de definitie van seksbedrijf.

 

S. Artikel 3:3 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:3 Vergunning seksbedrijf

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    t/m 3. (…)

  • 4.

    Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.

  • 5.

    t/m 7. (…)

Artikel 3:3 Vergunning seksbedrijf 

  • 1.

    Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    t/m 3. (…)

  • 4.

    Een vergunning wordt voor één seksinrichting verleend.

  • 5.

    t/m 7. (…)

Toelichting

De bestaande bepaling zorgt voor onduidelijkheid en strookt niet met de definitiebepalingen en artikel 3:3, eerste lid van de APV. Een vergunning wordt verleend voor het seksbedrijf, zijnde de activiteit bestaande uit, onder andere, het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerk. De seksinrichting is de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf. Een seksinrichting maakt dus onderdeel uit van het seksbedrijf en is geen zelfstandig te vergunnen onderdeel. De nieuwe formulering sluit aan bij de modelbepaling van de VNG en heeft tot doel dat als een seksbedrijf meerdere seksinrichtingen zou bevatten, voor elk van die seksinrichtingen een vergunning moet worden aangevraagd. Uit de toelichting volgt dat er sprake is van één seksinrichting als het een visueel aaneengesloten eenheid betreft (kan meerdere panden betreffen met meerdere werkruimtes (per pand)) met een homogene functie (uitoefening van een seksbedrijf in enigerlei vorm) die tot de beschikking staat van één exploitant.

 

T. Artikel 3:8 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:8 Sluiting van een seksbedrijf

  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan een seksbedrijf voor een periode van maximaal twaalf maanden of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren als het seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder of in afwijking van de vergunning als bedoeld in artikel 3:3.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van het seksbedrijf. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is de exploitant, beheerder of sekswerker van een seksbedrijf verboden daarin te verblijven of bezoekers of klanten toe te laten zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksbedrijf te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6.

    Een sluiting kan opgeheven worden door het bevoegde bestuursorgaan wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid zal plaatsvinden.

Artikel 3:8 Sluiting van een seksinrichting

  • 1.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren als het seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder of in afwijking van de vergunning als bedoeld in artikel 3:3.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is de exploitant, beheerder of sekswerker van een seksbedrijf verboden in de seksinrichting te verblijven of bezoekers of klanten daarin toe te laten zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksinrichting te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6.

    Een sluiting kan opgeheven worden door het bevoegde bestuursorgaan wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid zal plaatsvinden.

Toelichting

Het ″seksbedrijf″ is, zo blijkt uit de definitiebepaling, de bedrijfsmatige activiteit die wordt verricht. De bedoeling van dit artikel is om de burgemeester bij overtreding van het bepaalde in de APV de bevoegdheid te geven de fysieke ruimte waarin het seksbedrijf wordt uitgeoefend, omschreven als ″seksinrichting″, te sluiten. Het seksbedrijf zelf kan niet gesloten worden. Wel kan de vergunning voor de activiteit worden ingetrokken. Die bevoegdheid is reeds geregeld in artikel 3:7 van de APV.

 

U. De artikelen 4:1 en 4:2 worden geschrapt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:1 Verbod oplaten ballonnen

  • 1.

    Het is verboden een ballon, van welk materiaal dan ook, door middel van helium of enig ander gas dat lichter dan lucht is, op te laten in de buitenlucht zonder dat deze op enige wijze met het aardoppervlak verbonden is.

  • 2.

    Onder ballon wordt verstaan: feest-, geluks-, papier-, wens-, sfeer-, herdenkings-, reclameballon of –lampion en dergelijke.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op luchtvaartuigen als bedoeld in de Wet luchtvaart.

Artikel 4:1 Verbod oplaten ballonnen

 

vervallen

Toelichting

Dit artikel wordt per 1 januari 2023 in de VFLO opgenomen, omdat dit de fysieke leefomgeving betreft. De tekst blijft ongewijzigd.

 

V. Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:2 Verbod gebruik confetti en serpentine

Het is verboden confetti en serpentine, van een ander materiaal dan afbreekbaar papier, op een

openbare plaats te gebruiken.

Artikel 4:2 Verbod gebruik confetti en serpentine

 

vervallen

Toelichting

Dit artikel wordt per 1 januari 2023 in de VFLO opgenomen, omdat dit de fysieke leefomgeving betreft. De tekst blijft ongewijzigd.

 

W. Artikel 5:6 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:6 Fietsen en bromfietsen

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

  • 3.

    Het is verboden een fiets of bromfiets te parkeren in door het college daarvoor aangewezen ruimten of plaatsen buiten door het college te bepalen tijden.

Artikel 5:6 Fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen te plaatsen of te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

  • 3.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen buiten door het college vastgestelde tijden te plaatsen of te laten staan.

  • 4.

    Indien de door het college aangewezen plaatsen, als bedoeld in de voorgaande leden, zijn voorzien van rekken, vakken of andere parkeervoorzieningen voor fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen, is het verboden om de fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen buiten de daarvoor bestemde parkeervoorzieningen te plaatsen of te laten staan.

Toelichting

Conform de model-APV wordt ‘opheffing’ in ‘beëindiging’ gewijzigd. Dit betreft een tekstuele aanpassing.

Fietsen en bromfietsen komen tegenwoordig in allerlei verschijningsvormen voor. Ook bestaan er steeds meer vervoersmiddelen die het midden houden tussen een fiets en een bromfiets, zoals bijvoorbeeld een elektrische step. Om te voorkomen dat die voertuigen buiten de werking van dit artikel zouden vallen is de restcategorie ´vergelijkbare voertuigen´ toegevoegd. Ook dit betreft een tekstuele aanpassing.

Verder wordt verduidelijkt, dat het gaat om het plaatsen en om het laten staan van deze voertuigen.

 

Het vierde lid wordt toegevoegd om de handhaving van verkeerd geparkeerde fietsen of bromfietsen, bijvoorbeeld als deze buiten de rekken worden geplaatst, te vergemakkelijken. De bepaling maakt ook handhaving van verkeerd gestalde fietsen en bromfietsen ín (openbare) fietsenstallingen mogelijk. Van belang daarbij is dat ter plaatse, bijvoorbeeld door middel van bebording, voldoende duidelijk wordt aangegeven op welke wijze fietsen geparkeerd dienen te worden.

 

X. Een nieuw artikel 5:6a wordt toegevoegd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:6a Parkeerexcessen fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen

Het is verboden op een openbare plaats fietsen, bromfietsen of vergelijkbare voertuigen te plaatsen of laten staan, als daardoor op of aan de openbare plaats hinder, overlast of schade ontstaat.

Toelichting

Daar waar artikel 5:6 ziet op door het college specifiek aangewezen locaties, zoals bijvoorbeeld het stationsgebied, ziet het nieuwe artikel 5:6a op alle openbare plaatsen in Gouda. In de praktijk blijkt handhaving tegen hinderlijk of gevaarlijk gestalde fietsen, bijvoorbeeld bij het openbare toilet op de Markt in Gouda, lastig. Deze bepaling voorziet in een handhavingsgrondslag om tegen dergelijke parkeerexcessen op te kunnen treden.

 

Y. Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het bepaalde bij of krachtens artikel 2:2 (kennisgeving betogingen op openbare plaatsen) en artikel 5:14 (kwaliteit van het taxivervoer).

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het bepaalde bij of krachtens artikel 2:2 (kennisgeving betogingen op openbare plaatsen) en artikel 5:11 (kwaliteit van het taxivervoer).

Toelichting

Een verschrijving van een artikelnummer in het tweede lid is hersteld.

 

Z. De overgangsbepaling voor afhaal- en bezorgcentra in artikel 6:5, vijfde lid wordt geschrapt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten die zijn genomen op grond van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 worden aangemerkt als besluiten genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    De Regeling taxivervoer Gouda berust op artikel 5:11, eerste lid, van deze verordening en op artikel 87, eerste lid, onderdeel c, van de Wet personenvervoer 2000.

  • 3.

    Aanvragen waarop nog niet is beschikt bij de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 wordt beslist met inachtneming van deze verordening.

  • 5.

     Artikel 2:12, eerste lid, is niet van toepassing op het exploiteren van een bestaand afhaal- of bezorgcentrum:

    • a.

      gedurende 12 weken na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, heeft ingediend, totdat het bevoegd gezag op die aanvraag heeft besloten.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten die zijn genomen op grond van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 worden aangemerkt als besluiten genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    De Regeling taxivervoer Gouda berust op artikel 5:11, eerste lid, van deze verordening en op artikel 87, eerste lid, onderdeel c, van de Wet personenvervoer 2000.

  • 3.

    Aanvragen waarop nog niet is beschikt bij de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaar- en beroepschriften tegen besluiten genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009 wordt beslist met inachtneming van deze verordening. 

Toelichting

Het vijfde lid is in 2020 aan de APV toegevoegd in verband met de introductie in dat jaar van een vergunningplicht voor het exploiteren van zgn. afhaal- en bezorgzaken. Inmiddels hebben de inrichtingen, waarvan bij de introductie bekend was dat zij een afhaal- en bezorgzaak exploiteerden, een vergunning aangevraagd. Enkele aanvraagprocedures lopen nog vanwege een geconstateerde strijdigheid met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Voor die inrichtingen loopt tevens een ruimtelijk traject om te beoordelen of kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Omdat er procedures lopen gericht op het legaliseren van een strijdige situatie, kan er in beginsel niet handhavend worden opgetreden tegen het ontbreken van een exploitatievergunning zolang die procedures nog lopen. De in het vijfde lid opgenomen overgangsbepaling heeft daarom geen (zelfstandige) functie meer en wordt daarom geschrapt.

Voor eventuele nieuwe afhaal- en bezorgzaken of bestaande zaken die vallen onder de definitie van openbare inrichting en nog niet eerder zijn aangeschreven, geldt ook dat zij niet worden uitgezonderd van de vergunningplicht zoals opgenomen in artikel 2:9 van de huidige APV (artikel 2:12 oud). De overgangsbepaling heeft ook voor die situaties geen toegevoegde waarde.

Artikel ll  

De wijzigingen treden in werking op 25 maart 2023.

De raad van de gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

voorzitter

mr. drs. P. Verhoeve

Naar boven