Gemeenteblad van Hendrik-Ido-Ambacht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hendrik-Ido-Ambacht | Gemeenteblad 2023, 117211 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hendrik-Ido-Ambacht | Gemeenteblad 2023, 117211 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
VERORDENING WERK EN INKOMEN HENDRIK-IDO-AMBACHT
Gezien het voorstel van het college van 23 november 2021;
Gelet op artikel 6, 8, 8a, 8b, 10b en 47 van de Participatiewet;
dat de gemeenteraad bij verordening regels dient vast te stellen over het bepaalde in de artikelen 6, 8, 8a, 8b, 10b en 47 van de Participatiewet;
vast te stellen de navolgende:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Bijstandsnorm: de op grond van paragraaf 3.2 van de wet op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de wet door het college vastgestelde verhoging of verlaging of de toegekende bijstand op grond van artikel 16 van de wet of de toegekende bijzondere bijstand;
Artikel 1.2. Begrippen in het kader van re-integratie
In deze verordening wordt in hoofdstuk 2 verstaan onder:
uitkeringsgerechtigde: persoon jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die recht heeft op bijstand op grond van de wet ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, dan wel recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ en die niet tevens recht heeft op een uitkering van het UWV;
startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
De doelgroep van dit hoofdstuk zijn de personen wonende in de gemeente, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd:
Artikel 2.2. Taak van het college
Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar arbeid naar vermogen en het bereiken van uitkeringsonafhankelijkheid. Het college stelt per individueel geval vast welke voorziening het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.
Het college houdt bij het aanbieden van de in hoofdstuk 2 opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:
Artikel 2.3. Rechten en plichten
Onverminderd andere verplichtingen, voortvloeiend uit wet- of regelgeving, geldt voor een persoon die deelneemt aan of deelgenomen heeft aan een voorziening de verplichting:
alle inlichtingen te verstrekken aan het college over de passendheid en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen met betrekking tot gezondheidssituatie of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden of neveninkomsten;
Als een persoon zijn verplichtingen krachtens het derde lid, het vierde lid, het vijfde lid of het zesde lid niet nakomt, kan het college, onverminderd het bepaalde in artikel 18, vierde lid van de wet en in hoofdstuk 3 van deze verordening, beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.
Artikel 2.4. Ontheffing re-integratieverplichtingen
Alvorens tot het verlenen van ontheffing op grond van het eerste lid over te gaan, beoordeelt het college of de belemmeringen geheel of gedeeltelijk door het aanbieden van een voorziening kunnen worden weggenomen. Gehele of gedeeltelijke ontheffing wordt slechts verleend in de mate waarin de niet weg te nemen belemmering, de arbeidsinschakeling beperkt.
Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep begeleiden of laten begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid naar vermogen, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. Het college kan hiertoe op eigen initiatief, dan wel op verzoek van de persoon uit de doelgroep, een of meer voorzieningen aanbieden. De voorzieningen kunnen onder meer worden onderscheiden in:
Artikel 2.6. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:
een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, niet in staat zijn met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid het minimum uurloon te verdienen en mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie, of
Artikel 2.7. Participatievoorziening beschut werk
Het college biedt ambtshalve of op verzoek de participatievoorziening beschut werk, aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat hij/zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, en deze persoon:
Het college kan uit de personen uit de doelgroep een voorselectie maken en wint bij het UWV advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het college selecteert voor deze beoordeling uitsluitend personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt;
Artikel 2.10. Individuele Studietoeslag
In afwijking van artikel 36b lid 1b van de wet gaat het niet om personen die 'niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen', maar om personen 'die een beperking hebben en vanwege die beperking naast hun studie niet kunnen bijverdienen'. Hieronder worden ook personen met een medische urenbeperking begrepen.
Artikel 2.12. Waarborgsom of geldlening
Het college kan aan het aanbieden of voortzetten van een voorziening de voorwaarde verbinden dat de belanghebbende een waarborgsom voldoet of meewerkt aan een geldlening, welke waarborgsom wordt terugbetaald, dan wel welke geldlening wordt omgezet in een gift indien en voor zover de belanghebbende heeft meegewerkt aan de voorziening en aan zijn arbeidsinschakeling.
Het college kan de voorziening beëindigen, dan wel intrekken:
als een persoon die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3 van deze verordening, dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 en 17 van de wet, artikel 13 en 37 van de IOAW, artikel 13 en 37 van de IOAZ, niet of niet voldoende nakomt en hem dit te verwijten valt;
Paragraaf 3.1 – Afstemming niet nakomen niet-geüniformeerde verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling en overige verplichtingen
Artikel 3.1. Gedragingen Participatiewet
Het college verlaagt de bijstandsnorm op grond van artikel 18, tweede lid van de wet indien aan de belanghebbende naar het oordeel van het college een van de gedragingen, bedoeld in eerdergenoemd artikel en voor zover deze gedraging niet mede valt onder een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de wet, verweten kan worden.
De gedragingen uit het vorige lid worden onderscheiden naar de volgende categorieën:
het zich zeer ernstig misdragen tegenover personen of instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, tijdens het verrichten van hun werkzaamheden, als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet, voor zover het betreft (seksuele) intimidatie, het vernielen van eigendommen van het college en het bedreigen met fysiek geweld.
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, vijfde lid aanhef en sub d van de wet;
het anderszins niet of onvoldoende verlenen van de medewerking, die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet, waaronder begrepen het op verzoek op onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en voor zover deze gedraging niet valt onder een gedraging bedoeld in artikel 18a van de wet;
Artikel 3.2. Gedragingen IOAW en IOAZ
Het college verlaagt de uitkering ingevolge de IOAW respectievelijk de IOAZ eenmalig op grond van artikel 20, tweede lid of artikel 38, twaalfde lid van de IOAW respectievelijk artikel 20, tweede lid of artikel 38, twaalfde lid van de IOAZ, indien aan belanghebbende naar het oordeel van het college een van de gedragingen, bedoeld in eergenoemde artikelen, verweten kan worden.
De gedragingen uit het vorige lid worden onderscheiden naar de volgende categorieën:
het zich zeer ernstig misdragen tegenover het college of personen die ten dienste of in opdracht van het college werkzaam zijn, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW of de IOAZ, voor zover het betreft (seksuele) intimidatie, het vernielen van eigendommen van het college en het bedreigen met fysiek geweld.
het anderszins niet of onvoldoende verlenen van de medewerking, die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de IOAW of de IOAZ alsmede het nalaten van wat inschakeling in de arbeid belemmert, waaronder begrepen het op verzoek op onverwijld uit eigen beweging doen van mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling en voor zover deze gedraging niet valt onder een gedraging bedoeld in artikel 18a van de wet;
het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW of artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;
Artikel 3.3. Hoogte en duur van de verlaging
De verlaging, bij gedragingen als bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.2, wordt:
Artikel 3.4. Weigering van de IOAW en IOAZ
In afwijking van het eerste lid wordt de uitkering tijdelijk geweigerd indien de gedraging de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten. De periode van weigering komt in dat geval maximaal overeen met de mate waarin de belanghebbende uit of in verband met arbeid inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 IOAW of artikel 8 IOAZ zou hebben kunnen verwerven en deze periode is nooit langer dan zes maanden.
Nadat ten aanzien van de belanghebbende tweemaal toepassing is gegeven aan het tweede lid, weigert het college de gehele uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ blijvend indien voor een derde maal een dienstbetrekking van belanghebbende is geëindigd of deze een dienstbetrekking verwijtbaar niet heeft verkregen.
Artikel 3.5. Weging van het gedrag
Bij zijn oordeel als bedoeld in het vorige lid kan het college rekening houden met andere of eerdere gedragingen van de belanghebbende waarin deze tekortschoot in de naleving van op hem rustende verplichtingen op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ, in het betonen van besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan of in diens gedrag jegens het college.
Paragraaf 3.2 Afstemming niet nakomen geüniformeerde verplichtingen in verband met arbeidsinschakeling
Artikel 3.7. Duur van de verlaging
Als de belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de wet niet of onvoldoende nakomt, verlaagt het college de bijstandsnorm:
Het college kan grond van de in het tweede lid bedoelde inkeerregeling het besluit tot afstemming op verzoek van de belanghebbende herzien. Deze herziening heeft slechts betrekking op de tweede en volgende maand van de verlaging en kan plaatsvinden indien binnen zes weken na het besluit tot afstemming uit de houding en gedragingen van de belanghebbende ondubbelzinnig is gebleken dat hij de verplichtingen nakomt.
Nadat het recht op bijstand of uitkering is geëindigd, kan uitvoering van het besluit tot afstemming alsnog plaatsvinden in geval van een hernieuwde toekenning, en wel met betrekking tot te verlenen bijstand, inkomensvoorziening of uitkering over een periode tot uiterlijk drie maanden na het besluit tot afstemming.
Artikel 3.10. Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere gedragingen die gelijktijdig plaatsvinden, en die alle een schending van een of meerdere verplichtingen genoemd in artikel 18 vierde lid van de wet of in dit hoofdstuk van deze verordening opleveren, verlaagt het college de bijstandsnorm of de uitkering slechts éénmaal. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand, uitkering of een re-integratievoorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Ter controle van het beroep op bijstand of uitkering wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijking en met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.
Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand of uitkering en kan daarbij onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, inkomensvoorziening of uitkering.
Artikel 4.3. Afhandeling geconstateerde fraude
Het college legt, overeenkomstig de wet, een boete op aan en vordert de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand terug van de belanghebbende die onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand of uitkering.
Hoofdstuk 5. Cliëntenparticipatie
Artikel 5.1. Taken Regionale cliëntenraad
De Regionale cliëntenraad adviseert het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur gevraagd en ongevraagd:
over alle onderwerpen die het beleid, de uitvoering, de controle, de evaluatie, de dienstverlening en kwaliteit betreffen met betrekking tot het sociaal domein op het gebied van werk en inkomen; onder beleid wordt in dit verband verstaan: verordeningen en beleidsplannen, nadere regels en beleidsregels die regionaal door de GRS worden uitgevoerd.
De cliëntenraad kan ter uitvoering van haar taken een beroep doen op de deskundigheid bij de Sociale Dienst Drechtsteden, zelfstandig onderzoeken doen of laten doen, interne en externe deskundigen raadplegen, werkgroepen instellen waarin ook niet-leden kunnen deelnemen en activiteiten ontplooien om de betrokkenheid van cliënten te bevorderen.
De Regionale cliëntenraad bestaat uit de onafhankelijke voorzitter en minimaal 6 leden en maximaal 12 leden, met ten minste leden uit de lokale cliëntenraden, waarbij iedere lokale cliëntenraad van de Drechtstedengemeenten één lid afvaardigt. Die leden kunnen worden aangevuld met ervaringsdeskundigen.
Van het lidmaatschap en voorzitterschap van de Regionale cliëntenraad zijn uitgesloten raadsleden van de Drechtstedengemeenten, medewerkers van het Openbaar Lichaam Sociaal, medewerkers van de daarbij aangesloten gemeenten, leden van het Dagelijks Bestuur, leden van het Algemeen Bestuur en personen die op andere wijze bij het bestuur van het Openbaar Lichaam Sociaal of de Drechtstedengemeenten zijn betrokken.
Leden van de Regionale cliëntenraad die in een traject in het kader van arbeidsinschakeling ingevolge de wet, de Wsw, de lOAZ, of de IOAW zitten, of daar in geplaatst worden tijdens hun lidmaatschap, krijgen de gelegenheid dit traject te combineren met een volwaardig lidmaatschap van de cliëntenraad. Bij de inrichting van het traject wordt daarmee rekening gehouden.
De voorgaande versie van de verordening, de Verordening werk en inkomen Drechtsteden, vastgesteld d.d. 5 oktober 2021 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van een op grond daarvan genomen besluit totdat het college, onder intrekking van dit besluit, een nieuw besluit op grond van deze verordening heeft genomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-117211.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.