Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013,

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2023

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    College: college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    Energiearmoede: als huishoudens meer dan 10% van hun inkomen kwijt zijn aan energielasten;

  • d.

    Huishouden: een of meer volwassenen met of zonder kinderen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren waarbij er sprake is van bewuste wederzijdse zorg en taakverdeling die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat en waarbij de intentie bestaat om voor onbepaalde periode samen te wonen;

  • e.

    Maatwerkaanpak: aanpak gericht op een stadsdeel, deel van een stadsdeel of gebied in een stadsdeel, passend bij bewoners en woningvoorraad;

  • f.

    Stadsdeel: een van de zeven stadsdelen en het stadsgebied Weesp zoals genoemd in artikel 1 van de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het tegengaan van energiearmoede door het stimuleren van gebiedsgerichte activiteiten die een bijdrage leveren aan het tegengaan van energiearmoede bij huishoudens.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten gericht op de verlaging van het energieverbruik of de energierekening van een huishouden.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de activiteiten die volgens deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen is per stadsdeel vastgesteld op € 75.00o,-.

Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de mogelijke verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens;

    • b.

      de mate waarin de activiteit ten goede komt aan huishoudens met energiearmoede;

    • c.

      de mate waarin de activiteit een maatwerkaanpak is voor een bepaald stadsdeel, gebied in een stadsdeel of deel van een stadsdeel;

    • d.

      de mate waarin de kosten van de activiteiten in verhouding staan tot het verwachte aantal huishoudens dat wordt bereikt.

  • 3.

    Per criterium kan nul tot en met drie punten worden gehaald.

  • 4.

    De criteria genoemd in het tweede lid, onderdeel a, b en d hebben een wegingsfactor van 1. Het criterium genoemd in het tweede lid, onderdeel c heeft een wegingsfactor van 2.

  • 5.

    De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.

  • 6.

    Indien meerdere aanvragen op dezelfde plaats op de prioriteitenlijst worden gerangschikt en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste kosten als eerste gehonoreerd.

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een bewoner van het stadsdeel, een bewonersgroep uit het stadsdeel, een organisatie gevestigd in het stadsdeel of een rechtspersoon met sterke, aantoonbare binding met de buurt of die zich voor huishoudens in het stadsdeel wil inzetten.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag een activiteitenplan overgelegd met daarin een beschrijving van:

  • -

    de activiteiten en te bereiken resultaten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

  • -

    wie bereikt gaat worden;

  • -

    om hoeveel huishoudens het in huurwoningen gaat;

  • -

    om hoeveel huishoudens het in koopwoningen gaat;

  • -

    hoe deze activiteiten aansluiten bij het beleidsterrein;

  • -

    door en voor wie de activiteiten zullen worden uitgevoerd;

  • -

    met welke partijen wordt samengewerkt;

  • -

    hoe bewoners zijn betrokken;

  • -

    hoe de activiteit bekend wordt gemaakt;

  • -

    op welk stadsdeel, gebied, buurt of wijk de aangevraagde subsidie en activiteiten betrekking heeft;

  • -

    of er sprake is van een maatwerkaanpak voor een bepaald stadsdeel, deel van een stadsdeel of gebied in een stadsdeel;

  • -

    of er voor de activiteiten ergens anders financiering is aangevraagd en voor welk bedrag;

  • -

    de termijn waarbinnen met de activiteit wordt aangevangen en binnen welke termijn de activiteit zal zijn afgerond.

Artikel 9 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

Een subsidieaanvraag voor een subsidie voor de activiteiten onder artikel 4 wordt vóór 1 mei 2023 ingediend bij het college.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

  • a.

    de activiteiten niet direct het energieverbruik of de energierekening van een huishouden verlagen;

  • b.

    de kosten van voorzieningen niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

  • c.

    de aanvraag op basis van de beoordeling genoemd in artikel 6 in totaal minder dan acht punten heeft behaald of minder dan drie punten heeft behaald voor het criterium als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c;

  • d.

    de activiteiten niet voor of met inwoners van Amsterdam uitgevoerd worden;

  • e.

    de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich meebrengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen;

  • f.

    soortgelijke activiteiten in de buurten van het stadsdeel hebben plaatsgevonden waarmee 45% van de huishoudens al is bereikt;

  • g.

    de activiteiten in hoge mate overeenkomen met het stadsbrede aanbod van activiteiten ter bestrijding van energiearmoede;

  • h.

    de activiteiten gericht zijn op een enkele woning;

  • i.

    het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 5.000 bedraagt.

Artikel 11 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger maakt de activiteiten bekend via de voor de buurt geëigende communicatiekanalen;

  • b.

    Als er energiebesparende producten worden geïnstalleerd dient gebruik te worden gemaakt van producten:

    • -

      die op de Nederlandse markt zijn toegelaten en een passende levensverwachting hebben;

    • -

      die voorzien zijn van een Nederlandse productaanduiding en gebruiksaanwijzing;

    • -

      voorzien zijn van een CE markering als de producten met elektriciteit in aanraking komen;

    • -

      die geen overmatige afvalproductie of milieuschade teweeg zullen brengen.

  • c.

    de activiteiten worden binnen een jaar na de subsidieverlening uitgevoerd.

Artikel 12 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling een inhoudelijk verslag met daarin:

  • a.

    het aantal huishoudens in huurwoningen aan wie energiebesparende voorzieningen zijn verstrekt die kunnen leiden tot vermindering van energiegebruik of de energierekening;

  • b.

    het aantal huishoudens in koopwoningen aan wie energiebesparende voorzieningen zijn verstrekt die kunnen leiden tot vermindering van energiegebruik of de energierekening; en

  • c.

    het aantal huishoudens dat ondersteuning heeft gekregen in de vorm van advies over vermindering van het energieverbruik voor zijn specifieke woningen waar de bewoner direct zijn of haar energieverbruik mee heeft kunnen verminderen ingedeeld in de volgende categorieën:

    • i.

      aantal kleine gasbesparende maatregelen;

    • ii.

      aantal kleine elektriciteitsbesparende maatregelen;

    • iii.

      aantal grote gasbesparende maatregelen;

    • iv.

      aantal grote elektriciteitsbesparende maatregelen;

    • v.

      aantal gegeven adviezen met directe verlaging energieverbruik of energierekening;

    • vi.

      overige energierekening verlagende maatregelen.

Artikel 13 Looptijd regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en vervalt van rechtswege op 31 december 2024 met dien verstande dat vaststellingen van subsidies die onder deze regeling vallen nog onder deze regeling worden afgehandeld.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 maart 2023.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen

Deze Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2023 (hierna: de Subsidieregeling) geeft voorschriften voor verstrekking van subsidie ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de verlaging van het energieverbruik of -rekening van huishoudens in Amsterdam.

 

Het college zet wegens de energie-, bestaanszekerheids- en klimaatcrisis vol in op een grootschalig isolatieoffensief om zoveel mogelijk huishoudens, zo snel mogelijk te ondersteunen om nu en in de toekomst energie te besparen. Dit verlaagt het verbruik van energie en uitstoot van CO2, zorgt voor betere en comfortabeler woningen, en maakt woningen beter geschikt voor een aardgasvrije toekomst. Om meer lokaal gedragen projecten te stimuleren heeft het college per stadsdeel in totaal € 75.000 uit de Rijksmiddelen gereserveerd om elk stadsdeel te faciliteren zelf projecten op te tuigen passend bij de bewoners en de woningvoorraad. Zo helpt het college inwoners die buiten de grotere projecten en initiatieven vallen.

 

De subsidie kan door een bewoner van het stadsdeel, een bewonersgroep uit het stadsdeel, een organisatie gevestigd in het stadsdeel of een rechtspersoon met sterke, aantoonbare binding met de buurt of die zich voor huishoudens in het stadsdeel wil inzetten, aangevraagd worden. De subsidies zullen vervolgens beoordeeld worden door de verschillende stadsdelen.

 

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt wat onder subsidie moet worden verstaan en geeft tal van voorschriften met betrekking tot subsidieverlening en - vaststelling, gronden van intrekking, het stellen van voorwaarden en opleggen van verplichtingen. De voorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht worden niet in de Subsidieregeling herhaald maar zijn wel van toepassing. Tevens is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (hierna: ASA 2013) van toepassing. Deze Subsidieregeling moet dus in samenhang met de ASA 2013 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gelezen en toegepast worden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die bij de subsidie in de regeling een rol spelen. Indien een begrip uit artikel 1 in een bepaling wordt gebruikt dient deze met inachtneming van de definitie in artikel 1 te worden toegepast.

 

Artikel 2

Met deze bepaling wordt de ASA 2013 van toepassing verklaard op de Subsidieregeling. De ASA 2013 is door de gemeenteraad vastgestelde kader waarbinnen het college de voorwaarden van de subsidieregeling bepaald. Tenzij daar nadrukkelijk van wordt afgeweken zijn de regels van de ASA 2013 eveneens van toepassing op besluiten die op basis van deze Subsidieregeling worden genomen.

 

Artikel 3

In dit artikel is het doel van de subsidie geformuleerd. Het doel is het tegengaan van energiearmoede of het verlagen van het energieverbruik of -rekening van huishoudens. Met de subsidie wil het college lokaal gedragen projecten stimuleren passend bij de bewoners en de woningvoorraad.

 

Artikel 4

In dit artikel wordt omschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. De subsidie is beschikbaar voor activiteiten gericht op de verlaging van het energieverbruik of -rekening van een huishouden. De subsidiabele activiteiten zijn: kleine of grote gasbesparende maatregelen, kleine of grote elektriciteitsbesparende maatregelen, adviezen met directe verlaging energieverbruik of –rekening tot gevolg en overige energierekening verlagende maatregelen. Andere activiteiten komen niet in aanmerking voor de subsidie.

 

Artikel 5

Dit artikel regelt het subsidieplafond voor de activiteiten in de regeling. Voor de activiteiten kan er geen subsidie meer worden verstrekt als het plafond is bereikt. Als het plafond is bereikt zal een aanvraag geweigerd worden op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 6

Subsidieaanvragen worden eerst getoetst aan de weigeringsgronden. Aanvragen die worden geweigerd, vallen direct af. De aanvragen worden individueel beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen onder het tweede lid. Als het beschikbare subsidieplafond onvoldoende ruimte biedt om alle aanvragen die niet worden geweigerd te honoreren, worden die aanvragen gerangschikt op een prioriteitenlijst. De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

  • a.

    de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de mogelijke verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens: Belangrijk is dat de activiteiten zoveel mogelijk leiden tot een vermindering van de energieverbruik of- rekening om een woning geschikt te houden voor verblijf en gebruik door een huishouden, bijvoorbeeld door een verbetering van het energielabel.

  • b.

    de mate waarin de activiteit ten goede komt aan huishoudens met energiearmoede: Voor huishoudens met energiearmoede geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. De bedoeling is dat de activiteiten ten goede komen aan deze groep Amsterdammers om hen te ondersteunen om nu en in de toekomst energie te besparen.

  • c.

    de mate waarin de activiteit een maatwerkaanpak is voor een bepaald stadsdeel, gebied in een stadsdeel of deel van een stadsdeel: Amsterdam is onderverdeeld in 25 gebieden. Voor de stadsdelen, gebieden en delen van de stadsdelen geldt dat de activiteiten gericht op de verlaging van het energieverbruik of -rekening van een huishouden er niet overal hetzelfde uitziet, maar meer passend bij de bewoners en woningvoorraad in de verschillende gebieden.

  • d.

    de mate waarin de kosten van de activiteiten in verhouding staan tot het verwachte aantal huishoudens dat wordt bereikt: Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag.

De manier waarop dat vorm krijgt wordt in het derde tot en met het zesde lid van dit artikel toegelicht. Het aantal gehaalde punten maakt dat een subsidieaanvraag hoog op de prioriteitenlijst komt te staan.

 

Artikel 7

Dit artikel regelt wie er subsidie aan kan vragen. Als de aanvraag hoger is dan 50.000 euro moet de aanvrager een rechtspersoon zijn. Dit volgt uit ASA 2013.

 

Artikel 8

Dit artikel regelt welke informatie, in aanvulling op de vereisten die volgen uit artikel 5, tweede lid van de ASA 2013, bij een subsidieaanvraag op basis van de regeling ingediend moeten worden. De gevraagde gegevens zijn noodzakelijk om te kunnen beoordelen of een aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde criteria om in aanmerking te komen voor subsidie.

 

Artikel 9

In dit artikel wordt aangegeven dat een aanvraag voor een eenmalige subsidie vóór 1 mei 2023 bij het college moet zijn ingediend.

 

Artikel 10

De onderdelen in dit artikel bevatten gronden voor weigering van subsidieaanvragen. Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op de weigeringsgronden uit de Algemene wet bestuursrecht en uit de ASA 2013. De gronden betreffen ‘kan’-bepalingen. De ‘kan’-bepaling heeft als gevolg dat het college kan afwegen of de subsidieaanvraag wordt geweigerd.

 

De weigeringsgronden zijn als volgt:

  • -

    Onderdeel a: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor activiteiten die niet direct het energieverbruik of de energierekening van een huishouden verlagen.

  • -

    Onderdeel b: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor excessieve en onredelijk kostbare maatregelen. Er kunnen zich situaties voordoen waar het verstrekken van de subsidie ongewenst is. In deze gevallen wegen de kosten niet op tegen het resultaat en/of de duurzaamheid is niet of nauwelijks gediend met de hoge kosten. Het is in dit onderdeel nadrukkelijk aan het oordeel van het college om te bepalen wat zij een redelijke verhouding achten.

  • -

    Onderdeel c: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor activiteiten die op basis van de beoordeling genoemd in artikel 6 in totaal minder dan acht punten heeft behaald of minder dan drie punten heeft behaald voor het criterium als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het gaat om het totaal aantal punten zonder het toepassen van de wegingsfactor, genoemd in het vierde lid van artikel 6. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan in dat geval onvoldoende meerwaarde hebben.

  • -

    Onderdeel d: De subsidie is bedoeld ter stimulering van activiteiten gericht die een bijdrage leveren aan het tegengaan van energiearmoede bij huishoudens in Amsterdam. Daarom is in dit onderdeel een optionele weigeringsgrond opgenomen als de activiteiten niet voor of met inwoners van Amsterdam worden uitgevoerd.

  • -

    Onderdeel e: Hierbij gaat het bijvoorbeeld om activiteiten waarvan uitvoering bij vrijwilligers wordt neergelegd en die het college voorbehouden acht aan professionals, maar ook om activiteiten waarvan de beoogde omgeving of locatie niet veilig wordt geacht.

  • -

    Onderdeel f: Dit onderdeel ziet op een mogelijkheid tot weigering van de subsidie in het geval dat soortgelijke activiteiten in de buurten van het stadsdeel hebben plaatsvonden waarmee 45% van de huishoudens al is bereikt. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan in dat geval onvoldoende meerwaarde hebben.

  • -

    Onderdeel g: Het kan in dit geval gaan om aanbod dat al aanwezig is en in de vraag voorziet. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen worden geweigerd omdat die onvoldoende toegevoegde waarde hebben. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer activiteiten honoreren die eenzelfde doel nastreven, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

  • -

    Onderdeel h: Dit onderdeel ziet op een mogelijkheid tot weigering van de subsidie in het geval dat de subsidieaanvraag gericht is op een enkele woning. Het is niet de bedoeling om via deze regeling individuele huishoudens financieel te compenseren voor genomen maatregelen. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan in dat geval onvoldoende meerwaarde hebben.

  • -

    Onderdeel i: Dit onderdeel ziet op een mogelijkheid tot weigering van de subsidie in het geval dat het te verlenen subsidiebedrag minder dan € 5.000 bedraagt vanuit het oogpunt van kostenefficiëntie. De kosten voor de administratieve lasten van aanvraag en verlening staan dan niet in verhouding tot het verwachte aantal huishoudens dat wordt bereikt.

Artikel 11

Dit artikel regelt de verplichtingen die voor de aanvrager gelden als deze subsidie verleend krijgt op grond van de regeling. Voor al deze verplichtingen geldt dat niet naleving op grond van artikel 4:48, onderdeel b, Awb kan leiden tot wijziging of intrekking van de verleende subsidie en dat niet naleving op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b kan leiden tot lagere vaststelling. Elk onderdeel van dit artikel bevat een afzonderlijke verplichting:

  • -

    Onderdeel a: Dit onderdeel regelt dat de activiteiten bekend moeten worden gemaakt via de voor de buurt geëigende communicatiekanalen. Voorbeelden van communicatiekanalen zijn stadsdeelwebsites, buurtkranten, flyers, buurtwebsites en facebookpagina's.

  • -

    Onderdeel b: Indien energiebesparende producten worden geïnstalleerd, geldt de verplichting tot het gebruik maken van producten die op de Nederlandse markt zijn toegelaten en een passende levensverwachting hebben, voorzien zijn van een Nederlandse productaanduiding en gebruiksaanwijzing, voorzien zijn van een CE markering als de producten met elektriciteit in aanraking komen en geen overmatige afvalproductie of milieuschade teweeg zullen brengen.

  • -

    Onderdeel c: Binnen één jaar na de beschikkingsdatum dienen de activiteiten volledig te zijn uitgevoerd. Er zijn situaties denkbaar waarbij dit, bijvoorbeeld door externe factoren, niet haalbaar is. De aanvrager is verplicht om dit bij de subsidieaanvraag kenbaar te maken. Het college kan in dat geval akkoord gaan met de afwijkende uitvoeringsperiode. Indien na het afgeven van de verleningsbeschikking blijkt dat door onvoorziene omstandigheden de activiteiten niet binnen één jaar kunnen worden uitgevoerd, dient de aanvrager aan het college uitstel te verzoeken. Dit verzoek dient voorzien te zijn van een stevige onderbouwing waaruit o.a. blijkt dat de opgelopen vertraging niet redelijkerwijs te voorzien was. Als het verzoek ingediend is voor de gestelde termijn verstreken is kan het college hiermee akkoord gaan.

Artikel 12

Voor de vaststelling van subsidies hoger dan € 5.000,- is op grond van artikel 14, tweede lid van de ASA een financieel verslag vereist en een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd. Daarnaast zal ten behoeve van de verantwoording en de vaststelling van de subsidieaanvraag door de subsidieontvanger stukken en gegevens worden overgelegd die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de subsidie daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor deze is verleend. Daarom is hier de verplichting opgenomen om bij de aanvraag tot subsidievaststelling een inhoudelijk verslag te overleggen.

 

Artikel 13

De Subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en vervalt van rechtswege op 31 december 2024. Vaststellingen van subsidies die onder deze Subsidieregeling vallen worden nog wel onder deze regeling afgehandeld.

 

Artikel 14

Dit artikel bevat de citeertitel van de regeling.

Naar boven