Gemeenteblad van Landsmeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landsmeer | Gemeenteblad 2023, 113333 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Landsmeer | Gemeenteblad 2023, 113333 | ander besluit van algemene strekking |
De gemeente Landsmeer is een prachtige gemeente te midden van groene, waterrijke polders. Een gemeente waarin het groen van ons allemaal is. Van het grootschalige groen in de polders en de bijzondere groengebieden in en rond de wijken waar wij ontspannen en tot rust komen, tot het kleinschalige buurtgroen waarin de kinderen volop kunnen spelen.
Groen is van ons allemaal en zo is ook dit Beleidsplan groenbeheer tot stand gekomen. Er zijn bijeenkomsten met inwoners, belangenverenigingen, experts en gemeenteraadsleden georganiseerd, waarbij met elkaar is gesproken over het groenbeleid. Graag wil ik iedereen hartelijk bedanken die heeft meegewerkt aan dit Beleidsplan groenbeheer. Hierbij is bijzondere dank op zijn plaats voor onze – op groen – betrokken inwoners en onze buitendienst voor hun waardevolle bijdragen.
Groen laat ons de seizoenen ervaren en heeft een positieve invloed op de kwaliteit van het leven. Het groen nodigt ons uit tot het maken van een ommetje en tot het ontmoeten van elkaar in de openbare ruimte. Als gemeente vinden we groen daarom belangrijk. Tegelijkertijd bevinden we ons organisatorisch en financieel gezien in onzekere tijden met diverse grote opgaven in het vooruitzicht. Denk daarbij aan de relatie tussen groen en klimaatadaptatie/duurzaamheid en biodiversiteit, maar ook diverse vervangingsopgaven die nodig zijn om ons groen vitaal en vooral veilig te houden, thema’s die actueel en urgent zijn.
Daarom kiezen wij ervoor om ons in dit Beleidsplan groenbeheer in eerste instantie te richten op het zo goed mogelijk behouden van het bestaande openbare groen en voorkomen van verdere achteruitgang. In tweede instantie kunnen we het groen verbeteren, de belevingswaarde vergroten om het groen beter te benutten voor mens en dier. Waar kansen zich voordoen om daar eerder mee aan de slag te gaan, pakken we die natuurlijk op.
Bij toekomstige vraagstukken zal het steeds weer nodig zijn om met elkaar een goede balans te vinden tussen enerzijds een prettige groene omgeving en anderzijds belangrijke ruimtelijke of economische ontwikkelingen. De heldere visie op het groen en de bijbehorende uitwerking zoals vastgelegd in dit Beleidsplan groenbeheer zijn bij dit soort ontwikkelingen als groene onderlegger onmisbaar.
Ik zet me de komende jaren graag in om de groenvisie stapsgewijs werkelijkheid te laten worden, doet u mee?
UITGANGSPUNTEN EN BELEIDSLIJNEN
A. Het op orde brengen van het reguliere groenbeheer
B. Het groene (en blauwe) raamwerk beschermen, versterken en ontwikkelen
C. Biodiversiteit en klimaatadaptie vergroten
D. Belevingswaarde van groen vergroten
E. Betrokkenheid van inwoners en bedrijven bij groen vergroten
Onderstaand staan de beleidslijnen die richtinggevend zullen zijn voor de komende beheerperiode. Om deze beleidslijnen te kunnen realiseren zal eerst aan bepaalde voorwaarden moeten worden voldaan (zie verdere toelichting in deel III).
Bomen (her)planten op locaties waar ze groot kunnen worden (juiste soort op de juiste plaats). Wanneer dit niet mogelijk is worden er of kleinere bomen of minder bomen of geen bomen geplant (zie bijlage IV voor de gewenste afstanden en maten). Zolang het Raadsbesluit1 van 5 november 2020 van kracht is vindt er geen herplant van gemeentelijke bomen en onderhoudsarm groen plaats, zie ook §.
Hieronder is aangegeven hoe het Beleidsplan groenbeheer is opgebouwd.
In het inleidende hoofdstuk is de opdracht geformuleerd evenals de toegepaste werkwijze en de wettelijke kaders. Vervolgens is het plan in drie delen opgebouwd.
Deel I: Terugblik, huidige situatie en aandachtspunten
In deel I worden de functies en waarden van het groen in Landsmeer toegelicht. Het bevat ook de areaalgegevens en kengetallen (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt er een overzicht gegeven van het gevoerde beheer in de afgelopen beheerperiode en punten die de komende periode aandacht vragen (hoofdstuk 3).
Deel II: Ontwikkelingen, wensen en opgaven
Deel II bevat een overzicht van de ontwikkelingen die momenteel voorliggen en wat de impact ervan is op het groen. Het gaat om de thema’s biodiversiteit, duurzaamheid & klimaat en participatie in respectievelijk hoofdstuk 4, 5 en 6.
Deel III: Vooruitblik, ambities en gewenste situatie
Deel III geeft inzicht in de focus van de komende beheerperiode. In hoofdstuk 7 is de visie op het groen geformuleerd met de ambities als stippen op de horizon. In dit hoofdstuk is de groenvisie tevens vertaald naar de groenstructuurkaart/groene wensenkaart.
Hoofdstuk 8 geeft de bijbehorende kaders en het beleid waarmee de spelregels voor het planmatig groenbeheer zijn gelegd. Deze zijn in hoofdstuk 9 vertaald naar kosten voor het regulier onderhoud en vervangingen.
In hoofdstuk 10 worden tenslotte de vervolgacties om het groenbeleid en -beheer te kunnen realiseren uitgewerkt in de vorm van een uitvoeringsprogramma.
In een separaat document zijn de bijlagen te vinden waarin onder andere de groenvisie per wijk is opgenomen als ook de uitwerking voor het omgaan met overlast door groen.
Groen is een belangrijke bouwsteen voor een prettige, duurzame en gezonde leefomgeving. Daarnaast behoort openbaar groen tot een van de ‘kapitaalgoederen met een maatschappelijk nut’ waar de gemeente conform het Burgerlijk wetboek verantwoordelijk voor is door deze zorgvuldig te beheren en vooral veilig te houden. Dit Beleidsplan groenbeheer legt vast hoe we als gemeente nu en in de toekomst met het groen omgaan. Het is in eerste instantie gericht op het beheren van dit groen. Daarnaast geeft het inzicht hoe andere opgaven daarin passen. Dit hoofdstuk gaat over de doelen, de afbakening en laat zien hoe we samen met inwoners en groene partners aan dit plan hebben gewerkt.
Het Groenbeleidsplan Landsmeer 2009-2019, heeft al twee jaar geleden het einde van haar looptijd bereikt. Ook in de beheerorganisatie hebben diverse veranderingen plaatsgevonden met onder andere wisselingen van de beheerder en de beleidsmedewerker.
In de afgelopen 10 jaar stonden de budgetten van de gemeente regelmatig ter discussie en zijn er meerdere bezuinigingen doorgevoerd, zo ook op het groenbeheer. In 2020 is daarom gestart met het geheel herzien van het beleid en de werkwijze voor groenbeheer.
Omdat maatschappelijke thema’s zoals biodiversiteit, participatie, duurzaamheid, klimaatadaptatie en energietransitie een steeds belangrijkere rol spelen in het openbaar groen, is er gekeken hoe deze onderwerpen (binnen de financiële kaders) de aandacht kunnen krijgen die ze verdienen. Dit nieuwe Beleidsplan groenbeheer legt de visie op het groen vast voor komende 10 jaar en geeft richting aan de beheerorganisatie.
Een belangrijk doel van dit nieuwe plan is om de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk groen een halt toe te roepen, door in een periode van bezuinigingen duidelijke (beleids)keuzes te maken. Dit beleidsplan is een document dat vanuit de huidige realiteit van het groenbeheer, op basis van heldere keuzes toewerkt naar een situatie waarin ook in de praktijk aandacht kan worden besteed aan de actuele thema’s als biodiversiteit en klimaatadaptatie.
Het Beleidsplan groenbeheer kent de volgende centrale doelen in volgorde van belangrijkheid:
Het Beleidsplan groenbeheer heeft voor wat de groenvisie en ambities betreft betrekking op al het groen binnen de gemeente, dus zowel het openbaar groen als het particulier groen. Als het gaat om het beheer en concrete projecten en acties, richt het plan zich op het openbaar groen binnen de bebouwde kommen van de drie kernen van de gemeente: Purmerland, Den Ilp en Landsmeer.
Ten aanzien van het buitengebied beperkt de reikwijdte van het plan zich tot de grasbermen, bomen en beplantingen langs de gemeentelijke wegen. Het overige groen in het buitengebied is in beheer bij natuurbeherende organisaties, het hoogheemraadschap, het recreatieschap agrariërs en particulieren.
Het kabinet wil voor 2030 meer bos creëren (37.000 hectare). De provincie trekt dit voor Noord-Holland en wil dit deels met aanplant binnen en deels buiten het Natuurnetwerk Nederland en via boscompensatie realiseren. De provincie probeert hierbij meer doelen tegelijk te bereiken. Het verbeteren van de soortenrijkdom (biodiversiteit) gaat dan bijvoorbeeld hand in hand met het tegengaan van bodemdaling, de verlaging van de stikstofdepositie of het uitvoeren van de bossenstrategie. In de woonakkoorden maakt de provincie afspraken om woningbouw zoveel mogelijk natuur-inclusief te ontwikkelen, met daarnaast oog voor het landschap. De uitwerking van deze bossenstrategie gaat niet direct over het beheer van het openbaar groen van de gemeente. Het beleidsplan groenbeheer geeft wel kansen en richting voor aanplant van bomen en andere beplanting. De provincie werkt in de komende tijd, onder andere samen met de terreinbeheerders, concrete plannen uit.
1.4 Relatie met andere plannen
Het Beleidsplan groenbeheer verwoordt de gemeentelijke visie op de inrichting en het beheervan openbaar groen en bomen. De gemeente hanteert als centrale insteek om de inrichting en het beheer van het groen integraal op te pakken.
Het plan kan daarom niet losgezien worden van overkoepelende plannen zoals de Omgevingsvisie of het beleid van andere vakdisciplines zoals wegen, rioleringen en spelen. Zo zal de wens om hemelwater af te koppelen ook om een aangepaste inrichting van het groen vragen. Ook het streven naar een gezondere samenleving met meer sociale cohesie zal vragen om een passend groenontwerp dat uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. De herinrichting van wijk Havenzathe is hier een mooi voorbeeld van.
Andersom werkt het net zo. Om groene kansen te realiseren is een actieve rol vanuit andere beleidsvelden onmisbaar. Zo is er voor de uitbreiding of versterking van de groenstructuur bijvoorbeeld een actieve rol vanuit projectontwikkeling nodig (denk aan het creëren van extra ondergrondse groeiruimte voor bestaande bomen of voor nieuwe bomen bij groot onderhoud van wegen).
1.5 Status van dit beleidsplan
Het Beleidsplan groenbeheer is sturend en mede richtinggevend voor het bestuurlijk handelen zonder juridisch dwingend te zijn. Met het vaststellen van de inhoud van dit beleidsplan ligt het beleid voor het openbaar groen vast. Het Beleidsplan groenbeheer wordt daarmee een uitgangspunt in toekomstige discussies over het groen en de basis voor het groen in nieuwe plannen.
Het Beleidsplan groenbeheer vormt bovenal de basis voor de berekening van de capaciteit en het budget voor het dagelijkse beheer en de meerjarenplannen. Hierbij is waar mogelijk reeds aangehaakt op opgaven vanuit actuele ontwikkelingen zoals klimaatadaptatie en biodiversiteit, maar dit zal de komende jaren nog verdere uitwerking vragen.
Voor zover onderdelen van het Beleidsplan groenbeheer worden uitgewerkt in gemeentelijke regelgeving (bv. APV) of bestemmingsplannen, zal er sprake zijn van rechtstreekse externe werking. Daarmee is het een plan dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: het Beleidsplan groenbeheer gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.
Om dit blijvend te kunnen doen, is een algehele actualisatie na in ieder geval 10 jaar op zijn plaats. Gezien de huidige financiële positie van de gemeente is een tussentijdse evaluatie na 2 jaar aan te raden. Bij deze evaluaties kan worden bekeken in hoeverre het verder realiseren van de ambities van dit plan mogelijk kan worden gemaakt.
Het beheer van openbaar groen vindt plaats binnen de volgende wettelijke kaders:
In de volgende kaders staat toegelicht wat daaruit de belangrijkste voorwaarden zijn.
In 2016 is door het kennisplatform CROW de Richtlijn Boomveiligheidsregistratie (BVR) opgesteld om invulling te geven aan wetgeving rond boomveiligheid. Deze richtlijn maakt voor boomeigenaren inzichtelijk wat minimaal geregistreerd moet zijn om aan hun zorgplicht te voldoen (een boomeigenaar is aansprakelijk voor schade als de zorg voor de boom onvoldoende is geweest).
Onder voldoende zorg het volgende verstaan wordt:
Om de controle op gebreken aantoonbaar te maken, wordt geadviseerd om de gegevensregistratie en een onderbouwing van de controlefrequentie op orde te hebben.
Volgens de Wet natuurbescherming uit 2017 (voorheen de Natuurbeschermingswet, de Flora- en faunawet en de Boswet) mag er geen schade toegebracht worden aan beschermde dieren en planten. De provincies zien hier als bevoegd gezag op toe. De Wet natuurbescherming kent een algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wnb) waarbij voorafgaand aan een ‘ingreep’ waarbij beschermde soorten in het geding zijn door een ecologisch deskundige is gekeken of aanwezige beschermde planten en dieren nadelig effect van de ingreep zullen ondervinden en hoe dit kan worden voorkomen of beperkt.
Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Door het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden is er met ingang van 31 maart 2016 een verbod op de professionele toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en met ingang van 1 november 20172 voor overig openbaar groen. Op dat laatste verbod geldt een uitzondering voor sportvelden. Door middel van een Green Deal mogen daar nog tot 2022 bestrijdingsmiddelen gebruikt worden. Deze besluiten gelden niet voor land- en tuinbouwbedrijven en particulier gebruik.
Omgevingswet (verwachte invoering juli 2022)
De Omgevingswet bundelt en moderniseert de wetten voor de leefomgeving. Hierbij gaat het onder meer om wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. De Omgevingswet staat voor een goed evenwicht tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving. Het openbaar groen maakt daar nadrukkelijk deel van uit.
Wanneer in 2022 de Omgevingswet in werking treedt, zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om te sturen op natuur-inclusief bouwen. Bijvoorbeeld door een duidelijk ambitie voor biodiversiteit in de Omgevingsvisie op te nemen en te zorgen dat in de gemeentelijke omgevingsplannen natuur-inclusief bouwen als voorwaarde wordt opgenomen.
Voorafgaand aan het opstellen van het Beleidsplan groenbeheer en het formuleren van de ambities is ruimte geboden voor het meedenken door inwoners, belangenverenigingen, ambtenaren en de raadsleden. Er is gekozen voor participatievormen waarbij zoveel mogelijk inhoudelijke input werd verzameld.
Tijdens bijeenkomsten hebben de volgende personen en groeperingen bijgedragen:
De uitkomsten van deze bijeenkomsten en de overige input zijn steeds per onderwerp in het betreffende hoofdstuk verwerkt.
Aan de participanten is ook een online enquête voorgelegd. Hierop zijn 22 reacties gekomen. In bijlage II zijn de samenvattende uitkomsten per vraag opgenomen en in de hoofdstukken zijn ook citaten uit deze enquête verwerkt. Alhoewel het geen representatieve toets van alle inwoners is, heeft het kwalitatief gezien zeer gericht bijdragen.
Een compacte projectgroep bestaande uit de groenbeleidsmedewerker en de teamleider uitvoering en beheer van de gemeente en de adviseurs van Eco Consult, heeft met de opgehaalde gegevens het Beleidsplan groenbeheer samengesteld.
Uit allerlei onderzoeken blijkt steeds weer: mensen vinden een groene woon- en leefomgeving heel erg belangrijk. Behalve groen vragen ook veel andere voorzieningen ruimte in het openbare gebied. Een gemeente weegt samen met haar inwoners en partners de verschillende belangen af en maakt vervolgens keuzes hierin. Hoe groen is de gemeente Landsmeer nu eigenlijk, welke keuzen liggen voor en welke kansen liggen daarin? Naast de beantwoording van bovenstaande vragen wordt in dit hoofdstuk het belang van groen en bomen in de bebouwde omgeving op een rij gezet.
2.1 Waarden en functies van groen
Door bevolkingsgroei, veranderende leefwijze, verandering van het klimaat is onze blik op groen veranderd. Buiten kunnen bewegen, elkaar ontmoeten, frisse lucht inademen, je gezond en prettig voelen, droge voeten houden en warmte of verkoeling kunnen opzoeken. Groen kan dit allemaal leveren en meer!
De waarden van groen kan in vier kernbegrippen worden ondergebracht:
Leefbaarheid: prettig ontmoeten, prettig wonen, ontspannen dichtbij en verder van huis, spelen en bewegen, beleven van levende natuur en verminderen van gevoel van onveiligheid. Daar waar groen is opgenomen in het stedenbouwkundig ontwerp draagt groen veel bij aan de identiteit van een buurt of stad.
Hieraan worden sinds een aantal jaar twee nieuwe kernbegrippen toegevoegd:
Groen heeft dus uiteenlopende waarden voor mens, economie en natuur. Al deze functies kunnen weliswaar ook op andere wijze worden vervuld, maar groen doet dat echter tegelijkertijd.
Groen is een effectieve en efficiënte manier om in één keer vele maatschappelijk gewenste functies te vervullen.
2.2 Kengetallen gemeentelijk groen
De oppervlakte openbaar groen en bijbehorende voorzieningen die gemeente Landsmeer beheert, bedraagt in de bebouwde kommen van de kernen ruim 45 hectare en 4.600 bomen. Daarnaast is er grenzend aan en in de kernen veel oppervlaktewater en agrarische en natuurgebied dat bijdraagt aan het groene beeld.
De genoemde getallen betreffen een schatting gebaseerd op de gegevens uit het groenbeheersysteem van april 2021. Bij het verwerken van de data in dit plan bleken hier nog een aantal onjuistheden3 in voorkomen, die hier nog niet in zijn verwerkt.
Het openbaar groen in de bebouwde kommen bestaat onder meer uit de in tabel 2.2 genoemde beheertypen en arealen. Hierbij zijn tevens de arealen uit 2009 weergegeven. De verschillen komen voort uit de areaaluitbreidingen in Luijendijk-Zuid, aanpassingen van de beplantingen (o.a. rozenvakken) zodat deze zonder bestrijdingsmiddelen zijn te beheren en aanpassing van het beheersysteem waardoor de groenarealen zijn aangeduid volgens de huidige situatie en indeling van beheertypen. De hoeveelheden zijn nu voor circa 80-90% correct en actualisatie is dringend gewenst.
Tabel 2.2 – Hoeveelheden openbaar groen per beheertype
Om tot een objectieve vergelijking tussen het groen in de verschillende wijken in de gemeente te komen, is er in dit beleidsplan voor gekozen om voor het gemeentelijke kengetal uit te gaan van alleen het openbaar groenareaal in de woongebieden binnen de bebouwde kom (volgens de Wegen- en verkeerswet) en de gras- en kunstgrassportvelden niet mee te tellen (wel het overige groen langs de sportvelden). Ook het water, het Groengebied Purmerland6 en het groen buiten de kom Beekstraat en IJdoornlaan is buiten de berekening gehouden.
Groenareaal dicht bij de woning
Omgeslagen naar het aantal woningen betekent dit dat er per woning gemiddeld 64 m2 openbaar groen beschikbaar is, zie tabel 2.3. Het landelijke richtgetal bedraagt 75 m2 per woning. Bij het landelijk richtgetal wordt uitgegaan van toegankelijk groen in een straal van 300-500 meter van de woning. Ten opzichte van het gemeentelijk kengetal kennen de wijken Havenzathe en Noord-Oost meer groen en de wijk Luijendijk kent wat minder groen. Het Lint in Landsmeer, Den Ilp en Purmerland zijn minder met groen bedeeld, echter is dit kenmerkend voor het type dorp (lintdorp in een groene veenweide-omgeving). Omdat het buitengebied direct aan de woningen grenst, wordt wel voldaan aan groen in een straal van 300-500 meter om de woning. De toegankelijkheid van het buitengebied is soms wel beperkt.
Tabel 2.3 – Hoeveelheden openbaar groen per wijk/kern
4.775 7 |
In september 2020 is door de Raad besloten8 om voorlopig geen bomen meer terug te planten wanneer gemeentelijke bomen uitvallen om daarmee het (beheer)budget te verkleinen. Het aantal bomen zal daarmee de komende jaren dalen.
Maar wat is op dit moment de status in Landsmeer ten aanzien van het aantal bomen? Hoe doet Landsmeer het vergeleken met andere gemeenten?
In tabel 2.3 is het aantal gemeentelijke bomen in het openbaar groen binnen de bebouwde kom weergegeven. Het kengetal voor bomen wordt uitgedrukt in het aantal bomen per inwoner en bedraagt in Landsmeer 0,4 boom per inwoner (1 boom per 2,6 inwoners). Dat is iets lager dan het landelijk gemiddelde van 0,5 boom per inwoner (1 boom per 2 inwoners). Voor minder stedelijke gemeenten ligt het aantal bomen per inwoner vaak hoger.
Het is goed om hierbij op te merken dat dit uitsluitend de individueel beheerde gemeentelijke bomen (solitaire en straat- en laanbomen) betreft. Naast deze bomen komen er ook bomen voor in singels, bospercelen en bosplantsoen, zijn er bomen in particuliere tuinen en bomen in beheer bij het Hoogheemraadschap, recreatieschap Het Twiske-Waterland, Landschap Noord-Holland en bij Rijkswaterstaat en de provincie, welke niet in de berekening zijn meegenomen. Het buitengebied kenmerkt zich door landschappelijke openheid en weidse uitzichten. Dit maakt dat het aandeel bomen hier logischerwijs lager is en veelal beperkt tot erven, enkele lijnvormige kavelgrensbeplantingen en verspreid staande solitaire bomen of korte bomenrijen.
De kengetallen krijgen in praktisch opzicht vooral betekenis wanneer per wijk of buurt wordt gekeken wat het aanwezige groen per woning of inwoner is. Op grond van de kengetallen kan in geval van ruimtelijke ontwikkelingen gekeken worden of uitbreiding van het groenareaal of het aantal bomen noodzakelijk of gewenst is en meegenomen kan worden.
2.3 Effect van groen op beleving, gebruik en identiteit
Een stad of dorp is nooit af en voortdurend in ontwikkeling. Er vindt uitbreiding of sloop plaats van woningen, bedrijven en voorzieningen, wegen worden verbreed of juist versmald, er wordt een nieuw fietspad aangelegd etc. Ook bewoners hebben zo hun vragen, wensen en belangen bij de inrichting. De openbare ruimte en het groen bewegen daarin mee.
Groen wordt vaak ontworpen en aangelegd met een bepaald ideaalbeeld in gedachte. Het dient aan te sluiten bij een bepaalde beleving, gebruik en identiteit. Zo is het groen in de wijken die in de jaren 60 en 70 werden gebouwd (zoals in de wijk Havenzathe) aangelegd met het thema van ‘wonen in een bos’. Het groen rondom de bebouwing aan het lint heeft weer zijn eigen identiteit doordat er weinig openbaar groen is, maar wel zicht op de uitgestrekte veenweidegebieden.
Naarmate een wijk en het groen in gebruik worden genomen komen er altijd verzoeken voor aanpassingen. Deze worden bijvoorbeeld ingegeven door de wens tot de vergroting van sociale veiligheid, meer robuustheid of lagere kosten. Ook het groen in Landsmeer is in de loop der jaren enigszins veranderd. Met name in Havenzathe was er vroeger veel meer bosplantsoen dan nu. Onder meer vanwege sociale veiligheid is dit vervangen door (lagere) sierheesters en kort gras.
In de huidige situatie kent het openbaar groen in Landsmeer – met name in de wijken – veel (kort) gras, heesterbeplantingen op leeftijd en volwassen bomen. Dit zorgt op sommige locaties voor een zeer groen beeld en de identiteit van het groen in Landsmeer.
De groene structuren (zie kader) die het groen vormt, zijn ook belangrijke buffers om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, dragen bij aan een gezonde leefomgeving en zijn een bron van biodiversiteit. Het is dan ook wenselijk om deze groenstructuren (zie paragraaf 7.5) te behouden, waar mogelijk uit te breiden en volledig tot hun recht te laten komen. Dit vraagt aandacht voor de kwaliteit van de inrichting van het groen en de hoeveelheid groen.
In de huidige situatie vormt het groen in de kernen nog onvoldoende een samenhangend geheel en kan nog niet gesproken worden van een ‘groen raamwerk’. In iedere wijk zijn er waardevolle groenelementen met een gebiedseigen karakter en liggen er kansen om ontbrekende schakels te realiseren, de bestaande groenstructuur uit te breiden en/of te versterken. Enkele voorbeelden van bestaande groenstructuren zijn:
De groenstructuurkaart uit 2009 bevatte alleen de grotere groengebieden gekoppeld aan de doorgaande wegen die grofmazig (dikke stift) op kaart waren gemarkeerd. De kaart is daardoor onvoldoende specifiek om de meerwaarde en de samenhang van het groen te kunnen benadrukken en het groen daarmee te beschermen (risico dat groen wordt verkocht of anders wordt gebruikt).
Ontwikkelingen in het groen kunnen zowel negatieve als positieve effecten hebben. Zo zijn in een aantal wijken in het oorspronkelijk ontwerp veel bomen toepast om snel een groen effect te creëren. Deze bomen zijn inmiddels volwassen en zorgen nu in toenemende mate voor overlast (zie paragaaf 8.4). Ze staan dicht op woningen en zorgen voor schaduw op plaatsen waar dit niet altijd gewenst is. In de warme zomers van de afgelopen jaren zorgen ze echter ook voor verkoeling. Voor de beheerders is het vaak lastig om hier een goed afgewogen keuzes in te maken, want welk belang weegt het zwaarst?
Variatie aan groentypen, planten- en boomsoorten zorgt voor herkenbaarheid van wegen, buurten of straten en verhoogt de belevingswaarde. Ook zorgt variatie voor weerbaarheid van het groen tegen ziekten en plagen. Het is een nieuwe uitdaging om met voor mens en dier aantrekkelijke en een klimaatbestendige soorten ook op langere termijn te zorgen voor een balans tussen afwisseling en eenvormigheid.
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
2.4 Terugblik op groenvisie 2009-2019
In het Groenbeleidsplan uit 2009-2019 luidde de groenvisie: “Het openbaar groen moet een bijdrage leveren aan een schone, veilige en aangename woonomgeving”.
Een schone en aangename woonomgeving biedt het groen nog steeds. Door diverse bezuinigingsronden in de afgelopen jaren is er echter al veel aan kwaliteit ingeleverd en is het voor de buitendienst inmiddels een flinke uitdaging geworden om het groen ook (op termijn) veilig te houden.
In het vorige plan waren een zestal beleidsdoelen genoemd. Onderstaand staan deze opgesomd waarbij onder ‘realiteit 2021’ is aangegeven in hoeverre deze zijn behaald en wat nog aandachtspunten zijn.
Behoud en ontwikkeling van aantrekkelijk openbaar groen en openbare ruimte dat duurzaam bijdraagt aan een prettige woon- en werkomgeving. |
Aan dit doel kan de laatste jaren steeds minder worden voldaan omdat veel beplantingen op leeftijd zijn en in de ‘aftakelingsfase’ raken. |
|
Het duurzaam in stand houden van openbaar groen om de ruimtelijke, esthetische, educatieve, recreatieve, ecologische en milieu-regulerende functies te waarborgen. |
Dit betreft het in stand houden van vooral de groenstructuren van de groenkaart. Op de oude kaart waren hier onvoldoende structuren voor aangewezen. |
|
Naast het leveren van een bijdrage aan de structurerende, esthetische, recreatieve en ecologische waarden in de wijk is de inrichting van het nieuwe groen gericht op efficiënt en duurzaam onderhoud. |
De afgelopen beheerperiode lag de focus op het efficiënt beheren van het groen en met name beplantingen; dit was ook een landelijke trend. Dit gaat vaak om een beperkt aantal soorten met veel groenblijvende lagere heesters. Sinds enkele jaren is er meer keuze voor nieuwe soorten bloeiende heesters en vaste planten die wel onderhoudsarm zijn. |
|
Het onderhoudsniveau van het groen is gekoppeld aan de functie, ligging en de gewenste kwaliteit van het groen. |
De zonering in twee onderhoudsniveaus (A en B) is in de afgelopen beheerperiode redelijk goed toegepast. Door diverse bezuinigingen worden de verschillen wel steeds minder zichtbaar. Hoewel er niet is gemeten wordt het huidige onderhoudskwaliteitsniveau op gemiddeld B geschat9). |
|
Het beheer en de inrichting van openbaar groen ondersteunt de sociale- en verkeersveiligheid. |
Dit doel wordt continu bewaakt door zichthoeken extra te maaien of snoeien en onveilige plekken aan te passen. |
|
Bij het bestrijden van onkruid in plantvakken en op verhardingen is het streven gericht op het minimaliseren van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. |
Er geldt sinds 2016 een landelijk verbod op het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen in de openbare ruimte en dit wordt nageleefd. |
Hoewel er geen metingen van de technische staat of de onderhoudskwaliteit plaatsvinden, wordt achteruitgang van het groen door de buitendienst en inwoners waargenomen. Inwoners ervaren vooral dat er veel zwerfafval in het groen ligt.
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
3 BEHEER & ONDERHOUDSKWALITEIT TOT 2021
In het groenbeheer zijn effectiviteit en efficiëntie belangrijk. Met andere woorden: doen we de juiste dingen en doen we deze op een goede manier? Deze twee aspecten worden in dit hoofdstuk behandeld. Het gaat in op de afgesproken onderhoudsresultaten, de huidige werkwijze en de knel- en aandachtspunten daarbij.
3.1 Afgesproken onderhoudskwaliteit 2009
Het groenbeheer in Landsmeer vindt sinds 2009 plaats op basis van een vooraf bepaalde onderhoudskwaliteit (overwegend B, zie kader). De gewenste kwaliteit (inrichting en onderhoud) is gekoppeld aan de aard, functie en ligging van het groen, zie bijlage III voor de kaart met de zonering uit het oude plan.
Landsmeer hanteert – gebaseerd op de zonering in het oude plan – de volgende zonering van onderhoudskwaliteiten:
Kennisplatform CROW heeft sinds 2007 landelijke standaarden voor de onderhoudskwaliteit van de openbarre gedefinieerd en past deze regelmatig aan. Zij onderscheidt 5 niveaus van onderhoud: A+, A, B, C en D. Waarbij A+ voor ‘zeer goed’ staat een nagenoeg ongeschonden situatie betreft. Niveau D is een ‘slechte staat’ en lokt kapitaalsvernietiging uit (nu niet afgebeeld).
Niveau B staat voor ‘voldoende’ waarbij de voorzieningen functioneel blijven. Het kwaliteitsniveau kan concreet worden gemaakt aan de hand van beeldmeetlatten voor de verschillende kwaliteitscriteria als onkruidbedekking, overhang en kale plekken. Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld van de beeldmeetlat voor onkruid in beplantingen. Voor niveau B betekent bijvoorbeeld dit dat er per 100m2 40% onkruid mag voorkomen waarvan er 20 stuks tot 30 cm hoog mogen worden.
Bomen zijn de meest beeldbepalende elementen in het openbaar groen. Zeker wanneer ze volgroeid zijn. Bomen werden van oudsher aangeplant om belangrijke routes te markeren, voor houtproductie of om voor schaduw te zorgen. Daarnaast zijn het, mede dankzij de bloemen en vruchten, leefgebieden voor vogels en vele andere planten en dieren.
In deze paragraaf worden de belangrijkste punten rondom het beheer van bomen genoemd waar in de komende beheerperiode aandacht voor nodig is. In deel III zijn hiervoor in paragraaf 7.6 de kaders geformuleerd.
Bestaande bomen staan geregeld ter discussie bij nieuwbouw, aanleg van een weg, of parkeerplaats, het plaatsen van zonnepanelen of omdat ze overlast geven. De wens is dan om de bomen te kunnen verwijderen. Omdat bomen ook andere algemene belangen dienen, is het belangrijk om als gemeente over juridisch geborgd kader te beschikken.
Het vellen van bomen is in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV 2020, Afdeling 3, artikel 4.11) geregeld. Bomen die op de lijst van Waardevolle Bomen staan zijn vergunningsplichtig en kennen een herplantplicht. Alle andere bomen mogen zonder vergunning gekapt worden en herplant is niet verplicht.
Er bestaat een niet vastgestelde lijst met beeldbepalende gemeentelijke bomen uit 2019. Voor particuliere bomen is er ook een niet vastgestelde lijst. De lijst moet formeel worden vastgesteld om ook bindingskracht te hebben (zie § 7.7).
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
Beeldbepalende, monumentale of waardevolle bomen
De gemeente beheert ongeveer 4.600 bomen waarvan er circa 15010 op de (niet vastgestelde) lijst Waardevolle Bomen staan. Binnen de gemeente Landsmeer zijn er geen bomen aangemeld bij het Externe link: landelijk register van Monumentale bomen van de Bomenstichting.
Criteria die bij de inspectie van 2019 zijn gehanteerd voor het aanwijzen van waardevolle bomen zijn:
Met deze criteria is het nog weinig specifiek welke waarden de boom vertegenwoordigt (bv beeldbepalend, cultuurhistorisch, bijzondere soort, zie ook de Externe link: criteria voor landelijke monumentale bomen). Voor een functionerend vergunningsstelsel op basis van een actueel te houden lijst van gemeentelijke en particuliere waardevolle bomen is dit wel aan te raden.
De werkzaamheden die de gemeente aan de bomen uitvoert om ze te begeleiden tot volwassen, veilige bomen die oud kunnen worden bestaan overwegend uit:
De gemeente kent op dit moment in verhouding veel grote en oudere bomen die de komende jaren steeds meer aandacht vragen. Inwoners ervaren daarvan – al dan niet terecht – steeds meer overlast in de vorm van vooral schaduw of angst voor vallende takken.
Vervangen of herplanten van dode, zieke of anders gevelde bomen wordt momenteel niet meer gedaan, zie paragraaf 9.3. Om op termijn een gevarieerd bomenbestand te krijgen is het van belang om op termijn weer bomen te kunnen planten.
Boomveiligheidscontroles (BVC)
De aanwezigheid van bomen in de openbare ruimte kan leiden tot gevaarlijke situaties of ongelukken. De beheerder is dan ook wettelijk verplicht om met regelmaat het bomenbestand visueel te controleren, de boomveiligheidscontrole (BVC). De opname wordt in eerste instantie gedaan volgens de VTA-methode (Visual Tree Assessment (VTA)): systematisch, visueel en met gebruik van prikstok en klophamer. Bij (mogelijk) onveilige bomen wordt vervolgens nader onderzoek (groeiplaats, kroon, sterkte) gedaan.
De frequentie van controle hangt af van het type boom, de leeftijd van de boom, de omgeving en de gebruiksintensiteit van het gebied. Het is gebruikelijk om hierbij een onderscheid te maken tussen attentiebomen en risicobomen. In gebieden waar de kans op gevaarlijke situaties gering is, wordt een lagere controlefrequentie aangehouden dan in gebieden waar het gevaar hoog is.
In de gemeente Landsmeer controleren gecertificeerde Boomveiligheidscontroleurs volgens onderstaand schema de bomen. Belangrijk is dat de uitkomsten van elke controle worden geregistreerd zodat aantoonbaar is dat de gemeente aan de wettelijke zorgplicht voldoet.
In 2019 heeft er volledige Boomveiligheidscontrole (VTA) plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn bij 80 bomen maatregelen getroffen. Sindsdien wordt het volgende schema aangehouden voor de boomveiligheidscontroles
Het openbaar groen in Landsmeer kent de volgende beplantingsvormen: bosplantsoen, heesters, hagen en vaste planten, zie onderstaande afbeelding voor de arealen (in m2) die de gemeente beheert. De eerste grafiek betreft het al groen inclusief het groen in het wijkpark, de begraafplaats, de sportcomplexen en groengebied Purmerland. De tweede grafiek is het groen zonder deze grote groengebieden.
Het beheer bestaat uit verzorgend en technisch onderhoud. Het verzorgend onderhoud betreft vooral beheersing van het onkruid en overhangende takken, het technisch onderhoud overwegend het snoeien. Hoewel conform het vorige beheerplan op beeldkwaliteit wordt gewerkt, wordt vanwege bezuinigingen het technisch onderhoud meer en meer op frequentiebasis uitgevoerd. Hagen worden bijvoorbeeld allemaal 1 of 2 keer per jaar op vaste momenten geschoren (frequentie) in plaats van op basis van de scheutlengte (beeld).
Omdat veel beplantingen inmiddels ouder dan 40 jaar zijn en aftakelen, ontstaan er steeds meer open plekken waar onkruid groeit dat steeds meer tijd kost om op beeld te krijgen en er dan nog steeds niet fraai uitziet. Ook zijn in het verleden soms boomsoorten geplant die achteraf meer groeiruimte nodig hadden en nu voor wortelopdruk in de verhardingen zorgen. Inboeten (inplanten van opengevallen gaten) en vervanging vindt momenteel vrijwel niet plaats omdat hier geen budget voor is geraamd.
Voor zaken die vanuit de APV verboden zijn, handhaven de gemeentelijke handhavers. Voor de overige meldingen wordt de buitendienst ingeschakeld. Deze kende tot voor kort geen toezichthoudende medewerkers. Enkele medewerkers worden hier nu voor opgeleid zodat toekomstige meldingen worden voorkomen of voorvallen onderbouwd kunnen worden teruggekoppeld.
Het vooraf aan inwoners duidelijk maken op welke wijze de gemeente het openbaar groen beheert, wat daarbij van inwoners wordt verwacht en hierop handhaven zal hier veel wederzijds ongenoegen en schade helpen te voorkomen, zie paragraaf 8.3.
Juiste aanleg en onderhoud van perken in beginfase essentieel voor de kwaliteit
De invulling van de beplantingen werd en wordt ook nu vooral door de beheerder/buitendienst bepaald. Voor de beheerder met een beperkt budget was en is efficiënt te beheren groen doorslaggevend en was er soms minder oog voor de groenstructuur, vormgeving en beleving van het geheel. Goede beheerbaarheid blijft uiteraard een randvoorwaarde om het groenonderhoud betaalbaar te houden. Functionaliteit, attractiviteit, duurzaamheid en beheerbaarheid van groen staat of valt met een goede aanleg. Voor een goede aanleg van het groen zijn momenteel in gemeente onvoldoende richtlijnen. Bij aanleg van nieuw groen door derden is het belangrijk dat de eerste 2 jaar11 aan onderhoud bij de opdracht is inbegrepen voordat het groen naar de gemeente wordt overgedragen. Bij de aanleg van het sportpark was hier geen rekening mee gehouden waardoor sommige plantenvakken niet goed zijn dichtgegroeid. Ook met de initiële inrichting van het groen in Havenzathe (volgens de Griffioenmethode12) is geen rekening gehouden met de benodigde 2 jaar intensiever onderhoud.
Het openbaar groen kent de volgende typen van grasvelden: gazons (kort of intensief beheerd gras), bermen (lang of extensief beheerd gras) en sportvelden zie onderstaande afbeelding voor de arealen (in m2) die de gemeente beheert. De eerste grafiek betreft al het gemeentelijk groen inclusief het groen in het wijkpark, de begraafplaats, de sportcomplexen en groengebied Purmerland. De tweede grafiek zonder de grote groengebieden.
Kort gras kenmerkt zich overwegen door grassen, in lang gras komen veel meer (bloeiende) kruidachtigen voor en kunnen aantrekkelijk zijn voor biodiversiteit. Wanneer de bodem beschadigd raakt of als gevolg van dumpingen van afval raken de grasvegetaties verstoord en zullen er snel brandnetels, distels en bramen groeien. Deze soorten zijn voor veel insecten en vogels erg aantrekkelijk als voedselbron of voortplantingslocatie maar kunnen ook voor overlast zorgen wanneer ze over verhardingen hangen. Het beheer van de grasvelden bestaat uit:
3.5 Ziekten en plagen in het groen
Net als bij mensen komen er in het groen ziekten en plagen voor. Meestal is dit een signaal dat de standplaats niet in overeenstemming is met de wensen van de boom, beplanting of grassen. Soms zijn het ook de weersomstandigheden die zorgen voor bijvoorbeeld schimmels. Veel voorkomende ziekten en plagen in het groen zijn:
In enkele gevallen ervaren inwoners ook allergische reacties als hooikoorts van stuifmeel van bepaalde bomen of planten. Dit is vrijwel nooit aan één bepaalde boom toe te wijzen.
In paragraaf 9.4 zijn per overlastvorm de kaders en criteria opgenomen hoe de gemeente met dergelijke overlast wil omgaan en wanneer er wordt ingegrepen.
In het groenbeleidsplan uit 2009 werd reeds een begrotingstekort van € 20.000 geconstateerd met de verwachting dat dit de komende jaren zou verdubbelen. Dit budget is indertijd niet toegekend en nadien zijn er diverse bezuinigingsronden geweest. Het meerdere keren schaven aan het budget zonder aanpassingen in het beleid, heeft zijn invloed op de kwaliteit van het groen (die onderstaand kader over de Kaasschaafmethode). Het moge duidelijk zijn dat het groenbudget inmiddels marginaal is geworden, dat dit buiten zichtbaar is geworden en leidt tot een toename van meldingen van inwoners. Verkleinen van het te beheren areaal of werkzaamheden afstoten zijn mogelijk nog de enige manier om met het beschikbaar budget te kunnen opereren.
Kaasschaafmethode werkt niet meer
Bij de zogenaamde kaasschaafmethode als manier om te kunnen bezuinigen op onderhoudsbudgetten wordt steeds overal een klein beetje weggehaald. Bij de eerste ronde(s) kan meestal alles gewoon doorgaan maar dan in een iets mindere mate. De gazons worden bijvoorbeeld een paar keer minder gemaaid en dan valt nog niet direct op. Wordt de kaasschaafmethode vaker toegepast dan wordt het risico steeds groter dat een onderdeel niet meer goed kan functioneren, bijvoorbeeld dat het gras te lang wordt en overlast gaat geven. Bij de kaasschaafmethode worden er dus geen daadwerkelijke keuzes gemaakt en zal op termijn kapitaalvernietiging optreden.
De komende 2-4 jaar is naar verwachting de financiële armslag van de gemeente beperkt en zal dit mogelijk opnieuw negatieve invloed hebben op het budget voor de groenvoorzieningen. In dit nieuwe Beleidsplan groenbeheer hebben we het benodigde beheerbudget onderbouwd en is uitgewerkt hoe het beheer kan worden uitgevoerd met het beschikbare budget voor groenonderhoud, zie 9.2. We kijken ook verder vooruit naar stippen op de horizon voor de komende 10 jaar en wat daar in de komende periode realistisch gezien van kan worden waar gemaakt.
Nieuwe plannen worden regelmatig zonder een formele toetsing vanuit groen en beheer (de zogenaamde groenbeheertoets) uitgevoerd. Hierdoor is er vooraf onvoldoende zicht op wat het effect is op het beheerbudget in de eerste jaren na aanleg en verdere toekomst en of het groen voldoet aan de gewenste kwaliteitseisen of noodzakelijke aanpassingen vanuit biodiversiteit, klimaatadaptatie of duurzaamheid.
Kennis van de ‘beheerhistorie’ is ook van belang bij het afhandelen van klachten en vragen van inwoners. Inwoners van nu zijn meer betrokken bij wat er buiten gebeurt en trekken aan de bel wanneer ze het ergens niet mee eens zijn. Ze ervaren ook vaker overlast van groen (bladeren, vruchten, schaduw). Voor het afhandelen van deze vragen en meldingen bestaan nu geen vastgelegde kaders om op terug te vallen. Dat maakt het voor de buitendienst lastig om meldingen goed af te handelen.
In dit verband is het ook van belang om over een actueel overzicht van het groenareaal te kunnen beschikken. Op dit moment is het groenbeheersysteem nog verouderd en niet compleet. Onder meer diverse percelen die alleen over water of via tuinen bereikbaar zijn, zijn niet in beeld en worden niet onderhouden. Mocht het daadwerkelijk om gemeentelijke gronden gaan, dan heeft de gemeente hier een ‘zorgplicht’.
De komende jaren vloeien een aantal medewerkers van de buitendienst af vanwege hun pensioengerechtigde leeftijd. Zij vertegenwoordigen een groot deel van de groene kennis in de gemeente. Voordat zij de gemeente verlaten is het belangrijk deze kennis te borgen zodat er continuïteit in het gevoerde beheer blijft. Deze medewerkers hebben meegedacht en meegelezen met het uitwerken van dit Beleidsplan groenbeheer, daarmee is er al een begin gemaakt met de kennisoverdracht.
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
Bij discussies over groen gaat het vaak over biodiversiteit: de diversiteit aan soorten planten en dieren. Maar al die soorten staan niet los van elkaar, ze zijn met elkaar verbonden en met hun omgeving, in een samenhangend systeem. Planten- en diersoorten horen bij ecosystemen die ons onophoudelijk producten en diensten leveren en daarom zijn ze onmisbaar voor de mens. Veel ecosysteemproducten zijn economisch uiterst relevant. Zonder bijen en insecten geen bestuiving van gewassen en daarmee geen vruchten. Natuurlijke vijanden onderdrukken plaaginsecten zoals lieveheersbeestjes die luizen eten en merels die (eikenprocessie)rupsen eten. En bovenal maakt biodiversiteit de buitenruimte en het groen aantrekkelijk om er te verblijven of te recreëren.
4.1 Wat verstaan we onder biodiversiteit
Verlies van biodiversiteit is meer dan alleen het verlies van zeldzame soorten. Hoe minder oorspronkelijke soorten, hoe instabieler een ecosysteem. Het is dus zaak om de biodiversiteit te beschermen en zo bijbehorende ecosystemen in stand te houden, want alleen op die manier kunnen we op de lange termijn blijven profiteren van de producten en diensten die ecosystemen ons leveren. Voorbeelden om ecosystemen in stand te houden zijn het toepassen van inheemse soorten, het aanbrengen van variatie in (natuurlijke) beplantingsvormen en uitvoeren van ecologisch groenbeheer.
Een groot deel van het grondgebied van de gemeente bestaat uit Europees beschermde natuur (Natura 2000). Dit zijn de natuurgebieden Ilperveld, Het Twiske en Oostzanerveld. Deze gebieden zijn het leefgebied en de genenbank voor veel in Nederland zeldzame en bijzondere soorten waaronder enkele kritische Rode Lijst-soorten.
Hier vind je bijzondere en zwaar beschermde soorten als Noordse woelmuis, bittervoorn, grote modderkruiper, meervleermuis, roerdomp en grutto. Deze soorten komen in gemeente Landsmeer vooral voor in het buitengebied. In de bebouwde kom komen deze soorten soms ook voor in de wat grotere en extensief beheerde groenstroken, zoals bijvoorbeeld de Noordse woelmuis op het Ratteneiland15.
In de grote door de gemeente beheerde groengebieden, Sportpark en Wijkpark, gaan biodiversiteit en natuurwaarden samen met (water-)recreatie, sport en spelen. Uit ontvangen verkennende flora en fauna-onderzoeken (wijkpark, sportpark, Gouwe en Havenzathe) blijkt dat er geen locaties met vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde soorten in het openbaar groen aanwezig of bekend zijn. Meer algemene soorten als bunzing, boommarter, wezel en vooral vogels worden wel waargenomen in het openbaar groen. Er wordt geen structureel onderzoek naar flora en fauna in het openbaar groen gedaan waardoor het niet duidelijk is of er bij het groenbeheer voldoende wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming, zie bijlage I. Vanuit deze wet hebben gemeenten de taak om te zorgen voor de instandhouding en herstel van lokale populaties beschermde soorten. Deze taak zal op het niveau van de Omgevingsvisie haar invullingen krijgen.
Daar waar het landelijk gebied intensief wordt gebruikt is de bebouwde kom steeds vaker een plek waar bijzondere planten en dieren hun voedsel en rust- en voortplantingsplekken vinden. Denk aan vleermuizen en mussen die in gebouwen verblijven en vaak bomenrijen gebruiken om te navigeren. In de wijk Noordoost zijn voor deze soorten ook nestkasten aan huizen opgehangen.
Cultuurlijk groen zoals kort gemaaide gazons, groen zonder bloemen en bessen of niet-gelaagd bosplantsoen bestaat vaak uit enkele soorten en heeft daardoor een lagere biodiversiteit. Meer natuurlijk (beheerd) groen biedt meer kansen voor biodiversiteit.
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
4.3 Betekenis voor het openbaar groen
Op dit moment wordt het groen overwegend traditioneel beheerd, er zijn geen specifieke opdrachten of doelstellingen om inheemse planten en dieren te beschermen of te stimuleren. Er liggen echter wel kansen (zie nieuwe groenstructuurkaart) en de overstap hoeft, mits er draagvlak bij inwoners en buitendienst is, niet pers se groot te zijn. Voorbeelden van kansen zijn:
Duurzaamheid is een breed begrip. Een duurzame inrichting van de openbare ruimte én het groen is bestand tegen veranderingen die de komende decennia te verwachten zijn. Inspelen op verwachte klimaatveranderingen en energietransitie zijn daar voorbeelden van.
Daarnaast behoort het openbaar groen tot de zogenaamde kapitaalgoederen van de gemeente, naast rioleringen, wegen en gebouwen. De gemeente heeft hiervoor een zorgplicht en ook de plicht om dit op een duurzame wijze te financieren, zodat er geen kapitaalvernietiging optreedt.
Groen wordt geplant om te kunnen groeien en tot wasdom te komen. Het beeld direct na aanleg is vaak totaal anders dan na 40 of 80 jaar. Beheer en onderhoud zijn er daarom in de eerste plaats op gericht om het groen duurzaam (langdurig) in stand te houden. De levensduur mag door activiteiten (bouwen van woningen, aanleggen van ander groen, beheerwerkzaamheden) niet worden verkleind. Voor leefomgevingsgroen gelden kortere omlooptijden dan voor groen in de groenstructuur. De levensduur zal in het structuurgroen bij voorkeur meer dan 40 jaar zijn; in het leefomgevingsgroen is 20-40 jaar meer de praktijk.
De Duurzaamheidsvisie 2018-2024 Landsmeer geeft de volgende visie op water en groen: “Voor de lange termijn zouden we niet alleen moeten kijken naar Groen en Water vanuit het perspectief en belang van de mens, maar ook vanuit het perspectief en belang van de natuur op zich.”
Vanuit dit oogpunt is het belangrijk dat wat groen is ook in de toekomst groen blijft, van een kwaliteit is die daarbij past en dat het beheer ervan betaalbaar blijft.
Inrichting van groen en water spelen ook een grote rol bij klimaatadaptatie. Groengebieden bieden goede mogelijkheden om pieken in hemelwaterafvoer op te vangen. Water zakt dan eerst in de bodem16 waarna het geleidelijk aan kan afstromen naar het oppervlakte- of grondwater. Zorgen dat hemelwater van verhardingen in het groen kan stromen of zorgen voor opvangbekkens in de vorm van laagtes of droge greppels zijn eenvoudige voorzieningen die vaak goed zijn in te passen in het groen (bij kwetsbare beplanting langs de weg, is het dan wel belangrijk om bij vorst met zand te strooien in plaats van zout). Daarnaast zorgt groen voor schaduw, beschutting en is daarmee een goed middel tegen hittestress. Vooral grote bomen leveren hierin een substantiële bijdrage.
In de Duurzaamheidvisie 2018-2024, zijn in de werkagenda Groen, Water en klimaat enkele doelstellingen opgenomen die aansluiten op dit Beleidsplan groenbeheer. Dit plan is in het voorjaar van 2020 ‘on hold’ gezet in verband met aankomende bezuinigingen. Onderstaand een overzicht van acties daarin zijn genoemd zijn en die raakvlakken met het openbaar groen hebben. Tevens is aangegeven hoe dit groenstructuurplan daarop anticipeert.
Een deel van de acties kunnen worden uitgewerkt door ze mee te nemen in nieuwe of lopende projecten, voor anderen zal eerst budget beschikbaar moeten worden gesteld en kunnen wellicht pas op termijn worden gerealiseerd.
De volgende knelpunten op het vlak van klimaatadaptatie hebben raakvlakken met het groenbeleid:
Het wordt natter. Er is sprake van wateroverlast bij woningen en bedrijfsgebouwen op verschillende locaties, maar het meest in de wijk Noordoost. Dit zijn bijvoorbeeld omgeving Raadhuisstraat, Reigerlaan en omgeving Riethalmweg Overal in de gemeente zijn ondergelopen kelders/hoog waterpeil regelmatig een probleem. Het is daarom van belang om in de groenstructuur voldoende ruimte voor groene buffers te verankeren of te zorgen dat (een deel van het) water van de straten in het groen kan aflopen door bijvoorbeeld trottoirbanden te verlagen.
Het wordt warmer. Risico’s zijn hittestress bij kwetsbare groepen en bij evenementen en meer ziekteverwekkers in het water en in de lucht. In Landsmeer is dit voornamelijk een aandachtspunt voor het centrumgebied, het oude dorp en een groot deel van Luijendijk17. Het zorgen voor meer groen (schaduw) op deze locaties is daarom belangrijk. Met name daar waar kwetsbare groepen verblijven en bij parkeervoorzieningen. Op de groenstructuurkaart zijn deze locaties ook benoemd als zijnde te behouden groen of als gewenst groen (zie ook paragraaf 5.3).
Kunnen inspelen op klimaatveranderingen maakt het areaal groen extra waardevol. Inzicht in en bewaken van het te beheren areaal en zorgvuldig omgaan van uitgifte van openbaar groen komen in dit verband dan ook in een ander licht te staan. Bij bijvoorbeeld het afstoten van (snipper)groen zal dus ook moeten worden getoetst op het belang van het betreffende groenperceel voor het opvangen van water of het zorgen voor verkoeling en op landelijke kengetallen, zie paragraaf 2.2.
Hierin ontstaat tegelijkertijd soms een dilemma. Vanuit de duurzaamheidsdoelstellingen voor CO₂-neutrale gemeente in 2030/2050 wordt het aanbrengen van zonnepanelen op daken gestimuleerd. Voor een optimaal rendement is een vrije zoninval van belang. Bomen kunnen deze zoninval op de daken belemmeren en daarmee het rendement verlagen. Tegelijkertijd zorgen bomen voor verkoeling en schaduw wat in warme zomers ook erg welkom is. Toepassen van effectieve maatregelen (grote positieve invloed) heeft de voorkeur, zie hiervoor Externe link: Brochure Rioned18. Bijvoorbeeld het planten van bomen om hitteschade tegen te gaan of het verminderen van het oppervlak verharding en het zorgen voor ‘verlaging’ in het groen waarmee regenwaterschade kan worden beperkt.
De regel (het is nog geen beleid) is nu dat er geen bomen worden gekapt voor plaatsing of behoud of hoger rendement van zonnepanelen. In de afgelopen 10 jaar wordt bij aanplant van bomen al wel zoveel mogelijk rekening gehouden met (toekomstige) zonnepanelen op daken door te kijken naar de standplaats ten opzichte van de woningen en de grootte van de bomen.
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
5.3 Betekenis voor het openbaar groen
Uit de analyse19 van de effecten van klimaatveranderingen blijkt op de diverse locaties (zie vorige paragraaf) groen van belang is voor het opvangen van klimaatveranderingen; hier dient het openbaar groen extra aandacht (continuïteit in beheer) en bescherming te krijgen.
Op de groenstructuurkaart is bestaand groen dat (groen op klimaatkaart) van belang is voor het opvangen klimaatverandering als structuurgroen opgenomen. Met een symbool zijn de gebieden waar hittestress is te verwachten aangewezen, hier is extra groen gewenst.
Natte gebieden liggen voornamelijk in het noordoosten en ook in de achtertuinen. Afwateren naar groen in de buurt kan, mits het daar ook niet té nat wordt. Bijvoorbeeld richting de waterpartijen en het groen langs de Riethalmweg.
Daarnaast is het belangrijk om te zorgen voor een duurzame inrichting van het groen die lang mee kan en inspeelt op de verwachtte klimaataanpassingen. Hierbij zal steeds vaker gekozen moeten worden voor planten- en boomsoorten die tegen natte voeten, hitte en droogte kunnen. Bij bomen speelt dan vooral de standplaats een belangrijke rol om overlast van de boom wanneer deze volwassen is te kunnen voorkomen. Hiervoor zijn momenteel geen richtlijnen.
Bij de invoering van de Omgevingswet wordt het een wettelijke eis om inwoners mee te nemen in alle planontwikkelingen. Aanpassingen van de lokale Omgevingsvisie zijn alleen mogelijk wanneer betrokkenen zijn geraadpleegd. Ook gemeente Landsmeer is een voorstander van ‘Samen Doen’. Bij het beleid, de inrichting en het beheer van het openbaar groen is dat niet anders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen van de participatie rondom dit groen.
De inwoners van de gemeente Landsmeer staan bekend als actief en betrokken. Hun betrokkenheid bij sociale, maatschappelijke en economische kwesties is van groot belang bij het realiseren van de doelen die de gemeente Landsmeer stelt. Het gemeentebestuur heeft burgerparticipatie dan ook hoog in het vaandel staan. Naast een samenwerking met burgers staat ook samenwerking met beherende instanties en vrijwilligersorganisaties centraal.
Participatie kent vele vormen. In de navolgende figuur is een veel gehanteerde participatie ladder opgenomen om dit te illustreren.
Initiatiefnemers kunnen bij de gemeente aankloppen met hun plan. Of dat ter uitvoering komt en samenwerking oplevert is een beslissing van dat moment. Er is geen beleid of regelgeving over het honoreren vaneen groen initiatief. Dat maakt dat het voor de buitendienst niet altijd helder is wie verantwoordelijk is voor de aanleg en het beheer ervan en welk budget er beschikbaar is.
Voorbeelden van recent uitgevoerde initiatieven op groengebied zijn:
Participatie kan ook worden uitgewerkt door percelen groen uit te geven voor gebruik, te verhuren of te verkopen. Er is een nota20 (maar geen beleid) over de werkwijze bij verkoop (snipper)groen waarbij percelen openbaar groen van geringe afmetingen en van ondergeschikte betekenis, niet deel uitmakend van de gemeentelijke infrastructuur of groenstructuur én die van geen of minimale betekenis zijn voor het straatbeeld en de gemeente niet wordt belemmerd in onderhoud/primaire taken, kunnen worden uitgegeven.
Bij de inwoners leven steeds meer wensen om meer te kunnen doen, zie kader:
Wat vinden onze inwoners, belangenorganisaties en raadsleden?
6.3 Betekenis voor het openbaar groen
Participatie is een belangrijk middel om betrokkenheid (groenbewustzijn) bij het openbaar groen te vergroten. Groen is daarmee een middel om verbondenheid en ontmoetingen tussen inwoners te bevorderen.
Belangrijk is dat het voor iedereen duidelijk is op welke wijze een initiatief kan worden gehonoreerd en wat de gevolgen voor het groenbeheer zijn wanneer het initiatief na enige tijd stopt. Moet de gemeente het dan opruimen, terugbrengen in de oorspronkelijke staat en wie betaalt dat dan?
Afstoten van groen kan effecten hebben op het areaal openbaar toegankelijk groen en de effecten van klimaatveranderingen; dit moet nadrukkelijk in de afwegingen van het grondbeleid worden meegenomen.
DEEL III VOORUITBLIK, AMBITIES EN REALISATIE
Zuiderzeelaan, waarbij de boomsoortenkeuze voldoet aan huidige eisen van gebruik en beheer
Dit hoofdstuk geeft samenvattend weer met welke groene opgaven we de komende beheerperiode rekening moeten houden. De groenvisie schetst de grondhouding van waaruit we het groen inrichten en beheren en welke stippen we daarbij op horizon voor ogen hebben (ambities). Het hoofdstuk geeft ook kaders waarbinnen wordt gewerkt zodat dit ook richting inwoners duidelijk kan worden gemaakt.
Met een @ is het vast te stellen (nieuwe) beleid gemarkeerd en met # nog uit te werken acties.
In deel I en II is geschetst hoe het groen zich in de afgelopen 10 jaar heeft ontwikkeld en welke ontwikkelingen er de komende jaren hun invloed op het openbaar groen zullen hebben. Samengevat leidt dit tot enkele opgaven waar in het openbaar groen de komende jaren aan zal (moeten) worden gewerkt. De beschikbare middelen en omvang van de buitendienst zullen het tempo grotendeels bepalen. De groene opgaven zijn:
Met deze opgaven op het netvlies is in de navolgende paragrafen een nieuwe visie op het groen in het algemeen en op het groenbeheer in het bijzonder geformuleerd. Ook zijn de ambities voor lange termijn uitgewerkt met de bijbehorende resultaten.
Landsmeer wil een gemeente zijn waar de bomen langs wegen en paden, de groenzones langs watergangen, de grotere groenzones en de particuliere tuinen tezamen een aaneengesloten, samenhangend groen raamwerk vormen. Een groen raamwerk waarin de bebouwde omgeving en landschap nauw met elkaar zijn vervlochten.
De visie op de inrichting van het openbaar groen is:
Uitgangspunt voor het groenbeheer is een planmatig en vakkundig beheer gebaseerd op methoden die de levensduur van het groen vergroten en het streven naar kringlopen in het groen (hergebruik van materialen en duurzaam inkopen). Om effectief en efficiënt te kunnen werken zal het groenbeheer op een planmatige wijze worden uitgevoerd. Dit houdt in dat inzicht nodig is in omvang en samenstelling van het groenareaal, duidelijk is wat de bijbehorende eindbeelden zijn, volgens welke beheermethodes wordt gewerkt en welke maatregelen concreet nodig zijn. Ook zal er helderheid moeten zijn over de gewenste omvang en samenstelling van het groenareaal en dient deze actief bewaakt te worden.
Daarnaast is het belangrijk dat vooral voor het zogenaamde technische onderhoud (snoeien, dunnen, maaien, planten) deskundige vakmensen worden ingezet (of medewerkers die door hen worden aangestuurd) om zowel de levensduur, veiligheid als correcte inzet van materieel te waarborgen. Bij verzorgende en ondersteunende werkzaamheden als onkruidbestrijding en verwijderen van zwerfafval is naast inzet van vakmensen ook inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of vrijwilligers een optie.
7.4 Ambities en resultaten op langere termijn
Wanneer we vooruitkijken (5 jaar en verder) is het de wens van de gemeente dat het groen er als volgt uitziet:
De algemene groenvisie, ambities en opgaven zijn uitgewerkt in een nieuwe groenstructuurkaart. Deze kaart geeft de belangrijkste bestaande groenstructuren weer (gebieden, lijnen en waardevolle bomen), de ontbrekende schakels, gewenste uitbreidingen en het karakter van het groen. De groenstructuur zorgt hierdoor voor de ordening van de buitenruimte in de wijken.
Bij het aanwijzen van de groenstructuur is steeds aangehaakt bij de landschappelijke en stedelijke ontwikkeling, de cultuurhistorie en de waarden van het groen. Het gaat om groenvoorzieningen die verbonden zijn met watergangen, plassen, fietsroutes, ontsluitingswegen, cultuurhistorisch waardevolle paden of wegen, landschappelijk waardevolle groenstroken, begraafplaatsen of andere waardevolle objecten of gebieden. Ook openbaar groen dat van belang is voor spelen21, ecologie, recreatief routenetwerk, verkoeling of infiltratie van water is opgenomen in de groenstructuurkaart. Op die locaties waar kansen liggen voor herstel, versterking of ontwikkeling van de groenstructuur is dit aangeduid als gewenste verbinding of uitbreiding van de groenstructuur.
Deze kansen kunnen worden gezien als ‘projecten op de plank’, die bij voorkeur bij andere projecten kunnen worden ingepast. De nieuwe groenstructuurkaart is daarmee vooral een groene wensenkaart. Deze wensen en kansen zijn nu alleen bekeken vanuit van het groene vakgebied. Bij het maken van plannen op deze locaties moet nog een afweging plaatsvinden met andere belangen.
Voorbeelden van gewenste groene verbindingen zijn:
Het groen op de groenstructuurkaarten noemen we structureelgroen. Dit is de hoofdgroenstructuur. Daarnaast is er niet-structureel groen. Dit zijn de kleinere groene vakken en de overige bomen op buurt- en straatniveau. Dit noemen we woon- of leefomgevingsgroen. Zie bijlage I voor een toelichting op de legenda van de groenstructuurkaart.
Het belang van het vastleggen van de groenstructuur en benoemen van wensen en kansen is groot: de groenstructuur is medebepalend voor de groene identiteit en leefbaarheid van de kernen voor zowel mens als flora en fauna. Het laten verdwijnen, aantasten of niet realiseren van deze groenstructuren heeft hiervoor verstrekkende gevolgen.
In bijlage VI is per wijk/kern een korte beschrijving van de bestaande hoofdgroenstructuur uitgewerkt en worden de belangrijkste groene kansen en wensen benoemd. Soms is dit vanuit de huidige praktijk eenvoudiger te realiseren (bv. het aanvullen van een bestaande laanbeplanting, of het vervangen van verouderde beplanting). In andere gevallen zijn het ingrijpende voorstellen die alleen in breed verband opgepakt kunnen worden (bv. aanleg van nieuwe bomenstructuur of het vergroenen van een wijk). Tot slot kan het gaan om ‘droombeelden’ die wellicht pas in de ver(de)re toekomst mogelijk worden (bv. het realiseren van een nieuwe groen-blauwe verbinding tussen twee watergangen).
Afbeelding 3.1 Uitsnede van de groenstructuurkaart met onder meer het structureel groen en de gewenste groene verbindingen
Naast de groenstructuur is er niet-structureel groen (lichtgroen op de kaart). Dit zijn de kleinere groene vakken en de overige bomen op buurt- en straatniveau. Dit groen is van belang voor de straat als geheel vanwege verkoeling, schaduw, afscherming (privacy, schutting) of beeldbepalendheid (groen draagt substantieel bij aan het groene straatbeeld). Het kent meestal een kortere omlooptijd en de betrokkenheid van inwoners bij dit groen is vaak groter. Hier wordt ook meer ruimte voor geboden, zie paragraaf 8.3.
Het doel van de groenstructuurkaart is behoud, versterking en ontwikkeling van een zoveel mogelijk samenhangend en robuust netwerk van groen en bomen, zodat de vele functies en waarden van het groen (oriëntatie, identiteit, biodiversiteit, groene verbindingen) het best tot uiting kunnen komen. Waar mogelijk worden groengebieden ‘aan elkaar geknoopt’. Dit kan door begeleidende (boom)beplantingen langs wegen en straten door te zetten waar dit landschappelijk en ruimtelijk gezien past, door ontbrekende schakels toe te voegen en aansluiting te zoeken met het landschap van het buitengebied.
Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:
De groenstructuurkaart vaststellen als groene wensenkaart die dient als groene onderlegger voor projecten (nieuwe aanleg, renovaties, vervangingen e.d). (# Inpassen in werkprocessen RO en Beheer en structuurgroen in bestemmingsplannen22).
7.6 Gewenste beeld- en onderhoudskwaliteit
Het Groenbeleidsplan uit 2009 ging uit van een zonering in 3 onderhoudsniveau ’s zoals in die tijd zeer gebruikelijk was, zie paragraaf 3.1. Omdat dit ook andere kennis vraagt van de medewerkers en daar niet op is geïnvesteerd, is de zonering in de praktijk niet goed van de grond gekomen. Het is voor een vakman (hovenier) onlogisch om een vak slechts half of minder schoonmaken, terwijl dit wel de bedoeling kan zijn van het gewenste beeld. In de praktijk zijn de in het oog springende vakken meer op niveau A onderhouden en de minder opvallende stukken soms lager dan B.
Het is niet wenselijk om het kwaliteitsniveau van het onderhoud terug te brengen tot niveau C of D. Dit ondermijnt eerdere inspanningen en leidt tot kapitaalsvernietiging. Het leidt tevens tot een toename van meldingen en overlast.
Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:
Het zoneren van onderhoudsniveaus en sturen op beeldkwaliteit loslaten en sturen op frequenties (gezien de huidige financiële middelen, zie hoofdstuk 9) Hiermee ligt de verantwoording voor het resultaat bij de gemeente, maar kan wel gemakkelijker worden bijgestuurd op beschikbare middelen. Het streefbeeld is onderhoudsniveau B. (# snoeicycli en fasering op wijkniveau).
Voor bomen is de stedelijke omgeving verre van ideaal. Binnen de groeiplaats spelen vele andere belangen en functies. Gedurende de levensloop van een boom vinden veel en soms ingrijpende veranderingen plaats. Denk aan wegverbredingen, het leggen van kabels en leidingen, het oprichten van bouwwerken, het versneld afvoeren van regenwater of het structureel afvoeren van gevallen blad. Al deze zaken leiden ertoe dat een boom vaak niet goed groeit en al vroeg aftakelt.
Voor een langere levensduur en betere groei is het dan ook van belang om de natuurlijke groeiomstandigheden van bomen zoveel mogelijk te benaderen. Idealiter houdt dit in dat bomen vrijuit in de volle grond groeien met hieronder eventueel een halfopen of gesloten bodembedekkende beplanting en een strooisellaag waarin het gevallen blad kan verteren tot voor de boom belangrijke voedingsstoffen.
Als randvoorwaarde geldt dat bomen altijd en overal veilig en beheerbaar zijn conform de wettelijke zorgplicht. Bomen staan op de goede plek en worden zodanig onderhouden dat ze geen onaanvaardbaar risico of onaanvaardbare overlast opleveren voor de omgeving en duurzaam in stand zijn te houden.
Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:
Prioriteit heeft het duurzaambeheren van de bomen en het verbeteren van de kwaliteit van het gehele bomenbestand. De huidige werkwijze, zie hoofdstuk 3, bevat daarvoor de minimale werkzaamheden gekoppeld aan onderhoudsniveau B (# Uitvoeren boomveiligheidscontroles en op basis daarvan bomen snoeien).
Bomen (her)planten op locaties waar ze groot kunnen worden (juiste soort op de juiste plaats). Wanneer dit niet mogelijk is worden er of kleinere bomen of minder bomen of geen bomen geplant. Zie bijlage IV voor de gewenste afstanden en maten. Inzet is het vergroten van het aantal bomen in boomarme wijken, zie paragraaf 8.2. Zolang het Raadsbesluit van 5 november van 2021 van kracht is, vindt er geen herplant van gemeentelijke bomen plaats23. (# toepassen matentabel bij nieuwe aanplant).
Overlast door bomen en groen wordt volgens vaste, eenduidige criteria beoordeeld en aldus geacteerd, zie paragraaf 8.4 en bijlage VIII. Insteek daarbij is dat alleen bij ernstige overlast kap te overwegen is, in alle overige gevallen inzetten op een beheermaatregel of acceptatie. (# uitwerken maatregelen voor invasieve exoten en eikenprocessierupsen).
Violierweg, structuur met functie als spelen en klimaatbuffer (schaduw, verkoeling)
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de invulling van de groene opgaven zoals genoemd in het voorgaande hoofdstuk en worden deze waar nodig vertaald naar beleidsregels. Het gaat ook in op hoe de gemeente omgaat met een aantal veel voorkomende vormen van overlast van groen en enkele ziekten en plagen in het groen. Doel van dit hoofdstuk is om zoveel mogelijke eenduidig en gemotiveerd verzoeken van inwoners voor het nemen van maatregelen te kunnen beantwoorden.
Met een @ is het vast te stellen (nieuwe) beleid gemarkeerd en met # nog uit te werken acties.
8.1 Zorgen voor behoud en herstel van biodiversiteit
Het verhogen van biodiversiteit in het groen en de openbare ruimte betekent dat bij aanplant en vervanging wordt gezorgd voor of dat dit wordt gestimuleerd in lopende werkzaamheden. Mogelijkheden om dit te doen en aandachtspunten daarbij zijn:
Zorgen voor variatie aan (natuurlijke) beplantingsvormen door te variëren in kleur, bloeitijden, vruchten, hoogten maar ook door afwisseling in dichte en open structuren zodat voor veel verschillende vogels, kleine zoogdieren, vleermuizen, vlinders, libellen, bijen en andere insecten er voedsel, een schuil-, rust- of voorplantingsplaats te vinden is.
Uitvoeren van natuurlijk (meer ecologisch) beheer waarbij wordt gestuurd op het zorgen voor diversiteit in beplantingsvormen en soorten en het zorgen voor voedselaanbod en schuil-, rust- en voortplantingsplaatsen. Vooral bij grasbermen, langs de oevers van de watergangen en in bosplantsoen liggen hier kansen. Daar waar drukke wegen deze zones kruisen is ook aandacht nodig voor veilige passages voor dieren (bv. faunatunnels). Ook is aandacht en afstemming nodig met gebruikers van de oevers als vissers en booteigenaren, zodat dit gebruik het ecologische beheer niet hindert of andersom.
Gebiedsgewijs uitbreiden van het areaal aan ruigte en struweel voor meer variatie in hoogten en structuren in het groen. Veel diersoorten verblijven graag in bloeiende en vruchtdragende halfhoog en redelijk gesloten beplantingen. In de kernen van gemeente Landsmeer komen die nu relatief weinig voor. Dit kan ook tot stand komen door het invoeren van meer natuurlijk bermbeheer waarbij stroken gras blijven overstaan.
Voorgaande punten gelden ook voor inwoners zodat zij hier in hun tuinen en erven ook extra aandacht kunnen geven.
Belangrijk is ook dat bij de gemeentelijke buitendienst kennis over inheemse flora en fauna aanwezig is. Hierdoor kunnen zij tijdig zwaar beschermde soorten herkennen en de regels toepassen. De wettelijke zorgplicht uit de Wet natuurbescherming geldt daarnaast voor alle inheemse planten en dieren, zie bijlage I.
Voor de komende beheerperiode worden de volgende afspraken gemaakt:
Waar dit zonder extra beheerbudget is te realiseren (of als er extra budget wordt vrijgemaakt), worden de op de groenstructuurkaart aangemerkte locaties ecologisch beheerd24 (bv. groen rond waterpartij Roerdomplaan, oever Stoutenburg, noordkant Gortesloot25). Bewoners worden hierover tijdig geïnformeerd. (# uitbreiden kennis ecologisch beheer buitendienst en in gang zetten van soortenregistratie).
In samenwerking met partners als IVN, Landschap Noord-Holland en Recreatieschap stimuleren van inwoners om op hun eigen terrein de biodiversiteit te vergroten. (# vanuit de gemeentelijke klimaatstrategie te initiëren actie voor het faciliteren van bewonersinitiatieven en mogelijk op termijn vanuit groen).
8.2 Klimaatbestendig maken van het groen
Het Beleidsplan groenbeheer legt de focus al op onderwerpen als het creëren van een samenhangend groen raamwerk, het vergroenen van stenige gebieden, de aanplant van groen en bomen in groenarme buurten en het verbeteren van groeiplaatsen. Hiermee wordt als vanzelf een substantiële bijdrage geleverd aan het verder duurzaam inrichten, onderhoud en klimaatbestendig maken van de gemeente. Dit sluit naadloos aan op de onder meer maatregel 5.1 uit het gemeentelijke klimaatplan26: “Bestaande verharding terugdringen en water en groen in de openbare ruimte terugbrengen”.
Aanvullend zal bij renovatie, herinrichting of groot onderhoud van het groen altijd bekeken worden of en in hoeverre maatregelen voor het opvangen van hemelwater of het voorkomen van hittestress kunnen worden meegenomen. In de voorgaande hoofdstukken zijn hiervoor al locaties benoemd.
De recente planontwikkeling voor de wijk Havenzathe is mooi voorbeeld waarin alle aspecten van de openbare ruimte zijn meegenomen in het nieuwe ontwerp. Overwegingen vanuit het groen in relatie tot klimaatadaptatie (en biodiversiteit) bij de herinrichting waren daarbij onder meer:
De nadruk zal komende beheerperiode voornamelijk komt te liggen bij aanpassing van groen bij herinrichtingsprojecten en het actief meenemen van klimaatadaptatie-effecten bij vervanging van groen. Daarbij moet voorafgaand aan aanpassing van de inrichting of ontwikkeling van (nieuwe) buitenruimte een beheertoets aan het ontwerp en de besluitvorming over het plan worden toegevoegd. Daaruit blijkt tevens wat de effecten op het beheerbudget zijn.
8.3 Vergroten van betrokkenheid inwoners
Gemeente Landsmeer wil een vitale en sociaal sterke gemeente zijn, waar inwoners zich betrokken voelen èn betrokken zijn bij hun directe leefomgeving. Daarnaast kijkt de gemeente welke taken terug te leggen zijn in de samenleving. Deze grondhouding vertaalt zich ook door naar het groene vakgebied. Hier liggen mogelijkheden om de betrokkenheid van inwoners met hun omgeving handen en voeten te geven.
Groen vervult tal van functies zoals in de voorgaande hoofdstukken al voorbij is gekomen. Inwoners zullen zich betrokken voelen bij het groen wanneer het groen ook uitnodigend is. Groen dat gebruikt kan worden om bijvoorbeeld te bewegen, wandelen, fietsen en spelen doet dit. Het groen in Landsmeer zal ook met het oog op deze functies worden ingericht en beheerd passend bij de groene identiteit van de wijk.
Het beheer en onderhoud van het openbaar groen is hoofdzakelijk een taak van de gemeente. Vooral wat het verzorgende onderhoud van het openbaar groen betreft kunnen inwoners, bedrijven of verenigingen een rol spelen. Dit kunnen individuele inwoners zijn die bijvoorbeeld de boomspiegel of het plantvak voor hun deur onderhouden en het daarmee eventueel naar een hoger onderhoudsniveau kunnen brengen. Of bijvoorbeeld scholen die een grasveld of plantsoen ‘adopteren’ en het onderhoud hiervan voor hun rekening nemen. Ook initiatieven om een moestuin, pluktuin of een andere groeninrichting in de buurt of straat aan te leggen en te onderhouden zouden in toekomst plek kunnen krijgen. Hier gelden voorwaarden (steun van de buurt, meewerken) zodat het initiatief ook op draagvlak en continuïteit kan rekenen.
Met het onderdeel ‘meedoen in het groen’ worden verschillende doelen nagestreefd. De belangrijkste hiervan zijn: vergroten van de betrokkenheid met de (groene) omgeving, verhogen van de onderhoudskwaliteit, versterken van de sociale cohesie, bijdragen aan vergroening en afstoten van snippergroen.
Onder de noemer ‘meedoen in het groen’ worden – met behoud van het beheerbudget van buitendienst – van de volgende mogelijkheden geboden:
Vergroenen van de leefomgeving door het creëren van geveltuinen in trottoirs, het beplanten van boomspiegels en het planten van bollen27. (# uitwerken spelregels, inclusief hoe deze locaties registreren of markeren en het toezicht hierop).
De uitgangspunten van bovenstaande vormen van meedoen zijn het verder vergroenen van de openbare buitenruimte en het voorkomen van een verarming ervan. De gemeente kan ervoor kiezen om initiatieven hiervoor incidenteel of structureel te faciliteren in de vorm van het beschikbaar stellen van budget, menskracht of plantmaterialen. Voor alle vormen van participatie geldt dat dit werkzaamheden voor de gemeente met zich meebrengt: regelen van overeenkomsten, registratie in beheersystemen of markeren28 en toezien op de naleving. Ook het bijbehorende budget blijft gehandhaafd in de begroting, zodat zodra het vrijwillig onderhoud onverhoopt stopt, de gemeente het direct weer in eigen onderhoud kan overnemen.
Inwoners worden regelmatig geïnformeerd over aankomende grootschalige werkzaamheden aan het openbaar groen. De schaal en aard van de werkzaamheden bepaald hoe dit wordt gedaan. Wanneer de omvang toeneemt of de mate van overlast of impact voor omwonenden ingrijpend is worden zij rechtstreeks geïnformeerd via een bewonersbrief of via de gemeentelijke website en lokale (social) media. Vaak is groen ondergeschikt aan andere projecten en loopt het mee in die communicatie zoals dit is gedaan bij de herinrichting van Havenzathe.
Inwoners kunnen bij de gemeente ook melding doen van zaken waar zij aandacht voor wensen. Bijvoorbeeld een situatie die niet veilig meer is, groen waar al geruime tijd geen onderhoud meer is gepleegd, suggesties voor aanpassing van het groen. Dit kan via een formulier op de gemeentelijke website, vaak gebeurt het ook dat betrokken medewerkers of bestuurders worden aangesproken. Belangrijk is dat er vanuit de gemeente een eenduidig antwoord wordt gegeven, er geen willekeur ontstaat en het niet ten koste gaat van het planmatig onderhoud.
8.4 Omgaan met overlast door ziekten en plagen
Ondanks de brede maatschappelijke waarden kunnen bomen of andere groenvoorzieningen op gespannen voet (komen te) staan met andere activiteiten en vanuit deze optiek als overlast gevend worden beschouwd.
Er bestaat geen landelijk geldende definitie van overlast. Tot nu toe wordt in gemeente Landsmeer meestal per individueel geval beoordeeld of aanvullende beheermaatregelen worden getroffen om de overlast of hinder te voorkomen, te beperken of weg te nemen. De vele belangen en functies in de openbare ruimte en de persoonlijke beleving van bewoners maken het echter belangrijk om als eigenaar en beheerder van het gemeentelijke bomenbestand en groenareaal duidelijk te zijn wanneer hier wel of niet op ingegaan wordt. In de gemeente Landsmeer hanteren we daarom de begrippen uit tabel 8.1 om de mate van overlast te kunnen inschalen en op basis daarvan de inzet te bepalen.
In het algemeen kan worden gesteld dat de veiligheid van weggebruikers en/of voetgangers nooit ondergeschikt wordt gesteld aan het belang van behoud van een boom of groen. Als sprake is van acuut gevaar voor de veiligheid dan voorziet de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) in artikel 4.1.11 in dat directe kap mogelijk is. Het bepalen van de vorm en mate van overlast is dan niet van toepassing.
TABEL 8.1 – Gradaties in overlast
In de volgende paragraaf en bijlage VIII worden de volgende vormen van overlast, ziekten en plagen inclusief de inschaling van de mate van overlast uitgewerkt:
In bijlage VIII is per overlastvorm uitgewerkt het hoe en wat van de betreffende overlastvorm, de criteria voor het inschalen van de mate van overlast en welke inzet de gemeente (of inwoners) kan plegen.
Uitgangspunt is dat hierbij geen chemische bestrijdingsmiddelen worden ingezet. Sinds 1 januari 2020 is het voor alle sectoren die in de openbare ruimte werken wettelijk verboden om chemische middelen in te zetten. Er gelden slechts enkele uitzonderingen waar incidenteel en tijdelijk nog chemische middelen kunnen worden ingezet. Waar dit mogelijk is, is het in de betreffende paragraaf vermeld.
Samenvatting inschaling overlast
Navolgende tabel geeft een samenvattend overzicht van de te nemen maatregelen indien er sprake is van ernstige overlast.
Tabel 8.3 – Samenvatting maatregelen bij overlast
Schaduw en zonnepanelen; in geval van meer dan 4 uur schaduwoverlast in de woning |
Indien mogelijk extra snoeien en bij ernstige overlast kap overwegen (niet voor zonnepanelen) |
|
Overhangende of dode takken of groen; in geval van schade of niet anderszins op te lossen zichtbeperking |
||
Bladluizen; in geval ernstige overlast gedurende een aangesloten periode van meer dan 3 weken |
Locaties tijdelijk afsluiten of uitzetten van natuurlijke predatoren (o.a lieveheersbeestjes) |
|
Val van blad, bloesem en vruchten; in geval van extreem veel of gedurende langere periode |
Lokaal extra vegen of bladruimen29 of plaatsen van bladkorven |
|
In geval van aantoonbare overlast van een specifieke boom en bij ambrosia in het openbaar groen |
Geen koppeling met individuele bomen te maken: geen maatregelen |
|
(nog nader uitwerken) Voorlopige insteek: waar mogelijk inzetten stimuleren van natuurlijke vijanden en bij hoog risicogebieden nesten verwijderen (actief) |
||
Invasieve exoten in openbaar gebied:
|
(nog nader uitwerken) Voorlopige insteek: inzetten op beheersen van de locatie (niet verder laten uitbreiden) |
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de algemene opbouw van de kosten van het structurele en incidentele onderhoud van het groen in de openbare ruimte. Het reguliere (dagelijkse) onderhoud van het groen is op onderdelen arbeidsintensief en vraagt inzet van specialistische machines en medewerkers. Gedegen inzicht in de kosten van het beheer en onderhoud is noodzakelijk om te onderbouwen wanneer extra middelen nodig zijn of om noodzakelijke bezuinigingen op te vangen. Ook is het belangrijk om binnen de financiële planning rekening te houden met het moment dat het groen toe is aan vervanging.
De kosten van het groenbeheer zijn opgebouwd uit loon-, machine- en materiaalkosten. Deze worden ingezet voor het ‘regulier of dagelijks onderhoud’ en ‘vervanging en renovatie’.
Het reguliere onderhoud van het groen omvat de volgende typen werkzaamheden:
De gemeente voert het merendeel van het groenonderhoud in eigen beheer uit. Voor het maaien van gras en snoeien van bomen worden via bestekken marktpartijen ingehuurd. Ook voor pieken in het overige groenonderhoud worden vaste lokale groenbedrijven ingehuurd.
Dit betreft het planmatig en grootschalig ‘rooien en herplanten’ van bomen en groen die zich aan het einde van hun levenscyclus bevinden, waarbij nieuwe keuzes kunnen worden gemaakt voor wat betreft vormgeving en invulling. Bij omvormingen wordt het beheertype ook gewijzigd, bijvoorbeeld van heesters naar gazon.
Het huidige groenbudget is bestemd voor regulier onderhoud. In de budgetten is vrijwel geen rekening gehouden met het kleinschalig vervangen van bomen en planten als gevolg van natuurlijke uitval door sterfte, aantastingen en kleine schades.
Voor het regulier onderhoud van het groenareaal op onderhoudsniveau B is berekend dat er afgerond een budget van € 530.000 nodig is inclusief de uren van de Buitendienst .
In de begroting van 2021 is een bedrag opgenomen van € 135.000, zie onderstaande tabel. Daarnaast zijn er 7 medewerkers van de Buitendienst (6,5 fte bruto) die worden ingezet. In de tabel zijn in de kolom ‘bedrag per jaar’ ook de aan derden uitbestede werkzaamheden verwerkt. De kolom ‘uren gemeente’ betreft alleen de inzet van de Buitendienst.
In onderstaande bedragen en uren is terugplanten of inboeten van bomen niet inbegrepen.
TABEL 9.1 – Benodigde en beschikbare middelen groenbeheer
Uitgaande van een beheerareaal dat voor ongeveer 80% kloppend is geregistreerd, kan worden geconcludeerd dat de beschikbare mensen en middelen ternauwernood toereikend zijn om de groenvoorzieningen functioneel en veilig te houden. Het is daarom belangrijk om niet verder in te leveren op onderhoud omdat dan een dusdanig vervalt optreedt die alleen met volledige vervanging van groenvakken inclusief uitwisseling van grond kan worden opgelost.
De hoogte van het groenbudget wordt de komende jaren bepaald door de resultaten van onderstaande ontwikkelingen:
9.3 Kosten vervanging en renovatie
De gemeentelijke groenbegroting voorziet momenteel niet in structurele gelden voor de vervanging van technisch afgeschreven groen. De gemiddelde levensduur van bijvoorbeeld bomen is 40-60 jaar, die van heesters en hagen 20-40 jaar en vaste planten 10 jaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het weg- en rioolbeheer wordt voor de renovatie van groen – bijvoorbeeld door afschrijving op basis van de restlevensduurverwachting – geen structureel geld gereserveerd in de begroting. Het risico dat ontstaat nu is, dat gehele wijken min of meer gelijktijdig (niet gebudgetteerd) zijn afgeschreven en grote druk ontstaat op de incidentele vervanging. Op dit moment wordt vervanging van groen gekoppeld aan de vervanging van rioleringen, zoals nu in de wijk Havenzathe in uitvoering is.
Voor grootschalige renovatie van groen worden nu separate projectplannen opgesteld, waarbij er per project extra budget wordt aangevraagd.
Aandachtspunten bij de renovatie van groen zijn:
Bij bomen is het realistisch om te rekenen met een omlooptijd van 60 jaar, ervan uitgaande dat de bomen een goede groeiplaats hebben (volgens de matentabellen in bijlage IV). Op veel locaties vooral bij bomen in verharding met beperkte groeiplaatsen – waardoor ook wortelopdruk ontstaat – zal de levensduur beduidend lager zijn.
In de groenstructuurkaart zijn voorstellen gedaan om de groenstructuur te versterken en het groenbeeld te verfraaien. Om de komende jaren deze plannen te realiseren is het voorstel om deze alleen op te pakken wanneer dit met bijvoorbeeld wegen of rioleringen kan meeliften.
De vervangingsopgaven concentreren zich de komende jaren vooral op de oudere bomen, heesters en hagen. Van 2020 tot 2028 wordt al voorzien in de vervanging van de beplantingen in de wijk Havenzathe. Belangrijk is om ook voor de andere wijken budgetten te reserveren al dan niet gekoppeld aan renovaties en groot onderhoud van de rioleringen en verhardingen. In tabel 9.2 is indicatief weergegeven wat de bedragen zijn die daarmee gemoeid zouden zijn.
Door niet te investeren in vervanging van groen zal de onderhoudskwaliteit verder teruglopen met de volgende risico’s als gevolg:
Kapitaalsvernietiging; verwaarloosd groen, vooral heestervakken, is niet meer terug te draaien binnen het regulier onderhoud. Het kwaliteitsniveau is dan alleen nog maar te verhogen door het gehele vak te rooien, de grond te vervangen en opnieuw inplanten. Waarbij jong plantmateriaal de eerste jaren extra zorg vraagt.
Renoveren van bosplantsoen en bermen is in de meeste gevallen niet nodig of zelfs niet gewenst vanwege de betekenis voor flora en fauna. Ook is hier met beheermaatregelen relatief eenvoudig een ander beeld te bereiken, bijvoorbeeld door anders te maaien.
TABEL 9.2 – Indicatie vervangingsinvesterin
Bij groenvoorzieningen wordt – net als bij weg- en rioolbeheer – geïnvesteerd in planmatige vervanging van het openbaar groen (# Opnemen van een vervangingsinvestering voor groen van € 50.000 per jaar in de gemeentelijke begroting, zo mogelijk gekoppeld aan de planningen van het groot onderhoud van weg- of rioolbeheer).
Dit Beleidsplan groenbeheer brengt in de eerste plaats de belangrijkste groene structuren in beeld en geeft aan waar de kansen liggen om deze te versterken of uit te bouwen. Ook zijn vanuit de verschillende beleidsthema’s acties of thematische projecten benoemd. Om te zorgen dat het groenbeleid werkelijkheid wordt en echt gaat leven is meer nodig. Dit hoofdstuk besteedt daarom aandacht aan de beantwoording van twee vragen: ‘Wat gaan we doen?’ en ‘Hoe gaan we het betalen?’.
Het ten uitvoer brengen van de visie, ambities en groene opgaven vraagt erom het groen met een brede, integrale blik te benaderen. Samenwerking met inwoners, bedrijven, verenigingen en instellingen zoeken is belangrijk om samen tot creatieve oplossingen te komen. Groen – ongeacht of dit publiek of privaat groen betreft – vertegenwoordigt namelijk een overstijgend belang doordat de waarden ervan inspelen op (de gevolgen van) klimaatverandering en het versterken van de gezondheid, economie en biodiversiteit in de kernen.
Ook gaat het erover om in de gemeentelijke organisatie over de grenzen van vakgebieden heen te kijken en bij ruimtelijke ingrepen steeds te zoeken naar een ‘win-win’-aanpak. Dit vraagt om vernieuwende oplossingen en een ‘out of the box’-benadering bij de invulling van ruimtelijke (inbreidings)plannen. Uitvoering van de groenvisie vindt vanzelfsprekend primair plaats door vanuit groen geïnitieerde activiteiten en projecten. Wanneer mogelijk, verdient het echter de voorkeur om ‘mee te liften’ met andere projecten als weg- en rioolvervangingen en herinrichtingen. Er is dan vaak meer mogelijk en het kan leiden tot integrale oplossingen.
Omdat de tijd niet stilstaat en er altijd nieuwe ontwikkelingen zullen zijn, zal dit Beleidsplan groenbeheer regelmatig worden geëvalueerd en waar nodig worden bijgesteld of worden nieuwe beleidsonderwerpen toegevoegd. Een algehele actualisatie is in ieder geval na 10 jaar op zijn plaats. Daarnaast is het handig om elke 4 jaar te kijken naar onderstaande punten:
Daarnaast is het verstandig om (twee-)jaarlijks de actielijst uit het Beleidsplan groenbeheer na te lopen en op basis van actualiteit een voortgangsrapportage te houden zodat inzichtelijk blijft wat al is uitgevoerd, wat aangescherpt dient te worden, wat uitgevoerd gaat worden en wat nog op de plank ligt.
Tabel 10.1 laat zien welke acties en projecten nodig zijn om uitvoering te geven aan het groenbeleid. Ze vormen de ingrediënten voor het groenactieprogramma voor de komende jaren.
Per project is aangegeven welke prioriteit wij eraan wensen te geven:
Tabel 10.1 - uitvoeringsagenda
10.2 Financieringsmogelijkheden
Uitgangspunt is om de groene projecten en kansen uit dit Beleidsplan groenbeheer zo veel als mogelijk mee te nemen bij andere (uitvoerings)projecten. Het is daarnaast wenselijk dat het groene vakgebied ook zelf kan beschikken over financiële middelen om groene kansen te kunnen realiseren.
Voor de financiering bestaan onder meer de volgende mogelijkheden:
Kostenverhaal grondexploitatie: de Wet op Ruimtelijke Ordening (art. 6.24) biedt de mogelijkheid om vanuit ruimtelijke ontwikkelingen derden mee te laten betalen aan specifieke voorstellen uit dit Beleidsplan groenbeheer. Dit geldt alleen voor de voorstellen die een duidelijke samenhang vertonen met betreffende ontwikkeling. Om hiervoor in aanmerking te komen is een door de gemeenteraad vastgestelde lijst nodig met voorstellen die voorzien zijn van een goede onderbouwing (profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit).
Groen- en natuurcompensatie: voor ruimtelijke ontwikkelingen die ten koste gaan van (structuur) groen of natuurwaarden dient gezocht te worden naar compensatiemogelijkheden. Dergelijke verplichtingen zijn – afhankelijk van de gestelde eisen – te combineren met projecten die voortvloeien uit het Beleidsplan groenbeheer.
Subsidieregelingen: aanplant van groen en bomen, aanleg van natuur maar ook participatieprojecten worden vanuit de landelijke en provinciale overheid gestimuleerd via wisselende subsidieregelingen. Het is wenselijk de mogelijkheden te (laten) onderzoeken om hiervan gebruik te maken. Zie kaders voor enkele mogelijkheden.
Het verdient aanbeveling om financiering van projecten en ruimtelijke voorstellen in een meer gedetailleerd uitvoeringsprogramma uit te werken. Hierbij kan dan per project of (type) ruimtelijke voorstel worden aangegeven welke financieringsbron van toepassing is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-113333.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.