Afdeling 1 Voorkomen of bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of;
- b.
degene een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel;
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Dit artikel geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 7.
Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw in groepsverband, dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen dan wel door anderszins uitdagend gedrag, vanuit het oogpunt van onder andere ras, godsdienst, levensovertuiging, seksuele geaardheid, politieke gezindheid, strafrechtelijk verleden, geslacht of gezondheid, anderen te intimideren, dan wel anderszins lastig te vallen of aanleiding te geven tot mogelijke ongeregeldheden.
Artikel 2:1A Verblijfsontzegging in gebied
- 1.
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende een in dat verbod aangeduid tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen.
- 2.
De burgemeester gaat alleen over tot aanwijzing van een gebied als bedoeld in het eerste lid, indien naar zijn oordeel sprake is van ernstige verstoring van de openbare orde.
- 3.
De burgemeester kan indien de belanghebbende een aantoonbaar belang heeft om zich binnen het aangewezen gebied te begeven de verblijfsontzegging naar tijd en plaats beperken.
- 4.
Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode.
- 5.
Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegde verblijfsontzegging.
Artikel 2:2 Optochten
[ Vervallen; opgenomen in artikel 2:25]
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk vóór 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.\
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
[Vervallen; opgenomen in artikel 2:3]
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
[Vervallen; opgenomen in artikel 2:3]
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
[Gereserveerd]
Artikel 2:7 Verbod op het gebruik van (wens)ballonnen
- 1.
In dit artikel wordt onder een (wens)ballon verstaan: een ballon die door middel van hete lucht afkomstig van vuur dan wel door middel van helium of andere gassen in de lucht wordt gebracht en mede door de wind door de lucht wordt verplaatst. Hieronder wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, geluksballon of een andere daarmee vergelijkbare ballon.
- 2.
Het is verboden een wensballon op te laten of in de lucht te brengen.
Artikel 2:8 Dienstverlening
[Vervallen]
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
[Gereserveerd]
Afdeling 2 Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg
- 1.
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:
- a.
schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, het aantal openbare parkeerplaatsen beperkt, dan wel een belemmering kan vormen voor het beheer en onderhoud van de weg; of
- b.
hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
- 2.
Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang van 3,5 meter breed en 4,5 meter hoog wordt gelaten.
- 3.
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen en uitstallingen en andere voorwerpen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 5.
Het college kan als bedoeld in het vierde lid een omgevingsvergunning verlenen als:
- a.
de verkeersveiligheid, eventueel met opleggen van maatregelen wordt beschermd;
- b.
de openbare parkeergelegenheid niet op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- c.
het openbaar groen niet op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- d.
de belangen van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak niet onevenredig worden aangetast.
- 6.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;
- c.
het plaatsen van bouwafvalcontainers voor maximaal één week op een openbare parkeerplaats;
- d.
overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend; en
- e.
situatie waarin wordt voorzien door Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de geldende omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een (omgevings)vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
- 2.
De vergunning wordt verleend:
- a.
Als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
- b.
Door het college in de overige gevallen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
- 4.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, geldende omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde AVOI (Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur) gemeente Geertruidenberg.
- 5.
Voor de toepassing van het eerste lid worden onder weg mede verstaan alle niet-openbare ontsluitingswegen voor publieke gebouwen.
- 6.
Op de aanvraag om een vergunning, bedoeld in het eerste lid, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning:
- a.
een uitweg te maken naar de weg;
- b.
van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;
- c.
een verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
- a.
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
- b.
indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
als door de uitweg de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast;
- d.
als het groenvoorzieningen in de gemeente aantast;
- e.
als het in strijd is met het geldend bestemmingplan.
- 3.
Het college beslist op de aanvraag om omgevingsvergunning binnen de genoemde termijnen zoals bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de gewenste uitweg wordt verboden.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de geldende omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
[Vervallen]
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
[Gereserveerd]
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duin- en recreatiegebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende de periode van 1 maart tot 1 november;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3˚, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
[Vervallen]
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
[Vervallen]
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
- 1.
Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op voor objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
[Gereserveerd]
Afdeling 4 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
- i.
een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
- ii.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;
- iii.
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
- b.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.
- c.
exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- d.
- i.
de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt uitgeoefend;
- ii.
de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend in een of meer inrichtingen;
- iii.
de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van een inrichting.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
een bedrijfskantine of restaurant;
- e.
een inrichting in een school; of
- f.
een sportkantine (met uitzondering van een kantine in een sporthal);
- 3.
In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid kan de burgemeester categorieën inrichtingen aanwijzen die worden vrijgesteld van de vergunningplicht.
- 4.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op dit artikel.
Artikel 2:28A Vergunningsaanvraag
- 1.
De vergunning als bedoeld in artikel 2:28, wordt aangevraagd door de exploitant met gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
- 2.
In de aanvraag voor de vergunning en in de vergunning als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en de leidinggevende(n);
- b.
indien van toepassing de verblijfstitel van de exploitant of leidinggevende(n);
- c.
indien van toepassing een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of leidinggevende(n) gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- d.
voor welke inrichting en bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt aangevraagd;
- e.
het adres en telefoonnummer van de inrichting;
- f.
het nummer van inschrijving van de inrichting in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- g.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin de inrichting wordt gevestigd;
- h.
een gedetailleerde plattegrond met maatvoering van het bedrijf, waarop alle ruimtes zijn aangegeven;
- i.
bedrijfs- of ondernemingsplan met informatie over het soort activiteiten, de exploitatievorm, doelgroep, de wijze van het tegengaan van overlast bij diverse situaties/scenario’s en een financieel plan.
- 3.
De burgemeester kan indien hij dat nodig acht voor het beoordelen van de aanvraag verlangen dat aanvullende gegevens worden overlegd.
Artikel 2:28B Weigeringsgronden
- 1.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, als
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
- b.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming is;
- c.
de exploitant en leidinggevende(n):
- i.
niet 21 jaar of ouder zijn;
- ii.
onder curatele staat, dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn;
- iii.
in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- iv.
binnen 5 jaar voor de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest.
- d.
het nodig wordt geacht in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten.
- 3.
De burgemeester kan de vergunning weigeren in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 2:28C Wijzigingen in inrichting
- 1.
Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden.
- 2.
De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning als de inrichting aan alle vereisten voldoet.
Artikel 2:28D Aanwezigheid leidinggevende in inrichting
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die op de vergunning staat vermeld.
Artikel 2:28E Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning, als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid, door de burgemeester ingetrokken indien:
- 1.
de exploitant of leidinggevende handelt in strijd met de voorschriften die verbonden zijn met de aan de in artikel 2:28, eerste lid, genoemde vergunning;
- 2.
de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan de in artikel 2:28B, tweede lid onder c genoemde eisen;
- 3.
er sprake is van een wijziging in de exploitatie en dit niet is gemeld als bedoeld in artikel 2:28C;
- 4.
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
- 5.
zich in of vanuit zijn inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
- 6.
er sprake is van de omstandigheid en een geval, als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- 7.
de exploitant of leidinggevende van de inrichting toestaat of gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd.
Artikel 2:28F Vervallen vergunning
Een ingevolge artikel 2:28, eerste lid, verstrekte vergunning vervalt als de exploitatie van de inrichting door de exploitant voor een periode langer dan één jaar is of wordt gestaakt, behalve indien dit is ten gevolge van langdurige ziekte van de exploitant.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 05.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 05.00 uur.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn de voor de zaterdag en zondag geldende sluitingstijden ook van toepassing op:
- a.
de nacht van zondag op maandag tijdens carnaval;
- b.
de nacht van maandag op dinsdag tijdens carnaval;
- c.
de nacht van eerste Paasdag op tweede Paasdag;
- d.
de nacht van 26 april op 27 april, voor zover deze niet op een zaterdag of een zondag valt;
- e.
de nacht van 5 mei op 6 mei, voor zover deze niet op een zaterdag of een zondag valt;
- f.
de nacht van Hemelvaartsdag;
- g.
de nacht van eerste Pinksterdag op tweede Pinksterdag;
- h.
de nacht van 25 december op 26 december, voor zover deze niet op een zaterdag of een zondag valt;
- i.
de nacht van 26 december op 27 december, voor zover deze niet op een zaterdag of een zondag valt;
- j.
per gemeentelijke kern tijdens de jaarlijkse kermisdagen
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mag de exploitant de openbare inrichting op nieuwjaarsdag geopend hebben of bezoekers in de openbare inrichting laten verblijven tot 05.00 uur.
- 4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, is het de houder van een sportkantine, kantine in een sporthal, sociëteit, clublokaal, verenigingsgebouw, buurt- en dorpshuis of daarmee gelijk te stellen inrichtingen verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven langer dan één uur voor de aanvang en één uur na de beëindiging van de activiteiten die verband houden met de doelstelling van de houder en/of de inrichting met inachtneming van een sluitingstijd van 00.00 uur tot 05.00 uur.
- 5.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 6.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 7.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, tweede lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
- 8.
Het eerste en het zesde lid zijn niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
- 9.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op dit artikel.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
- 1.
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
- 2.
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 5 Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
- •
- •
- •
- •
paracommerciële rechtspersoon,
- •
- •
- •
zwak-alcoholhoudende drank,
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet
Artikel 2:34A Regulering paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken in geen geval alcoholhoudende drank voor leden en niet leden op:
- a.
maandag tot en met vrijdag voor 16.00 uur en na 0.00 uur;
- b.
zaterdag voor 13.00 uur en na 20.00 uur;
- c.
zondag voor 12.00 uur en na 20.00 uur.
- 2.
Overige paracommerciële rechtspersonen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 12.00 uur tot uiterlijk 0.00 uur ten tijde van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon;
- 3.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, als dit zou leiden tot oneerlijke mededinging.
Artikel 2:34B Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
- 1.
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken in een inrichting:
- a.
waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in de hoofdzaak geringe etenswaren, zoals belegde broodjes, patates frites en snacks, worden verkocht;
- b.
waarin onderwijs wordt gegeven;
- c.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of– instellingen;
- d.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of– instellingen;
- e.
die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;
- 2.
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Artikel 2:34C Verbod “Happy hours”
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34D Ontheffing
- 1.
De burgemeester kan voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 2:34A gestelde verboden;
- 2.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op dit artikel.
Artikel 2:34E Alcoholhoudende drank in voer- en vaartuigen
Op vervoermiddelen op of aan de openbare weg of openbaar water, die bestemd zijn voor het vervoer van personen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt is een medewerker aanwezig die voldoet aan de eis gesteld in artikel 8 lid 3 van de Alcoholwet.
Artikel 2:34F Vrijstelling van proeverijen in een slijtersbedrijf
- 1.
Aan een proeverij in een slijtlokaliteit als bedoeld in artikel 25e van de Alcoholwet, wordt vrijstelling verleend van het verbod in:
- a.
artikel 3, eerste lid van de Alcoholwet, ten aanzien van het horecabedrijf en
- b.
artikel 14, eerste lid van de Alcoholwet
- c.
ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
- 2.
De vrijstelling word verleend als wordt voldaan aan artikel 6 van het besluit van 3 juni 2021, houdende regels ter uitvoering van de Alcoholwet, namelijk:
- a.
in een slijtlokaliteit wordt maximaal één proeverij per dag gegeven en maximaal drie proeverijen per week;
- b.
de kosten voor deelname aan een proeverij zijn voor aanvang van de proeverij door een leidinggevende van het slijtersbedrijf vastgesteld;
- c.
de deelnemers van een proeverij zijn voor aanvang van de proeverij bekend bij een leidinggevende van het slijtersbedrijf; en
- d.
de deur van de slijtlokaliteit is gedurende een proeverij gesloten voor publiek anders dan de deelnemers aan de proeverij.
- 3.
Tijdens een proeverij is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende en alcoholvrije drank te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse, met uitzondering van alcoholhoudende en alcoholvrije drank die in het kader van die proeverij is verstrekt voor gebruik ter plaatse aan de deelnemers van de proeverij.
- 4.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid of het woon- en leefklimaat, nadere regels stellen ten aanzien van een proeverij in een slijtlokaliteit, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 2:34G Aanwijzen alcoholoverlastgebieden
[Gereserveerd]
Afdeling 6 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
[Vervallen]
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 6A Toezicht op campings, recreatieparken en jachthavens
Artikel 2:38a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
camping, recreatiepark of jachthaven: hetgeen hieronder in het maatschappelijk verkeer verstaan wordt;
- b.
exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die een camping, recreatiepark of jachthaven exploiteert op grond van artikel 2:38b;
- c.
leidinggevende: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke leiding uitoefent of uitoefenen.
Artikel 2:38b Vergunningplicht
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een camping, recreatiepark of jachthaven te exploiteren.
- 2.
De aanvraag voor de vergunning dient te geschieden met een door de burgemeester vastgesteld formulier.
- 3.
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant; en
- b.
de persoonsgegevens van de leidinggevende.
- 4.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is wel van toepassing op dit artikel.
Artikel 2:38c Gedragseisen
De exploitant en de leidinggevende:
- a.
staan niet onder curatele;
- b.
zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
Artikel 2:38d Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:
- a.
de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan de in 2:38c gestelde eisen;
- b.
de exploitatie van de camping, het recreatiepark of de jachthaven in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
- c.
naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de camping, het recreatiepark of de jachthaven of de openbare orde door de exploitatie van de camping, het recreatiepark of de jachthaven op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed;
- d.
de exploitatie van de camping, het recreatiepark of de jachthaven een onaanvaardbaar risico op ernstige verstoring van de openbare orde met zich zal meebrengen;
- e.
dit in het belang is van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten.
Artikel 2:38e Sluiting
- 1.
De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en veiligheid de sluiting bevelen van een camping, recreatiepark of een jachthaven indien daar:
- a.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel verworven of overgedragen;
- b.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
- c.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;
- d.
zich andere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de camping, het recreatiepark of de jachthaven ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
- 2.
De burgemeester kan de sluiting bevelen van een camping, recreatiepark of jachthaven indien:
- a.
de exploitant of leidinggevende handelt in strijd met het bepaalde in de artikel 2:38b, eerste lid, of 2:38c onder sub a en b;
- b.
de exploitant of leidinggevende handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
- 3.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
- 4.
De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van de inrichting of in de directe nabijheid daarvan.
- 5.
De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
Artikel 2:38f Aanwezigheid in gesloten camping, recreatiepark of jachthaven
- 1.
Het is verboden een camping, recreatiepark of jachthaven te betreden waarvan de sluiting is bevolen.
- 2.
Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf de inrichting te betreden.
Artikel 2:38g Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:
- a.
De exploitatie van de camping, recreatiepark of jachthaven door een andere dan in de vergunning genoemde houder wordt overgenomen;
- b.
De exploitant of leidinggevende niet meer voldoet aan de in artikel 2:38c onder sub a en b gestelde eisen.
Artikel 2:38h Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
Leidinggevende: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- 2.
De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
- 3.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of
- b.
Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- 4.
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
Indien de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;
- d.
Indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- e.
Indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening;
- f.
Indien een of meer leidinggevenden van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;
- c.
de voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;
- d.
de exploitant of leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;
- e.
de exploitant of leidinggevende betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;
- g.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;
- h.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of;
- i.
Redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
- 6.
De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.
- 7.
Het is een ieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
- 8.
De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
- 9.
Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
- 10.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde leidinggevende in het bedrijf aanwezig is.
- 11.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Afdeling 8 Maatregelen tegen overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 5.
Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
- 7.
De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
Het is verboden op een openbare plaats of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- 2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
Artikel 2:48a Verboden gebruik lachgas
Het is verboden op een openbare plaats distikstofmonoxide (lachgas) recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
[Gereserveerd]
Artikel 2:53 Bespieden van personen
[Gereserveerd]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
[Vervallen]
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
[Vervallen]
Artikel 2:56 Alarminstallaties
[Vervallen]
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;
- b.
buiten de bebouwde kom op een verharde weg zonder dat die hond aangelijnd is;
- c.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- d.
op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a en b niet geldt.
- 3.
Het college kan plaatsen buiten de bebouwde kom aanwijzen waar het de eigenaar of de houder van een hond verboden is die honden te laten verblijven of te laten lopen zonder dat die hond aangelijnd is.
- 4.
De verboden genoemd in het eerste lid onder a tot en met d gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of een sociale hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of een sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:
- a.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats;
- b.
buiten de bebouwde kom op een verharde weg;
- c.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide.
- 2.
Het college kan plaatsen aanwijzen:
- a.
waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a en b niet geldt;
- b.
buiten de bebouwde kom waar de eigenaar of de houder van een hond verplicht is uitwerpselen op te ruimen.
- 3.
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
- 4.
De eigenaar of houder van een hond is verplicht op het eerste verzoek van een toezichthouder zoals bedoeld in artikel 6:2 van deze verordening, aan te tonen dat hij een middel bij zich heeft waarmee hij de uitwerpselen van zijn hond onmiddellijk kan verwijderen.
- 5.
Het gestelde in het eerste lid onder a en b en in het vierde lid geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of een sociale hulphond laat begeleiden.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
[Gereserveerd]
Artikel 2:61 Wilde dieren
[Vervallen]
Artikel 2:62 Loslopend vee
[Gereserveerd]
Artikel 2:63 Duiven
[Gereserveerd]
Artikel 2:64 Bijen
- 1.
Het is verboden bijen te houden:
- a.
binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
- b.
binnen een afstand van dertig meter van de weg.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.
- 3.
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.
- 4.
Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de geldende omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.
- 5.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
- 6.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:65 Bedelarij
[Gereserveerd]
Afdeling 9 Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is wel van toepassing op dit artikel.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- 1.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- a.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- b.
van een verandering van de onder a, sub 1°, bedoelde adressen;
- c.
als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- d.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- 2.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- 3.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- 4.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
[Vervallen]
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
[Vervallen, opgenomen in artikel 2:32]
Afdeling 10 Vuurwerk
Artikel 2:71 Definities
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
[Gereserveerd]
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbidschieten
- 1.
Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water, of een gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.
- 2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 3.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:73b Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen als bedoeld in artikel 2:73a te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:73a.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op degenen aan wie carbid is afgeleverd gedurende de tijd die nodig is om thuis te komen, noch op degene die aannemelijk maakt dat hij het carbid nodig heeft in de uitoefening van beroep of bedrijf.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing als de burgemeester ontheffing heeft verleend op het verbod conform artikel 2:73a tweede lid.
- 4.
Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.
Afdeling 11 Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12 Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in:
- •
artikel 2:1 (Samenscholing en ongeregeldheden)
- •
artikel 2:10 (Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie daarvan)
- •
artikel 2:11 ((Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg)
- •
artikel 2:26 (Ordeverstoring)
- •
artikel 2:47 (Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen)
- •
artikel 2:48 (Verboden drankgebruik)
- •
artikel 2:49 (Verboden gedrag bij of in gebouwen)
- •
artikel 2:50 (Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten)
- •
artikel 2:73 (bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling)
- •
van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van aangewezen, voor een ieder toegankelijke plaatsen: openbare parkeerplaatsen of openbare parkeerterreinen.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 3.
Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij de woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
- 3.
De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
Hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
Overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
Intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
Artikel 2:80 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar haar oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking , wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar haar oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden dit tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:81 Sluiting voor publiek toegankelijke lokalen en/of erven
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten, als daar:
- a.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of
- b.
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen of
- c.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen of
- d.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook; of
- e.
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orden, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
- 2.
Onverminderde hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang tot het gebouw of het erf.
- 3.
De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of erf verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te verblijven.
- 5.
Het is eenieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar haar oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
- 7.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.