Verordening tot derde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lisse 2020

De raad van de gemeente Lisse,

 

gelezen het voorstel van het college van 17 januari 2023 met als onderwerp Verordening maatschappelijke ondersteuning Lisse 2020, derde wijziging

 

gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering,

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020,

 

 

besluit:

  • 1.

    De verordening tot derde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lisse 2020 vast te stellen.

  • 2.

    De verordening tot derde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lisse 2020 met terugwerkende kracht op 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Verordening tot derde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Lisse 2020

A

Hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In artikel 8, lid 6 sub a wordt ‘De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen jonger dan 65 jaar bedraagt € 0,19 per kilometer.’ vervangen door ‘De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen jonger dan 65 jaar bedraagt € 0,30 per kilometer + een opstaptarief van 4 kilometer’.

  • 2.

    In artikel 8, lid 6 sub b wordt ‘De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen ouder dan 65 jaar bedraagt € 0,13 per kilometer’ vervangen door ‘De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen ouder dan 65 jaar bedraagt € 0,21 per kilometer + een opstaptarief van 4 kilometer’

  • 3.

    In artikel 8, lid 8 wordt ‘De in het zesde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil 2019 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkelingen van de daarvoor geldende index.’ Vervangen door ‘De in het zesde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil 2022 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkelingen van de daarvoor geldende index.’

B

Hoofdstuk 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In artikel 14, lid 3 wordt ‘Het college bepaalt jaarlijks na overleg met de mantelzorgadviseurs en de Wmo Adviesraden de blijk van waardering.’ Vervangen door ‘Het college kan bij nadere regeling bepalen op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.’

C

De toelichting verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 8 wordt:

    ‘Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

     

    De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

 

  • Het totaal van de bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen dan wel pgb’s zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet) en in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 stelt. De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4 derde lid, tweede zin)

 

  • De ISD Bollenstreek-gemeenten dragen een groot deel van de kosten van het collectief vervoer. Deelnemers aan het collectief vervoer moeten een geringe bijdrage per zone betalen: de hoogte van deze eigen betaling is in dit artikel vastgelegd.

 

  • Bij de verlening van vervoervoorzieningen gaat het om een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van het vervoer. In sommige gevallen zijn deze kosten gelijk aan de werkelijke kosten van de voorziening; in andere gevallen gaat het alleen om de meerkosten. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de normale kosten van vervoer op basis van het openbaar vervoertarief bus en trein. Bij de kosten van deelname aan het collectieve vervoer wordt daarom rekening gehouden met de besparingskosten die de deelnemende persoon heeft ten aanzien van het reizen met het openbaar vervoer; deze kosten worden als eigen betaling voor het reizen met het collectief vervoer in rekening gebracht.’

 

  • Vervangen door:

 

  • ‘Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

 

  • De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. In de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34, blz. 95) staat hierover dat de regering gemeenten beleidsruimte geeft door hen de mogelijkheid te bieden om in de verordening te bepalen welke eigen bijdrage een cliënt verschuldigd is voor een algemene voorziening. Bij het bieden van deze beleidsruimte gaat de regering ervan uit dat gemeenten hier verstandig mee omgaan en voorzieningen, zoals laagdrempelige informatievoorziening uit zal sluiten van eigen bijdragen. Gemeenten hebben er zelf belang bij om een algemene voorziening (financieel) laagdrempelig te maken, zodat de druk op vaak duurdere maatwerkvoorzieningen wordt beperkt.

 

  • Het totaal van de bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen dan wel pgb’s zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet) en in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de verordening moeten passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 stelt. De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4 derde lid, tweede zin)

 

  • De ISD Bollenstreek-gemeenten dragen een groot deel van de kosten van het collectief vervoer. Deelnemers aan het collectief vervoer moeten een geringe bijdrage per kilometer betalen: de hoogte van deze eigen betaling is in dit artikel vastgelegd.

 

  • Bij de verlening van vervoervoorzieningen gaat het om een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van het vervoer. In sommige gevallen zijn deze kosten gelijk aan de werkelijke kosten van de voorziening; in andere gevallen gaat het alleen om de meerkosten. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de normale kosten van vervoer op basis van het openbaar vervoertarief bus en trein. Bij de kosten van deelname aan het collectieve vervoer wordt daarom rekening gehouden met de besparingskosten die de deelnemende persoon heeft ten aanzien van het reizen met het openbaar vervoer; deze kosten worden als eigen betaling voor het reizen met het collectief vervoer in rekening gebracht.’

Aldus besloten in de raadsvergadering van 23 februari 2023,

Mevrouw drs. M.G.J. Veeger

griffier

Mevrouw A.W.M. Spruit

voorzitter

Naar boven