Wijzigingsverordening Verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASGOUW,

 

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 oktober 2021;

 

gelet op het bepaalde in de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2020;

 

 

besluit:

 

  • 1.

    tot vaststelling van de Wijzigingsverordening Verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020.

Artikel I

De Verordening wordt gewijzigd als volgt:

 

Artikel 1 lid 2 sub d wordt gewijzigd in:

  • d.

    beschermd wonen: een maatwerkvoorziening bestaande uit de volgende kenmerken:

    • 1.

      wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

    • 2.

      de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliceerde) zorgvraag van de cliënt.

Artikel 1 lid 2 sub i wordt gewijzigd in:

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw.

Artikel 6 wordt uitgebreid met een nieuw lid 4, onder vernummering van het huidige lid 4 naar lid 5, luidende:

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 Wmo 2015 geldt het primaat van de collectieve voorziening.

Artikel 7 lid 4 komt te vervallen.

 

Artikel 9 lid 4 sub a onder 1 wordt gewijzigd in:

  • 1.

    een professionele organisatie: maximaal de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura, zoals door het college vastgesteld op grond van artikel 18 lid 1 of lid 6 van deze verordening dan wel gecontracteerd voor het betreffende jaar;

 

Artikel 10 wordt gewijzigd in:

  • 1.

    In afwijking van artikel 9 lid 4 sub a van deze verordening bedraagt de hoogte van een pgb beschermd wonen voor:

    • a.

      professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura zoals gecontracteerd in het betreffende jaar;

    • b.

      gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de kostprijs zoals vermeld in sub a.;

    • c.

      niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van de kostprijs zoals vermeld in onderdeel a. tot een maximum bedrag van € 20 per uur.

  • 2.

    Indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 3 van deze verordening blijkt dat een cliënt structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning, kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden. Deze toeslag kan worden toegekend als er:

    • a.

      als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening, inzet van (verpleegkundige) ondersteuning nodig is aanvullend op beschermd wonen en/of;

    • b.

      er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er inzet van begeleiding nodig is aanvullend op beschermd wonen.

  • 3.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt behoefte heeft aan een maatwerkvoorziening voor dagbesteding, kan er een toeslag dagbesteding aanvullend op beschermd wonen worden toegekend.

  • 4.

    Voor de toepassing en berekening van de tariefdifferentiatie, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt in de basis uitgegaan van een fictief aantal te leveren uren voor beschermd wonen van acht uur ondersteuning per week.

  • 5.

    Het college kan in nadere regels aanvullende bepalingen opnemen, waaronder nadere (kwaliteits)eisen die gesteld worden aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.

 

Artikel 11 wordt uitgebreid met een nieuw lid 3, onder vernummering van het huidige lid 3 naar lid 4:

  • 3.

    Bij gebruikmaking van een voorziening als bedoeld in lid 1, die ziet op individuele of collectieve begeleiding waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan, kan een bijdrage worden gevraagd als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 3 van de Wmo 2015.

 

Artikel 12 lid 3 wordt gewijzigd in:

  • 3.

    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van een collectieve voorziening voor vervoer, ter hoogte van €0,83 per zone (prijspeil 2021), met een jaarlijkse indexering conform de Landelijke Tarieven Index (LTI).

Artikel 12 lid 4 wordt gewijzigd in:

  • 4.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang wordt bepaald met inachtneming van artikel 3.20 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 12 lid 5 wordt gewijzigd in:

  • 5.

    Het college legt in nadere regels de wijze van berekening en inning van de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang vast.

Artikel 12 lid 6 wordt gewijzigd in:

In de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4b lid 2 Wmo 2015 wordt de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang door de instantie(s) die de opvang realiseert/realiseren, vastgesteld en geïnd.

 

Artikel 12 lid 7 tot en met 11 komen te vervallen.

 

Artikel 13 wordt uitgebreid met een nieuw lid 9, onder vernummering van het huidige lid 9 in lid 10:

  • 9.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet, waaronder de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

Artikelsgewijze toelichting

 

Vernummering en verlettering in de artikelen van de Verordening conform deze Wijzigingsverordening worden in de artikelsgewijze toelichting dienovereenkomstig aangepast.

 

De toelichting op artikel 1 wordt als volgt uitgebreid:

Sub y

Onder deze definitie valt ook een eenmanszaak, ongeacht het aantal werknemers in loondienst.

 

De toelichting op artikel 6 wordt als volgt uitgebreid:

Vierde lid

Onder een collectieve voorziening worden bijvoorbeeld het collectief vervoer, begeleiding in groepsverband en collectieve woonvoorzieningen verstaan. Het primaat van de collectieve voorziening geldt als de beoogde resultaten naar het oordeel van het college met de collectieve voorziening kunnen worden behaald. Tevens dienen er naar oordeel van het college geen medische, psychische dan wel psycho-sociale contra-indicaties te zijn voor het toekennen in de vorm van een collectieve voorziening.

 

De toelichting op artikel 9, vierde lid, wordt de vierde alinea gewijzigd in:

Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg en ondersteuning in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. De maximale hoogte van een pgb is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura, dan wel het door het college voor de betreffende maatwerkvoorziening vastgestelde tarief in natura.

 

Voor wat betreft een maatwerkvoorziening voor kortdurend verblijf of begeleiding groep, kan middels de in dit lid opgenomen categorie-indeling voor wat betreft (niet) zorgprofessionals in loondienst of naaste familie geen pgb berekend worden dat voldoet aan de eisen die de Wet minimumloon daaraan stelt. Wanneer dit aan de orde is, wordt een maatwerkoplossing voor de cliënt nagestreefd.

 

De toelichting op artikel 9, vierde lid, wordt sub d verletterd naar sub f.

 

De toelichting op artikel 10 wordt gewijzigd in:

In dit artikel wordt voor maatwerkvoorzieningen met betrekking tot beschermd wonen en opvang een uitzondering gemaakt op de hoofdregel van artikel 9 lid 4 sub a van deze verordening. Betreffende de uitvoering van de opvang en beschermd wonen wordt er in de regio Noord- en Midden-Limburg door de gemeenten samengewerkt. Omwille van de praktische uitvoerbaarheid is door alle betrokken gemeenten afgesproken het beleid met betrekking tot beschermd wonen en opvang zoveel mogelijk eensluidend te laten zijn. Met dit artikel wordt daar invulling aan gegeven.

 

De toelichting op artikel 11 wordt gewijzigd in:

Op grond van artikel 2.1.4 lid 1 van de Wmo 2015 kan de gemeente een bijdrage vragen voor het gebruik van een algemene voorziening. Dit artikel geeft de kaders weer waarbinnen een dergelijke bijdrage kan worden gevraagd.

 

Specifiek voor de door de gemeente gerealiseerde algemene voorziening met betrekking tot begeleiding (individueel of in groepsverband) waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie ontstaat, geldt dat de cliënt voor het gebruik van deze algemene voorziening een bijdrage verschuldigd kan zijn als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 3 van de Wmo 2015. Van een duurzame hulpverleningsrelatie is daarbij sprake wanneer de ondersteuning meer dan 8 gesprekken betreft.

 

De toelichting op artikel 12 wordt gewijzigd in:

Dit artikel geeft invulling aan artikel 2.1.4a van de Wmo 2015.

 

Derde lid

De cliënt die een collectieve voorziening voor vervoer wordt toegekend, is een bijdrage verschuldigd van €0,83 (prijspeil 2021) per zone. Deze bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd met de LTI-index. Dit betreft dezelfde index als die in het Openbaar Vervoer wordt gehanteerd.

 

De toelichting op artikel 13 wordt als volgt uitgebreid:

Negende lid

In deze bepaling is de grondslag gegeven om een toezichthouder aan te wijzen die zich bezighoudt met het toezicht op een rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet (zie artikel 5:11 Awb). Anders dan in de Wmo 2015, is in de Jeugdwet niet bepaald dat het college een toezichthouder moet aanwijzen. Desalniettemin kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat het mogelijk is een toezichthouder aan te wijzen. Zo wordt in de Memorie van Toelichting bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting jegens de toezichthouder benoemd (zie TK 2013-2014, 33684, nr. 11). Het toezicht door de aangewezen toezichthouder ziet niet op de kwaliteit van de door de jeugdhulpaanbieders geleverde jeugdhulp. Dat toezicht is namelijk belegd bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Veiligheid en Justitie (zie Hoofdstuk 9 van de Jeugdwet). Zij voeren het kwaliteitstoezicht uit binnen het samenwerkingsverband Toezicht Sociaal Domein (TSD). Voor zover de gemeente signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde zorg, stuurt de gemeente deze door naar het TSD.

Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders. Het college stelt nadere regels vast over de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke toezichthouder. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de Awb.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Maasgouw in zijn openbare vergadering van 21 december 2021.

De griffier,

G.H. Bakkes

De voorzitter,

S.H.M. Strous

Naar boven