Verkeersbesluit opheffen van autowegstatus van de Maastunnel(traverse) tussen Westzeedijk en Wolphaertsbocht te Rotterdam

Rotterdam , Centrum en Charlois AS22/01951, 22/0004381

 

De directeur van cluster Stadsontwikkeling,

 

overwegende,

 

  • dat de Maastunnel een belangrijke stedelijke Maasoeververbinding van Rotterdam is die bestaat uit twee tunnelbuizen en een tunneltraverse met 2 rijstroken in zowel zuidelijke als noordelijke richting;

  • dat de als stadsroute 103 genummerde weg is gelegen binnen de bebouwde kom;

  • dat op de S103, tussen de Westzeedijk en Wolphaertsbocht (Maastunnel) een autoweg-regime geldt;

  • dat er op delen van het traject diverse andere geboden en verboden gelden, waaronder geslotenverklaringen voor voertuigen met zwaardere (gevaarlijke) lading en een omvang- en inhaalverbod voor vrachtauto’s en motorvoertuigen;

  • dat een autoweg-regime vaak buiten de bebouwde kom van toepassing is, waardoor er bij weggebruikers een beeld ontstaat dat er een hogere maximumsnelheid geldt dan de geldende 50 km/uur snelheid die van toepassing is op een autoweg binnen de bebouwde kom;

  • dat voor weggebruikers daarom niet altijd duidelijk is welk gedrag van ze wordt gevraagd en welke regels er gelden waardoor verkeersonveilige situaties kunnen ontstaan;

  • dat de oorspronkelijke inrichting van de weg als autoweg ook minder past bij de opkomende verstedelijking in het gebied en de daarbij gewenste kwaliteit van de leefomgeving;

  • dat daarnaast met de huidige lengte van het traject van 2,1 km niet voldaan wordt aan de Uitvoeringsvoorschriften BABW waarin wordt voorgeschreven dat het autoweg-regime uitsluitend wordt toegepast bij een weglengte van minimaal 2,5 kilometer;

  • dat het om bovenstaande redenen wenselijk is om het autoweg-regime op de S103, tussen Westzeedijk en Wolphaertsbocht in te trekken;

  • dat daarmee een eenduidige weginrichting onstaat waarbij de huidige snelheidsborden van 50 km/uur, geplaatst om bestuurders te attenderen op het autoweg-regime binnen de bebouwde kom, niet langer noodzakelijk zijn;

  • dat het op grond van verkeersveiligheidsoverwegingen wel noodzakelijk is een geslotenverklaring voor langzame voertuigen op dit wegtraject in te stellen zodat er geen snelheidsverschillen ontstaan tussen verschillende voertuigen;

  • dat het op grond van verkeersveiligheidsoverwegingen ook noodzakelijk is om een geslotenverklaring voor voetgangers in te stellen aangezien voetgangersvoorzieningen op dit wegtraject ontbreken;

  • dat er geen aanleiding is om de overige verboden die voortkomen uit het autoweg-regime zoals keer-, draai- of stilstaanverboden en uitwijkmogelijkheden in te stellen omdat de kans op deze gedragingen niet anders is dan op andere gebiedsontsluitende wegen met een 2x2-profiel;

  • dat bovenstaande verkeersmaatregelen, gelet op artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw, besluit van 21 april 1994, Staatsblad (Stb.) 1994, 475, zoals nadien gewijzigd), strekt tot:

    • het verzekeren van de veiligheid op de weg;

    • het beschermen van weggebruikers en passagiers;

    • het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer;

  • dat de weg onder beheer is van de gemeente Rotterdam;

  • dat het treffen van een verkeersmaatregel een normale maatschappelijke ontwikkeling is waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van de betrokkenen behoren te blijven;

  • dat in het kader van artikel 24 sub a. van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW, besluit van 26 juli 1990, 460, of zoals nadien gewijzigd) wel overleg heeft plaatsgevonden met de Politie, eenheid Rotterdam, waarbij de Politie, eenheid Rotterdam, te kennen heeft gegeven niet akkoord te zijn met deze maatregel;

  • dat de verkeerspolitie negatief adviseert omdat de huidige autowegstatus een aantal verboden met zich mee brengt die na het opheffen van de status deels moeten worden hersteld met aanvullende bebording. Omdat het aantal verkeersborden daarmee toeneemt, is de verkeerspolitie van mening dat dit een verslechtering is van de verkeersveiligheid. De politie wijst er ook op dat de Maastunnel deel uitmaakt van een calamiteitenweg en van groot belang is voor de doorstroming van het verkeer en een belangrijke rol speelt in het kader van de bereikbaarheid. De gemeente is van oordeel dat de toename van borden zeer beperkt is en niet opweegt tegen het voordeel van een eenduidige weginrichting voor de weggebruiker. Daarnaast is de maatregel afgestemd met de tunnelbeheerder, waarbij is vastgesteld dat het opheffen van de autowegstatus geen consequenties heeft voor de doorstroming en/of verkeersveiligheid van de Maastunnel;

  • Gelet op artikel 18 aanhef en onder d van de Wegenverkeerswet 1994 (Staatsblad 1994, nr. 475, zoals nadien gewijzigd), het bepaalde in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer en daartoe bevoegd krachtens door het college van Burgemeester en Wethouders verleend mandaat in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 (gemeenteblad 2016-6556, zoals nadien gewijzigd);

 

 

 

Besluit:

Tot het intrekken van het autoweg-regime op de S103, tussen de Westzeedijk en Wolphaertsbocht (Maastunnel) middels,

  • het verwijderen van bord G03 (autoweg) en G04 (einde autoweg) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de Wolphaertsbocht;

  • het verwijderen van bord G03 (autoweg) van bijlage 1 van het RVV 1990 hoogte van de kruising met het Maastunnelplein;

  • het verwijderen van bord G03 (autoweg) en G04 (einde autoweg) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de rotonde met de Westzeedijk;

  • het verwijderen van bord G03 (autoweg) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de Karl Wiesbardstraat nummer 175;

 

Tot het instellen van een geslotenverklaring voor langzaam verkeer op de S103, tussen de Westzeedijk en Wolphaertsbocht (Maastunnel) middels,

  • het plaatsen van bord C09 (gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur, brommobielen, (snor)fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van Pleinweg nummer 195B;

  • het plaatsen van bord C16 (gesloten voor voetgangers) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van Pleinweg nummer 195B;

  • het plaatsen van bord C09 (gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur, brommobielen, (snor)fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de kruising met het Maastunnelplein;

 

  • het plaatsen van bord C16 (gesloten voor voetgangers) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de kruising met het Maastunnelplein;

  • het plaatsen van bord C09 (gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur, brommobielen, (snor)fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de rotonde met de Westzeedijk;

  • het plaatsen van bord C16 (gesloten voor voetgangers) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de rotonde met de Westzeedijk;

  • het plaatsen van bord C09 (gesloten voor ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/uur, brommobielen, (snor)fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van de Karl Wiesbardstraat nummer 175;

  • het plaatsen van bord C16 (gesloten voor voetgangers) van bijlage 1 van het RVV 1990 ter hoogte van het Esso station;

 

Te bepalen dat de verkeersmaatregelen worden uitgevoerd conform bijgevoegd bordenplan.

 

De directeur van Cluster Stadsontwikkeling wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Dit besluit wordt zowel in het Gemeenteblad als op de voor de gemeente gebruikelijke wijze gepubliceerd.

 

Rotterdam, 24 februari 2022

Namens het college van Burgemeester en Wethouders

de directeur van het cluster Stadsontwikkeling,

voor deze, het hoofd Mobiliteit,

M.A. van Kruiningen

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit binnen zes weken na datum van publicatie een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Dit bezwaarschrift moet ondertekend zijn en moet ten minste bevatten:

- naam en adres van de indiener

- datum bezwaarschrift

- de gronden van het bezwaar

- een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar zich richt.

 

Het bezwaarschrift moet worden gezonden naar:

Het college van burgemeester en wethouders,

t.a.v. de Algemene Bezwaarschriftencommissie , postbus 1011, 3000 BA te ROTTERDAM.

Faxnummer Algemene Bezwaarschriftencommissie: (010) 2676300.

 U kunt uw bezwaarschrift ook digitaal indienen op: www.rotterdam.nl/bezwaar

U kunt, indien u een bezwaarschrift bij het college heeft ingediend, een verzoek om voorlopige voorziening (o.a. schorsing) indienen bij:

Rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, postbus 50951, 3007 BM te ROTTERDAM.

Voor een dergelijk verzoek is griffiegeld verschuldigd.

Naar boven