Gemeenteblad van Lisse
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lisse | Gemeenteblad 2022, 8580 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lisse | Gemeenteblad 2022, 8580 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening tot tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Lisse
De raad van de gemeente Lisse,
gelezen het voorstel van het college van 12 oktober 2021 met als onderwerp Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Lisse
gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering,
Gemeentewet, art. 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a
Wet openbare manifestaties, art. 3 en 4
Alcoholwet, art. 4, 25a, 25b, 25c en 25d
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 5.13
Activiteitenbesluit milieubeheer, art. 2.18, eerste lid onder f en g en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid
Wet op de kansspelen, art. 30c
Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid wordt “artikel 2:7” vervangen door “artikel 2:11 of artikel 2:12”.
Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 2 wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
“De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.”
Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste en derde lid wordt “hij” vervangen door “degene”.
Artikel 2:10 komt te luiden als volgt:
Artikel 2:10a komt te vervallen.
Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 3 wordt toegevoegd en komt te luiden:
In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur en na 24.00 uur, voorts dient in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare gemiddelde geluidsniveau (meetperiode 1 minuut) van 65 dB(A) op de gevels van omringende woningen niet te wordt overschreden. Indien er geen woningen aanwezig zijn dan geldt de genoemde geluidsnorm op een afstand van 25 meter van het evenement;
Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:
In het negende lid wordt de “Drank- en Horecawet” vervangen door de “Alcoholwet”.
Artikel 2:29 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:40 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:40a wordt als volgt gewijzigd:
In de eerste zin wordt achter “ruimte” “en/of een daarbij behorend erf,” ingevoegd.
Artikel 2:41wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd:
Lid vijf, sub c. wordt verwijderd.
Artikel 2:48 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:48a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
“Artikel 2:48a Hinderlijk gebruik lachgas
Artikel 2:50a wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar kleding en goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen – of daarmee sterke gelijkenis hebben – van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.”
Artikel 2:59 komt te luiden als volgt:
Artikel 2:68 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:70 is vervallen en wordt als volgt weer toegevoegd:
“Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven”
Artikel 2:73 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste en het tweede lid wordt “bezigen” vervangen door “gebruiken”.
Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het eerste tot en met het vijfde lid wordt een tweede, derde en vierde lid ingevoegd, deze luiden als volgt:
Artikel 2:74a wordt als volgt gewijzigd:
In dit artikel wordt “de” openbare plaats vervangen door “een” openbare plaats.
Artikel 2:74b wordt als volgt gewijzigd:
In dit artikel wordt “de” openbare plaats vervangen door “een” openbare plaats.
Afdeling 11A Exploitatievergunning Smartshops komt te vervallen.
Artikel 2:77 wordt als volgt gewijzigd:
“plaatsing van vaste camera’s” wordt vervangen door “plaatsing van camera’s”.
Artikel 3:3 wordt als volgt gewijzigd:
De verwijzing naar artikel “3:13” wordt vervangen door artikel “3:14”.
Artikel 3:5 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder c, i wordt “Drank- en Horecawet” vervangen door “Alcoholwet”.
Artikel 3:9 wordt als volgt gewijzigd:
De verwijzingen in het derde en vierde lid naar artikel “3:13” worden vervangen door “3:14”.
Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:
De verwijzing in het tweede lid naar artikel “3:13” wordt vervangen door artikel “3:14”.
Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:9a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
“Artikel 4:9a Verbod oplaten ballonnen
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.”
Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 4:19 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt “nadert” vervangen door “nadere”.
Artikel 5:8 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 6 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
Artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 4 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
Artikel 5:14 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder sub b wordt “eerste lid, onder h” vervangen door “eerste lid, onder g”.
Artikel 5:18 wordt als volgt gewijzigd:
Lid 5 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
Artikel 5:20 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:22 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid onder sub a wordt “eerste lid, aanhef en onder h” vervangen door “eerste lid, aanhef en onder g”.
Artikel 5:23 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6:2 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid komt als volgt te luiden:
“Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA), de politie, de havenmeester en de marktmeester.”
In de volgende artikelen is de Provinciale wegenverordening, het Provinciale wegenreglement, de Provinciale vaarwegenverordening, de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland en de Provinciale Landschapsverordening gewijzigd in:
“Omgevingsverordening Zuid-Holland”:
Artikel 2:10, lid 6, artikel 2:11, lid 4, artikel 2:12, lid 3, artikel 2:64, lid 4, artikel 4:13, lid 3, artikel 5:6, lid 3, artikel 5:20, artikel 5:24, lid 4, artikel 5:25, lid 3, artikel 5:26, lid 3, artikel 5:28, lid 2 en artikel 5:30, lid 2.
De toelichting op de Algemene Plaatselijke Verordening Lisse wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting op artikel 1:2 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 1:7, lid 2 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:1 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:3 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:10 komt als volgt te luiden:
Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn.
In artikel 2:10 is een breed gestelde algemene regel opgenomen in plaats van een vergunningstelsel. Op deze manier wordt een nadrukkelijke keuze gemaakt voor het bieden van meer ruimte aan burger en bedrijfsleven. De gedachte is dat voor een groot aantal voorwerpen die in de openbare ruimte worden geplaatst een vergunning overbodig is, omdat deze voorwerpen volstrekt geen overlast veroorzaken of zelfs bijdragen aan de leefbaarheid.
In het tweede lid is een concretere invulling van het begrip hinder voor het verkeer opgenomen.
In het derde lid is de bevoegdheid voor het college opgenomen om nadere regels te stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.
Voor het verlenen van ontheffingen (vierde lid) is het college in beginsel het bevoegde bestuursorgaan. Voor een terrasontheffing is de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan.
De ontheffing wordt verleend als omgevingsvergunning indien het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wabo (vijfde lid).
Er was geen toelichting van artikel 2:10 a. dit blijft zo.
In de toelichting op artikel 2:24 wordt de toelichting op een Straatfeest of buurtbarbecue vervangen door een nieuwe toelichting, luidende:
De omschrijving van een klein evenement is verruimd waardoor meerdere kleine evenementen onder de begripsbepaling vallen en hierdoor meer mogelijkheden zijn om een klein evenement te organiseren onder de gestelde voorwaarden.
De toelichting op artikel 2:25 komt als volgt te luiden:
Bij grote en middelgrote evenementen is vooraf een vergunning noodzakelijk, controle achteraf kan niet volstaan wegens mogelijk gevaar voor de openbare orde, overlastsituaties, verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid en dergelijke.
Ook de organisator is bij een vergunningstelsel gebaat, omdat hij met de gemeente kan onderhandelen om goede afspraken te maken. Zo krijgt hij op het evenement toegesneden voorwaarden.
In het geval van een klein evenement kan volstaan worden met een melding. Het is dan niet per se noodzakelijk en proportioneel om een vergunning te eisen.
Evenementen en bestemmingsplan
Een aanvraag voor een APV-vergunning voor een evenement kan niet geweigerd worden enkel omdat het in strijd is met een bestemmingsplan. Een aanvraag voor een evenementenvergunning moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van de belangen die zijn opgenomen in de weigeringsgronden. Andersoortige belangen kunnen bij het beoordelen van de aanvraag geen zelfstandige weigeringsgrond opleveren (ABRvS 29-03-2003, ECLI:NL:RVS:AF8028).
Het bestemmingsplan is vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening uiteraard wel relevant.
Het bestemmingsplan moet het gebruik ten behoeve van het gewenste evenement namelijk toestaan. Daarbij moet worden beoordeeld of het evenement naar omvang, duur en uitstraling een planologische relevantie heeft.
Evenementen die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben, kunnen gewoon plaatsvinden. Daarvoor is geen omgevingsvergunning nodig. Voor deze evenementen is wel een evenementenvergunning vereist op grond van de APV en eventuele andere toestemmingen of ontheffingen voor muziek/geluidhinder, meldingen brandveiligheid enz.
Voor het gebruik van een terrein in strijd met het bestemmingsplan voor een evenement met planologische relevantie kan (naast de APV evenementenvergunning) een omgevingsvergunning (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) worden aangevraagd. Het college kan de omgevingsvergunning verlenen met behulp van de in artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo genoemde afwijkingsmogelijkheden.
Bij het beoordelen van een aanvraag wordt gekeken of de vergunning al dan niet geweigerd wordt aan de hand van de in artikel 1:8 genoemde criteria.
De burgemeester is bevoegd voorschriften te verbinden aan het houden van een evenement. Hij hoeft zich niet te beperken tot de voorschriften die voortvloeien uit de aanvraag, of de voorschriften waarmee de aanvrager instemt. Voor de toelaatbaarheid van de voorschriften geldt een aantal voorwaarden:
Het is volgens de Afdeling aanvaardbaar dat de burgemeester na aanvankelijke weigering aan een alsnog verleende evenementenvergunning nadere voorschriften stelt (ABRvS 28-04-2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO8495 (“Rockbitch”)).
Niet nakoming van voorschriften die aan de vergunning verbonden zijn kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning, dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 1:6 is de intrekkingsbevoegdheid vastgelegd.
Bij het bepalen van geluidsnormen in een evenementenvergunning kan de burgemeester gebruik maken van objectieve bronnen, zoals een nota evenementenbeleid. Maar het is vaste jurisprudentie dat op objectieve gronden niet valt vast te stellen wanneer een omwonende ten gevolge van een evenement onduldbare geluidshinder ondervindt. Het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. De burgemeester moet dus in een voorliggend geval onderzoek doen naar en inzicht hebben in de mate van hinder aan de zijde van de omwonenden. Zie ABRvS 11-05-2016, ECLI:NL:RVS:2016:1245 (Hardshock Festival Zwolle), ABRvS 15-05-2019, ECLI:NL:RVS:2019:1566 (Evenement Pride Amsterdam 2017), ABRvS 06-11-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3720 (Pride 2018 Amsterdam), ABRvS 10-7-2019, ECLI:NL:RVS:2019:2346 (Muziekboulevard 2017 en Kermis Eikenboomgaard 2017 Oss).
Voor kleine evenementen volstaat een meldingsplicht. Het blijft verboden om zonder melding zo’n evenement zoals het straatfeest of de buurtbarbecue te houden, zodat de gemeente kan optreden als zonder deze melding een klein evenement wordt georganiseerd.
Er kan aanleiding zijn om het organiseren van een klein evenement te verbieden. Dit is alleen mogelijk, als de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
De bevoegdheid van de burgemeester in het kader van het toezicht op evenementen stoelt op artikel 174 van de Gemeentewet. In het derde lid van dit artikel is aangegeven dat de burgemeester belast is met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Het begrip ‘toezicht’ is ruimer dan alleen de handhaving van de openbare orde. Het gaat hier ook om de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de burger in incidentele gevallen en op bepaalde plaatsen. Indien de burgemeester de uitvoering van zijn toezichthoudende taak wil overlaten aan ambtenaren dan kunnen deze bevoegdheden worden gemandateerd overeenkomstig afdeling 10.1.1. van de Awb.
Het is de verantwoordelijkheid van de organisator om zich tijdig over de regels te informeren zodat hij niet met termijnen in de problemen komt. De organisator kan een natuurlijk persoon of rechtspersoon zijn.
De organisator stelt de burgemeester ten minste dertien weken voorafgaand aan het evenement in kennis van het evenement. De gemeente heeft er belang bij om tijdig op de hoogte te zijn van een initiatief dat zich afspeelt in de buitenlucht. De gemeente moet hierbij zelf overwegen welke termijn redelijk is.
De Alcoholwet bepaalt dat er geen vergunning of ontheffing nodig is als: a. er een besloten feest wordt gehouden, waar b. geen entree wordt gevraagd en waar c. gratis alcohol wordt geschonken. Er moet dan wel voldaan worden aan alle drie vereisten. Wanneer er sprake is van het vragen en betalen van een vaste bijdrage impliceert dit dat er sprake is van het anders dan om niet verstrekken van alcoholische drank (artikel 1 juncto 3 van de Alcoholwet, zie HR 10-02-1987, NJ 1987, nr. 836). In laatstgenoemd geval kan de burgemeester op grond van artikel 35 van de Alcoholwet voor het eendaagse evenement een ontheffing verlenen.
Bij toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn is het een vereiste om de meldingsplichtige een ontvangstbevestiging te sturen. Daarin wordt vermeld dat het evenement mag plaats vinden, indien de burgemeester niet binnen een bepaalde termijn reageert.
De burgemeester kan de vergunning, onverminderd het bepaalde in de artikelen 1:6 en 1:8, geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd intrekken of wijzigen indien hij van mening is dat dit noodzakelijk is in het kader van de openbare orde en veiligheid, het leefklimaat, de verkeersveiligheid, de zedelijkheid of gezondheid, een gebeurtenis van nationale omvang, de handhaving en/of politiecapaciteit, dat het evenement niet past in het Imago van de gemeente en het feit dat er in de drie jaar voorafgaand aan het evenement, sancties zijn opgelegd aan de organisator.
Voor wedstrijden met voertuigen op of aan de weg is in de WVW 1994 een regeling getroffen. Daarom zijn deze in dit lid uitgezonderd. Op grond van artikel 10 van de WVW 1994 is een wedstrijd met voertuigen verboden, tenzij daarvoor ontheffing is verleend op grond van artikel 148 van de WVW 1994. Als de wegen waarvoor ontheffing wordt gevraagd alle in één gemeente liggen, is het college bevoegd om de ontheffing te verlenen.
Kleinere evenementen zijn al vergunningsvrij. Deze vergunning ziet derhalve op grotere evenementen [en full-contact vechtsportevenementen]. Daarbij is een lex silencio positivo niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden. Er zijn derhalve verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid en milieu om van een lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. van de Awb wordt derhalve van toepassing uitgezonderd.
Aan de toelichting op artikel 2:27 wordt het volgende toegevoegd:
“Door de woorden “ter plaatse” wordt duidelijk dat afhaalrestaurants niet onder de definitie van openbare inrichting vallen.
De toelichting op artikel 2:28 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:29 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:40 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:40a wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
Deze (ingrijpende) bevoegdheid van de burgemeester strekt tot het herstellen van de openbare orde, de veiligheid of zedelijkheid door het weren en terugdringen van strafbare feiten in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden. Sluiting op deze grond is niet mogelijk voor zover dat reeds mogelijk is op een andere grond genoemd in de APV of artikel 13b van de Opiumwet. Horecagelegenheden kunnen worden gesloten op grond van de APV. Als sprake is van drugs(handel) kunnen gebouwen worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.
In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond van de Gemeentewet kan echter slechts voor een beperkte periode en bij (een dreiging van) ernstige verstoring van de openbare orde. Als langere sluiting is gewenst of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:40a van de APV hiertoe de bevoegdheid.
De sluitingsbevoegdheid kan bijvoorbeeld worden ingezet om de volgende criminele activiteiten die als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden, kunnen worden aangemerkt: heling; witwassen; zedendelicten; geweldsincidenten; aantreffen van wapen(s) in de zin van de Wet wapens en munitie; handel in wapen(s) in de zin van de Wet wapens en munitie; arbeidsuitbuiting; (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel; illegale gokactiviteiten; het faciliteren van criminele activiteiten. Bijvoorbeeld wanneer ondernemers van (dienstverlenende) bedrijven zoals, autoverhuurbedrijven, uitzendbureaus of winkels overlast (blijven) veroorzaken of ter plaatse strafbare feiten plegen, deze faciliteren, gedogen of op enigerwijze toestaan.
Voor de toepassing van artikel 2:40a is het niet relevant of de exploitant van de inrichting betrokken is bij de tot sluiting redengevende feiten, of dat hem daarvan anderszins een verwijt kan worden gemaakt. De sluiting beoogt geen straf op te leggen, maar is gericht op het herstel van de openbare orde die in gevaar wordt gebracht door feiten en omstandigheden die in de inrichting plaatsvinden. De schuldvraag is daarbij in principe niet van belang.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als de voortzetting van de sluiting niet langer nodig is en beoordeelt of dat het geval is. Van belang hierbij is onder meer de bereidheid en de bekwaamheid van de exploitant om aantoonbaar en daadwerkelijk maatregelen te nemen om herhaling van het gebeurde te voorkomen, bij voorbeeld door herinrichting van het bedrijf, verscherping van het toelatingsbeleid of het aannemen van (ander) personeel.
De toelichting op artikel 2:41 wordt geheel vervangen en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Het eerste lid, tweede en derde lid, regelen het verbod om een woning, dan wel een pand of lokaal te betreden dat gesloten is op grond van de verschillende sluitingsbevoegdheden van de burgemeester. Het vierde lid regelt de uitzondering dat personen wier aanwezigheid noodzakelijk is er wel mogen komen. Het vijfde tot en met zevende lid zijn in dit artikel opgenomen omdat deze plichten dan wel verboden betrekking hebben op alle sluitingsbevoegdheden die aan de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde zijn toegekend.
De toelichting op artikel 2:47 behoeft niet te worden gewijzigd.
In de toelichting op artikel 2:48 wordt “DHW” vervangen door “Alcoholwet”.
De toelichting op artikel 2:48a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:48a Hinderlijk gebruik lachgas
Uit onderzoek van het RIVM en het Trimbosinstituut is gebleken dat lachgas steeds vaker in risicovolle hoeveelheden door personen en groepen wordt gebruikt. Daarbij kan het gebruik van lachgas geregeld gepaard gaan met hinder. Het opnemen van dit artikel biedt politie en boa’s extra handvatten om op te treden wanneer er sprake is van hinder door het gebruik van lachgas. Lachgas betreft een legaal product. Het gebruik in direct verband met veroorzaakte hinder is dan ook noodzakelijk om te kunnen handhaven.
De toelichting op artikel 2:50a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Op grond van dit artikel geldt een verbod om op openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken vertonen – of daarmee sterke gelijkenis hebben – van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of ontbonden is vanwege strijd met de openbare orde. Te denken valt hierbij aan zogenoemde Outlaw Motorcycle Gangs (OMG). Het kan bijvoorbeeld gaan om de naam, logo’s, spreuken, kleding en andere aanduiding op motoren.
Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1. Voor het geval van samenloop met de strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht (met name relevant na het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak) is voorzien in een anti-samenloopbepaling (tweede lid).
De toelichting op artikel 2:59 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:68 komt als volgt te luiden:
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 437ter, eerste lid, van het WvSr bevat voorschriften die in het algemeen het gevaar voor heling beogen te voorkomen.
Artikel 437ter, tweede lid, van het WvSr legt de handelaar de verplichting op de burgemeester of door hem aangewezen ambtenaren tevoren schriftelijk in kennis te stellen als hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt. De wetgever heeft afgezien van een regeling om de uitoefening van het opkopersbedrijf aan een voorafgaande toelating door het gemeentebestuur te binden. De aanmeldingsplicht is in onderdeel a, sub 1e, nader uitgewerkt.
Als zich wijzigingen in het adres of beroep van de handelaar voordoen, dient de burgemeester hiervan in kennis te worden gesteld. De politie kan hierdoor de registratie van de handelaren actueel houden.
Hier spelen onder meer de omstandigheden waaronder het goed aan de handelaar wordt aangeboden en diens wetenschap zelf een rol. De inhoud van deze bepaling ligt dicht tegen die van artikel 437bis, eerste lid, van het WvSr aan. Hier is het echter de ondernemer die het initiatief moet nemen. Deze bepaling kan niet in strijd worden geacht met de artikelen 160 en 161 van het WvSv.
In artikel 437, eerste lid, onder c, van het WvSr wordt aan de daartoe aangewezen ambtenaar de bevoegdheid gegeven om inzage te hebben in het inkoopregister. De bevoegdheid tot inzage in het verkoopregister is niet aangegeven in het WvSr, zodat een regeling in de APV noodzakelijk is. Door de bevoegdheid tot inzage van het verkoopregister bij de daartoe aangewezen ambtenaar te leggen, kan deze ambtenaar zowel het inkoop als het verkoopregister inzien.
Bij een regeling tot effectieve helingbestrijding mag een bepaling betreffende de vervreemding van door opkoop verkregen goederen niet ontbreken. Artikel 2:68, onder d, voorziet hierin.
De bepaling sluit nauw aan op hetgeen bepaald is in artikel 437, eerste lid, onder d en f, van het WvSr. Daar is de handelaar of een voor hem handelend persoon die in strijd met een schriftelijke last van de burgemeester (of een vanwege hem gegeven last) bepaalde goederen vervreemdt, of niet in bewaring geeft, of die niet voldoet aan de daarbij gegeven aanwijzingen, strafbaar gesteld. In onderdeel d is gekozen voor een termijn van drie dagen, zodat de bedrijfsvoering van de handelaren niet al te zeer wordt belemmerd.
De toelichting op artikel 2:70 wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
De toelichting op artikel 2:73 behoeft niet te worden gewijzigd.
De toelichting op artikel 2:73a wordt toegevoegd en komt te luiden als volgt:
Artikel 2:73a Verbod carbidschieten
De verkoop- en het afsteken van vuurwerk is tijdens de jaarwisseling ‘20/’21 verboden. Vanuit de noodzaak om de druk in de zorg niet verder op te laten lopen is besloten tot een verbod op carbidschieten. Carbidschieten is geen vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit en valt ook niet onder het door het kabinet aangekondigde vuurwerkverbod. Het carbidschieten krijgt steeds meer algemene bekendheid, ook in gebieden waar dit geen normaal gebruik is tijdens de jaarwisseling.
Daarnaast is het doel van het verbod om verstoring van de openbare orde zoveel mogelijk te voorkomen.
Het veilig en handhaafbaar organiseren van (grootschalig) carbid schieten vergt een gedegen afstemming van diverse betrokkenen. Regels over carbidschieten zijn in gemeenten waar dit een traditie is vaak opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) of daaruit voorvloeiend beleid. In de gemeente Lisse is het afschieten van carbid geen traditie.
Het gevaar bestaat echter dat het afsteken van carbid als alternatief voor het afsteken van vuurwerk wordt gezien.
Het tweede lid (de mogelijkheid tot het aanvragen van een ontheffing) reguleert de mogelijkheid om toch met carbid te mogen schieten.
Het derde lid geeft de burgemeester de mogelijkheid om locaties aan te wijzen waar het schieten met carbid is toegestaan.
Het vierde lid biedt de mogelijkheid aan de burgemeester om nadere regels te stellen aan de locatie en het gebruik van carbid.
De toelichting op artikel 2:74a behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 2:74b behoeft geen wijziging.
Er was geen toelichting op afdeling 11A EXPLOITATIEVERGUNNING SMARTSHOPS, dit blijft zo.
De toelichting op artikel 2:77 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 3:3 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 3:5 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 3:9 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 3:16 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 4:2 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:
In het tweede lid wordt “tien werkdagen” vervangen door “twee weken”.
De toelichting op artikel 4:9a is nieuw en komt als volgt te luiden:
Artikel 4:9a Verbod ballonnen op te laten
In het eerste lid is omschreven wat in deze bepaling onder “ballon” wordt verstaan. Het verbod geldt voor die ballonnen die onder deze definitie vallen. Hierbij moet worden gedacht aan herdenkingsballonnen, sfeerballonnen, vuurballonnen, gelukslampionnen, wensballonnen, papierballonnen, geluksballonnen etc. Ook zgn. biologisch afbreekbare ballonnen vallen onder dit verbod.
In het tweede lid staat het verbod. Dit geldt alleen voor het oplaten van ballonnen. Als de ballonnen aan een kabel of touw bevestigd zijn, waardoor ze niet vrij de lucht in gaan, geldt dit verbod niet. Dan worden de ballonnen immers niet opgelaten. Het verbod geldt ook voor het organiseren van ballonoplatingen.
In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om van het verbod ontheffing te verlenen. De ontheffing kan worden geweigerd op basis van de algemene weigeringsgronden in artikel 1:8 van de APV. Dit betekent dat de ontheffing kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.
In het vierde lid is aangegeven wanneer het verbod niet geldt. Dan is dus geen ontheffing nodig. er wordt een uitzondering opgenomen voor ballonnen die door menselijk ingrijpen worden gestuurd.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid van de APV moet op de aanvraag om ontheffing binnen acht weken worden beslist. Deze termijn kan met maximaal acht weken worden verlengd. In het vijfde lid is opgenomen dat de ontheffing van rechtswege is verleend als niet tijdig op de aanvraag is beslist.
De toelichting op artikel 4:13 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 4:19 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:8 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:13 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:14 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:18 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:20 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:22 behoeft geen wijziging.
De toelichting op artikel 5:23 behoeft geen wijziging.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-8580.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.